• No results found

Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Psychosociale problematiek

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Psychosociale problematiek"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

S13

H u i s a r t s & W e t e n s c h a p 5 0 (6) m e i - 2 2 0 0 7

LESA

Vriezen JA, Van der Lee H, Eizenga WH, Van den Bogaard FM, Van Hoof E, Lucassen PLBJ, Olden- ziel RFE, Van Overstraten Kruysse AR. Huisarts Wet 2007:50(6):S13-16.

Inleiding

De Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Psychosociale problematiek is opgesteld door een werkgroep van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG) en de Maatschappelijk Ondernemers Groep (MOgroep), brancheorganisatie voor wel- zijn, jeugd en kinderopvang. De Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak (LESA) geeft aanbevelingen voor samenwerking van huisartsen en maatschappelijk werkers bij het verlenen van zorg aan patiënten met psychosociale problematiek. De LESA richt zich met name op complexe psychosociale problematiek omdat daar de noodzaak tot optimaliseren van de samenwerking het sterkst wordt gevoeld. Het gaat in deze LESA om patiënten die in behandeling zijn bij de huisarts en verwezen zijn naar het maatschappelijk werk of om patiënten die zichzelf bij het maatschappelijk werk heb- ben aangemeld. De LESA stelt de informa- tieoverdracht tussen maatschappelijk wer- ker en huisarts en vice versa aan de orde, en de gezamenlijke behandeling of begelei- ding.

Zowel de huisarts als de maatschappelijk werker heeft een belangrijke rol bij de zorg- en hulpverlening aan patiënten met psycho- sociale problematiek. Optimale onderlinge samenwerking en afstemming zijn belang- rijke voorwaarden om die rol te kunnen vervullen. Het NHG en de MOgroep beogen met het opstellen van deze LESA overeen- stemming te bereiken over de onderlinge taken, verantwoordelijkheden en gedeelde zorg tussen huisarts en maatschappelijk werker. De beschikbaarheid van medische en niet-medische disciplines bij de behan- deling van complexe psychosociale proble- matiek in de eerste lijn verschilt per regio.

Het kan daarbij gaan om huisartsen, (al dan niet gedetacheerde) algemeen maatschap- pelijk werkers, eerstelijnspsychologen, prak - tijkverpleegkundigen en sociaalpsychiatrisch verpleegkundigen.

Per (sub)regio zijn de zorg- en hulpverle- ning op verschillende wijze geregeld, zowel bij huisartsen als bij het algemeen maat- schappelijk werk. Aanbevolen wordt de in de LESA genoemde aandachtspunten in de

regio nader in te vullen en aan de hand hier- van werkafspraken te maken. De LESA gaat niet inhoudelijk in op de participatie van en samenwerking met andere eerstelijnsdisci- plines. Wel kan zij dienen als basismodel voor samenwerkingsafspraken tussen ande- re eerstelijnsdisciplines die bij sociale pro- blematiek betrokken zijn. De toegevoegde waarde van deze disciplines bij de psycho- sociale problematiek wordt in deze LESA echter buiten beschouwing gelaten.

Voor het formuleren van de aanbevelingen heeft de werkgroep gebruik gemaakt van de NHG-Standaarden Depressieve stoornis1, Problematisch alcoholgebruik2 en Angst- stoornissen3, de Tweede Nationale studie4, het Beroepsprofiel van de maatschappelijk werker5 en een positie- en functiebepaling van het algemeen maatschappelijk werk.6

Achtergronden

Begrippen

– Complexe psychosociale problematiek. Bij psy- chosociale problematiek zijn het psychi- sche en het sociale verweven. Vaak heeft een patiënt in eerste instantie psychi- sche klachten en raakt hij vervolgens ook de greep op zijn sociale leven kwijt. Com- plexe psychosociale problematiek speelt zich af op twee of meer probleemvelden – bijvoorbeeld op het gebied van relaties, opvoeding, ingrijpende gebeurtenissen, schulden, werk, huisvesting, eenzaamheid, zin in het leven of zin van het leven – en manifesteert zich vooral in het multifac- toriële, grensoverschrijdende van de pro- blemen. Bij deze problematiek is er dus sprake van verschillende soorten proble- men (materiële en niet-materiële) en zijn zowel zorg als welzijn in het geding.

