• No results found

Weergave van 'Investigare necesse est'

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Weergave van 'Investigare necesse est'"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

REDACTIE

'Investigare necesse est'

E. J. Nusselder

'Onze oude vertrouwde monumenten zijn onder- zocht, hun eigenaardigheden kennen wij, alle hebben ze één of meerdere restauraties achter de rug, zij zijn daarmee in fysieke en weten- schappelijke zin veilig gesteld'.

Deze passage geeft, enigszin chargerend, de mening weer, die men in brede lagen van onze vaderlandse monumentenzorgers-bevolking is toegedaan. Wat bij die stellingname een belang- rijke rol speelt, is het besef, dat er op het gebied van het gebouwde erfgoed zoveel méér is aan te treffen dan de renommées uit de 'Voorloopige Lijst'.

En natuurlijk is het zo, dat zorg voor het ge- bouwde cultuurgoed in de huidige tijd een an- dere betekenis heeft - en moet hebben - dan vele, of zelfs enkele decennia terug: inzichten hebben zich gewijzigd en de tijd schrijdt voort, een aanwassende historie achter zich latend. Er zijn op dit moment veel meer gebouwen met 'monumenten-potentie' dan in het begin van onze eeuw, toen de voorlopige monumenten- lijsten werden opgemaakt. Met name in recente tijd is daarbij een accent komen te liggen op de jongere objecten. Bovendien heeft het blikveld van de monumentenzorg zich verruimd. De tradi- tionele, tamelijk mono-disciplinaire benadering van de opgave - onderzoek, documentatie, waardestelling, restauratie - is plaats aan het maken voor een aanpak, waarbij stedebouwkun- dige, geografische en historisch-maatschappe- lijke aspecten meer en meer betrokken raken.

Die blikverruiming was nodig: te vaak toch heb- ben wij monumenten gerestaureerd in een overi- gens in allerlei opzicht teloorgaand stadsdeel.

Te vaak ook is er een bestemmingsplan op- gesteld voor een beschermd gezicht vanuit een louter op 'fixeren van het beeld' gerichte bena- dering. De huidige opgave voor de monumen- tenzorg vraagt dus om een bredere blik op een ruimer veld van objecten.

Maar binnen dat ruimer veld van objecten treffen wij nog steeds de oude vertrouwde monumenten van vóór 1850 aan. Zij vormen in zekere zin de

harde kern van ons gebouwde cultuurgoed. Het zijn de gebouwen waarmee wij onze eerste onderzoeks- en restauratie-ervaringen hebben opgedaan. En steeds opnieuw blijkt, dat wij van deze 'oude garde' nog lang niet alles weten, dat wij voor verantwoord onderhoud en herstel ervan vaak principiële kennis en informatie tekort ko- men.

Vooropgesteld dat het uitgangspunt voor ons bouwkundig ingrijpen in monumenten blijft dat behoud vóór herstel gaat en dat de bouwkun- dige ingrepen de toets van architectuur-histori- sche kritiek moeten kunnen doorstaan, dat de ingrepen 'werkelijkheidswaarde' hebben, dan doet zich juist bij dit deel van het monumenten- bestand, waaraan door vele generaties is ge- bouwd, veranderd, aangepast en gerestaureerd, het gemis aan die kennis en informatie voelen.

Immers, anders dan bij objecten van jongere bouwkunst vaak het geval is, zijn hier de bron- nen niet ruim voorhanden, is er hier géén foto- serie van kort na de oplevering, beschikken we niet over een reeks revisie-tekeningen. Nee, er moet bij onderzoek van deze categorie monu- menten rekening worden gehouden met een lange, complexe veranderingsgeschiedenis die gereconstrueerd moet worden uit schaarse, on- volledige en verre van directe bronnen en uit bouwsporen van de meest uiteenlopende aard en schaal.

Het feit dat deze objecten al eerder zijn aange- pakt, dat er reeds meerdere publikaties over hun bouwhistorie zijn verschenen, verandert daar, anders dan men zou vermoeden, weinig aan.

Meestal kan namelijk de eerder vergaarde infor- matie geen uitsluitsel geven over vragen die zich nu bij hernieuwde herstellingen of aanpassingen voordoen.

