• No results found

Zeeweringen-logo wordt t.z.t. ter beschikking gesteld Lettertype: Arial

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Zeeweringen-logo wordt t.z.t. ter beschikking gesteld Lettertype: Arial"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

MINISTERIE VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Contractnummer 31006546 ( vh ZLD-6604)

Aanbesteding te Middelburg op woensdag 17 september 2008 om 10.00 uur

RIJKSWATERSTAAT ZEELAND Met een inschrijvingsbiljet,

23 tekeningen en 6 bijlagen

BESTEK EN VOORWAARDEN

voor het verbeteren van de glooiingconstructie ter plaatse van de Oud Noord-Bevelandpolder, incl.

Colijnsplaat, tussen dp1797 en dp1834 met bijkomende werken in de gemeente Noord-Beveland.

(2)

ATTENTIE

Dit bestek wijkt in belangrijke mate af van de traditioneel door de Rijkswaterstaat te gebruiken activiteit- of productgerichte bestekken.

In het kader van innovatief aanbesteden wil de Rijkswaterstaat het bedrijfsleven op andere wijze betrekken bij het realiseren van projecten ten behoeve van de Nederlandse infrastructuur.

Door de toepassing van andere contractvormen dan de traditionele wenst de Rijkswaterstaat het bedrijfsleven bij de uitvoering van werken in staat te stellen tot het doorvoeren van product- en procesinnovaties.

De aanbesteding van het werk volgens dit bestek vindt plaats onder toepassing van het Aanbestedingsreglement Werken 2005 (ARW 2005).

Inschrijvingen kunnen niet langer ten kantore van de aanbesteder worden gedeponeerd in een aanbestedingsbus.

Inschrijvingen dienen te worden bezorgd of afgegeven op het kantoor van de aanbesteder; dan wel dienen per post aan de aanbesteder te worden gezonden.

De inschrijver dient er zorg voor te dragen dat zijn inschrijving tijdig aanwezig is vóór het sluiten van de inschrijvingstermijn.

De aanbesteding kan niet worden bijgewoond door inschrijvers en belanghebbenden.

Bij Europese aanbestedingen wordt van inschrijvers verlangd dat zij bij hun inschrijving een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG)

verstrekken.

Voor informatie omtrent de VOG en het aanvragen daarvan zie:

http://www.justitie.nl/onderwerpen/opsporing_en_handhaving/verklar ing_omtrent_het_gedrag/index.aspx Inschrijvers dienen er rekening mee te houden dat de aanvraag van een VOG een behandelingsduur kan hebben van ca. 8 weken.

(3)
(4)

2 BESCHRIJVING VAN HET WERK; GEGEVENS

21 ALGEMEEN

21.1 Algemene beschrijving

Het werk omvat het verbeteren van de glooiingconstructie ter plaatse van de Oud Noord- Bevelandpolder, incl. Colijnsplaat, tussen dp1797 en dp1834 met bijkomende werken in de gemeente Noord-Beveland.

21.2 Informatie over arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden

Informatie over de verplichtingen ingevolge de regelingen inzake arbeidsbescherming en arbeidsvoorwaarden, die op de plaats waar het werk wordt uitgevoerd gelden en die van toepassing zijn op de werkzaamheden, die tijdens de uitvoering op het bouw- en werkterrein worden verricht, kan de inschrijver verkrijgen bij:

 de internetsite: www.szw.nl

21.3 Peilen en hoofdafmetingen

De hoogteligging en de hoofdafmetingen van het te maken werk zijn op de bestekstekeningen aangegeven.

21.4 Waterstanden

1. Onderstaand volgen enkele gegevens omtrent de waterstanden Roompot Binnen en Stavenisse.

Deze gegevens zijn ontleend aan het “Gemiddelde getijkromme 1991.0 / Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ), afdeling Informatiesystemen – Den Haag”.

Slotgemiddelde (91.0) in meters t.o.v. NAP

Getijde Roompot Binnen Stavenisse

H.W. L.W. H.W. L.W.

Dood tij +1.09 -1.10 +1.30 -1.26

Gemiddeld tij +1.33 -1.21 +1.58 -1.39

Spring tij +1.52 -1.23 +1.80 -1.42

Afwijkingen van genoemde peilen geven de aannemer geen aanspraak op bijbetaling of schadevergoeding.

2. Actuele informatie over de optredende en verwachte waterstanden kan worden opgevraagd via het internet op www.getij.nl en www.actuelewaterdata.nl.

Afwijkingen van de op genoemde websites vermelde waterstanden of het niet beschikbaar zijn van de genoemde websites, geven de aannemer geen aanspraak op bijbetaling of schadevergoeding.

21.5 Terreingesteldheid

De inschrijver wordt geacht zich vóór de aanbesteding op de hoogte te hebben gesteld van de omstandigheden ter plaatse van het te maken werk.

De aannemer zal zich dan ook nimmer kunnen beroepen op onbekendheid van de situatie.

(5)

22 DOCUMENTEN

22.1 Tekeningen

Bij dit bestek behoren 23 tekeningen, te weten:

Tekeningnummer Omschrijving

ZLRW 2008-1030 Situatie bestaand en nieuw van dp1797+70m tot dp1807+70m ZLRW 2008-1031 Situatie bestaand van dp1807+70m tot dp1821+55m

ZLRW 2008-1032 Situatie nieuw van dp1807+70m tot dp1821+55m ZLRW 2008-1033 Situatie bestaand en nieuw van dp1821+55m tot dp1836

ZLRW 2008-1034 Situatie verborgen glooiing bestaand en nieuw Oostnol t.h.v. dp1820 ZLRW 2008-1035 Situatie verborgen glooiing bestaand en nieuw Westnol t.h.v. dp1825 ZLRW 2008-1036 Dwarsprofiel 1 bestaand en nieuw van dp1797 tot 1801+75m

ZLRW 2008-1037 Dwarsprofiel 2 bestaand en nieuw van dp1801+75m tot dp1802+25m ZLRW 2008-1038 Dwarsprofiel 3 bestaand en nieuw van dp1802+25m tot dp1808+50m ZLRW 2008-1039 Dwarsprofiel 4 bestaand en nieuw van dp1808+50m tot dp1810-205m ZLRW 2008-1040 Dwarsprofiel 5 bestaand en nieuw van dp1810 tot 1814

ZLRW 2008-1041 Dwarsprofiel 6 bestaand en nieuw van dp1814 tot 1816+25m ZLRW 2008-1042 Dwarsprofiel 7 bestaand en nieuw van dp1816+25m tot 1817+56m ZLRW 2008-1043 Dwarsprofiel 8 bestaand en nieuw van dp1818 tot 1818-350m ZLRW 2008-1044 Dwarsprofiel 9 bestaand en nieuw van dp1818-350m tot 1818-700m ZLRW 2008-1045 Dwarsprofiel 10 bestaand en nieuw van dp1818+50m tot 1820 ZLRW 2008-1046 Dwarsprofiel 11 bestaand en nieuw van dp1820 tot 1820+50m ZLRW 2008-1047 Dwarsprofiel 12 bestaand en nieuw van dp1820+50m tot 1824 ZLRW 2008-1048 Dwarsprofiel 13 bestaand en nieuw van dp1824 tot 1825 ZLRW 2008-1049 Dwarsprofiel 14 bestaand en nieuw van dp1825 tot 1828+38m ZLRW 2008-1050 Dwarsprofiel 15 bestaand en nieuw van dp1828+38m tot 1834 ZLRW 2008-1051 Situatie mantelbuizen bestaand en nieuw

ZLRW 2008-1052 Transportroute

Alle tekeningen worden zowel in DWF- als in PDF-formaat ter beschikking gesteld. Om de tekening op schaal af te drukken wordt geadviseerd gebruik te maken van het DWF-formaat.

22.2 Bijlagen

Bij dit bestek behoort de volgende bijlage:

Bijlage nr. Omschrijving

1. Inschrijvings- en beoordelingsdocument Openbare procedure contractnummer 31006546 (ZLD- 6604);

2. Veiligheids- en gezondheidsplan ontwerp (V&G-plan);

3. Notitie “Houtcertificering en duurzaam bosbeheer”;

4. Tekening Bouwbord;

5. Lijst kritieke punten contractnummer 31006546 (ZLD-6604);

6. Kaart Dieptelijnen.

22.3 Verantwoordelijkheid voor de interpretatie en aanvulling van verschafte informatie

De aannemer is verantwoordelijk voor de interpretatie van alle aan hem verschafte informatie en dient die informatie, voor zover nodig voor de juiste en tijdige uitvoering conform dit bestek, zelf aan te vullen.

De aannemer is verplicht te onderzoeken of, en de opdrachtgever onverwijld schriftelijk te waarschuwen indien de aan hem verschafte informatie zodanige fouten bevat of gebreken vertoont, dat hij in strijd met de eisen van redelijkheid en billijkheid zou handelen als hij zonder waarschuwing bij het verrichten van het werk op deze informatie zou voortbouwen.

Indien en voor zover de aannemer gebruik maakt van de aan hem verstrekte informatie:

 wordt hij geacht die inhoud volledig te hebben gecontroleerd, én

(6)

 maakt hij die inhoud tot de zijne en accepteert hij de uitsluitende verantwoordelijkheid daarvoor.

22.4 Intellectueel eigendom

Alle intellectuele eigendomsrechten van dit bestek, inclusief de tekeningen en bijlagen berusten bij Rijkswaterstaat. De inschrijver c.q. de aannemer verkrijgt uitsluitend het recht de bedoelde

documenten te gebruiken in het kader van de aanbesteding c.q. de uitvoering van het werk volgens dit bestek.