– Patiënt. Maatschappelijk werkers spreken van ‘cliënten’ of ‘klanten’, huisartsen van

‘patiënten’. In de LESA is als algemene benaming voor ‘patiënten’ gekozen.

– Huisarts. Waar in de LESA ‘huisarts’ staat, wordt gedoeld op de huisartsenvoorzie- ning. De huisartsenvoorziening bestaat uit de huisarts, de praktijkassistente en/

of de praktijkverpleegkundige.

Psychosociale problematiek in Nederland, organisatie en feiten

De overheid heeft eind jaren negentig een stimuleringsbeleid ingezet om de ggz-hulp aan de veranderende vraag en mogelijkhe- den aan te passen. Kern van dit beleid is

dat psychische en psychosociale problema- tiek zo veel mogelijk in de eerste lijn wordt behandeld. Daarin heeft de huisarts een cen-

Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak Psychosociale problematiek

Kernpunten

– De Landelijke Eerstelijns Afspraak (LESA) Psychosociale problematiek is het resul- taat van landelijk overleg van huisartsen en maatschappelijk werkers over gedeel- de zorg aan patiënten met psychosociale problematiek.

– Deze LESA geeft aandachtspunten die het overleg op lokaal of regionaal niveau kunnen structureren. Huisartsen en maatschappelijk werkers worden uitge- nodigd op basis hiervan regionaal werk- afspraken maken.

– In de LESA worden de taken beschreven die behoren tot het specifieke werkge- bied van de huisarts en de maatschap- pelijk werker en de taken die behoren tot het gezamenlijke werkgebied. Daarnaast wordt aangegeven in welke situaties afstemming en/of samenwerking nodig is.

– Bij complexe psychosociale problematiek is goed verwijzen, informeren en samen- werken van essentieel belang om lacunes in de zorgverlening te voorkomen.

Inbreng van de patiënt

Een LESA geeft aanbevelingen voor samen- werking en suggesties voor werkafspraken tussen huisartsen en andere eerstelijns hulpverleners. Doel is dat patiënten in de eerste lijn op het juiste moment de juiste hulp krijgen met behoud van de continuïteit in de zorg.

Hulpverleners in de eerste lijn stellen altijd in samenspraak met de patiënt het beleid vast. Zij houden daarbij rekening met diens specifieke omstandigheden. Om praktische redenen staat dit niet overal expliciet in de LESA vermeld. Hulpverleners erkennen de eigen verantwoordelijkheid van de patiënt en stemmen de voorlichting daarop af.

Afweging door de hulpverlener

Een LESA geeft algemene aanbevelingen die de hulpverlener in de eerste lijn hou- vast bieden. Het persoonlijk inzicht van de hulpverlener blijft echter altijd van belang.

In een concrete situatie kan het gerecht- vaardigd zijn om beredeneerd van de LESA af te wijken.

(2)

S14

5 0 (6) m e i - 2 2 0 0 7 H u i s a r t s & W e t e n s c h a p

LESA

trale rol. In de afgelopen jaren zijn verschil- lende maatregelen genomen ter versterking van de gehele eerste lijn (capaciteitsvergro- ting van het AMW, kwaliteitsprogramma’s voor huisartsen, eerstelijnspsychologen en algemeen maatschappelijk werkers). De samenwerking binnen de eerste lijn is daar- bij een punt van voortdurende aandacht.

Huisartsenzorg

Ongeveer 8% van het totale aantal diagno- ses dat de huisarts stelt, is een psychische of (psycho)sociale diagnose. Huisartsen geven zelf aan dat in 20% van de consulten psychosociale problematiek een rol speelt.

Bij psychosociale problematiek zijn licha- melijke klachten, zoals hoofdpijn, angst, slaapproblemen en andere somatisch on - voldoende verklaarde lichamelijke klach- ten en stoornissen, vaak het eerste signaal waarmee patiënten bij de huisarts komen.

Bij lichte psychosociale problematiek kan de huisarts vaak in enkele gesprekken met de patiënt de problemen beter hanteerbaar maken. Wanneer een huisarts een patiënt voor complexe psychosociale problematiek verwijst naar het algemeen maatschappelijk werk, zal hij ook zelf een rol blijven spelen vanwege het continue en persoonlijke karak- ter van de band met de patiënt. De huisarts richt hierbij de aandacht op signalering, diagnostiek, behandeling van lichamelijke klachten, heretikettering van klachten en motivering voor verwijzing.

