• No results found

RTF PDF  De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RTF PDF  De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw"

Copied!
315
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

'LUTHER EN DE HERVORMING IN DUITSLAND'

DEEL II, 1522-1530

DOOR

J. H. MERLE D’AUBIGNÉ

Uit het Frans vertaald door J. J. le Roy, predikant te Oude Tonge.

Gedrukt bij W. Bruining en

Van van de Meer & Verbrugge, Rotterdam 1837

STICHTING DE GIHONBRON MIDDELBURG

2012

(2)

DEZE DIGITALE UITGAVE VAN

'LUTHER EN DE HERVORMING IN DUITSLAND'

IS EEN VERKORTE VERSIE VAN DE COMPLETE UITGAVE,

'DE GESCHIEDENIS VAN DE HERVORMING IN DE ZESTIENDE EEUW' DIE IN VIJF DELEN BESTAAT

DOOR

J. H. MERLE D’AUBIGNÉ VOOR DE COMPLETE UITGAVE ZIE:

WWW.THEOLOGIENET.NL RUBRIEK KERKGEGSCHIEDENIS

D'Aubigné, Merle

De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw; 1e deel; RTF PDF

De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw; 2e deel; RTF PDF

De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw; 3e deel; RTF PDF

De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw; 4e deel; RTF PDF

De geschiedenis van de Hervorming in de Zestiende eeuw; 5e deel; RTF PDF

In deze digitale uitgave worden de indeling van boeken en de onderverdeling van hoofdstukken en titels behouden zoals in de de originele complete versie. Alleen wat betrekking heeft op Dr. Maarten Luther en de hervorming werd overgenomen.

Het eerste deel beslaat het tijdperk van 1483-1521.

Het tweede deel beslaat het tijdperk van 1522-1530.

Merle d' Aubigne heeft van onderstaande boeken gebruik gemaakt:

- De Duitse uitgave, gedrukt te Leipzig (L. Opp. (L.); de Duitse uitgave van WALCH (L. Opp.

(W.), en de Latijnse uitgave van Wittenberg (L. Opp. Lat.).

- De brieven van LUTHER. Bijna altijd heb ik mij bediend van de voortreffelijke uitgave in 5 delen, van Dr. DE WETTE (L. Epp.).

- De werken van de andere Hervormers, en in het bijzonder van MELANCHTON.

- De bullen, decreten, brieven, van de pausen en vorsten, en andere oorkonden, in onderscheidene aangewezen verzamelingen vervat.

- De onderscheiden levensbeschrijvingen van LUTHER en van de andere Hervormers, vervaardigd of door tijdgenoten, of door schrijvers welke later hebben geleefd.

- De geschiedenis van het Lutheranisme en van de Hervorming door SECKENDORF in het Duits, in groot 4ø., Leipzig, 1714.

- En onder de nieuwere geschiedschrijvers, wier lezing mij van nut is geweest, zal ik de schriften van PLANCK, van GEORGE MÜLLER, van MENZEL aanhalen.

(3)

INHOUD NEGENDE BOEK

EERSTE HERVORMINGEN, 1521 en 1522

I.

Gang van de Hervorming. Nieuw tijdvak. Nut van Luther’s gevangenschap. Beweging in Duitsland.

Worms en Wittenberg. Melanchton en Luther. Geestdrift.

II.

Luther op de Wartburg. Doel van de Gevangenschap. Angst. Hoop. Ziekte. Ongerustheid van Luther’s vrienden. Luther’s werkzaamheid. Over de biecht. Aan Latomus. Wandelingen. Een jachtpartij.

III.

De Hervorming begint. Huwelijk van Feldkirchen. Het huwelijk van de monniken. Thesen. Geschrift tegen het Monnikendom. Het Monnikendom houdt voor Luther op.

IV.

De aartsbisschop Albert. De afgod van Halle. Luther staat op. Schrik aan het hof. Luther aan de aartsbisschop. Antwoord van Albert. Joachim van Brandenburg.

V.

Overzetting van de Bijbel. Behoeften van de Kerk. Beginselen van de Hervorming. Aanvechtingen van de duivel. Veroordeling van de Sorbonne. Antwoord van Melanchton. Luther’s bezoek in Wittenberg.

VI.

Nieuwe hervormingen. Gabriel Zwilling over de mis. De universiteit. Melanchton. De keurvorst. Het monnikendom aangerand. Uitgang van de monniken. Gisting. Ongeregeldbeden. Kapittel van de Augustijners. De mis en Carlstadt. Eerste Avondmaal. Gewicht van de mis volgens het Roomse stelsel.

VII.

Valse Hervorming. De nieuwe profeten. De profeten in Wittenberg. Melanchton. De keurvorst. Luther.

Carlstadt en de beelden. Wanorden. Men roept Luther terug. Hij wankelt niet. Gevaren.

VIII.

Vertrek van de Wartburg Nieuwe stelling. Luther en het oorspronkelijk Catholicisme. Ontmoeting bij den Zwerten Beer. Luther aan de keurvorst. Terugkering naar Wittenberg. Prediking in Wittenberg. De liefde. Het Woord. Hoe de Hervorming daargesteld wordt. Het heilig Avondmaal. Het geloof in Christus. Uitwerking. Didymus. Carlstadt. De profeten. Samenkomst met Luther. Einde van deze strijd.

IX.

Overzetting van het Nieuwe Testament. Het geloof en de Schrift. Tegenstand. Gewicht van Luther’s uitgave van het Nieuwe Testament. Behoefte aan een stelselmatig vertoog. De Gemene plaatsen. De erfzonde. Verlossing. Vrije wil. Uitwerking van de Gemene plaatsen.

X.

Tegenstand. Hendrik VIII. Wolsey. De koningin. Fisher. Thomas Morus. Luther’s boeken verbrand.

Hendrik valt Luther aan. Hendriks boek tegen Luther. Aanbieding aan de paus. Uitwerking op Luther.

Kracht en hevigheid. Zijn boek. Antwoord van de bisschop van Rochester. Antwoord van Morus.

Gedrag van de koning.

(4)

XI.

Algemene beweging. De monniken. Hoe de Hervorming wordt daargesteld. De eenvoudige gelovigen.

De oude en nieuwe leraren. Boekdrukkunst en letterkunde. Rondventing van boeken.

XII.

Luther in Zwickau. Het kasteel van Freyberg. Worms. Frankfort. Algemene beweging. Wittenberg, middelpunt van de Hervorming. Gevoelens van Luther.

TIENDE BOEK

BEWEGINGEN, TEGENSPOEDEN EN VORDERINGEN, 1522 - 1526

I.

Staatkundig element. Gebrek aan geestdrift te Rome. Beleg van Pampeluna. Moed van Inigo.

Verandering. Luther en Loiola. Gezichten. De twee beginselen.

II.

Zegepraal van Rome. Dood van Leo X. Oratorium van de Goddelijke liefde. Adriaan VI. Plan van Hervorming. Tegenstand.

III.

Rijksdag van Neurenberg. Bisschoppelijk bezoek. Inval van Soliman. De nuntius verlangt Luther’s dood. De predikers van Neurenberg. Belofte van Hervorming. Grieven van de natie. Besluit van de rijksdag. Hevige brief van de paus. Luther’s raad.

IV.

Vervolging. Pogingen van hertog George. Het klooster van Antwerpen. Mirisch en Probst. Miltenberg.

De drie monniken van Antwerpen. De brandstapel. De marteldood in Brussel.

V.

Nieuwe paus. De legaat Campeggi. Rijksdag van Neurenberg. Verlangen van de legaat. Antwoord van de rijksdag. Ontwerp van een wereldlijk concilie. Schrik en pogingen van de paus. Beieren.

Bondgenootschap van Regensburg. Gestrengheden en hervormingen. Staatkundige scheuring.

Tegenstand. Kunstgrepen van Rome. Decreet van Burgos. Vredebreuk.

VI.

Vervolging. Caspard Tauber. Een boekverkoper. Wreedheden in Wurtemberg. Salzburg, Beieren, Pommeren. Hendrik van Zutphen.

VII.

Verdeeldheden. Heilig Avondmaal. Twee uitersten. Carlstadt. Luther. Mysticisme van de Wederdopers. Carlstadt in Orlamunde. Luther’s zending. Ontmoeting bij de middagmaaltijd.

Samenkomst in Orlamunde. Carlstadt gebannen.

VIII.

Voortgang. Tegenstand aan de verbondenen. Ontmoeting van Philippus van Hessen en Melanchton.

De landgraaf voor het Evangelie gewonnen. De Palts, Lunenburg, Holstein. De grootmeester te Wittenberg.

IX.

Hervormingen. De Allerheiligen - kerk. Val van de mis. De letteren. Christelijke scholen. De kennis aan de leken aangeboden. De kunsten. Zedelijke Godsdienst. Esthetische Godsdienst. Muziek, Dichtkunst. Schilderkunst.

X.