De inschrijver c.q. de aannemer is uitsluitend gerechtigd zijn gebruiksrecht over te dragen aan een derde indien en voorzover dit noodzakelijk is in het kader van de aanbesteding c.q. de uitvoering van het werk volgens dit bestek. In alle andere gevallen is het gebruik van de documenten dan wel de overdracht van het gebruiksrecht door de inschrijver c.q. de aannemer niet toegestaan dan na voorafgaande schriftelijke toestemming van de aanbesteder c.q. de opdrachtgever. Aan eventuele toestemming kan de aanbesteder c.q. de opdrachtgever voorwaarden verbinden.

(7)

61 ALGEMEEN

61.1 Begrippen

In dit bestek wordt verstaan onder:

Boventafel

het bovenste gedeelte van de glooiingconstructie, voornamelijk boven hoogwater gelegen.

Dp:

de afkorting dp staat voor dijkpaal, welke de hectometrering aangeeft van een polder.

Werkterrein:

het gebied dat door de aannemer wordt gebruikt om de werkzaamheden ten behoeve van dit bestek uit te voeren.

Volledig penetreren

het volledig vullen van de holle ruimten in een laag breuksteen met penetratiemateriaal over de gehele dikte en over het gehele oppervlak van de laag zodanig dat alle steenstukken volledig zijn ingebed in het penetratiemateriaal.

Vol en zat penetreren

het volledig vullen van de holle ruimten in een laag breuksteen met penetratiemateriaal over de gehele dikte en over het gehele oppervlak van de laag zodanig dat de

steenstukken in de bovenste laag voor minimaal 50% zijn ingebed in het penetratiemateriaal.

Eco-toplaag

Onder een eco-toplaag wordt verstaan een extra toplaag van 3 tot 5 cm dikte op het betonelement met een grove structuur zodat een goede aanhechting van vegetatie mogelijk is. De toplaag bestaat uit gebroken lavasteen en dient uitgewassen te zijn. De eco-toplaag wordt niet meegerekend bij de voorgeschreven hoogte.

Vezels

Vezels, meestal cellulosevezels of minerale vezels, zijn afdruipremmende stoffen, die worden gemengd met bitumen om de viscositeit te verhogen. Hiermee wordt de ontmengingsgevoeligheid van asfaltmengsels verminderd.

61.2 Prestatie eisen algemeen:

61.2.1 Eisen algemeen

1. Het te realiseren werk moet voldoen aan de eisen, aangegeven in dit bestek en op de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. Alle materialen welke zijn benodigd om het werk uit te kunnen voeren dienen te worden geleverd, uitgezonderd de in dit bestek genoemde door de opdrachtgever ter beschikking te stellen materialen en/of de in dit bestek omschreven te hergebruiken materialen.

3. Alle nevenwerkzaamheden welke noodzakelijk zijn om het werk uit te kunnen voeren dienen te zijn inbegrepen in de aanneemsom.

4. Geen werkzaamheden uitvoeren tussen 19.00 uur en 7.00 uur en op zaterdagen, zondagen en feestdagen. Buiten de werktijden mag er alleen worden gewerkt – na toestemming van de directie – als aantoonbaar wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 93.4.4 van dit bestek of indien de aannemer een ontheffing van de gemeente heeft gekregen.

5. Geen werkzaamheden mogen uitgevoerd worden tijdens het Peerock festival op 31 juli 2009 en de Colijnsplaatse dagen, visserijdagen op 7 en 8 augustus 2009.

6. De jachthavenvereniging voert gedurende het gehele jaar baggeractiviteiten uit in de jachthaven.

De aannemer dient rekening te houden met de te verrichten baggeractiviteiten. Onder andere het opnemen van voorzieningen om het leidingwerk te passeren of te verplaatsen.

7. Er dient rekening te worden gehouden met transport van en naar de botenhellingen, de loswal en de kraanbaan op het haventerrein. Deze transporten mogen geen hinder ondervinden.

6 PROGRAMMA VAN EISEN

(8)

8. Donderdag en vrijdag moet er rekening worden gehouden werkzaamheden in en rond de Vismijn. Transport van en naar de Vismijn en de loswal mag niet worden gehinderd.

61.2.3 Vrijgekomen materialen

1. Vrijgekomen materialen welke niet worden hergebruikt, dienen vervoerd te worden naar een door het bevoegd gezag erkende eindverwerkingsinrichting. Daarbij de procedure volgen die door het bevoegd gezag in de desbetreffende provincie is voorgeschreven.

2. Tot het vervoeren van de in lid 1 genoemde vrijgekomen materialen naar een eindverwerkingsinrichting behoort tevens het afleveren van deze materialen aan de

desbetreffende inrichting. Indien een inrichting kosten in rekening brengt voor het accepteren van deze materialen, zijn deze kosten voor rekening van de aannemer.

3. De aannemer verstrekt de directie een bewijs van acceptatie van de naar een

eindverwerkingsinrichting vervoerde materialen. Op het bewijs van acceptatie moeten de naam, het adres van de inrichting, de aard, de hoeveelheid, de herkomst en de naam en het adres van de vervoerder van de materialen zijn vermeld.

61.2.4 Mitigerende maatregelen bij uitvoering

1. De breedte van de werkstrook bedraagt, tenzij anders op tekeningen aangegeven, maximaal 15m. In alle gevallen wordt gerekend vanuit de huidige waterbouwkundige teen van de dijk.

2. De grens van de in lid 1 genoemde werkstrook vóór aanvang van de werkzaamheden duidelijk zichtbaar afbakenen.

3. Het is niet toegestaan het voorland buiten de werkstrook te betreden, noch door personen noch door materieel of te gebruiken voor (tijdelijke) opslag van materiaal c.q. grond.

4. Het voorland (slik en schor) in de werkstrook dient op de oorspronkelijke hoogte te worden teruggebracht met een nauwkeurigheid +/- 5 cm, op basis van een inmeting en een uitmeting.

Voor slik geldt dit voor de werkstrook buiten de kreukelberm, voor het schor voor de gehele breedte van de werkstrook. Eventuele kreekjes die binnen de werkstrook zijn gelegen dienen (vooraf d.m.v. een inmeting) vastgelegd en (nadien) hersteld te worden.

5. De te gebruiken werkstrook moet na oplevering vrij zijn van steen en overige materialen.

6. Vóór 15 maart de vegetatie op het buitentalud en de kruin zeer kort maaien. Gedurende de uitvoering van het werk deze vegetatie kort houden.

7. Geen mobiele breekinstallatie plaatsen op of nabij het werk met uitzondering van het daarvoor aangewezen depot aan de Veerhavenweg te Kats (zie de bij het bestek behorende tekeningen).

8. De aannemer dient maatregelen te treffen om te voorkomen dat vogels in gietasfalt of asfaltmastiek terechtkomen.

9. Het aanbrengen van een onderwaterdepot buiten de werkstrook is niet toegestaan, tenzij de aannemer hiervoor de benodigde toestemming en vergunningen van de bevoegde gezagen voor heeft verkregen.

10. Op het traject tussen dp1797 en dp1810 (dwarsprofiel 1 t/m 4) alle werkzaamheden uitvoeren tussen 1 april en 31 oktober 2009.

11. Op het traject tussen dp1810 en dp1817 (dwarsprofiel 5 t/m 6), en tussen dp 1817 en dp 1818 (dwarsprofiel 7 t/m 9) alle werkzaamheden aan de havenzijde beneden het G.H.W uitvoeren tussen 1 februari 2009 en 9 april 2009.

12. Als aanvulling op de in lid 11 genoemde periode, dienen de werkzaamheden te starten, en als eerste te eindigen tussen dp1814 en dp1816.

13. Als aanvulling of uitzondering op de in lid 12 en 13 genoemde periode, dient het aanbrengen van de asfaltverharding tussen dp1814 en dp1816 plaats te vinden vóór 27 februari 2009 of na 20

(9)

september 2009. De bestaande klinkerverharding maximaal 1 week voor het aanbrengen van de asfaltverharding verwijderen.

14. Op het traject tussen dp1818 en dp1834 (dwarsprofiel 8 t/m 15), met uitzondering van de in lid 12 genoemde plaatsen, alle werkzaamheden uitvoeren tussen 1 maart 2009 en 1 juli 2009.

15. Van dp1826 tot dp1837 dient een paddenscherm te worden aangebracht conform artikel 66.7.

Het paddenscherm dient uiterlijk voor 1 april 2009 gereed te zijn.

16. De aannemer dient te werken volgens de “Gedragscode Flora- en Faunawet voor Waterschappen”. De gedragscode is beschikbaar via

http://www.uvw.nl/content/TRIBAL_tsShop/files/178_gedragscodeffwet_def.pdf. Indien bepalingen uit de Gedragscode strijdig zijn met (overige) eisen in het bestek, dan het bestek vóór de gedragscode hanteren.

61.2.5 Transportroutes

1. Het materieel en materialen aan- en afvoeren over de transportroutes welke zijn aangegeven op de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. De transportroutes door middel van bewegwijzering duidelijk aangeven. Vanaf waar de transportroutes van de van de provinciale- of rijkswegen afgaan tot het werkgebied, de routes aangeven door middel van bewegwijzering.

Tenminste twee weken voordat het werkverkeer gebruik gaat maken van de transportroutes moet een bewegwijzeringsplan worden ingediend ter beoordeling van de directie.

3. De bewegwijzeringsborden voorzien van de tekst: “Bouwverkeer dijkversterking Oud Noord- Bevelandpolder volg…….”.

4. De bewegwijzering voor de aanvang van de werkzaamheden plaatsen. Gedurende de looptijd van het werk de bewegwijzering onderhouden. Na uitvoering van de werkzaamheden de bewegwijzering weghalen.