De huisartsen hebben de afgelopen twin- tig jaar een andere taakopvatting gekregen waar het gaat om het verlenen van psycho- sociale zorg.4,7 Het accent ligt tegenwoordig vaak meer op het herkennen van de proble- matiek dan op het toepassen van behande- lingen.

Algemeen maatschappelijk werk

Het algemeen maatschappelijk werk (AMW) is een lokale basisvoorziening die mensen met psychosociale problemen hulpverle- ning biedt in de brede zin van het woord.

Nederland telt rond de honderdveertig organisaties die AMW aanbieden, met grote onderlinge verschillen in werkgebied, omvang en taakopvatting. De belangrijkste doelstelling van het AMW is de sociale red- zaamheid van mensen met psychosociale problemen te vergroten. Iedereen met pro- blemen op het gebied van het persoonlijk, sociaal of maatschappelijk functioneren kan zich rechtstreeks en zonder voorwaar- den vooraf bij het AMW melden. Hoewel er geen verwijzing van de huisarts nodig is, blijkt ruim de helft van alle mensen bij het AMW terecht te komen via een verwijzing door de huisarts.

De financiering van het AMW loopt, krach-

tens de Wet maatschappelijke ondersteu- ning (WMO), via de gemeenten. Dit betekent dat er onder invloed van het lokale politieke beleid (grote) plaatselijke verschillen in aanbod en mogelijkheden kunnen zijn.

Het AMW is, samen met de huisarts en de eerstelijnspsycholoog, verantwoordelijk voor het aanbod van eerstelijns geestelijke gezondheidszorg. Algemeen maatschappe- lijk werkers bieden derhalve hulp aan alle patiënten die een psychosociale hulpvraag of probleem hebben dat in de eerste lijn thuishoort. Personen met ernstige per- soonlijkheidsstoornissen, een sterk ver- hoogd suïciderisico, een verslaving of een ernstige depressieve stoornis in het kader van een bipolaire stoornis of psychotische depressie worden in eerste instantie door het AMW doorverwezen voor specialisti- sche zorg. Na specialistische behandeling kan het AMW desgewenst de begeleiding van deze patiënten op zich nemen.

Uit recente registraties blijkt dat bijna de helft van de werkzaamheden van de alge- meen maatschappelijk werkers uit psycho- sociale hulpverlening bestaat.8 De proble- men waar het AMW zich op richt, zijn grof- weg in drie categorieën te verdelen:

– psychische problemen, zoals lichte depressieve klachten, overspannings- klachten, verwerking van life-events en een- zaamheid;

– psychosociale klachten, zoals proble- men met relaties tussen partners, bin- nen gezin en familie, op het werk of in de woonomgeving;

– materiële problemen, bijvoorbeeld op het gebied van financiën of huisvesting.

Patiënten van het AMW hebben vaak pro- blemen op meerdere van deze gebieden tegelijk. De maatschappelijk werker poogt hun competenties te veranderen en uit te breiden, en hen te ondersteunen zoveel mogelijk zelf de regie over hun leven uit te oefenen. Bij complexe problemen waarbij ook andere hulpverleners betrokken zijn, kan de maatschappelijk werker de rol van zorgcoördinator op zich nemen. Daarbij kan het noodzakelijk zijn het sociale netwerk van de patiënt bij de hulpverlening te betrek- ken. Wanneer mensen geen sociaal netwerk meer hebben, wat door de toenemende individualisering steeds meer voorkomt, helpt de maatschappelijk werker dat net- werk te herstellen of opnieuw op te bouwen.

De maatschappelijk werker kan ook contact leggen door personen te bezoeken die niet op eigen initiatief hulp vragen. Dit zogehe- ten ‘outreachend’ contact vindt plaats naar aanleiding van signalen van derden (politie, andere hulpverleners, naaste omgeving).

Vaak is bij andere organisaties of instanties

bekend dat deze personen hulp nodig heb- ben of overlast veroorzaken.