Het is zelfs zo, dat in sommige gevallen eerder onderzoek belemmerend werkt omdat gissingen en feiten vaak niet meer zijn te onderscheiden en omdat het bestaan van ouder documentatie- materiaal op zich al een blokkade vormt voor een hernieuwd onderzoek 'met schone lei'. Ten- slotte blijken voorgaande restauraties vaak

slecht gedocumenteerd en zal ook een onder- zoek naar de restauratie-geschiedenis van het object nodig zijn.

Hoe vreemd het dus ook lijkt, het is wel degelijk nodig om het Paleis Huis ten Bosch, het Trip- penhuis te Amsterdam, of de Grote Kerk in Veere — opnieuw - onderwerp van bouwhisto- risch onderzoek te maken, wanneer verbouwin- gen of aanpassingen op til zijn. Zelfs zou die noodzaak in veel gevallen blijven bestaan wan- neer restauratie-ethische uitgangspunten niet werden gehanteerd en slechts economische as- pecten de aanpak bepaalden. Want ook in dat geval zal het inwinnen van gerichte bouwhistori- sche informatie opportuun zijn: 'kostbare' verras- singen op constructief en materiaalkundig ge- bied kunnen erdoor worden voorkomen; ook kan worden voorkomen, dat ingrepen plaatsvinden die op termijn ernstige gevolgschade en bijge- volg kostbaar herstel met zich mee brengen.

De bijdrage over de ruïne van Brederode in deze aflevering van het Bulletin illustreert het nut van bouwhistorisch onderzoek van een object waar zogenaamd alles al van bekend was overduide- lijk.

Middeleeuws muurwerk blijkt curieus kistwerk uit de zuinige koker van de negentiende-eeuwse restauratoren; bouwsporen blijken geconstru- eerde reminicenties van apocriefe oorspronke- lijke situaties en de oudst lijkende moppesteen is juist honderd jaar jong of afkomstig van de gesloopte Groningse vestingwerken. Daarnaast geeft het artikel één levendig beeld van de gang van zaken bij de vroegste - 1862 - kasteel- restauratie van ons land.

De bouwhistorische informatie, die recentelijk over de ruïne van Brederode is verkregen, levert voor toekomstige restauraties volstrekt andere uitgangspunten op dan tot nu toe aangehouden, óók in financiële zin.

De bevindingen op het gebied van de oorspron- kelijke bouwkundige detaillering zijn daarbij van belang voor het object zelf, maar ook meer alge- meen voor de vaderlandse castellologie.

Fragment afbeelding kasteel Brederode, 1499 (zie omslag en afb. 3, blz. 4).

BULLETIN KNOB 1990-4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Blijkbaar hebben we sneeuw nodig om Kerstmis als keerpunt te ervaren, als breuklijn tussen het oude jaar en het nieuwe.. Sneeuw voelt als een witte bladzijde: een volgeschreven

het behoud van onze monumenten. Het is de basis van restau- ratie, consolidatie en behoud. Veel wordt er gedaan om dit onderzoek doorgang te laten vinden. De

Drie moerbal- ken boven de begane grond van het achter- huis gaven dankzij de Westfaalse stan- daardkurve een datering in of omstreeks het jaar 1516.. Oudestraat 11 was

Vrij uitzonderlijk is, dat het pand ondanks een beperkte breedte drie boven elkaar geplaatste kapgebinten heeft, waarvan twee spantbenen en en een dekbalk een datering ondersteunen

De balklaag in de onderkelderde kamer op de begane grond leverde drie dateerbare monsters op waarvan er twee nog juist spint- hout bevatten, resulterende in een datering:.. 1482 en

De richtlijnen voor het onderzoek werden opgesteld door de Rijksdienst, terwijl uitvoe- ring zou moeten plaatsvinden door de pro- vincies en de vier grote steden, in samen- werking

Daarom bidden wij, dat de Naam van God zo geheiligd worde, dat Deze, ofschoon in Zichzelf heilig, toch (als zodanig) moge gekend, geprezen en verbreid worden. Wanneer God

[r]