5. Indien wordt afgeweken van de in lid 1 genoemde transportroute dan is het bepaalde in artikel 92.42 lid 3 van dit bestek van toepassing.

6. Er dienen maatregelen worden genomen om de bestaande onderhoudsstrook op de buitenberm van de dijk tussen dp1797 en dp1790 te beschermen.

7. Indien als gevolg van het bepaalde in art. 61.2.4 lid 13 transport plaatsvindt over het nieuw aangebrachte asfalt, dienen er maatregelen te worden genomen om dit asfalt te beschermen.

8. De aannemer dient maatregelen te nemen om de bestaande asfaltverharding van het

haventerrein te beschermen. Indien er schade ontstaat aan de te handhaven asfaltverharding, dan dient deze volledig te worden hersteld.

9. Het haventerrein, en de daarop gevestigde bedrijven dienen ten allen tijde bereikbaar te zijn voor bestemmingsverkeer en scheepvaart.

10 Voor aanvang van de werkzaamheden dient de transportroute te worden voorzien van bebording t.b.v fietsverkeer overeenkomstig de bij het bestek behorende tekeningen. De werkzaamheden omvatten het plaatsen van tijdelijke bebording. Indien tijdens de uitvoering blijkt dat de maatregelen niet (geheel) toereikend zijn dient de aannemer deze, i.o.m. de directie, te verbeteren.

11 Snelheidsbeperkende maatregelen geven geen recht op bijbetaling.

12 De wijze van transport dient afgestemd te worden op de aanwezigheid van de bestaande bebouwing, om schade voortvloeiend uit transporten te voorkomen.

61.2.7 Afzetten werkterrein.

De aannemer dient waar nodig zorg te dragen voor een deugdelijke afzetting van het

werkterrein, zodanig dat onbevoegden het werkterrein niet kunnen betreden tijdens de periode waarin het werk uitgevoerd wordt.

(10)

61.2.8 Schade aan bestaande, te handhaven constructies.

Schades aan bestaande constructies, ontstaan ten gevolge van de uit te voeren werkzaamheden volgens dit contract, dienen door en voor rekening van de aannemer voor de oplevering hersteld te worden.

61.2.9 Primaire waterkering

1. In primaire waterkeringen in tijgebied zijn het opbreken van verdedigingswerken en het verrichten van ontgravingen alleen toegestaan in de periode van 1 april tot 1 oktober. De verdedigingswerken moeten 1 oktober weer gesloten zijn.

2. De maximale afstand tussen het verwijderen van de bekleding en het aanbrengen van de bekleding tot een niveau van 1,00 meter onder het onderhoudsstrook dient te worden bepaald in overleg met de directie en bedraagt maximaal 500 meter.

3. Er dient voldoende materiaal en materieel op het werk aanwezig te zijn om in geval van calamiteiten onbeschermd talud ter plaatse van opgebroken glooiingconstructies te kunnen verdedigen.

61.2.10 Start werkzaamheden

1. De aannemer mag niet starten met de uitvoering van de werkzaamheden op de bouwplaats voordat de benodigde vergunningen c.q. ontheffingen zijn verleend.

2. De aannemer mag niet starten met de uitvoering van de werkzaamheden op de bouwplaats vóór 1 februari 2009.

3. De aannemer dient tenminste 4 weken voorafgaand aan de werkzaamheden de gehele bestaande glooiing (inclusief de werkstrook) in te meten, en op basis van deze opname en de bestekstekeningen werktekeningen te vervaardigen.

Op de te vervaardigen werktekeningen dienen in de dwarsprofielen de bestaande situatie, de nieuwe situatie en het op de bestekstekeningen, weergegeven ontwerp te zijn weergegeven.

Op de tekeningen moet tenminste de taludhelling, hoogtes, tonrondte en (overgangen in) bekledingstypes zijn aangegeven.

De maximale afstand tussen de te vervaardigen dwarsprofielen bedraagt 100 meter. Bij bochten en constructiewijzigingen extra werkprofielen opstellen.

De werktekeningen dienen tenminste 10 werkdagen, voorafgaand aan de uitvoering ter acceptatie aan de directie te worden aangeboden.

61.2.11 Gebruik depots

1. Voor opslag van materialen komen de door de directie toegewezen depots in aanmerking. Deze depots zijn na 1 februari 2009 beschikbaar voor de opslag van materialen.

2. De aan de aannemer vervallen en af te voeren materialen dienen na afloop van de

werkzaamheden doch uiterlijk voor 1 februari 2010 uit de ter beschikking gestelde depots te zijn verwijderd.

3. Indien de aannemer voornemens is om naast de in lid 1 genoemde depots tijdelijke depot(s) in te richten, dan dient de locatie in overleg met de directie te worden vastgesteld.

4. De depots dienen zodanig te worden ingericht dat na beeinding van het gebruik geen (steenachtige) materialen achterblijven.

5. Na afronding van de werkzaamheden de gebruikte depots en de als tijdelijk depot ingerichte lokaties weer in de oorspronkelijke staat herstellen.

(11)

61.3 Door de aannemer te verstrekken gegevens

61.3.1 Aanlevering digitale gegevens

Indien in dit bestek is aangegeven dat gegevens digitaal moeten worden aangeleverd, moet dit gebeuren in het aangegeven bestandsformaat.

De aan te leveren bestanden moeten zijn opgeslagen op een geschikte gegevensdrager.

61.3.2 Revisie- c.q. as-built-tekeningen

1. De aannemer moet revisie- c.q. as-built-tekeningen vervaardigen, welke uiterlijk acht weken na de datum van oplevering moeten worden ingediend bij de directie.

2. Alle civieltechnische tekeningen moeten wat betreft inrichting en uiterlijk overeenkomen met de bij dit bestek behorende tekeningen en worden aangeleverd in AutoCad (DWG)-formaat.

(12)

62 VERWIJDEREN CONSTRUCTIES

62.1 Prestatie eisen: verwijderen glooiingconstructie

62.1.1 Eisen algemeen: verwijderen glooiingconstructie

1. De bestaande bekleding ter plaatse van de nieuw te realiseren glooiingconstructie volledig

verwijderen voor zover de bestaande bekleding geen onderdeel uitmaakt van de nieuw te realiseren glooiingconstructie.

2. Overblijvende, onbeschadigde Haringmanblokken en vlakke betonblokken 0,50x0,50m grondrestvrij maken, laden en vervoeren naar depot Kats, en aldaar zodanig met tussenruimte optassen dat deze machinaal kunnen worden opgepakt.

3. Vrijgekomen basaltzuilen verwerken in de aan te brengen overlaging overeenkomstig artikel 64.9.1 lid 6.

4. Overige vrijgekomen basaltzuilen, Vilvoordse steen en overige natuursteen al dan niet ingegoten met beton hergebruiken in de nieuw te realiseren kreukelberm overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

5. Het is de aannemer toegestaan vrijgekomen doorgroeistenen, betonbanden, vlakke/Haringman betonblokken 0,45x045m, beschadigde vlakke/Haringman betonblokken en betonstraatstenen te breken tot sortering 0/31,5 mm en te verwerken in de in artikel 65.4 van dit bestek genoemde funderingslaag. Het funderingsmateriaal dient grondvrij te zijn.

Resterende doorgroeistenen en vlakke betonblokken afvoeren conform artikel 61.2.3 lid 1.

6. Vrijkomende puin-en vlijlagen verwerken overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

De puin-en vlijlagen dienen gelijkmatig over het werk te worden verdeeld.

Resterende puin- en vlijlagen inclusief alle overige te verwijderen materialen afvoeren van het werk.

Hier is van toepassing het bepaalde in artikel 61.2.3 van dit bestek.

7. Waarnodig perkoenpalen verwijderen. De perkoenpalen direct verzamelen in een container en afvoeren conform artikel 61.2.3 van dit bestek. De perkoenen zijn gecreosoteerd.

8. Alle overige te verwijderen materialen afvoeren van het werk.

62.1.2 Eisen algemeen: verwijderen asfaltverharding

1. De aannemer moet door middel van het boren van kernen te onderzoeken of de bestaande verhardingen teerhoudend zijn. De aannemer moet voor zijn rekening van elke locatie waar teer aangetroffen wordt twee extra kernen boren en deze aan de directie verstrekken. Deze extra boringen moeten in aanwezigheid van de directie plaatsvinden. De aannemer bepaalt in overleg met de directie de tijdstippen waarop deze boringen plaatsvinden.

2. Indien uit het in lid 1 genoemde onderzoek blijkt dat teer aanwezig is, moet de aannemer de teerhoudende verhardingen conform de vigerende richtlijnen verwijderen; hierop is van toepassing het bepaalde in artikel 61.2.3 van dit bestek. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek worden vooraf in overleg tussen aannemer en directie af te voeren hoeveelheid teerhoudende verhardingen vastgesteld en schriftelijk vastgelegd. Indien dit overleg en deze schriftelijke

vastlegging niet voorafgaand aan de uitvoering hebben plaatsgevonden, zullen de kosten voor het verwijderen en afvoeren van de betreffende materiaal niet worden vergoed.

3. Indien de asfaltverharding niet teerhoudend is geldt het bepaalde in artikel 61.2.3 van dit bestek.

4. De kosten voor het verwijderen en het afvoeren van de ingevolge lid 1 vastgestelde hoeveelheid af te voeren teerhoudende verhardingen worden boven de aannemingssom vergoed tegen een bedrag, exclusief omzetbelasting, van € 50,00 per ton. De in dat geval door de vervoerder, inzamelaar en/of (eind)verwerkingsinrichting bij de aannemer in rekening te brengen kosten worden geacht in bovengenoemd bedrag te zijn begrepen.