(5)

Staatkundige gisting. Luther tegen het oproer. Thomas Münzer. Beweging. Het zwarte Woud. De twaalf artikelen. Luther’s gevoelen. Helfenstein. Optocht van de boeren. Optocht van het keizerlijk leger. Nederlaag van de boeren. Wreedheden van de vorsten.

XI.

Münzer in Mulhausen. Oproeping van het volk. Mars van de vorsten. Einde van de opstand. Invloed van de Hervorming. Lijden. Verandering.

XII.

Dood van Frederik. De vorst en de hervormer. Katholiek verbond. Ontwerpen van Karel. Gevaren.

XIII.

De nonnen van Nimptsch. Luther’s gevoelen. Einde van de kloosters. Het huwelijk van Luther.

Huiselijk geluk.

XIV.

De landgraaf. De keurvorst. Pruisen. Hervorming. Verwereldlijking. De aartsbisschop van Mentz.

Samenkomst in Friedewalt. Rijksdag. Verbond van Turgau. Tegenstand van de Hervormers. Verbond van Maagdenburg. De Katholieken verdubbelen hun pogingen. Huwelijk van de keizer. Dreigende brieven. De twee partijen.

DERTIENDE BOEK

HET PROTEST EN DE CONFERENTIE, 1526 – 1529

I.

De Hervorming geen negatieve daad. Tweevoudig streven van de Hervorming. De Hervorming het werk van God. Eerste rijksdag van Spiers. Het palladium van de Hervorming. Stoutmoedigheid van de vorsten. Uitwerkselen van hun vastberadenheid. Verrichtingen van de rijksdag. Rapport van de commissies. Voorstellen. Scherpe voorstellingen van het Pausdom. De verwoesting van Jeruzalem. De instructies van Sevilie. Uitwerking daarvan. Verandering van politiek. Het heilig verbond. Maatre- gelen van de keizer. Vrijheid van godsdienst voorgeslagen. Crisis van de Hervorming.

II.

Italiaanse oorlog, Toebereidselen. Het manifest van de keizer. Veldtocht in Italië. Mars naar Rome.

Muiterij onder de soldaten. Voorwaarts! De pauselijke strijdmacht. De bestorming. De plundering.

Moedwil van de Duitsers. Gewelddadigheden van de Spanjaarden. De straf voltooid.

III.

Gewenste rust. Andere inrichting van de Kerk. Philippus van Hessen. De monnik van Marburg.

Paradoxen van Lambert. Broeder Bonifacius. Redetwist in Homburg. Zegepraal van het Evangelie.

Nieuwe kerkordening. Leraars. Diakenen. Synoden. Twee elementen in de Kerk. Luther’s gevoelen over het leraarambt. Grondbeginselen bij de organisatie van de Kerk. Nadelige gevolgen van de wereldlijke invloed. Toestand van de hervormde geestelijkheid. Luther’s brief aan de keurvorst. De Duitse mis. De instructies van Melanchton. Toegeeflijkheid. Misnoegdheid. Blijdschap. Visitatie van de Hervormde gemeenten. Luther. Calvijn. De Hervorming gaat voorwaarts. Elisabeth van Brandenburg. Een godvruchtige vorstin.

IV.

Het edict van Ofen. Vervolgingen. Winkler. Carpenter. Keyser. Verslagenheid in Duitsland. Pack’s bedrog. Verbond van de Hervormde vorsten. Raad door de hervormers gegeven. Luther’s vredelievendheid. Verwondering van de Pausgezinde vorsten. Pack gevat en onthoofd. Pack’s ontwerp was niet onwaarschijnlijk. Innerlijke kracht van de Hervorming.

V.

(6)

Gebeurtenissen in Italië. Vrede tussen Karel en Clemens. Voortekenen. Vijandelijke gezindheid van de Pausgezinden. Willekeurige daad van Karel. Verrichtingen van de rijksdag. Voorstel van de commissie. De Hervorming in gevaar. Overwegingen van de Evangelischen. Voorstel van sommigen.

Moedig besluit van de vrienden van de Hervorming. Geweld van Ferdinand. De scheuring voltooid.

VI.

Het protest. Hoofdbeginselen van het protest. Het oppergezag van het Evangelie. Een eerste plicht van de Protestant. De waarheid en de Christelijke liefde. Ferdinand weigert het protest aan te nemen.

Blijdschap van de Protestanten. Bemiddelaars. Faber. Sluiting van de rijksdag. Peter Muterstadt. De Christelijke eenheid een daadzaak. Grynaeus ontkomt. Melanchton’s neerslachtigheid. De vorsten waren de ijverigste hervormers. Duitsland en de Hervorming.

VII.

Eenheid nodig onder de Protestanten. Moeilijkheid om tot eenheid te komen. Luther en Zwingli. Een Lutherse waarschuwing. Conferentie in Marburg voorgeslagen. Zwarigheden. Melanchton en Zwingli.

Zwingli’s toebereidselen. Zwingli gaat op reis. De reis. Aankomst in Marburg. De hervormers in Marburg. Verzoek van Carlstadt. Voorlopige discussies. Melanchton en Zwingli. De conferentie begint. Hoc est corpus meum. Cordus. Luther’s eerste woord. Discussies. Lambert. Luther en Zwingli.

Discussies. Het getuigenis van de kerkvaders. Augustinus. Hevigheid van Luther. Einde van de conferentie. Aanmerkingen over de conferentie. De landgraaf wil bemiddelen. De laatste samenkomst.

Zwingli wenst verbroedering. Luther weigert. De broederschap verworpen. Gedeeltelijke toenadering.

De Christelijke liefde overwint. Luther stelt de artikelen van de conferentie in schrift. De artikelen.

Eenheid bij verscheidenheid. Aanmerkingen. De werkelijke tegenwoordigheid. Doop en Avondmaal.

Aanmerkingen. Verslagenheid van Luther. Toestand van de staatkundige belangen. Luther’s oorlogspredikatie. Zwaarmoedigheid en vrees van Luther. Luther vergeleken met de apostel Petrus.

Gevolgen van de conferentie. De keizer landt in Genua. Dreigende vooruitzichten.

VEERTIENDE BOEK

DE CONFESSIE VAN AUGSBURG (1530)

I.

Vroege en latere toestand van de Kerk. Gewichtige lessen. Karel V. De Duitse afgevaardigden.

Stoutmoedigheid van de afgevaardigden. Het geschenk van de landgraaf. Het antwoord van de Keizer.

De afgevaardigden wordt arrest aangezegd. Hun vrijlating. De aankomst van de Keizer in Bologna.

Karel en Clemens. Voorslag van Gattinara. De keizer belooft gestrengheid. Conferenties. Luther’s brief. Donkere vooruitzichten. De verlosser komt! Luther’s hoogschatting van de profeet Daniël.

Vredelievende taal van keizer Karel. Beweegredenenen van de keizer.

II.

De kroning. Ongerustheid van de Protestanten. Luther wil geen tegenstand geboden hebben. Zal de keurvorst op de rijksdag verschijnen? Enige artikelen opgesteld. Edel gezegde van de keurvorst. “Ein feste Burg ist unser Gott!” Luther blijft te Coburg. Karel in Innsbruck. Twee partijen aan het hof.

Gevoelens van Gattinara. De koning van Denemarken. De vreugde van de Paus over hem. Godsvrucht van de keurvorst. Raadslagen van de Roomsgezinden.

III.

Augsburg. Predikaties van de Evangelischen. Sermoenen van de Roomsgezinden. Een boodschap van de keizer. Hij wenst de prediking geëindigd te zien. Luther’s gevoelen daarover. De kanselier Bruck.

Antwoord van de keurvorst. De confessie opgesteld. Luther’s oordeel er over. Luther’s Sinaï. Brief aan zijn zoon. Zijn vader sterft. Zijn oordeel over de toestand van Saksen. Luther beschouwd in betrekking tot de Hervorming. Dood van Gattinara. De vierhonderd en vier stellingen. Melanchton over het vasten. De Kerk moet in kerkelijke zaken beslissen. Verdraagzaamheid van de landgraaf.

(7)

IV.

Augsburg. Gewelddadigheden van de keizerlijken. Vrees van de burgers. Karel in Munchen.

Ontvangst aldaar. Ontmoeting met de vorsten. De legaat. De intocht. Komst binnen Augsburg. De benedictie. “De avonddienst van het verraad.” De markgraaf van Brandenburg. Het zwijgen van de keizer. Nieuwe plannen. Voorstel van Ferdinand. De vorsten weigeren. Spijt en gramschap van Karel.

Herhaalde weigering van de vorsten. Processie op Sacramentsdag. Grote ontevredenheid van Karel.

V.

De keizer wil dat de predikaties ophouden. Antwoord daaromtrent van de vorsten. Een middelweg voorgeslagen. Gevoelen van de Godgeleerden. Het voorstel wordt aangenomen. Nieuwe predikers aangesteld. De nieuwe predikers en de “verwarringen van het Pausdom”. Bemoedigende woorden van Luther. Nieuwe aanslagen. Veni Spiritus. De Heilige Geest mis. Het sermoen. Opening van de rijksdag. De keurvorst. Gevaarlijk plan van de Roomsgezinden. Valdez. Valdez en Melanchton. Het doel wordt gemist., Valdez over de confessie.