Uitgangspunten van begeleiding

Respect en behoud van (maximale) zelfstan- digheid zijn sleutelbegrippen in de heden- daagse opvatting van goede hulpverlening.

De patiënt heeft de regie over de geboden zorg, voor zover dat mogelijk is en voor zover hij die wenst. Bij complexe psycho- sociale zorg is het echter vaak moeilijk de geboden hulp en zorg goed te monitoren.

Zo komt het vaak voor dat verwezen patiën- ten niet opdagen bij de eerste afspraak of bij vervolgafspraken. Om te voorkomen dat zulke patiënten tussen wal en schip raken, moeten huisartsen en maatschappelijk wer- kers goede en duidelijke afspraken maken om zelf contact met elkaar op te nemen – tenzij de patiënt daarvoor geen toestem- ming geeft – en te anticiperen op mogelijke problemen. Bij de begeleiding van patiën- ten met complexe psychosociale problema- tiek is het belangrijk erop toe te zien dat één hulpverlener de regie voert. Beide hulpver- leners spreken dit in overleg met de patiënt af. Rapportage, overdracht en onderlinge afstemming zijn hierbij belangrijke rand- voorwaarden.

Huisarts

Voor een aantal diagnoses waarbij psycho- sociale problematiek een rol speelt, zoals depressieve stoornis, problematisch alco- holgebruik en angststoornissen, kan de huisarts gebruik maken van de daarvoor beschikbare NHG-Standaarden.9

Bij complexe psychosociale problematiek heeft de huisarts vooral een signalerende en diagnostische taak, en daarnaast een belangrijke taak in het motiveren van de patiënt voor verwijzing binnen de eerste lijn of, indien noodzakelijk, naar de tweede lijn.

De huisarts zal de problemen van de patiënt integraal benaderen en rekening houden met de onderlinge verwevenheid van soma- tische, psychische en sociale aspecten van het klachtenbeeld. Huisartsen met specifie- ke deskundigheid op dit gebied kunnen ook zelf deze taken in het hulpverleningsproces uitvoeren.

Maatschappelijk werker

De maatschappelijk werker biedt integrale hulpverlening: dit houdt in dat bij complexe psychosociale problematiek alle problemen worden meegenomen bij het bieden van passende zorg.

Na aanmelding vindt eerst een intakege- sprek plaats op basis van het NIZW-inta- kemodel.10 De maatschappelijk werker bespreekt de hulpvraag met de patiënt, stelt op basis hiervan een hulpverleningsplan op

(3)

S15

H u i s a r t s & W e t e n s c h a p 5 0 (6) m e i - 2 2 0 0 7

LESA

en bespreekt dat weer met de patiënt. In dit plan worden de hulpvraag en de afspraken over de te volgen werkwijze opgenomen evenals het aantal bijeenkomsten, de terug- rapportage naar eventuele andere hulpver- leners en de evaluatie van de hulpverlening.

Het hulpverleningsplan is erop gericht dat de patiënt zo goed mogelijk zelfstandig functioneert of weer gaat functioneren.

Begeleiding, gedeelde zorg en afstem- ming

In de begeleiding handelt de huisarts van- uit zijn kennis over de patiënt, diens omge- ving en diens wijze van omgaan met ziekte en problemen. De maatschappelijk werker biedt doelgerichte procesmatige hulp. Om tot een goede afstemming te komen tus- sen de twee betrokken disciplines is het nodig overeenstemming te hebben over behandeldoelen, de gebruikte werkwijze en elkaars rol. Door vanuit een gemeenschap- pelijke focus (zoveel mogelijk herstel van zelfredzaamheid en functioneren) te wer- ken en daarbij elkaars kennis en kunde te gebruiken, kan complementair gewerkt wor- den ten behoeve van de patiënt.

Bij gecombineerde zorg door maatschappe- lijk werker en huisarts zal de huisarts vooral het medicatiegebruik begeleiden terwijl de maatschappelijk werker op basis van het hulpverleningsplan de behandeling uitvoert en de voortgang daarvan evalueert. De huis- arts en de maatschappelijk werker houden beiden de voortgang in het oog en spreken per situatie onderling af wanneer overleg moet plaatsvinden.