(13)

63 GRONDWERK (VERWIJDEREN EN AANBRENGEN)

63.1 Prestatie eisen: grondwerk

63.1.1 Eisen algemeen: grondwerk

1. Grondwerk uitvoeren overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. Alle taluds waarop een nieuwe gezette bekleding wordt aangebracht moeten op 2/3 van de taludhoogte worden voorzien van een tonrondte van 1/100 van de horizontale lengte van het talud.

3. De tonrondte heeft alleen betrekking op het taluddeel met nieuwe gezette bekleding. Als de bestaande ondertafel bijvoorbeeld wordt overlaagd, wordt de tonrondte alleen berekend en aangelegd over de boventafel.

4. De aansluiting tussen de bestaande bekledingen en de aan te brengen bekledingen mogen geen knik vertonen.

5. De in lid 2 genoemde tonrondte mag niet worden verkregen door het verrichten van ontgravingen in de bestaande ondergrond van klei, mijnsteen of fosforslakken.

6. De toegestane positieve en negatieve afwijking van het grondwerk bedraagt 0,02m.

7. De te leveren klei voor de vereiste kleilaag moet voldoen aan categorie 2 (erosiebestendigheids- categorie).

8. Tijdens uitvoering van de werkzaamheden mag geen ingraving in het talud of dijklichaam geschieden, teneinde een werkpad te creëren behoudens na toestemming van de directie.

Indien er door de directie wel toestemming wordt verleend voor een ingraving, dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden, de grondlaag (klei) te worden ontgraven en in een

afzonderlijk depot te worden geplaatst. Het depot dient op de kruin of het binnentalud van de dijk te worden gerealiseerd, op een wijze dat vermenging met andere materialen is uitgesloten.

Na de werkzaamheden dient het dijklichaam in de oorspronkelijke staat te worden hersteld.

9. Het grondwerk dient vrij van puin en steenslag te worden opgeleverd.

Indien er een tijdelijk depot of tijdelijke dijkovergang wordt aangelegd tegen de dijk dan dient voorafgaand aan de werkzaamheden, de grondlaag (klei) te worden ontgraven en in een afzonderlijk depot te worden geplaatst. Het depot dient op de kruin of het binnentalud van de dijk te worden gerealiseerd, op een wijze dat vermenging met andere materialen is uitgesloten.

Na de werkzaamheden dient het dijklichaam in de oorspronkelijke staat te worden hersteld.

10 Bestaande grasmat welke definitief wordt bedekt met grond maaien en frezen.

11 Voor het aanleggen van de definitieve dijkovergang tussen dp1823 en dp1824 kan een deel van de grond worden gebruikt uit het depot nabij dp1818.

12 Grond ten behoeve van het afdekken van de open steenasfalt, wordt door de opdrachtgever ter beschikking gesteld, op een nader aan te wijzen depot binnen een straal van 20km van het werk.

63.1.2 Eisen gesteld aan het materiaal: klei

1. Onder klei wordt verstaan de grondsoort die volgens NEN 5104 ‘Geotechniek - Classificatie van onverharde grondmonsters met de hoofdnaam klei wordt aangeduid.

2. Toe te passen klei mag geen visueel waarneembare vreemde bestanddelen, zoals steenmaterialen,

(14)

wortels en planten, of chemisch te bepalen verontreinigingen in zodanige hoeveelheden bevatten, dat deze op enigerlei wijze schadelijk zijn voor de constructieve toepassing.

3. Toe te passen klei moet homogeen van samenstelling zijn. Er mogen geen concentraties van zand of zandrijk materiaal in voorkomen.

4. Het gehalte aan organische stof in de toe te passen klei mag ten hoogste 5% (m/m) bedragen.

5. Het massaverlies bij een zoutzuurbehandeling van de toe te passen klei mag ten hoogste 25%

(m/m) bedragen.

6. Het zoutgehalte per liter bodemvocht in de toe te passen klei mag ten hoogste 4 g bedragen.

7. Het watergehalte van klei moet op het moment van verdichten, zowel over de gehele dikte van een te verdichten laag als voor de bovenste 0,10 m, voldoen aan:

w opt  w  w 1– I c * I p Hierin is:

w = watergehalte in % (m/m);

w opt = optimumvochtgehalte in % (m/m);

w1 = vloeigrens in % (m/m);

w p = uitrolgrens in % (m/m);

I p = plasticiteitsindex (I p = W1 – Wp) ) in % (m/m);

I c = consistentie-index = 0,75 (eenheidsloze factor).

8. Klei met een erosiebestendigheid 2 (matig erosiebestendig) moet voldoen aan de volgende eisen:

a. de vloeigrens w1 moet kleiner zijn dan 45% (m/m);

b. de plasticiteitsindex I p moet ten minste 18 % (m/m) bedragen;

c. het gehalte minerale deeltjes door zeef 63 m moet meer dan 60% (m/m) bedragen.

63.1.3 Eisen gesteld aan het resultaat: klei

1. De te verwerken klei en de ondergrond waarop de klei moet worden aangebracht moeten vorst- en sneeuwvrij zijn.

2. Een kleilaag niet aanbrengen op een ondergrond waarop waterplassen aanwezig zijn. In verband hiermee elke laag afwaterend aanbrengen.

3. Vervoer van bouwstoffen over reeds aangebrachte klei dient versporend te geschieden.

4. De klei aanbrengen in lagen met een dikte van maximaal 0,40 m gemeten na verdichting.

5. De dichtheid van verdichte klei moet ten minste 97% bedragen van de proctordichtheid, behorende bij het watergehalte als bedoelt in artikel 63.1.2 lid 7 van dit bestek.

63.1.4 Bewijs van oorsprong en vooronderzoek: klei 1. Klei, bewijs van oorsprong

a. De aannemer verstrekt de directie een bewijs van oorsprong van door hem geleverde klei, afgegeven en ondertekend door de producent ervan. Op het bewijs van oorsprong dient vermeld te zijn:

a. de naam van de producent;

b. de naam en locatie van de winplaats(en) waaruit de klei wordt gewonnen;

c. een verwijzing naar de door de producent verrichte bedrijfscontrole.

b. Iedere aflevering van bouwstoffen overeenkomstig een bewijs van oorsprong dient vergezeld te zijn van een schriftelijke verwijzing hiernaar.

c. Indien een bouwstof wordt geleverd onder certificaat, afgegeven door een certificatie- instelling die erkend is door de Raad voor Accreditatie, wordt het certificaat geacht het bewijs van oorsprong voor de desbetreffende bouwstof te vervangen.

d. datum van afgifte.

2. De aannemer verstrekt de directie tevens gegevens omtrent de wijze van winning, transport, opslag en eventuele bewerking van de in het werk te brengen klei.

(15)

3. Klei, vooronderzoek

a. Zo spoedig mogelijk nadat de aannemer daarover beschikt doch uiterlijk twee weken voorafgaand aan de leverantie van klei verstrekt hij de directie de in de lid d genoemde gegevens.

b. Indien door of vanwege de aannemer een vooronderzoek als bedoeld in lid c, d en e wordt uitgevoerd, stelt hij de directie in de gelegenheid bij de monsterneming aanwezig te zijn. Hij deelt daartoe, ten minste één week voordat de monsterneming plaatsvindt, het tijdstip waarop de monsterneming wordt uitgevoerd aan de directie mee. Binnen één week nadat het desbetreffende onderzoek heeft plaatsgevonden verstrekt de aannemer de directie de hieruit verkregen resultaten.

c. Het beoordelen van de geschiktheid van de winplaats van de te leveren klei vindt plaats op basis van door de aannemer verstrekte reeds beschikbare onderzoeksgegevens, of op basis van een door de aannemer te verrichten vooronderzoek, dan wel op basis van een combinatie van beide.

d. De te overleggen gegevens als bedoeld in lid c moeten ten minste het volgende bevatten:

a. een beschrijving van de verrichte boringen als bedoeld in lid e;

b. De resultaten van een door of vanwege producent verricht onderzoek waarbij de klei op de in de artikel 63.1.2 lid 1 t/m 6, en 8 van dit bestek gestelde eisen is gecontroleerd. De resultaten dienen per erosiebestendigheid en per gestelde eis te zijn gespecificeerd;

c. de wijze waarop de monsters zijn genomen;

d. waar, wanneer en door wie het onderzoek is verricht.

e. Het aantal over de volle laagdikte uit te voeren boringen bedraagt ten minste:

- één per 1.000 m2 bij een laagdikte van minder dan 5 m, ofwel - één per 5.000 m3 bij een laagdikte van 5 m of meer.

Het totale aantal boringen bedraagt ten minste drie.

63.1.5 Bedrijfscontrole: klei Klei, bedrijfscontrole

a. Bij de in het kader van de bedrijfscontrole verrichte onderzoeken, als bedoeld in lid b, c en d, stelt de aannemer de directie in de gelegenheid bij de monsterneming aanwezig te zijn. Hij deelt daartoe, ten minste één week voordat de monsterneming plaatsvindt, het tijdstip waarop de monsterneming wordt uitgevoerd aan de directie mee. Binnen één week nadat de desbetreffende onderzoeken hebben plaatsgevonden verstrekt de aannemer de directie de hieruit verkregen resultaten.

b. De aannemer is verantwoordelijk voor de bedrijfscontrole. Hij stelt de directie in de gelegenheid de bedrijfscontrole te volgen.

c. Tijdens de winning, het vervoer, de overslag en opslag en de eventuele bewerking van de in het werk te brengen klei, bedrijfscontrole verrichten aangaande de in de artikel 63.1.2 lid 1 t/m 6, en 8 van dit bestek genoemde eisen.

d. Tijdens het verwerken van klei, bedrijfscontrole verrichten aangaande de in de artikelen 63.1.2 lid 7 en 63.1.3 van dit bestek genoemde eisen. De dichtheid moet per

aangebrachte laag worden bepaald.