VI.

De confessie ondertekend. Moedige taal. De Protestantse vorsten. Melanchton’s zwakheid.

Redevoering van de legaat. De lezing van de confessie wordt verschoven. De Protestantse vorsten houden aan. De voorlezing van de confessie wordt bepaald. Neerslachtigheid van Melanchton.

Zonderling nieuws. Overpeinzingen van Melanchton. Melanchton en Luther. Luther bidt. Luther’s ongerustheid. Geliefkoosde Bijbelplaatsen van Luther. Zijn brief aan Jonas. Luther aan Melanchton.

VII.

De kapel van het palatinaat. Aanmerkingen. De confessie. Een woord van Luther over de confessie.

Dwalingen en misbruiken. Kerk en Staat. Plichten van de geestelijkheid. Slot van de confessie.

Aanmerkingen. Wijze behoedzaamheid in uitdrukking. De Hervorming wil niets nieuws. Kerk en Staat onderscheiden. Kerkelijke regering en tucht. Oorspronkelijke bedoeling met de confessie.

Aanmerkingen op de confessie. De keizer neemt de confessie aan. Belangrijkheid van de confessie voor de Evangelische Kerk.

VIII.

Uitwerking van de confessie op de Roomsgezinden. Afschriften naar alle hoven gezonden. Luther dringt aan op vrijheid van Godsdienst. Hij vergelijkt de rijksdag bij een toneelspel. Zijn schrijven aan Melanchton. Herinnering aan keizer Maximiliaan. Openhartige bekentenis. Verwachtingen van de protestanten. De steden tot afval aangezocht. Derzelver antwoord. Beraadslagingen. Houding door de meerderheid aangenomen. Een tegenschrift zal opgesteld worden. De opstellers. Rome en de wereldlijke macht. De mannen van de confessie met gevaren bedreigd. Gevoelen van Luther.

Bezorgdheid van Melanchton. Melanchton’s minimum. Oordeel van een biechtvader van de keizer. De zuster van de keizer. Zwakheid van Melanchton. Luther is tegen alle toegeven. De legaat zal een onderhoud met Melanchton hebben. Melanchton in zijn verwachting teleurgesteld. De pauselijke instructies. Plan van de Roomse doctoren. Verklaring van Melanchton. Antwoord van de Protestanten.

IX.

Het tegenschrift. Karel is er niet mee ingenomen. Nieuwe poging om de vorsten over te halen. De Zwitsers in Augsburg. De tetrapolitaanse confessie. Confessie van Zwingli. Melanchton wil met de Zwitsers niet spreken. Een feest aan het hof. Overdenkingen van de keurvorst. Zijn geloof. De godgeleerden willen hem van zijn besluit terugbrengen. Antwoord van de keurvorst aan de keizer. De leeuwenhuid. Lezing van het tegenschrift. Aanmerkingen. Verklaarde wil van de keizer. Stemming van de Protestanten. Melanchton’s tweede onderhoud met de legaat. Politiek van Karel. Zijn voorwaarden. De Protestanten verwerpen dezelve. Besluiten van het consistorie. Raad door Campeggio gegeven. De Evangelischen zoeken sterkte in het gebed. De twee wonderwerken: Johan de standvastige. Proeven van geloofsmoed. De zinnebeeldige voorstelling. Voortekenen. Grote beweging in Augsburg.

X.

(8)

Philippus van Hessen. Verzoeking. Tegenwerking. Melanchton’s geheime beweegreden. De keizer weigert de landgraaf te laten vertrekken. De keizer komt tot nadenken. De Protestantse vorsten aan het hof ontboden. Zij blijven onverzettelijk. De landgraaf. Zijn vlucht uit Augsburg. Algemene verbazing.

Brief door Philippus achtergelaten. Uitwerking van zijn vertrek. De Protestanten weten van geen plan.

De poorten worden weer geopend De kans op oorlog vermindert. Vrede! Vrede!

XI.

De gemengde commissie. Ongepaste scherts van Dr. Eck. Het geloof en de werken. Roomse dubbelhartigheid. Men wil de landgraaf terugbrengen. De Roomsen beginnen met toegeven. De hoofdvraag. Het bestuur van de Kerk. Gevaar van het toegeven. Melanchton. Oordeelvellingen over het werk van de commissie. Luther’s brieven. Melanchton’s bezorgdheid. Overmoed van de Pausgezinden. Nog één schrede! Een nieuwe commissie. De landgraaf. Zijn brief. De twee schrikbeelden. Melanchton. Overeenstemming omtrent enkele punten. De drie levensvragen. De onderhandelingen lopen op niets uit. Zij worden voorgoed afgebroken. De keurvorst en de markgraaf willen vertrekken. De gordiaanse knoop. Een concilie toegestaan. Dadelijke gevolgen daarvan. Eis van de keizer. Dreigende taal. Antwoord van de Protestanten. De keurvorst wil vertrekken. Beweging in Augsburg. Nieuwe onderhandelingen. De Protestanten zijn minder geneigd tot schikken. Vermaning van Luther.

XII.

De keurvorst maakt zich tot het vertrek gereed. Het reces. De Hervormden worden een sekte genoemd.

Apologie van de confessie. Het reces. Bedreigingen. Stellige weigering van de Protestanten. Het afscheid. Boden van de vrede. Ontevredenheid van de keizer. Karel schrijft aan de paus.

Ongeregeldheden. Verklaring van de rijkssteden. Verbond van de Protestanten. Dadelijk gevolg daarvan. De paus en de keizer. Sluiting van de rijksdag. Toebereidselen voor de oorlog. Aanval op Genève. Luther. Aanmerkingen. Het Protestantisme is gevestigd.

(9)

NEGENDE BOEK

EERSTE HERVORMINGEN 1521 en 1522

I.

Gang van de Hervorming. Nieuw tijdvak. Nut van Luther’s gevangenschap. Beweging in Duitsland. Worms en Wittenberg. Melanchton en Luther. Geestdrift.

II.

Luther op de Wartburg. Doel van de Gevangenschap. Angst. Hoop. Ziekte. Ongerustheid van Luther’s vrienden. Luther’s werkzaamheid. Over de biecht. Aan Latomus. Wandelingen. Een jachtpartij.

III.

De Hervorming begint. Huwelijk van Feldkirchen. Het huwelijk van de monniken. Thesen.

Geschrift tegen het Monnikendom. Het Monnikendom houdt voor Luther op.

IV.

De aartsbisschop Albert. De afgod van Halle. Luther staat op. Schrik aan het hof. Luther aan de aartsbisschop. Antwoord van Albert. Joachim van Brandenburg.

V.

Overzetting van de Bijbel. Behoeften van de Kerk. Beginselen van de Hervorming.

Aanvechtingen van de duivel. Veroordeling van de Sorbonne. Antwoord van Melanchton.

Luther’s bezoek in Wittenberg.

VI.

Nieuwe hervormingen. Gabriel Zwilling over de mis. De universiteit. Melanchton. De keurvorst.

Het monnikendom aangerand. Uitgang van de monniken. Gisting. Ongeregeldbeden. Kapittel van de Augustijners. De mis en Carlstadt. Eerste Avondmaal. Gewicht van de mis volgens het Roomse stelsel.

VII.

Valse Hervorming. De nieuwe profeten. De profeten in Wittenberg. Melanchton. De keurvorst.

Luther. Carlstadt en de beelden. Wanorden. Men roept Luther terug. Hij wankelt niet. Gevaren.

VIII.

Vertrek van de Wartburg Nieuwe stelling. Luther en het oorspronkelijk Catholicisme.

Ontmoeting bij den Zwerten Beer. Luther aan de keurvorst. Terugkering naar Wittenberg.

Prediking in Wittenberg. De liefde. Het Woord. Hoe de Hervorming daargesteld wordt. Het heilig Avondmaal. Het geloof in Christus. Uitwerking. Didymus. Carlstadt. De profeten.

Samenkomst met Luther. Einde van deze strijd.

IX.

Overzetting van het Nieuwe Testament. Het geloof en de Schrift. Tegenstand. Gewicht van Luther’s uitgave van het Nieuwe Testament. Behoefte aan een stelselmatig vertoog. De Gemene plaatsen. De erfzonde. Verlossing. Vrije wil. Uitwerking van de Gemene plaatsen.

X.

Tegenstand. Hendrik VIII. Wolsey. De koningin. Fisher. Thomas Morus. Luther’s boeken verbrand. Hendrik valt Luther aan. Hendriks boek tegen Luther. Aanbieding aan de paus.

Uitwerking op Luther. Kracht en hevigheid. Zijn boek. Antwoord van de bisschop van Rochester. Antwoord van Morus. Gedrag van de koning.

(10)

XI.

Algemene beweging. De monniken. Hoe de Hervorming wordt daargesteld. De eenvoudige gelovigen. De oude en nieuwe leraren. Boekdrukkunst en letterkunde. Rondventing van boeken.

XII.