Beide hulpverleners besteden ook aandacht aan voorlichting over onderliggende proble- matiek. De huisarts zal vooral voorlichting geven over eventueel aanwezige somatische

klachten en over psychische problemen zoals angststoornissen en depressie.

Verwijzen en afstemmen

Om adequaat te kunnen samenwerken, onderhouden huisarts en maatschappelijk werker contact. Voor de verschillende rele- vante situaties ziet dit er als volgt uit.

Verwijzing door de huisarts naar het AMW – De huisarts legt telefonisch of door mid-

del van verwijsbrief contact met het AMW.

Telefonisch contact vindt, ter wille van de openheid en duidelijkheid, bij voorkeur in het bijzijn van de patiënt plaats. De huisarts geeft bij de verwijzing alle rele- vante informatie door, zoals voorgeschie- denis, medicatie of ernstige ziekten. Voor de verwijzing zijn speciale formulieren ontwikkeld (zie bijvoorbeeld http://www.

eerstelijnsggz.nl > Verbeteren samenwer- king > Afspraken en formulieren).

– De huisarts vraagt vooraf toestemming aan de patiënt om met de maatschappe- lijk werker over de behandeling of bege- leiding te mogen overleggen.

– In ernstige situaties spreekt de huisarts met het AMW af dat de maatschappe- lijk werker een signaal geeft wanneer de patiënt eventueel niet verschijnt op de afspraak.

– De huisarts maakt afspraken met het AMW over wederzijdse rapportage.

– Als de patiënt zelf de afspraak met het AMW maakt, stelt de huisarts hem op de hoogte van de noodzakelijke gegevens (adres, aanmeldingsprocedure, eventu- ele wachttijd).

– De huisarts licht de patiënt voor omtrent de redenen van doorverwijzing en de te verwachten aanpak, en geeft hem een NHG-Patiëntenbrief mee (zie http://www.

nhg.org).

– Huisarts en maatschappelijk werker maken bij een gecombineerde behande- ling afspraken over de continuïteit van zorg- en hulpverlening en over de te voe- ren regie.

– Bij beëindiging van de behandeling of begeleiding informeert de maatschappe- lijk werker de huisarts.

Patiënt benadert het AMW zonder verwijzing door de huisarts

– De maatschappelijk werker vraagt patiënt toestemming om over de behandeling of begeleiding met de huisarts te mogen overleggen.

– De maatschappelijk werker vraagt bij de huisarts de relevante informatie op.

– De maatschappelijk werker licht de patiënt voor inzake zijn behandelingsplan.

– De maatschappelijk werker licht de

patiënt in over de bereikbaarheid bij eventuele crises.

– De maatschappelijk werker en de huis- arts maken afspraken over tussentijdse rapportage bij relevante ontwikkelingen.

– De maatschappelijk werker en de huisarts maken bij een gecombineerde behande- ling afspraken over de continuïteit van zorg- en hulpverlening en over de te voe- ren regie.

– Bij beëindiging van de behandeling of begeleiding informeert de maatschappe- lijk werker de huisarts.

Aandachtspunten voor bespreking in de regio

De volgende aandachtspunten kunnen in de regio nader worden besproken en tot con- crete werkafspraken worden uitgewerkt.

Voorwaardelijke aandachtspunten

– Wat zijn het takenpakket en de compe- tenties van het AMW in de regio en zijn deze bij de huisartsen bekend?

– Welke mogelijkheden (ook in de tweede of derde lijn) zijn er lokaal en regionaal voor het invullen van de zorg aan patiën- ten met een complex psychosociaal pro- bleem voor hulpverleners in de eerste lijn?

– Op welke wijze zijn de verwijzing en terugrapportage in de regio geregeld (formulieren, telefoon)? Zie bijvoorbeeld http://www.eerstelijnsggz.nl > Verbeteren samenwerking > Afspraken en formulie- ren.

– Is er bekendheid over de (bereikbaarheid van de) crisisdienst AMW in de regio?

– Hoe lang zijn de wachtlijsten in de regio bij het AMW?

Aandachtspunten bij samenwerking

– Zijn beide beroepsgroepen bereikbaar voor overleg?

– Welke knelpunten in de samenwerking worden in de regio ervaren door huisarts en maatschappelijk werker?

– Hoe communiceren beide beroepsgroe- pen met elkaar?