63.1.6 Monstername: klei

1. Klei, monsterneming en behandeling

Bij een vooronderzoek als bedoeld in artikel 63.1.4 lid 3 van dit bestek worden de volgende daarbij behorende werkzaamheden door of vanwege de aannemer verricht:

a. het nemen van de voor de afzonderlijke keuringen benodigde monsters;

b. het verpakken en vervoeren van de monsters als bedoeld in a naar de plaats van onderzoek;

c. het onderzoeken van de monsters als bedoeld in a op de voor de afzonderlijke keuringen voorgeschreven eisen.

2. Klei, aantal monsters en aantal monsters per verzamelmonster

a. De voor de keuringsonderzoeken benodigde monsters dienen aselect te worden genomen en representatief te zijn.

b. Het vooronderzoek als bedoeld in artikel 63.1.4 lid 3 van dit bestek ten behoeve van de controle op de eisen overeenkomstig de artikelen 63.1.2 lid 1 t/m 6, en 8 van dit bestek, geschiedt met behulp van afzonderlijke monsters of een representatief deel daarvan.

c. Het onderzoek van een lading klei geschiedt met behulp van één verzamelmonster, dat uit ten minste tien monsters of representatieve delen ervan wordt samengesteld.

d. Indien op grond van een visuele waarneming een lading klei als niet homogeen of

(16)

mogelijk niet homogeen ten aanzien van één of meer relevante eigenschappen wordt beoordeeld, de lading klei splitsen in homogeen veronderstelde delen. De

monsterneming in dat geval per deel uitvoeren. Indien blijkens de keuringsresultaten één van de delen niet aan de eisen voldoet, geldt dat de gehele lading niet voldoet. Indien het deel dat niet aan de eisen voldoet op een eenvoudige wijze van het resterende deel van de lading kan worden afgescheiden, kan in overleg tussen de aannemer en de directie worden overeengekomen het resterende deel van de lading klei als een afzonderlijk deel te beschouwen.

e. Het in het kader van de bedrijfscontrole verrichte onderzoek naar de eisen aan de verdichtingsgraad als bedoeld in artikel 63.1.3 van dit bestek, geschiedt met behulp van tien monsters ter bepaling van de dichtheid en twee monsters ter bepaling van de proctordichtheid. Van de tien monsters ter bepaling van de dichtheid worden vijf monsters op een diepte van 0,10 m en vijf monsters op een diepte van 0,25 m onder de bovenkant van de verdichte kleilaag genomen. De twee monsters ter bepaling van de proctordichtheid worden daar genomen, waar de monsters genomen zijn, waarvan de dichtheden de op één na hoogste en de op één na de laagste waarde hebben binnen de groep van tien monsters.

3. Klei, bemonsteren uit winplaats

a. De gegevens van de monsterneming worden schriftelijk vastgelegd op de wijze als omschreven in NEN 5119 ‘Geotechniek - Boren en monsterneming in grond’.

b. Het verkrijgen van monsters uit een winplaats geschiedt door het uitvoeren van boringen over de volle hoogte van de te gebruiken klei, waarbij de klei van elke boordiepte van maximaal 0,50 m uit die boring wordt samengevoegd tot één monster.

c. Indien op grond van visuele beoordeling een laagscheiding wordt geconstateerd, dient vanaf die scheiding een nieuw monster te worden genomen.

4. Klei, bemonsteren uit depot of middel van vervoer

Het verkrijgen van monsters uit een depot of uit een middel van vervoer geschiedt met behulp van een grondboor over een diepte van ten minste 0,50 m onder het oppervlak van de klei, waarbij de vrijgekomen klei per boring wordt samengevoegd tot één monster.

63.1.7 Eisen gesteld aan materiaal: hydraulische fosforslakken

1. De hydraulische fosforslakken dienen onder certificaat te worden geleverd.

2. Sortering 0/45 mm.

3. De fosforslakken moeten hydraulisch zijn.

64 GLOOIINGCONSTRUCTIE

64.1 Prestatie-eisen aanbrengen glooiingconstructie 64.1.1 Algemeen

Aanbrengen nieuwe glooiingconstructies overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen

64.2 Geotextiel

64.2.1 Eisen algemeen: Geotextiel Definitie:

Een weefsel of vlies, samengesteld uit kunststofgarens of kunststofvezels dat functioneert als filter

(17)

64.2.2 Eisen gesteld aan het materiaal: geotextiel

1. In het werk worden drie soorten geotextiel toegepast:

Geotextiel type 1 Een vlies van polypropeen nonwoven, welke wordt toegepast onder de glooiingconstructie.

Geotextiel type 2 Een weefsel van polypropeen welke wordt toegepast onder de bermconstructie met een verharding van asfaltbeton of Haringmanblokken “op z’n kop”.

Geotextiel type 2 met opgestikt nonwoven (170gr/m2)

Een weefsel van polypropeen met opgestikt nonwoven (170gr/m2), welke wordt toegepast onder de kreukelbermconstructie en de verborgen glooiingen.

2. Eisen Geotextiel.

a. De treksterkte, bepaald volgens NEN-EN-ISO 10319 (1996), moet ten minste 20 kN/m (type 1, machine- en dwarsrichting) en 50 kN/m (type 2, ketting- en inslagrichting) bedragen.

b. De rek bij breuk of minimaal vereiste treksterkte (NEN-EN-ISO 10319 (1996)) moet kleiner zijn dan 60 % (type 1, machine- en dwarsrichting) en 20 % (type 2, ketting- en inslagrichting).

c. Voor Geotextiel type 2: de weerstand tegen doorstroming van water wordt bepaald volgens NEN 5167 en uitgedrukt in delta hs. De waarde van delta hs mag ten hoogste 30 mm bedragen (bij een filtersnelheid van 10 mm / S tot de macht -1). Uitgaande van EN-ISO 11058, mag de VIH 50-index minimaal 15mm/s bedragen en de bijbehorende permitiviteit minimaal 0,30l/s.

d. De gronddichtheid in natte toestand, bepaald volgens NEN-EN-ISO 12956 (1999) en gekarakteriseerd door de poriegrootte O(P), moet voldoen aan : O(90) moet kleiner zijn dan of gelijk zijn aan 100 µm (type 1) en 350 µm (type 2).

e. Met betrekking tot de duurzaamheid van Geotextiel type 1 dient men het volgende in acht te nemen:

- De weerstand van het vlies tegen thermische oxidatie dient te worden bepaald volgens NEN-EN-ISO 13438 (2004), bij een oventemperatuur van 110 ± 1 °C (Methode A) voor polypropyleen.

- Aan het vlies dienen ‘low-leach’-stabilisatoren te zijn toegevoegd. Controle moet plaatsvinden volgens NEN 5132.

- De veroudering van het vlies dient te worden bepaald door middel van een trekproef volgens NEN-EN 12226 (2000). Na 56 dagen beproeving volgens NEN- EN-ISO 13438 (2004) dient de reststerkte (RF) tenminste 70 % van de aanvangssterkte te bedragen.

- De levensduurverwachting volgens de NEN 5132 dient voor geotextiel type 2, type B te zijn.

f. De breedte van de afzonderlijke banen geotextiel (type 1 en 2) moet ten minste 5,00 m bedragen met een toelaatbare afwijking van ± 0,10 m.

g. Het geotextiel (type 1 en 2) mag geen fabricagefouten vertonen.

64.2.3 Eisen gesteld aan de uitvoering: geotextiel

1. a. De afzonderlijke banen geotextiel (type 1 en 2) mogen evenwijdig aan en haaks op de kruin van het dijklichaam worden aangebracht.

b. Banen geotextiel (type 1 en 2) leggen met een overlap van ten minste 0,50 m.

c. Indien de banen geotextiel evenwijdig aan de kruin van het dijklichaam worden aangebracht, moeten de banen zodanig worden aangebracht, dat de overlap van de opvolgende hoger liggende baan onder de overlap van de daaronder liggende baan ligt.

2. Aanbrengen van steenmaterialen op kunststoffilter

a. Steenmaterialen op geotextiel (type 1 en 2) aanbrengen direct na het aanbrengen van het geotextiel.

b. Bij het aanbrengen van de steenmaterialen op het geotextiel (type 1 en 2) mogen geen beschadigingen aan het geotextiel (type 1 en 2) optreden.

c. In de ondergrond mogen geen uitstekende, scherpe of harde voorwerpen voorkomen, die kans geven op beschadiging van het geotextiel (type 1 en 2).

(18)

64.2.4 Bewijs van oorsprong en monstername

1. De aannemer verstrekt de directie een bewijs van oorsprong van door hem geleverd geotextiel van kunststof, afgegeven en ondertekend door de producent ervan. Op het bewijs van oorsprong dient vermeld te zijn:

a. De naam en het adres van de producent;

b. De naam en codering van het product;

c. De grondstof en het type van het product met de datum van fabricage, of een code waaruit dit is af te leiden;

d. Het rolnummer en de rolafmetingen;

e. Ten minste de volgende productspecificaties:

 de aërieke massa;

de karakteristieke poriegrootte O90;

 de permitiviteit;

 de treksterkte in langs- en dwarsrichting;

 de rek bij breuk in langs- en dwarsrichting;

 de duurzaamheidaanduiding van het toegepaste garen (voor zover van toepassing);

 de statische doordrukkracht;

f. een verwijzing naar de door de producent verrichte bedrijfscontrole;

g. de datum van afgifte.