Luther in Zwickau. Het kasteel van Freyberg. Worms. Frankfort. Algemene beweging.

Wittenberg, middelpunt van de Hervorming. Gevoelens van Luther.

(11)

I.

Gang van de Hervorming.

Sinds vier jaren werd er opnieuw een oude leer in de Kerk verkondigd. Het grote woord van een zaligheid uit genade, weleer in Azië, in Griekenland, in Italië, door PAULUS en zijn broeders verkondigd, en na vele eeuwen door een monnik van Wittenberg in de Bijbel weergevonden, had van de vlakten van Saksen tot Rome, tot Parijs, tot Londen weergalmd; en de hoge bergen van Zwitserland hadden er de doordringende tonen van herhaald. De bronnen van de waarheid, van de vrijheid en des levens waren voor de mensheid weer geopend geworden. Men was daar in menigte heengestroomd, men had er met vreugde uit gedronken;

maar zij die er met geestdrift hun lippen mee bevochtigd hadden, hadden hetzelfde voorkomen bewaard. Alles van binnen was nieuw, en echter scheen alles van buiten hetzelfde gebleven te zijn.

De inrichting van de Kerk, haar Godsdienstoefening, haar tucht, hadden geen verandering ondergaan. In Saksen, te Wittenberg zelf, overal waar de nieuwe gevoelens doorgedrongen waren, behield de pauselijke eredienst haar gewone praal; de priester, aan de voet des altaars, Gode de hostie offerende, scheen een onuitsprekelijke verandering te bewerken; de monniken en de nonnen kwamen in de kloosters eeuwigdurende verbintenissen aangaan; de herders van de gemeenten leefden zonder gezin; de broederschappen vergaderden; de bedevaarten werden volvoerd; de gelovigen hingen hun ex foto’s (zekere offeranden of geschenken, gebracht door personen, die uit gevaren of ziekten gered waren, en aan deze of geen heilige, wie zij in het gevaar of om genezing hadden aangeroepen en aan wie zij hun uitredding dank wisten, volgens gedane geloften toegewijd, en in de kerken rondom de beelden dier heiligen tot gedachtenis opgehangen, bestaande veelal in afbeeldsels in was van het genezen lichaamsdeel, of in schilderijen de geschiedenis en omstandigheden van de wondervolle reddingen voorstellende, met bijgevoegde opschriften, geheel in de smaak van de oude heidenen, ook geschenken door koningen en vorsten van grote stukken zilverwerk, vazen, kandelaars, lampen, beelden enz.) aan de pilaren van de kapellen op, en al de ceremonieën werden, tot de minst beduidende handeling des heiligdoms toe, als eertijds gevierd. Er was een nieuw woord in de wereld, maar het had zich geen nieuw lichaam geschapen. De redenen des priesters maakten met de handelingen des priesters het meest in het ooglopend verschil.

Men hoorde hem van de kansel tegen de mis als tegen een afgodische plechtigheid uitvaren;

daarna zag men hem afklimmen en met nauwgezetheid voor het altaar de praalvertoning van die verborgenheid houden. Overal werd het nieuwe Evangelie te midden van de oude kerkgebruiken verkondigd. De priester zelf merkte deze vreemde tegenstrijdigheid niet op; en het volk dat met toejuiching de vrijmoedige redenen van de nieuwe predikers aanhoorde, zette met nauwgezetheid zijn oude gewoonte voort, evenalsof het zich daar nimmer van had moeten afscheiden. Alles bleef, aan de huiselijke haard en in het maatschappelijk leven zowel als in Gods huis, in dezelfde staat. Er was een nieuw geloof in de wereld, er waren geen nieuwe werken. De lentezon was verscheen, en de winter scheen de natuur nog vast te kluisteren; geen bloemen, geen bladen, niets van buiten dat het nieuwe seizoen aankondigde;

maar die schijn was bedriegelijk; een krachtig, schoon verborgen sap liep reeds onzichtbaar rond en was op het punt om de wereld te veranderen.

Het is aan deze gang, vol wijsheid, dat de Hervorming mogelijk haar zegepralen te danken heeft. Iedere omwenteling moet in de gedachte plaats hebben vóór dat zij uitwendig tot stand gebracht wordt. De tegenstrijdigheid welke wij aangeduid hebben viel in de eerste opslag zelfs geen LUTHER in het oog. Hij scheen het geheel natuurlijk te vinden dat schoon men met geestdrift zijn schriften ontving, men echter aan de misbruiken welke zij aantastten uit vroomheid gehecht bleef. Men zou zelfs kunnen geloven dat hij vooraf zijn plan ontwierp, en besloot de gemoederen te herscheppen vóórdat hij de vormen veranderde. Maar dit zou zijn, hem een wijsheid toe te schrijven, waarvan de eer aan een hoger verstand toekomt. Hij

(12)

volvoerde een plan, dat hij te voren niet had ontworpen. Later kon hij die dingen onderscheiden en begrijpen: maar hij bedacht ze niet en regelde ze dus ook niet. God ging aan het hoofd; zijn rol was Hem te volgen.

Wanneer LUTHER met een uitwendige hervorming begonnen was; wanneer hij, na gesproken te hebben, terstond de klooster-geloften, de mis, de biecht, de vormen van de eredienst had willen afschaffen, dan zou hij voorzeker de hevigste tegenstand ontmoet hebben. De mens heeft tijd nodig om tot grote omwentelingen bekwaam te worden. Maar LUTHER was geenzins die onstuimige, onvoorzichtige, onbezonnen invoerder van nieuwigheden, zoals enige geschiedschrijvers hem afgeschilderd hebben. Het volk, niets in de gewone Godsdienstgebruiken veranderd ziende, gaf zich zonder vrees aan zijn nieuwe meester over.

Het verwonderde zichzelfs over de aanvallen gericht tegen een man die het zijn mis, zijn rozekrans, zijn biechtvader liet behouden; en het schreef deze toe aan de lage afgunst van verachtelijke mededingers, of aan de wrede onrechtvaardigheid van machtige tegenstanders.

De denkbeelden van LUTHER echter brachten de gemoederen in beweging, vernieuwden de harten, en ondermijnde zozeer het oude gebouw, dat het weldra vanzelf en zonder mensen- handen instortte. De denkbeelden werken niet op een ogenblikkelijke wijze; zij gaan hun weg in de stilte, gelijk de wateren die achter onze rotsen doorzijpende deze van de berg waartegen zij rusten afscheiden; eensklaps vertoont zich het werk dat in het verborgen verricht is, en een enkele dag is genoeg om het werk van vele jaren, misschien zelfs van vele eeuwen in het licht te stellen.

Nieuw tijdvak.

Een nieuw tijdvak begint er voor de Hervorming. Reeds is de waarheid in de leer hersteld; nu gaat de leer de waarheid in al de vormen van de Kerk en van de maatschappij herstellen. De schok is te groot dan dat de gemoederen standvastig en onbewegelijk zouden blijven op het punt waarop zij gekomen zijn. Op die zo sterk geschokte leerstellingen rusten gebruiken welke reeds waggelen en die met deze moeten verdwijnen. Er is te veel moed en leven in de nieuwe geboorte dan dat zij zich voor de dwaling zouden matigen. Sacramenten, eredienst, hiërarchie, geloften, kerkinrichting, huiselijk leven, openbaar leven, alles staat gewijzigd te worden. Het schip, langzaam en met moeite gebouwd, gaat eindelijk de werf verlaten en de wijde zee bevaren. Wij zullen de tocht midden door veel klippen heen moeten volgen.

Nut van Luther’s gevangenschap.

De gevangenschap op de Wartburg scheidt die twee tijdvakken van een. De Voorzienigheid, welke zich gereed maakte aan de Hervorming zoveel kracht bij te zetten, had er de voortgang van voorbereid, door het werktuig waarvan zij zich wilde bedienen naar een eenzaam afgelegen verblijf heen te voeren. Het werk scheen, voor een tijd, met de werkmeester begraven; maar de graankorrel moet in de aarde gelegd worden om vruchten te dragen; en het is uit deze gevangenis, welke het graf van de Hervormer scheen te moeten zijn, dat de Hervorming zou te voorschijn komen om nieuwe veroveringen te maken en zich weldra over de gehele wereld te verspreiden.

Tot hiertoe was de Hervorming in de persoon van LUTHER als in één middelpunt verenigd geweest. Zijn verschijning voor de rijksvergadering te Worms was ongetwijfeld het verhevenste ogenblik van zijn leven. Zijn karakter scheen toen bijna vlekkeloos: en juist dit heeft doen zeggen, dat indien God, die gedurende tien maanden de Hervormer binnen de muren van de Wartburg verborg, hem op dit ogenblik voor altijd aan het oog van de wereld onttrokken had, zijn einde als een vergoding zou geweest zijn. Maar God wil geen vergoding voor zijn dienaren; en LUTHER werd voor de Kerk bewaard, om door zijn gebreken zelf te tonen, dat het alleen op Gods Woord is dat het geloof des Christens moet gegrond zijn. Hij werd op het onverwachtst ver van het toneel, waar de grote omwenteling van de 16de eeuw

(13)

tot stand kwam, weggevoerd; de waarheid, welke hij gedurende vier jaren met zoveel kracht verkondigd had ging in zijn afwezendheid voort op de Christenheid te werken, en het werk waarvan hij slechts een zwak werktuig was droeg, van toen af, niet het zegel eens mensen, maar het zegel van God zelf.