– Hoe kan men vermijden dat de patiënt als boodschapper wordt gebruikt?

– Hoe controleert men in ernstige situaties of de verwezen patiënt inderdaad is ver- schenen?

– Hoe stemt de huisarts de medicamen- teuze behandeling af met de maatschap- pelijk werker?

– Welke afspraken maakt men over het inschakelen van de crisisdienst?

– Levert het recht op privacy van de patiënt moeilijkheden op in de samenwerking tussen AMW en huisarts?

Redenen voor verwijzing door huisarts naar maatschappelijk werk

– een duidelijke voorkeur bij de patiënt voor begeleiding en behandeling door een maatschappelijk werker op basis van eerdere positieve ervaringen;

– onvoldoende mogelijkheden voor bege- leiding en behandeling door de huisarts;

– complexe psychosociale problemen.

Redenen voor consultatie van huisarts door maatschappelijk werk

– mogelijke noodzaak van aanvullende somatische diagnostiek;

– overleg over individuele of complexe gezinsproblematiek;

– instellen van, of overleg over, medica- menteuze behandeling;

– medebeoordeling van psychiatrische problematiek of suïciderisico.

(4)

S16

5 0 (6) m e i - 2 2 0 0 7 H u i s a r t s & W e t e n s c h a p

LESA

Totstandkoming

In maart 2006 startte een werkgroep van huisart- sen en vertegenwoordigers van het maatschappe- lijk werk, benoemd door het Nederlands Huisart- sen Genootschap en de Maatschappelijk Onder- nemersgroep, met het realiseren van de LESA Psychosociale problematiek.

Namens het NHG hadden in deze werkgroep zit- ting: W.H. Eizenga, huisarts, dr. P.L.B.J.Lucassen, huisarts, A.R. van Overstraten Kruysse, huisarts en dr. J.A. Vriezen, medisch antropoloog. Namens de MOgroep hadden zitting: F. M. Van den Bogaard, drs. E. Van Hoof, H. Van der Lee en drs. R. F. E.

Oldenziel.

De belangrijkste discussiepunten tijdens de werk- groepbijeenkomsten waren:

– Wanneer moet er onderlinge rapportage plaats- vinden en wat moet hierin vermeld worden?

– Moet er bemoeizorg plaatsvinden?

– Het onderscheid tussen psychosociale en psy- chische problemen;

– Omschrijving van het AMW-takenpakket en competenties.

In december 2006 is een conceptversie ter becom- mentariëring voorgelegd aan een steekproef van 50 huisartsen (NHG-leden). De MOgroep heeft de conceptversie voorgelegd aan een selectie van 45 maatschappelijk werkers. Er werd com- mentaar ontvangen van 8 huisartsen en 15 maat- schappelijk werkers. Tevens werd commentaar ontvangen van een aantal referenten, te weten:

drs. M.Beun, Nederlandse Vereniging van Maat- schappelijk Werkers (NVMW), prof.dr. C.H.C.J. van Nijnatten, ontwikkelingspsycholoog, dr. H.C.A.M.

van Rijswijk, huisarts, A.C.M. Romeijnders, huis- arts, M. Scholte, Movisie, drs. K.H. Sok, Movisie, D. Walstock, huisarts. Vermelding als referent betekent overigens niet dat de referent de LESA inhoudelijk op elk detail onderschrijft.

In februari 2007 is de concepttekst door het NHG bestuurlijk vastgesteld. Aansluitend is de LESA vastgesteld door het bestuur van de MOgroep.

De coördinatie was in handen van J.A. Vriezen

namens het NHG en H. Van der Lee namens de MOgroep.

S. Flikweert, huisarts en senior-wetenschappelijk medewerker bij het NHG, was als projectleider betrokken bij de totstandkoming van deze LESA.

Via het Netwerk Eerstelijns Organisaties (NEO, http://www.neonetwerk.nl) werd subsidie van het ministerie van VWS verkregen voor de totstandko- ming van de LESA Psychosociale problematiek.

© 2007 Nederlands Huisartsen Genoot- schap en MOgroep.

Noten

Noot 1

Van Marwijk HWJ, Grundmeijer HGLM, Bijl D, Van Gelderen MG, De Haan M, Van Weel-Baum- garten EM. NHG-Standaard Depressieve stoornis (depressie). Huisarts Wet 2003;46:614-23. Ook te raadplegen via http://www.nhg.org.