2. Elke aflevering van bouwstoffen overeenkomstig een bewijs van oorsprong dient vergezeld te zijn van een schriftelijke verwijzing hiernaar.

3. Indien een bouwstof wordt geleverd onder certificaat, afgegeven door een certificatie-instelling die erkend is door de Raad voor Accreditatie, wordt het certificaat geacht het bewijs van oorsprong voor de desbetreffende bouwstof te vervangen.

4. Met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden mogen geotextielen door de aannemer worden verwerkt zonder dat daaraan een goedkeuring door de directie is voorafgegaan.

5. Bouwstoffen als bedoeld in lid 4, mogen slechts worden verwerkt, nadat de aannemer door eigen onderzoek of uit door derden verstrekte onderzoeksresultaten heeft vastgesteld dat de

bouwstoffen aan de gestelde eisen voldoen. Deze onderzoeksresultaten mogen maximaal twee jaar oud zijn.

6. De aannemer bewaart de in lid 5 bedoelde gegevens tot het eind van de onderhoudstermijn.

7. De directie is bevoegd om tijdens de productie of de aanvoer van het nonwoven geotextiel (type 1) monsters te nemen die worden onderzocht op de duurzaamheid volgens NVN-ENV-ISO 13438 (1999) door de producent of bij TNO te Delft.

8. Monsterneming

a. Indien de directie overgaat tot keuring van bouwstoffen volgens het bepaalde in lid b moet een monster van ten minste 10 m² over de volle productiebreedte en met minimale lengte van 1 m genomen worden uit een schoon en onbeschadigd stuk kunststoffilter.

b. Uit het monster moeten in totaal 10 proefstukken worden geknipt, waarvan 5 proefstukken voor de inslagrichting en 5 proefstukken voor de kettingrichting. Deze proefstukken worden op willekeurige plaatsen genomen, regelmatig verdeeld over de lengte en de breedte uitgezonderd een strook van 200 mm vanuit de 4 zijden (zie normen NEN 5167 en NEN 5168).

64.2.5 Bedrijfscontrole: geotextiel

1. a. De aannemer is verantwoordelijk voor de bedrijfscontrole tijdens de verwerking van geotextielen van kunststof, structuurmatten van kunststof en folies. Hij stelt de directie in de gelegenheid de bedrijfscontrole te volgen.

b. De aannemer deelt schriftelijk aan de directie mee van welke producent(en) het nonwoven geotextiel (type 1) zal worden betrokken.

c. De aannemer verstrekt de directie onderzoeksgegevens van door de producent of TNO te Delft uitgevoerd duurzaamheidsonderzoek volgens normen vermeld in artikel 64.2.2 lid 2 van dit bestek.

(19)

d. Binnen een week na ontvangst van de in lid b en lid c verstrekte gegevens deelt de directie mee of en zo ja welke bezwaren zij tegen welke gegevens heeft.

e. Indien de fabrikant beschikt over het KIWA productcertificaat volgens

beoordelingsrichtlijn BRL-K22001 kan volstaan worden met het overleggen van bedrijfscontrole resultaten uit de lopende productie.

f. Indien de fabrikant niet in bezit is van genoemd certificaat gelden de eisen voor de bedrijfscontrole zoals vermeld in lid 2.

g. De aannemer bewaart de resultaten van de bedrijfscontrole tot het eind van de onderhoudstermijn.

2. a. Tijdens de productie van kunststoffilters dient van elke 10.000 m² kunststoffilter een bedrijfscontrole te worden verricht aangaande de treksterkte, de weerstand tegen doorstroming en de gronddichtheid, volgens de in artikel 64.2.2 lid 2 van dit bestek genoemde normen.

b. Indien de fabrikant beschikt over een intern kwaliteitsbewakingsysteem (IKB) wordt, in overleg met de directie en/of het keuringsinstituut, aan de hand van het door de fabrikant over te leggen IKB-systeem, nagegaan in hoeverre gebruik kan worden gemaakt van dit IKB-systeem. In geval van gebruik dient het IKB-systeem voor de directie en/of het keuringsinstituut toegankelijk te zijn.

c. Indien de fabrikant gebruik maakt van onder certificaat geleverd garen, dan kan de kwaliteitscontrole van het garen daarop worden afgestemd.

64.3 Steenslag

64.3.1 Eisen gesteld aan het materiaal: steenslag

1. De navolgende sortering steenslag dient gebruikt te worden:

a. steenslag 14/32 mm onder basalt- en betonzuilen;

b. steenslag 4/32 mm ten behoeve van het inwassen van de basalt- en betonzuilen.

De korrelverdeling van de genoemde sorteringen moet voldoen aan het gestelde in de normen NEN 3832 en NEN-EN 13242.

2. De dichtheid bedraagt minimaal 2650 kg/m3.

3. De steenslag leveren onder certificaat.

64.4 Betonzuilen

64.4.1 Eisen gesteld aan het materiaal: betonzuilen

1. De te leveren betonzuilen moeten voldoen aan de NEN-7024 (2005) en, in afwijking daarvan c.q.

aanvulling daarop, de BRL 9080 (1997).

2. De dichtheid van de te leveren betonzuilen moet minimaal 2600 kg/ m3 bedragen (e.e.a. zoals aangegeven op de tekeningen behorende bij dit bestek).

3. De betonzuilen leveren onder certificaat.

4. Te leveren betonzuilen dienen van één en hetzelfde type te zijn, behoudens na goedkeuring van de directie.

5. Geen betonzuilen verwerken met een uithardingtijd van minder dan 14 dagen.

64.4.2 Eisen gesteld aan het resultaat: betonzuilen

1. Het open oppervlak tussen de betonzuilen, aan de bovenzijde van de zuilen gemeten, bedraagt minimaal 8% en maximaal 15%.

Het open oppervlak tussen de betonzuilen is kleiner dan of gelijk aan de diameter van 0,05 m.

2. Als eis aan de vlakheid in hoogteligging van de betonelementen geldt onverkort de toegestane

(20)

positieve en negatieve afwijking bij de daaraan voorafgaande werkzaamheden aan de ondergrond.

64.4.3 Eisen gesteld aan de uitvoering: betonzuilen

1. Ter plaatse van de beëindiging van de glooiing zodanige voorzieningen treffen dat wordt voldaan aan het gestelde in lid 1 van artikel 64.4.2 van dit bestek.

2. Transport over de nieuwe glooiing en zwaar materieel op de nieuwe glooiing is niet toegestaan.

Uitsluitend voor het inwassen van de glooiing met steenslag is licht materieel toegestaan.

3. Openingen tussen de betonzuilen geheel vullen met steenslag. Het inwassen van de betonelementen dient zo spoedig mogelijk na het aanbrengen van de betonelementen te geschieden.

64.5 Betonblokken Systeem Leendertse

64.5.1 Eisen gesteld aan het resultaat: betonblokken Systeem Leendertse

1. Benodigde betonblokken Systeem Leendertse, pasblokken, betonbanden en opsluitingsbanden komen vrij bij het Dijkvak Vierbannenpolder nabij Ouwerkerk. Aannemer dient rekening hiermee te houden met de planning van dit werk.

2. Benodigde betonblokken Systeem Leendertse, pasblokken, betonbanden en opsluitingsbanden grondrestvrij maken, laden en vervoeren naar het werk.

3. Alleen onbeschadigde betonblokken Systeem Leendertse hergebruiken in de nieuw te realiseren glooiingconstructie overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

4. Als eis aan de vlakheid in hoogteligging van de betonblokken geldt onverkort de toegestane positieve en negatieve afwijking bij de daaraan voorafgaande werkzaamheden aan de ondergrond.

5. Het aanbrengen van de betonblokken Systeem Leendertse dient aaneengesloten en in halfsteens verband te worden uitgevoerd.

6. Voor het bewaren van het halfsteens verband van de blokken pasblokken aanbrengen. Op plaatsen waar geen pasblokken kunnen worden toegepast, kan na toestemming van de directie betonspecie worden aangebracht.

7. De betonblokken Systeem Leendertse dienen te worden gesteld in een mengsel asfaltmastiek, teneinde een juiste helling van het blok en een goede verbinding met de onderliggende waterbouwasfaltbeton te verkrijgen.

8. De onderste en bovenste rij betonblokken Systeem Leendertse dienen met chemische ankers te worden bevestigd aan de onderliggende waterbouwasfaltbeton. Onderlinge afstand (in langsrichting van de dijk) van de chemische ankers is gelijk aan driemaal de blokbreedte. Het ontwerp en de afmeting van de chemische ankers dienen ter beoordeling aan de directie te worden ingediend.

9. Ter plaatse van aansluiting van de glooiing op de naastliggende betonzuilen een betonband toepassen en de resterende open ruimten ingieten met gietasfalt.

64.6 Breuksteen

64.6.1 Eisen gesteld aan het materiaal: breuksteen

1. De navolgende sortering breuksteen dient gebruikt te worden:

- sortering 10-60 kg voor de overlagingen

- sortering 10-60 kg en 40-200 kg voor aanvullingen in de kreukelberm

(21)

2. De dichtheid van de aan te brengen breuksteen moet tenminste 2650 kg/m3 bedragen.

3. De breuksteen leveren onder certificaat.

4. Breuksteen moet voldoen aan het gestelde in de NEN-EN13383-1 en NEN-EN13383-2.

64.6.2 Eisen gesteld aan uitvoering: breuksteen

1. Opeenhopingen van fijne fractie in de breuksteen dient te worden voorkomen.

2. Breuksteen dient schoon te zijn, vrij van slibresten, zand etc.

3. Het aanvoeren van de breuksteen naar het werk dient over het water plaats te vinden, zie bijlage 6, dieptecijfer /-lijnenkaart.