Beweging in Duitsland.

Duitsland was over de gevangenschap van LUTHER bewogen. De tegenstrijdigste geruchten werden in al de provincies verspreid. De afwezigheid van de Hervormer verontrustte de gemoederen, meer dan zijn tegenwoordigheid ooit had kunnen doen. Hier verzekerde men dat vrienden uit Frankrijk gekomen hem aan de overzijde van de Rijn in veiligheid gesteld hadden. Daar zei men, dat sluipmoordenaars hem om het leven gebracht hadden. Men vernam naar LUTHER tot in de kleinste dorpen; men ondervroeg de reizigers; men verzamelde zich op de openbare plaatsen. Soms deed een onbekend redenaar het volk een levendig verhaal omtrent de wijze waarop de doctor opgelicht was geworden; hij vertoonde woeste ruiters die hun gevangenen stevig de handen bonden, hun rit verhaastten, hem te voet achter zich meesleepten, zijn krachten uitputteden, de oren voor zijn geschrei sloten, en zelfs het bloed uit zijn ledematen deden stromen.

"Men heeft," voegde hij er bij, "het lijk van LUTHER geheel doorstoken gezien." Dan deden zich droevige klachten horen: "Ach!" zei de menigte, "wij zullen hem met meer zien, wij zullen hem niet meer horen, die edelmoedige man, wiens stem onze harten roerde!" De vrienden van LUTHER, van woede bevende, zwoeren zijn dood te zullen wreken. Vrouwen, kinderen, vreedzame mannen, grijsaards voorzagen met schrik nieuwe worstelingen. Niets evenaarde de schrik van de aanhangers van Rome. De priesters en monniken, die eerst hun vreugde niet hadden kunnen verbergen, toen zij zich van de overwinning zeker waanden omdat een mens dood was, en die met een zegevierende en honende blik het hoofd opgestoken hadden, zouden nu ver van de dreigende woede van het volk hebben willen vlieden. Die lieden welke, zolang LUTHER in vrijheid was, zozeer hun woede betoond hadden, beefden nu hij gevangen was. ALEANDER was inzonderheid verschrikt. "Het enige middel dat ons overblijft om ons te redden," schreef een Rooms Catholieke aan de aartsbisschop van Mentz, "is toortsen te ontsteken en LUTHER in de gehele wereld te zoeken, om hem aan de natie die hem terugeist weer te geven." Men zou gezegd hebben dat de schim van de Hervormer, bleek en ketenen voortslepende, schrik kwam verspreiden en wraak eisen.

"De dood van LUTHER," riep men uit, "zal stromen bloed doen vlieten."

Worms en Wittenberg.

Nergens waren de gemoederen meer bewogen dan te Worms zelf; een groot gemor deed zich onder het volk en onder de vorsten horen. ULRICH VAN HUTTEN en HERMAN BUSCH vervulden die streken met hun klaagzangen en met hun oorlogskreten. Men beschuldigde openlijk KAREL V en de pauselijke afgezanten. De natie trok zich de zaak van de armen monnik aan, die, door de kracht van zijn geloof, haar hoofd was geworden.

Melanchton en Luther. Geestdrift.

Te Wittenberg waren zijn ambtgenoten, zijn vrienden, inzonderheid MELANCHTON, in het eerst in een sombere droefheid gedompeld. LUTHER had die jongen geleerde de schatten dier heilige Godgeleerdheid meegedeeld welke van toen af zijn ziel geheel vervuld had. Het was LUTHER die aan de louter verstandelijke beschaving, welke MELANCHTON te Wittenberg gebracht had, kracht en leven had bijgezet. De grondigheid van de leer van de Hervormer had de jongen hellenist getroffen, en de moed van de doctor om de rechten van het eeuwige Woord tegen alle menselijk gezag te verdedigen, had hem met hoge geestdrift vervuld. Hij had zich aan des Hervormers werk aangesloten; hij had de pen opgenomen, en, met die

(14)

voortreffelijkheid van stijl, welke hij door de studie van de oudheid zich had eigen gemaakt, had hij achtereenvolgens, en met een krachtige hand, het gezag van de kerkvaders en het gezag van de conciliën voor het onfeilbaar Woord van God doen wijken.

De vaste beradenheid welke LUTHER in het leven bezat, bezat MELANCHTON in de wetenschap. Nooit zag men in twee mensen meer verschil en meer eenheid. "De heilige Schrift," zei MELANCHTON, "vervult de ziel met een heilig en wonderbaar vermaak; zij is een hemelse spijs." "Het Woord van God," riep LUTHER uit, is een zwaard, een strijd, een verwoesting; zij valt op de kinderen van Ephraïm aan, als de leeuwin in het woud." Zo zag de één in de Schrift vooral een krachtige troost, en de ander een nadrukkelijke tegenkanting tegen het bederf van de wereld. Maar voor de één zowel als voor de ander was zij het gewichtigste op aarde; ook verstonden zij elkaar volkomen. "MELANCHTON," zei LUTHER, "is een wonder: allen erkennen het thans. Hij is de geduchtste vijand van de satan en de Scholastieken, want hij kent hun dwaasheid en de rots welke CHRISTUS is. Die kleine Griek overtreft mij, zelfs in de Godgeleerdheid; hij zal u even nuttig zijn als vele LUTHERS."

En hij voegde er bij dat hij bereid was een mening te laten varen, in die PHILIPPUS die niet goedkeurde. MELANCHTON, van zijn kant, vol bewondering voor de kennis welke LUTHER van de heilige Schrift had, stelde hem ver boven de kerkvaders. Hij verschoonde gaarne de scherts waarvan enigen hem beschuldigden, en vergeleek die dan met een aarden vat wat een kostbare schat onder een ruw omkleedsel bevatte. Ik zal mij wel wachten hem daarover voorbarig te berispen," zei hij.

Maar ziedaar nu die twee zielen, zo nauw verenigd, van elkaar gescheiden. Die twee dappere krijgsknechten kunnen niet meer gezamenlijk voor de verlossing van de Kerk strijden.

LUTHER is verdwenen; hij is mogelijk voor altijd verloren. De verslagenheid te Wittenberg is groot: men gelijkt daar een leger, staande met sombere en neerslachtige blik voor het bloedige lijk van de veldheer die het ter overwinning leidde.

Eensklaps ontving men meer vertroostende berichten. "Onze veel geliefde vader leeft," riep PHILIPPUS in de vreugde van zijn ziel uit; "grijp moed en zijt sterk." Maar weldra nam de neerslachtigheid weer de overhand. LUTHER leefde, maar in gevangenschap. Het edict van Worms, met de verschrikkelijke vogelvrijverklaringen, was bij duizenden exemplaren door het gehele rijk, en tot in het gebergte van Tyrol verspreid. Stond de Hervorming niet verpletterd te worden door de ijzeren hand welke zwaar op haar drukte? De zo zachte ziel van MELANCHTON werd beangstigd en ontboezemde een kreet van smart.

Maar boven de hand van de mensen deed zich een machtiger hand gevoelen; God zelf benam het geduchte edict al de kracht. De Duitse vorsten, die steeds getracht hadden in het rijk de macht van Rome te vernederen, beefden bij het zien van het verbond van de keizer met de paus, en vreesde dat dit de ondergang van al hun vrijheden zouden ten gevolge hebben. Ook, terwijl KAREL, bij het doortrekken van de Nederlanden, met een spottende grimlach de vlammen begroette, welke enige vleiers en enige geestdrijvers op de openbare pleinen met LUTHERS boeken ontstaken, werden die schriften in Duitsland met een steeds toenemende gretigheid gelezen, en talrijke schotschriften, in de geest van de Hervorming, kwamen dagelijks het pausdom nieuwe slagen toebrengen. De pauselijke afgezanten waren buiten zichzelf bij het zien dat dat edict, wat hun zoveel heimelijke kunstgrepen gekost had, zo weinig uitwerking teweeg bracht. "De inkt waarmee KAREL V zijn besluit getekend heeft,"

zei zij met bitterheid, "heeft de tijd niet gehad om op te drogen, terwijl reeds in elke plaats dit keizerlijk bevelschrift in stukken gescheurd is...."Het volk hechtte zich meer en meer aan de bewonderenswaardige man die, zonder zich aan de banbliksemen van KAREL en de paus te bekreunen, zijn geloof met de moed van een martelaar beleden had. "Hij heeft aangeboden te herroepen, wanneer men hem weerleide," zei men, "en niemand heeft het durven ondernemen.