Noot 2

Meerkerk GJ, Aarns T, Dijkstra RH, Weisscher P, Njoo KH, Boomsma LJ. NHG-Standaard Problematisch alcoholgebruik. Huisarts Wet 2005;48:284-94. Ook te raadplegen via http://

www.nhg.org.

Noot 3

Terluin B, Van Heest FE, Van der Meer K, Neoma- gus GJH, Hekman J, Aulbers LPJ. NHG-Standaard Angststoornissen. Huisarts Wet 2004;47:26-37.

Ook te raadplegen via http://www.nhg.org.

Noot 4

Van der Linden MW, Westert GP, De Bakker DH, Schellevis FG. Tweede Nationale Studie naar ziekten en verrichtingen in de huisartspraktijk:

klachten en aandoeningen in de bevolking en in de huisartspraktijk. Utrecht/Bilthoven: NIVEL/

RIVM, 2004.

Noot 5

Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers. Beroepsprofi el van de maatschappelijk werker. Utrecht: NVMW, 2006.

Noot 6

De Haas L. Aan beide zijden van de voordeur:

positie en functies van het algemeen maatschap- pelijk werk. Utrecht: MOgroep, 2001.

Noot 7

Cox M, Van Marwijk HWJ, Boer C. Wat heeft vijf jaar kwaliteitsbeleid ggz voor de huisarts opgele- verd? Huisarts Wet 2006;49:266-9.

Noot 8

Maatschappelijk Ondernemers Groep. Madimo- nitor 2005: landelijke databank AMW. Utrecht:

MOgroep, 2006.

Noot 9

De NHG-Standaard Problematisch alcoholge- bruik geeft een verwijsindicatie voor maatschap- pelijk werk, psycholoog of ggz-instelling bij rela- tionele aspecten, depressie of angststoornissen.

De NHG-Standaard Depressieve stoornis stelt dat psychologische interventies in de eerste lijn kunnen worden gedaan door de ter zake kundige huisarts, het maatschappelijk werk, de eerste- lijnspsycholoog en de sociaalpsychiatrisch ver- pleegkundige. De GGZ Huisartsen Advies Groep stelt zich ten doel de ggz-deskundigheid van huisartsen en de samenwerking op het gebied van de ggz in de eerste en tweede lijn te bevorde- ren (zie http://www.nhg.org > Expertgroepen en projecten > GGZ HAG).

Noot 10

Scholte M. Hulpverlening in beeld: handleiding NIZW Volgsysteem voor het algemeen maat- schappelijk werk. Utrecht: Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), 1999.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Waar wij in deze LESA spreken over de oudere, patiënt of cliënt, wordt ook het systeem rond de oudere bedoeld (dus inclusief belangrijke mantelzorger(s) en vertrouwenspersoon:

Voor een integrale aanpak van enuresis nocturna op regi- onaal niveau kunnen naast de op deze LESA gebaseerde afspraken ook afspra- ken nodig zijn tussen andere discipli- nes uit

Deze LSA geeft aanbevelingen voor samenwerking tussen alle professionals die op enigerwijze betrokken zijn bij de preventie van wiegendood van zuigelingen, opdat ouders

Volgens de conceptrichtlijn Overdracht van medicatiegegevens is het medicatie- overzicht de registratie per patiënt van alle geneesmiddelen (al dan niet op recept) en

Dit geldt niet voor patiënten met licht tot matig ernstig COPD die vooral door de huisarts worden begeleid.. Op basis van nieuwe inzichten is er welis- waar consensus over het

De richtlijnen in de LESA zijn zo opgesteld dat op het juiste moment huisartsgeneeskundige en andere eerstelijnshulp wordt geboden en voor pa- tiënten de continuïteit in het

– De Landelijke Eerstelijns Samenwerkings Afspraak (LESA) Dementie is het resul- taat van overleg tussen huisartsen en verpleeghuisartsen/sociaal geriaters over

Ondanks dat alle veldwerk in loon- werk wordt uitgevoerd, is extra tijd nodig voor toezicht en afdekken van kuilen.. – Het schoonmaken van de stal vergt ieder jaar