4. Het lossen (deponeren) van de breuksteen dient plaats te vinden ter plaatse van de aangewezen losplaatsen (zoals aangegeven in de bij het bestek behorende tekeningen) of binnen de

werkstrook.

64.7 Lavasteen

64.7.1 Eisen gesteld aan het materiaal: lavasteen

1. Sortering 60/150 mm.

2. De dichtheid bedraagt ca. 1000 kg/m3.

3. De lavasteen leveren onder certificaat.

64.8 Gietasfalt

64.8.1 Eisen algemeen: gietasfalt

1. Gietasfalt moet zijn een warm-bereid mengsel van grind of steenslag, zand, zeer zwakke of zwakke kalksteenvulstof en bitumen 70/100.

64.8.2 Eisen gesteld aan het materiaal: gietasfalt

1. Ontwerpsamenstelling gietasfalt conform tabel T52.20 van de Standaard 2005.

2. Op alle in het mengsel te gebruiken bouwstoffen is van toepassing het gestelde in artikel 52.56 uit de standaard 2005.

3. Gietasfalt leveren onder certificaat of gelijkwaardig document.

64.8.3 Eisen gesteld aan uitvoering: gietasfalt

1. Verwerkingstemperatuur ten minste 130° C en ten hoogste 190° C.

2. Bij een buitentemperatuur van minder dan 00C geen gietasfalt verwerken.

3. Bij ingieten overlaging en/of waterslot voor de bovengelegen betonzuilen tijdelijke maatregelen treffen zodat de gemorste gietasfalt niet op de nieuwe betonzuilen terechtkomt.

(22)

64.9 Gepenetreerde breuksteen

64.9.1 Eisen gesteld aan het resultaat: gepenetreerde breuksteen en ingieten basalt

1. Het te penetreren oppervlak dient vrij te zijn van zand, slib, andere verontreinigingen.

2. Bestaande constructies welke met gepenetreerde breuksteen worden overlaagd dienen te worden ontdaan van zand, slib en aangroeiing en andere verontreinigingen.

3. Daar waar de gepenetreerde breuksteen conform lid 4 wordt afgestrooid de breuksteen volledig penetreren, overige te penetreren breuksteen vol en zat penetreren.

4. De gepenetreerde breuksteen direct na het ingieten afstrooien met lavasteen 60/150 mm.

Het afstrooien dient zodanig te geschieden dat het gehele oppervlak is voorzien van

afstrooimateriaal en dat het afstrooimateriaal voor circa 50% is ingebed en hecht in het gietasfalt.

De bovenzijde van het afstrooimateriaal moet vrij blijven van gietasfalt.

5. Het afstrooimateriaal vóór verwerken ontdoen van stof.

6. Indien in de overlaging conform artikel 62.1.1 lid 3 van dit bestek vrijkomende

glooiingsmaterialen worden hergebruikt moeten deze worden gemengd met de breuksteen. Het nieuw verkregen mengsel mag maximaal 50% te hergebruiken glooiingsmaterialen bevatten. Te hergebruiken gepenetreerde basalt voor verwerking onderling van elkaar scheiden.

7. Aansluiting van breuksteenbekleding op kabels, leidingen of mantelbuizen penetreren met colloïdaal beton.

8. Het is de aannemer toegestaan om in de haven onder de aansluitingen van de steigers op het talud de aan te brengen breuksteen te penetreren met colloïdaal beton.

64.10 Betonmortel

64.10.1 Eisen gesteld aan materiaal: betonmortel

1. Sterkteklasse beton C 20/25, Milieuklasse 4 (zeewater) consistentiegebied 2.

Hoogovencement CEM III/b 42,5 LH HS.

2. Betonmortel dient onder certificaat te worden geleverd.

64.11 Waterbouwasfaltbeton (WAB)

64.11.1 Eisen algemeen: waterbouwasfaltbeton

1. Waterbouwasfaltbeton moet zijn een warm-bereid mengsel van steenslag of grind, zand, zeer zwakke of zwakke kalksteenvulstof en bitumen 70/100.

64.11.2 Eisen gesteld aan het materiaal: waterbouwasfaltbeton

1. Waterbouwasfaltbeton 0/16, ontwerpsamenstelling conform tabel T52.18 van de standaard 2005.

2. Op alle in het mengsel te gebruiken bouwstoffen is van toepassing het gestelde in artikel 52.56 uit de standaard 2005.

3. Waterbouwasfaltbeton leveren onder certificaat of gelijkwaardig document.

(23)

64.11.3 Eisen gesteld aan uitvoering: waterbouwasfaltbeton Verwerkingstemperatuur ten minste 130° C.

64.12 Asfaltmastiek

64.12.1 Eisen algemeen: asfaltmastiek

1. Asfaltmastiek moet zijn een warm-bereid mengsel van zand, zeer zwakke of zwakke kalksteenvulstof en bitumen 70/100.

64.12.2 Eisen gesteld aan materiaal: asfaltmastiek

1. Ontwerpsamenstelling asfaltmastiek conform tabel T52.21 van de standaard 2005.

2. Op alle in het mengsel te gebruiken bouwstoffen is van toepassing het gestelde in artikel 52.56 uit de standaard 2005.

3. Asfaltmastiek leveren onder certificaat of gelijkwaardig document.

64.12.3 Eisen gesteld aan uitvoering: asfaltmastiek

Verwerkingstemperatuur ten minste 130° C en ten hoogste 190° C.

64.13 Open Steenasfalt

64.13.1 Eisen algemeen: open steenasfalt (OSA)

1. Open steenasfalt moet zijn een warm bereid mengsel, bestaande uit kalksteen, zand, zeer zwakke of zwakke vulstof en bitumen 70/100 met vezels.

2. Op alle in het mengsel te gebruiken bouwstoffen is van toepassing het gestelde in artikel 52.54 van de Standaard 2005, met uitzondering van het gestelde in artikel 52.54.08.

64.13.2 Eisen gesteld aan materiaal: open steenasfalt (OSA)

1. Open steenasfalt met een steenslagsortering van 20/32 mm, moet voldoen aan ontwerpsamenstelling conform NEN-EN13242.

2. Volumetrisch ontwerpen toepassen om productie en kwaliteit te beheersen op basis van omhulling. De steenslag moet omhuld zijn met asfaltmastiek dik 1,1 mm.

3. Open steenasfalt leveren onder certificaat of gelijkwaardig document.

4. De open steenasfalt dient water- en luchtdoorlatend te zijn.

64.13.3 Eisen gesteld aan uitvoering: open steenasfalt (OSA)

1. Verwerkingstemperatuur ten minste 110° C en ten hoogste 160° C. De verwerkingstemperatuur afstemmen op de gestelde eisen (leverancier) van het toe te passen geotextiel.

2. Geen open steenasfalt in grote hoeveelheden rechtstreeks uit het middel van vervoer op de grondslag storten.

3. In de lengterichting van de bekleding geen naden aanbrengen in doorgaande taluds. Het aantal

(24)

naden in dwarsrichting beperken.

4. Open steenasfalt in een enkele laag aanbrengen en het oppervlak aandrukken en afrollen.

5. Verwerken van gerecycled materiaal in het mengsel is niet toegestaan.

64.14 Teenconstructie en overgangsconstructie

64.14.1 Eisen gesteld aan materiaal: teenconstructie en overgangsconstructie

1. De nieuwe teenconstructie moet worden aangebracht overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. De kwaliteit van de houten palen ten behoeve van teenconstructie en overgangsconstructie dient te vallen binnen de grenzen van duurzaamheidsklasse 1.

3. De houten palen ten behoeve van teenconstructie en overgangsconstructie dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 92.17 van dit bestek

4. Materiaal ten behoeve van het teenschot van de teenconstructie is ter keuze van de aannemer.

De maximale dikte van het materiaal bedraagt 0,02 meter.

5. De betonbanden ten behoeve van de teenconstructie dienen onder certificaat geleverd te worden.

64.15 Waterslot

64.15.1 Eisen gesteld aan uitvoering: waterslot

Het op tekening aangegeven waterslot aanbrengen tot 0,10 meter in de kleilaag, welke vrij is van puinresten e.d. De op tekening vermelde afmetingen zijn minimale afmetingen, de afmetingen moeten worden aangepast aan de bestaande bekledingsconstructie.

64.16 Kreukelberm

64.16.1 Eisen gesteld aan uitvoering: kreukelberm

1. De bestaande kreukelberm indien nodig egaliseren.

2. Nieuwe breuksteen gelijkmatig verdelen over de bestaande kreukelberm

3. Vrijkomende steen uit te verwijderen glooiingconstructies welke conform dit contract moet worden verwerkt in de kreukelberm verwerken onder de in lid 2 genoemde breuksteen. Deze steen mag niet worden gerekend tot de op de tekeningen aan te brengen laagdikte van de in lid 2 genoemde breuksteen. Te hergebruiken gepenetreerde basalt voor verwerking onderling van elkaar scheiden.

4. Indien de bestaande kreukelberm binnen de gestelde nieuwe sortering breuksteen valt, kan deze worden hergebruikt in de voorschreven laagdikte.

(25)

64.17 Houten damwand

64.17.1 Eisen gesteld aan het materiaal: houten damwand

1. De houten damwand moet worden aangebracht overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. De kwaliteit van de houten damwandplanken dient te vallen binnen de grenzen van duurzaamheidsklasse 1.

3. De houten damwandplanken dienen te zijn voorzien van een FSC-keurmerk of een ander door Keurhout geaccepteerd certificaat.