Is dit niet een bewijs voor de waarheid van zijn leringen?" Zo volgde dan op de eerste

(15)

beweging van schrik te Wittenberg en in geheel het rijk een beweging van geestdrift. De aartsbisschop van Mentz zelf, dus de onderlinge overeenstemming van het volk ziende uitkomen, durfde de Franciscaners geen verlof geven om tegen de Hervormer te prediken. De universiteit, welke scheen vernietigd te moeten worden, beurde het hoofd weer op. De nieuwe leringen waren daar te zeer gevestigd, dan dat de afwezigheid van LUTHER ze zou doen wankelen; en de academische gehoorzalen hadden weldra moeite de menigte van de hoorders te bevatten.

II.

Luther op de Warburg.

Intussen leefde ridder GEORGE, dus was de naam van LUTHER op de Wartburg, eenzaam en onbekend. "Indien gij mij zaagt," schreef hij aan MELANCHTON, "zou gij een ridder menen te zien, en gij zelf zoudt mij met moeite herkennen." LUTHER nam eerst enige rust, genietende een tijd van verpozing, welke hem tot dit ogenblik toe niet vergund was geweest.

Hij wandelde vrij op het kasteel rond, maar kon zich niet buiten de muren begeven. Men voldeed aan al zijn begeerten, en nimmer was hij beter behandeld geworden. Vele gedachten vervulden zijn ziel; maar niet één kon hem verontrusten. Beurtelings wendde hij zijn blikken over de wouden die hem omringden heen en verhief ze ten hemel. "Zonderlinge gevangene!"

riep hij uit, "ik die met en tegen mijn wil dat ben!"

"Bid voor mij," schreef hij aan SPALATIJN; "uw gebeden zijn het enige waaraan ik behoefte heb. Ik bekreun mij niet aan al wat men in de wereld ten mijnen opzichte zegt en doet. Ik ben eindelijk in rust." (10 Juni 1521) Deze brief, gelijk vele andere van dezelfde tijd, is gedagtekend van het eiland Pathmos. LUTHER vergeleek de Wartburg met dit vermaarde eiland, waarheen de gramschap van keizer DOMITIANUS eertijds de Apostel JOHANNES verbande.

Doel van de Gevangenschap.

De Hervormer rustte, te midden van de sombere wouden van Thuringen, van de hevige worstelingen welke zijn ziel geschokt hadden uit. Hij oefende zich daar in de Christelijke waarheid, niet om ze te bestrijden, maar als middel tot wedergeboorte en leven. Het begin van de Hervorming moest strijdzuchtig zijn; doch nieuwe tijden vereisen nieuwe werkzaamheden.

Na met het ijzer de doornen en struiken uitgeroeid te hebben, moest men het Woord van God vreedzaam in de harten zaaien. Indien LUTHER onophoudelijk nieuwe gevechten had moeten leveren, zou hij geen duurzaam werk in de Kerk tot stand gebracht hebben. Hij ontging door zijn gevangenschap een gevaar dat mogelijk de Hervorming zoude bedorven hebben, van namelijk altijd aan te vallen en af te breken, zonder ooit te verdedigen en op te bouwen.

Deze nederige afzondering had een gevolg van nog groter waarde. Door zijn volk als op een schild verheven, stond hij aan de rand van de afgrond; en een duizeling zou genoeg geweest zijn om er hem te doen instorten. Enigen van de eerste acteurs van de Hervorming, in Duitsland en Zwitserland, kwamen op de klip van geestelijke hoogmoed en geestdrijverij schipbreuk lijden. LUTHER was een man, aan de zwakheden van onze natuur zeer onderworpen, en hij wist die gevaren niet volkomen te ontwijken. Echter verloste de hand Gods er hem voor enige tijd van, door hem onverwacht aan de bed welmende toejuichingen te onttrekken en naar een onbekende schuilplaats te voeren. Zijn ziel keerde daar in de nabijheid van God tot zich zelve in; zij werd daar in de wateren des tegenspoeds gedoopt; zijn weerwaardigheden, zijn vernederingen noodzaakten hem, enige tijd tenminste, met de nederigen voort te gaan, en de beginselen van het Christelijk leven ontwikkelden zich van toen af met meer kracht en vrijheid in zijn ziel.

De rust van LUTHER duurde niet lang. Eenzaam op de muren van de Wartburg gezeten, bleef hij gehele dagen in diepe gepeinzen verzonken. Nu eens kwam de Kerk voor zijn geest en vertoonde al haar ellende aan zijn ogen. Dan weer met vertrouwen zijn blikken ten hemel

(16)

heffende, zei hij: "Waarom zou gij, o Heer! de mensen kinderen tevergeefs geschapen hebben?..." Straks weer die hoop laten varen, riep hij moedeloos uit: "Helaas! er is niemand, in die laatste dag van zijn toorn, die als een muur voor de Heer zich staande houdt om Israël te bevrijden!..."

Angst.

Daarna, op zijn eigen bestemming terugkomende, vreesde hij dat men hem zou beschuldigen van het slagveld verlaten te hebben; en deze gedachte sloeg zijn ziel ter neder. "Ik zou liever,"

zei hij, "onder vurige kolen begraven worden, dan hier half dood te blijven liggen."

Zich vervolgens in zijn verbeelding te Worms, te Wittenberg, te midden van zijn vijanden verplaatsende, betreurde hij het, aan de raadgevingen van zijn vrienden toegegeven te hebben, niet in de wereld gebleven te zijn, en zijn borst niet te hebben bloot gesteld aan de woede van de mensen. "Ach!" zei hij, "er is niets dat ik meer begeer dan mij voor mijn wrede vijanden te stellen."

Hoop.

Enige aangename gedachten verdreven echter weer die angsten. Alles was voor LUTHER geen kwelling: zijn geschokt gemoed vond van tijd tot tijd een weinig kalmte en verlichting.

Na de zekerheid van Gods bijstand, vertroostte hem vooral één zaak in zijn droefheid; het was de gedachte aan MELANCHTON. "Indien ik omkom," schreef hij hem, "zal het Evangelie niets verliezen: gij zult mij opvolgen als ELIZA ELIAS, hebbende een dubbele maat van mijn geest." Maar zich de vreesachtigheid van PHILIPPUS te binnen brengende, riep hij hem met nadruk toe: "Bedienaar van Gods Woord! bewaak de muren en torens van Jeruzalem, totdat de vijanden u in hun macht hebben. Wij alleen zijn nog op het slagveld staande gebleven: na mij zijt gij het op wie zij zullen aanvallen."

Deze gedachte van de laatste aanval welke Rome tegen de ontluikende Kerk stond te doen, vervulde hem met nieuwe bekommeringen. De arme monnik, gevangen en van de wereld afgescheiden, leverde hem alleen harde slagen. Maar eensklaps meende hij zijn verlossing te zien aanbreken. Het scheen hem toe dat de aanvallen van het Pausdom de volken van Duitsland in opstand zouden brengen, en dat de krijgsknechten van het Evangelie, als overwinnaars de Wartburg bezettende, de gevangene de vrijheid zouden weergeven. "Indien de paus," zei hij, "al diegenen vervolgt welke voor mij zijn, zal er een opstand in Duitsland uitbreken; hoe meer hij zich zal haasten om ons te verpletteren, hoe spoediger ook zijn einde en dat van al de zijnen daar zal zijn. En ik...ik zal u weergegeven worden.... God wekke de geest van velen op en brenge de volken in beweging. Dat onze vijanden onze zaak slechts verdrukken en die zoeken te verstikken; zij zal onder hun verdrukkingen groot worden en er tienmaal geduchter uit te voorschijn komen."

Ziekte.

Maar ziekte deed hem weer van die hoogte waartoe zijn moed en zijn geloof hem opgevoerd hadden nederstorten. Reeds had hij te Worms veel geleden; zijn kwaal nam in de eenzaamheid toe. Hij kon het voedsel van de Wartburg, een weinig minder zwaar dan dat van zijn klooster, niet verdragen; men moest hem geringer spijs geven, waaraan hij gewoon was. Hij bracht gehele nachten slapeloos door. De angsten van zijn ziel voegden zich bij de smarten van zijn lichaam. Geen werk werd er zonder smart en pijn voltooid. LUTHER, alléén op zijn rots, verduurde toen in zijn sterke natuur een lijden dat de verlossing van de mensheid noodzakelijk maakte. "Des nachts in mijn kamer gezeten, hief ik een geschrei aan," zegt hij,

"als een vrouw die in barensnood is; gescheurd, gewond, bloedende...(18)." Vervolgens zijn gekerm afbrekende, doordrongen van de gedachte dat zijn smarten weldaden van God waren, riep hij met liefde uit: "Dank zij u toegebracht, o CHRISTUS! dat gij mij niet zonder kostbare

(17)

reliquiën van u heilig kruis wilt laten!" Maar weldra was hij op zichzelf verstoord.

"Onzinnige, verharde die ik ben," riep hij uit. "O jammer! ik bid weinig, ik worstel weinig met de Heer, ik zucht niet voor de Kerk Gods. In plaats van vurig te zijn van geest, zijn het mijn hartstochten die ontvlammen; ik blijf in traagheid, in slaap, in ledigheid..." Daarna niet wetende waaraan die staat toe te schrijven, en gewoon alles van de toegenegenheid van zijn broeders te verwachten, riep hij in de moedeloosheid van zijn ziel uit: "O mijn vrienden!

vergeet gij dan voor mij te bidden, daar God zich van mij verwijdert?..."