4. De houten damwand ten behoeve van teenconstructie en overgangsconstructie dienen te voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld in artikel 92.17 van dit bestek

(26)

65 AANBRENGEN ONDERHOUDSSTROOK

65.1 Prestatie-eisen aanbrengen onderhoudsstrook

65.1.1 Algemeen

1. Het aanbrengen van de onderhoudsstrook bestaande uit filterdoek, funderingslaag, asfaltbeton en enkelvoudige oppervlakbehandeling overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen.

2. Ter plaatse van aanwezige slagbomen de onderhoudsstrook zodanig verbreden zodat een gesloten slagboom door rolstoelgebruikers kan worden gepasseerd.

65.1.2 Havenplateau en dijkovergangen

Het aanbrengen van het havenplateau en dijkovergangen bestaande uit:

(egaliseren/uitvullen) funderingslaag, asfaltbeton en enkelvoudige oppervlaktebehandeling. De constructies dienen overeenkomstig de bij dit bestek behorende tekeningen te worden uitgevoerd.

De aan te brengen verharding t.p.v. het havenplateau dient afwaterend te worden aangelegd.

65.2 Asfaltbeton AC 22 BASE O2 (STAB 0/22)

65.2.1 Eisen algemeen: Asfaltbeton AC 22 BASE O2

Asfaltbeton moet zijn een warm bereid mengsel, bestaande uit steenslag, zand, grindzand, zwakke vulstof en bitumen 40/60.

65.2.2 Eisen gesteld aan materiaal: Asfaltbeton AC 22 BASE O2

1. Asfaltbeton AC 22 BASE O2, ontwerpsamenstelling conform artikel 31.2 van de aanvulling (november 2007) Standaard 2005 en NEN-EN 13108-1.

2. Asfaltbeton AC 22 BASE O2 dient te worden geleverd onder certificaat of gelijkwaardig document.

65.2.3 Eisen gesteld aan uitvoering: Asfaltbeton AC 22 BASE O2 Verwerkingstemperatuur ten minste 130° C.

65.3 Enkelvoudige oppervlakbehandeling

65.3.1 Eisen algemeen: enkelvoudige oppervlakbehandeling

1. Oppervlakbehandeling: slijtlaag bestaande uit een film van bindmiddel (bitumen) waarop afdekmateriaal (steenslag) is aangebracht.

2. Alle nieuw aan te brengen asfaltbeton voorzien van een oppervlakbehandeling.

3. Alle voor het werk gebruikte dijkovergangen alsmede het gedeelte van het haventerrein binnen de werkgrens voorzien van een nieuwe oppervlakbehandeling.

4. Alvorens bestaand asfalt wordt voorzien van een nieuwe oppervlaktebehandeling dienen zowel markeringen als verontreinigingen te worden verwijderd.

(27)

65.3.2 Eisen gesteld aan materiaal: enkelvoudige oppervlakbehandeling

1. Het bindmiddel moet kationisch zijn.

2. De stabiliteitsfactor van het bindmiddel moet onstabiel (O) zijn.

3. Het afdekmateriaal ten behoeve van de oppervlakbehandeling dient te bestaan uit steenslag 4/8 mm.

4. De kleur van de toe te passen steenslag moet lichtgrijs zijn.

5. Het toe te passen bindmiddel en steenslag dienen te worden geleverd onder certificaat.

65.4 Funderingslaag

65.4.1 Eisen gesteld aan het materiaal: steenmengsel

1. Steenmengsel moet zijn fosforslakken volgens artikel 63.1.7 van dit bestek of het volgens artikel 62.1.1 lid 5 van dit bestek vrijkomende betongranulaat.

2. De in lid 1 genoemde fosforslakken dient te worden toegepast in een sortering 0/45 mm en betongranulaat in een sortering 0/31,5 mm.

3. Fosforslak dient onder certificaat geleverd te worden.

4. De installatie die gebruikt wordt voor het breken van vrijgekomen betonelementen, dient gecertificeerd te zijn voor wat betreft de sortering van het verkregen betongranulaat.

65.4.2 Eisen gesteld aan het resultaat: steenmengsel

De verdichtingsgraad van een verhardingslaag van steenmengsel moet tenminste 98% bedragen.

65.5 Asfaltbeton AC 16 SURF D2 (DAB 0/16)

65.5.1 Eisen algemeen: Asfaltbeton AC 16 SURF D2

Asfaltbeton AC 16 SURF D2 is een warm bereid mengsel, bestaande uit steenslag, zand B, zwakke of middelsoort vulstof en bitumen 40/60.

65.5.2 Eisen gesteld aan materiaal: Asfaltbeton AC 16 SURF D2

1. Asfaltbeton AC 16 SURF D2 ontwerpsamenstelling conform artikel 31.2 van de aanvulling (november 2007) Standaard 2005 en NEN-EN 13108-1.

2. Bitumengehalte minimaal 6,2%, maximaal 6,6% (op 100% mineraal aggregaat).

3. Asfaltbeton AC 16 SURF D2 dient te worden geleverd onder certificaat.

4. Verwerkingstemperatuur niet beneden 130o C.

(28)

65.6 Markeringen

65.5.1 Algemeen

1. Opnieuw aan te brengen markeringen moeten voldoen aan NEN-EN 1436

´Wegmarkeringsmaterialen – Eisen gesteld aan de wegmarkering ten behoeve van de weggebruiker’

2. De vervangende markeringen moeten op de oorspronkelijke plaats en in de oorspronkelijke maat worden aangebracht.

3 Nieuw aan te brengen parkeervak markeringen tussen dp1814 en dp1816 aanbrengen op i.o.m.

directie te bepalen plaats. Aantal parkeervakken dient hierbij overeen te komen met de bestaande situatie. De lengtemarkering van de parkeervakken dienen te worden verlengd t.b.v. de nieuwe situatie.

4. Het verwijderen van markeringen door middel van gritstralen is niet toegestaan.

5. Demarkering door middel van zwarte wegenverf is niet toegestaan.

(29)

66 BIJKOMENDE WERKZAAMHEDEN

66.1 Dijkmeubilair

66.1.1 Eisen algemeen: dijkmeubilair

1. De aannemer wordt geacht op de hoogte te zijn van het zich in het werk bevindende dijkmeubilair.

2. Onder dijkmeubilair wordt verstaan alle zich op de dijk bevindende objecten zoals zitbankjes (inclusief ondertegeling), afvalbakken, fietssteunen, vlaggenmasten en bebording etc..

66.1.2 Eisen gesteld aan het resultaat: dijkmeubilair

De positie van het zich in het werk bevindende dijkmeubilair aan de nieuwe constructies aanpassen.

De locatie wordt i.o.m. directie opnieuw bepaald.

66.1.3 Materialen van derden op de Oosthavendam

1. De op de berm van de Oosthavendam aanwezige materialen worden door de eigenaren binnen het werkterrein van de aannemer, tijdelijk verplaatst. Dit zal of op de glooiing voor de vismijn zijn, of het parkeerterrein westelijk van de vismijn. Bij het niet (volledig) uitvoeren van deze

werkzaamheden, dient de aannemer deze materialen te verplaatsen naar de genoemde tijdelijke opslagplaatsen.

2. De aannemer dient rekening te houden met het mogelijk gebruikt van de verplaatste materialen en hiertoe dient de aannemer de in lid 1 genoemde plaats te allen tijde bereikbaar te houden.

3. De in lid 1 bedoelde materialen dienen maximaal 3 weken voor het open breken van de glooiing te worden verplaatst en maximaal 3 weken na het aanbrengen van de nieuwe glooiing te worden teruggeplaatst.

66.1.4 Havenlichten havendammen

1. Onder de waterbouwasfalt van de kruin van de havendam dient een mantelbuis, (inclusief hulpstukken en inspectieputten h.o.h. 200m) te worden aangebracht.

2. Bestaande mantelbuis (inclusief hulpstukken en inspectieputten) en kabels en leidingen onder de kruin van de Westhavendam (profiel 9) verwijderen.

3. Bestaande inspectieputten op de Oosthavendam aanpassen aan de nieuwe situatie.

4. Mantelbuizen aanbrengen volgens bestekspost 66.11 en de bij het bestek behorende tekeningen.

66.2 Overige constructies

66.2.1 Eisen gesteld aan resultaat: overige constructies

1. De zich in het werk bevindende trappen tussen de kruin en de onderhoudsstrook aanpassen aan het nieuwe constructieniveau. Ontbrekende/tekortkomende materialen bijleveren.

2. Teneinde het mogelijk te maken de overlagingsconstructie aan te brengen, dient de aannemer er rekening mee te houden dat enkele steigerplanken verwijderd moeten worden ter plaatse van de aansluitingen van de steigers op het talud.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Schrijf je gedachten vrij op, laat je verrassen door jezelf en ontdek wat er belangrijk in werk is voor jou.. Stap 1:

1] Stad aan ‘t Haringvliet Woonkern 2] Stad aan ‘t Haringvliet Buitengebied Door op buurtniveau gegevens te verzamelen wordt het mogelijk om op lokaal niveau de best passende

“Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen, werktuigen, ankers, kettingen of andere voorwerpen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen

“Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen, werktuigen, ankers, kettingen of andere voorwerpen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen

“Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen, werktuigen, ankers, kettingen of andere voorwerpen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen

“Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen, werktuigen, ankers, kettingen of andere voorwerpen, dan wel voor het werk bestemde bouwstoffen

Het bepaalde in paragraaf 25 lid 1 van de UAV 1989 vervalt en wordt vervangen door:’Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen,

Het bepaalde in paragraaf 25 lid 1 van de UAV 1989 vervalt en wordt vervangen door:’Indien ten behoeve van het werk in gebruik zijnde hulpmiddelen, zoals vaartuigen,