Ongerustheid van Luther’s vrienden.

Degenen die hem omringden, zowel als zijn vrienden te Wittenberg en aan het hof van de keurvorst, waren over die staat van lijden ongerust en verschrikt. Zij beefden bij het vooruitzicht dat dat leven, wat aan de brandstapel van de paus en aan het zwaard van KAREL V ontrukt was, treuriglijk zou verkwijnen en vergaan. Zou de Wartburg bestemd zijn om het graf van LUTHER te wezen! "Ik vrees," zei MELANCHTON, "dat de smart welke hij voor de Kerk gevoelt hem zal doen sterven. Er is door hem een fakkel in Israël ontstoken; indien deze uitgeblust wordt, welke hoop zal ons dan nog overblijven? Het behage God dat ik, ten koste van mijn ellendig leven, die ziel in de wereld kunnen behouden, welke er het schoonste sieraad van is!...."O! welk een man!" riep hij uit, alsof LUTHER reeds aan de rand van het graf stond; "wij hebben hem niet genoeg gewaardeerd!"

Luther’s werkzaamheid.

Wat LUTHER onwaardige ledigheid van zijn gevangenschap noemde, was een werkzaamheid welke schier al de krachten van een mens te boven ging. "Ik verkeer hier dagelijks," zei hij de 14de Mei, "in ledigheid en in geneugten (hij zinspeelde ongetwijfeld op het enigszins minder zware voedsel dat men hem in het begin gaf). Ik lees de Bijbel in het Hebreeuws en Grieks; ik ga een redevoering schrijven in de Duitse taal over de oorbiecht; ik zal de vertaling van de Psalmen voortzetten en een predikatieboek vervaardigen, zodra ik het nodige van Wittenberg ontvangen heb. Ik schrijf zonder ophouden. Nog was dit slechts een gedeelte van LUTHERS werkzaamheden.

Zijn vijanden dachten dat, zo hij niet dood was, men hem tenminste niet meer zou horen spreken; maar hun vreugde was slechts van korte duur, en men kon in de wereld niet lang aan zijn leven twijfelen. Een menigte op de Wartburg vervaardigde schriften volgden elkaar schielijk op, en overal werd de zo dierbare stem van de Hervormer met geestdrift ontvangen.

LUTHER gaf te gelijk werken geschikt om de Kerk op te bouwen, en strijdschriften die de voorbarige vreugde van zijn vijanden verstoorden, in het licht. Gedurende bijna een jaar onderwees, vermaande, bestrafte, donderde hij beurtelings van boven van zijn berg; en zijn verlegene vijanden vroegen elkaar of er niet enige bovennatuurlijke verborgenheid in deze buitengewone werkzaamheid was. "Hij kon geen rust nemen," zei COCHLOEUS.

Over de biecht.

Maar er was geen andere verborgenheid dan de onvoorzichtigheid van de aanhangers van Rome. Zij haastten zich om van het edict van Worms gebruik te maken, ten einde de Hervorming de doodsteek te geven; en LUTHER, veroordeeld, in de rijksban gedaan, op de Wartburg opgesloten, beijverde zich de heilige leer te verdedigen, alsof hij nog vrij en overwinnaar geweest ware. Het was vooral in de vierschaar van de boete dat de priesters hun krachten inspanden om de ketenen van hun gehoorzame parochianen te smeden, ook was het tegen de biecht dat LUTHER de eerste aanval begon. "Men brengt" zegt hij, "dit woord van JACOBUS ten bewijze bij: Belijdt elkaar uw misdaden. Zonderlinge biechtvader! Er wordt hier gesproken van elkaar! Waaruit volgen zou dat de biechtvaders ook aan hun boetelingen

(18)

moesten biechten; dat ieder Christen op zijn beurt paus, bisschop, priester zou zijn; en dat de paus zelf aan allen moest biechten!"

Aan Latomus.

Nauwelijks had LUTHER dit werkje geëindigd, of hij begon een ander. Een Godgeleerde van Leuven, met name LATOMUS, reeds vermaard door zijn tegenkanting aan REUCHLIN en ERASMUS, had de gevoelens van de Hervormer aangerand. In twaalf dagen was de weerlegging van LUTHER gereed, en het is één van zijn meesterstukken. Hij zuivert zich daarin van de beschuldiging hem gedaan dat hem namelijk gematigdheid ontbrak. "De gematigdheid van de eeuw" zegt hij, "is voor heiligschendende priesters, voor goddeloze sophisten de knie te buigen, en tot hen te zeggen: Genadige heer! Voortreffelijke meester!

Zodra gij dit gedaan hebt, breng dan ter dood wie gij wilt; keer zelfs de wereld ‘t onderste boven, gij zult daarom niet te minder een gematigd man zijn.... Verre van mij die gematigdheid; ik wil liever rondborstig zijn en niemand bedriegen. De bolster is mogelijk hard, maar de noot is zoet en zacht."

Wandelingen.

De gezondheid van LUTHER steeds meer en meer gekrenkt wordende, was hij er op bedacht om de Wartburg waar hij opgesloten was te verlaten. Maar hoe dat gedaan? Wanneer hij in ‘t openbaar verscheen, zou hij zijn leven in gevaar brengen. De helling van de berg waarop zich het kasteel verhief, was met ontelbare voetpaden doorsneden, welker randen met aardbeziebossen bezet waren. De zware poort van het kasteel werd geopend, en de gevangene waagde het, niet zonder vrees, om enige van die vruchten ter sluiks te plukken. Allengs verstoutte hij zich meer en begon in zijn ridderkleding met een wacht van het kasteel, een stuurs maar getrouw man, de omgelegen velden te doorwandelen. Eens een herberg binnengetreden zijnde, wierp LUTHER zijn degen die hem verveelde neer en liep naar boeken die zich daar bevonden. De natuur was sterker dan de voorzichtigheid. Zijn geleider beefde van schrik, vrezende dat men door die voor een krijgsman zo vreemde handelwijs twijfelen zou of de doctor wel een wezenlijk ridder was. Op een andere tijd, bezochten de twee krijgslieden het klooster van Reichardsbrunn, waar LUTHER weinige maanden tevoren geslapen had toen hij zich naar Worms begaf. Eensklaps laat een lekebroeder een teken van verwondering ontsnappen. LUTHER is herkend...Zijn leidsman wordt het gewaar; hij trekt hem in allerijl weg, en reeds rennen zij beiden ver van het klooster, toen de arme ontstelde broeder ter nauwernood van zijn verbazing bekomt.

Een jachtpartij.

Het ridderleven van de doctor had soms iets zeer theologisch. Op zekere tijd maakte men het jachtgereedschap gereed, men opent de poorten van het kasteel; de honden met hun lange en hangende oren schieten uit. LUTHER had het vermaak van de jacht willen smaken. Weldra moedigen de jagers elkaar aan; de honden lopen gezwind vooruit; zij sporen het wild in het kreupelhout op. Te midden van deze beweging bleef ridder GEORGE onbewegelijk en had hij zijn geest vol ernstige gedachten; bij het zien van wat hem omringde, was zijn hart van droefheid overstelpt. "Is dit niet," zei hij, "het beeld van de duivel, die zijn honden, namelijk de bisschoppen, die gevolmachtigden van de Antichrist, ophitst en ze uitzendt om de arme zielen te vervolgen." Men ving een jonge haas; gelukkig van de leven te redden, wikkelt LUTHER hem zorgvuldig in zijn mantel, en legt hem tussen een doornbos; maar nauwelijks heeft hij enige treden gedaan, of de honden ruiken het dier en doden het. LUTHER, door het geraas dat gewaar geworden zijnde, heft een kreet van smart aan. "O paus!" zegt hij; "en gij, satan! op dezelfde wijze tracht gij de zielen zelf te verderven welke reeds van de dood gered zijn geworden!"

(19)

III.

De Hervorming begint.

Terwijl de doctor van Wittenberg die voor de wereld dood was zich door deze vermaken in de omstreken van de Wartburg enige uitspanning bezorgde, ging het werk als van zelf voort; de Hervorming begon; zij bepaalde zich niet meer bij de leer, zij drong met kracht in het leven door. BERNARD FELDKIRCHEN, pastoor van Kemberg, die het eerst onder de leiding van LUTHER de dwalingen van Rome aangevallen had, was ook de eerste die het juk van haar instellingen afwierp. Hij trad in het huwelijk.

Het Duitse karakter bemint het huiselijk leven en de huiselijke genoegens; ook was het onder al de verordeningen van het Pausdom de gedwongene ongehuwde staat welke de treurigste gevolgen na zich gesleept had. Aan de hoofden van de geestelijkheid opgelegd, had die wet verhinderd dat de leengoederen van de Kerk erfelijk wierden. Maar door GREGORIUS VII tot de lagere geestelijkheid uitgestrekt, had zij betreurenswaardige gevolgen. Vele priesters hadden zich door schandelijke ongeregeldheden aan de verplichtingen welke men hun opleide onttrokken en de haat en de verachting op hun kaste geladen; terwijl degenen die zich aan de wet van HILDEBRAND onderworpen hadden, zich ten aanzien van de Kerk diep verontwaardigden, omdat zij, schoon aan haar hoge prelaten zoveel macht, rijkdommen en aardse genietingen schenkenden, de geringere dienaren, die echter haar nuttigste steunpilaren waren, tot met het Evangelie zo strijdige verloocheningen noodzaakte.

Huwelijk van Feldkirchen.

"Noch de pausen, noch de conciliën," zei FELDKIRCHEN en een andere pastoor, met name SEIDLER die zijn voorbeeld volgde, "kunnen de Kerk een verordening opleggen welke de ziel en het lichaam in gevaar brengt. De verplichting om de wet Gods te onderhouden noodzaakt ons om de overleveringen van de mensen te schenden." De herstelling van het huwelijk was, in de 16de eeuw, een hulde aan de zedelijke wet toegebracht. Het kerkelijk gezag verschrikt, deed terstond de besluiten tegen de twee priesters uitgaan. SEIDLER, die zich op het grondgebied van hertog GEORGE bevond, werd aan zijn geestelijke overheden overgeleverd en stierf in de gevangenis. Maar de keurvorst FREDERIK weigerde FELDKIRCHEN aan de aartbisschop van Maagdenburg uit te leveren. "Zijn Hoogheid," zei SPALATIJN," wil niet de post van gerechtsdienaar waarnemen." FELDKIRCHEN bleef dan herder van zijn gemeente, ofschoon echtgenoot en vader geworden.

Het huwelijk van de monniken. Thesen.

De eerste beweging van de Hervormer bij het vernemen van die dingen, was zich aan de vreugde over te geven. "Ik bewonder," zei hij, "die nieuwe echtgenoot van Kemberg, die niets vreest en zich spoedt te midden van de beweging." LUTHER was overtuigd dat de priesters gehuwd moesten zijn. Maar dit vraagstuk leidde hem tot een ander, namelijk dat van het huwelijk van de monniken; en hier had LUTHER een dier inwendige aanvechtingen door te staan waarvan zijn gehele leven samengesteld was: want elke Hervorming moest door een geestelijke strijd daargesteld worden. MELANCHTON en CARLSTADT, de één leek en de ander priester, dachten dat er voor de monniken zowel als voor de priesters een volkomene vrijheid moest zijn om in de band van de huwelijk te treden LUTHER, monnik, was in het eerst van andere gedachte. Op zekere tijd de bevelhebber van de Wartburg hem enige thesen van CARLSTADT over de ongehuwde staat gebracht hebbende, riep hij uit: "Goede God!

zullen onze Wittenbergers dan zelfs aan de monniken vrouwen geven!..." Dit denkbeeld verbaasde hem en bracht hem in verwarring; zijn ziel was er door ontsteld." Hij verwierp voor zichzelf de vrijheid welke hij voor anderen vorderde. "Ach!" riep hij met verontwaardiging uit, "zij zullen mij tenminste niet noodzaken, een vrouw te nemen." Dit gezegde is voorzeker

(20)

niet bekend bij degenen die beweren dat LUTHER de Hervorming begon om te trouwen. De waarheid zoekende, niet uit hartstocht, maar met oprechtheid, verdedigde hij wat hem als waarheid voorkwam, schoon het over het geheel met zijn stelsel strijdig was. Hij verkeerde in een mengsel van waarheid en dwaling, verwachtende dat alle dwaling zou vallen en dat de waarheid alleen zou overblijven.

Er was inderdaad tussen beide vraagstukken een groot verschil. Het huwelijk van de priesters strekte niet tot vernietiging van het priesterdom; alleen kon het integendeel aan de wereldlijke geestelijkheid de achting van de volken bezorgen; maar het huwelijk van de monniken was de ondergang van het monnikendom. Het was dan zaak te weten of men dat machtige leger moest ontbinden en afdanken wat de pausen onder hun bevelen hielden. "De priesters,"

schreef LUTHER aan MELANCHTON, "zijn van God ingesteld, en bij gevolg zijn zij vrij ten aanzien van menselijke verordeningen. Maar het is met hun eigen wil dat de monniken de ongehuwde staat verkozen hebben; zij zijn dan niet vrij zich aan het juk te onttrekken dat zij zelf hebben gekozen."

Geschrift tegen het monnikendom.

De Hervormer moest voorwaarts gaan en door een nieuwe kampstrijd die nieuwe stelling van de vijand overmeesteren. Reeds had hij zoveel misbruiken van Rome en Rome zelf doen vallen; maar het monnikendom was nog in stand gebleven. Het monnikendom, dat eertijds in zo veel wildernissen het leven aangebracht had, en dat, na vele eeuwen doorlopen te hebben, nu zoveel kloosters met ledigheid en dikwijls niet wellust vervulde, scheen een lichaam aangenomen te hebben, en de rechten in dit kasteel van Thuringen te komen verdedigen, waar de vraag van de leven of dood in het geweten van één mens bepleit werd. LUTHER was daarover in tweestrijd; nu eens was hij op het punt om het omver te werpen en dan weer op het punt om overwonnen te worden. Eindelijk, niet langer de strijd kunnende volhouden, wierp hij zich in het gebed voor de voeten van JEZUS CHRISTUS, en riep uit: "Onderricht ons! verlos ons! Herstel ons door uw barmhartigheid in de vrijheid welke ons toebehoort:

want wij zijn voorzeker uw volk!"

Het monnikendom houdt voor Luther op.

De verlossing deed zich niet lang verbeiden; er greep een grote omwenteling in het gemoed van de Hervormer plaats; en het was nogmaals de leer van de rechtvaardiging door het geloof, welke hem de overwinning bezorgde. Dit wapen, wat de aflaten, de praktijken van Rome en de paus zelf had doen vallen, deed ook in het gemoed van LUTHER en in de Christenheid de monniken vallen. LUTHER zag dat het monnikendom en de leer van een zaligheid door genade met elkaar geheel strijdig waren, en dat het monnikenleven geheel en al gegrond was op gewaande verdiensten van de mens. Van toen af overtuigd dat de eer van JEZUS erin betrokken was, hoorde hij in zijn geweten een stem die hem onophoudelijk toeriep: "Het monnikendom moet vallen!" "Zolang de leer van de rechtvaardiging door het geloof in de Kerk zuiver blijft, zal er niemand monnik worden," zei hij. Deze overtuiging werd steeds krachtiger in zijn hart, en van het begin van September zond hij "aan de bisschoppen en diakenen van de Kerk van Wittenberg" de volgende thesen, welke zijn oorlogsverklaring aan het monnikenleven waren: "Al wat uit het geloof niet is, dat is zonde. Rom. 14:23

"Al wie gelofte van maagdom, van kuisheid, van Godsvrucht doet zonder geloof, doet een goddeloze, afgodische gelofte, en hij doet die aan de duivel zelf.

"Door zodanige geloften te doen, is men erger dan de priesters van CYBELE, of dan de Vestaalse maagden van de heidenen: want de monniken doen hun geloften in de gedachte van door die geloften gerechtvaardigd en zalig te worden; en wat men eniglijk aan Gods barmhartigheid moest toeschrijven, schrijft men dus aan verdienstelijke werken toe.

"Men moet zodanige kloosters tot de grond toe afbreken, als zijnde woningen des duivels.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

• is zorg in een instelling beschikbaar als het thuis niet meer gaat, maar mogen mensen er ook voor kiezen om deze zorg thuis te krijgen, in de vorm van een persoonsgebonden

Het is inmiddels bekend welke soorten awbz­zorg na de hervorming onder welke wet zullen vallen en wat dit betekent voor het recht op en toegang tot de zorg, maar de exacte

"Doorluchtige vorsten!" antwoordde LUTHER, "ik betuig u mijn dank voor uw bezorgdheid: want ik ben slechts een arm mens, te gering om door zulke grote heren

(16) Per viam vexatus rumore vario de nostrorum quorumdam importunitate. De vreugde van LUTHER was gegrond: het werk van de Hervorming maakte toen grote

(6) HOEPENER, De origine dogmatis de purgatorio Halle, 1792. Wij zijn volstrekt niet gezind om het Christelijk element dat hier aan de Angelsaksers gebracht werd te

„Het gaat er in de toekomst niet om de eucharis- tie aan te passen aan de kerkgan- gers, maar de kerkgangers beter voor te bereiden om de eucha- ristie voluit te

Persoonlijke verzorging blijft in 2014 (AWBZ) volledig beschikbaar voor nieuwe en bestaande clienten.. In het regeerakkoord was het voomemen nog om aanspraak op

Bij een verwerving door één van de partijen in onderling overleg die gezamenlijk nog geen 50 % van de eff ecten met stemrecht van de houdsteronderneming houden.. Bij verwerving