• No results found

De invloed van cultuur op fiscale transparantie in de externe verslaggeving: een vergelijking tussen China en de Verenigde Staten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van cultuur op fiscale transparantie in de externe verslaggeving: een vergelijking tussen China en de Verenigde Staten"

Copied!
49
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De invloed van cultuur op fiscale transparantie in de externe

verslaggeving: een vergelijking tussen China en de Verenigde Staten

Personalia:

Naam: Pascal Prijs

Studentnummer: 2307197

Universiteit: Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit: Economie en Bedrijfskunde

Opleiding: MSc. Accountancy & Controlling

Track: Accountancy

Eerste Begeleidster: Prof. dr. I.J.J. Burgers

Tweede Begeleider: Prof. dr. H.J. ter Bogt

Datum: Juni 2016

(2)

2

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 4 1.1 Wetenschappelijke relevantie ... 5 1.2 Praktische relevantie ... 6 1.3 Onderzoeksopzet ... 7 2. Literatuur onderzoek ... 7 2.1 Fiscale transparantie ... 7 2.1.1 Definitie ... 7 2.1.2 Fiscale proces ... 8 2.1.3 Cultuur ... 8

2.2 Transparantie bevorderende organisaties ... 9

2.2.1 OECD ... 9

2.2.2 VBDO ... 10

2.2.3 Ministerie van Economische zaken en NBA ... 10

2.3 Verplichte vs. Vrijwillige Rapportage ... 11

3. Theoretische inkadering ... 11 3.1 Agency theorie... 12 3.2 Legitimacy theorie ... 13 3.3 Stakeholdertheorie ... 14 4. Hypotheses ... 14 4.1 Cultuurdimensies ... 15 4.2 RvC Onafhankelijkheid... 18

4.3 Principle vs. Rules based accountingmethode ... 19

5. Onderzoeksmethode ... 21 5.1 Afhankelijke variabele ... 22 5.2 Onafhankelijke variabelen ... 23 5.3 Controlevariabele ... 24 6. Resultaten ... 26 6.1 Beschrijvende statistiek... 26 6.2 Statistische resultaten ... 27

7. Discussie & conclusie ... 31

7.1 Discussie ... 31

(3)

3

8. Beperkingen & toekomstig onderzoek ... 34

8.1 Beperkingen... 34 8.2 Toekomstig onderzoek ... 35 9. Referenties ... 36 9.1 Nieuws artikelen ... 36 9.2 Wetenschappelijke artikelen ... 36 9.3 Boeken ... 43 10. Bijlages ... 44 10.1 VBDO Criteria ... 44 10.2 Ondernemingen ... 46 10.3 Content analyse... 47

(4)

4

1. Inleiding

“Multinationals voeren een beleid van agressieve fiscale planning. Beleidsmakers in heel Europa moeten hier een einde aan maken en zich buigen over een billijke en transparante vennootschapsbelasting” betoogt eurocommissaris Pierre Moscovici (2015). De multinationals doen er veel aan om over de winsten, een laag mogelijk belastingtarief te betalen. In 2015 werd bekend dat Starbucks zeer gunstige ‘rulings’ heeft afgesproken met de Nederlandse Belastingdienst. Een ruling is een belastingafspraak, vaak tussen een multinational en een overheid. Het Europese Hof van Justitie beraadt zich momenteel of de ruling aan Starbucks als staatssteun gezien kan worden, omdat de door Starbucks gebruikte Transactional Net Margin Method er toe zou leiden dat een lager bedrag aan winst wordt toegerekend dan dat een onafhankelijke derde zou maken. Als de Europese Commissie door het Europese Hof van Justitie in het gelijk wordt gesteld, dan moet Starbucks alsnog een bedrag van 20 miljoen euro aan Nederland betalen (Trouw Online & RTL Nieuws Online, 2015). Naast Starbucks komen meer multinationals in de publiciteit met vergelijkbare constructies, zoals bijvoorbeeld Google. De NOS meldt dat Google een kantoor in Nederland heeft zonder personeel, waar royalties en vergoedingen worden heen gesluisd. De royalties werden via Nederland en Ierland naar de Bermuda eilanden verstuurd. Door middel van deze holding heeft Google 2,5 miljard euro bespaard op de belastinglast (NOS.nl, 2016).

De Big Four accountantskantoren Deloitte, EY, KPMG en PwC hebben onder meer onder druk van de publieke opinie hun belastingbeleid gewijzigd. Zo vermeldt Deloitte het volgende op hun website: “Het publieke debat over belastingontwijking leidt tot concrete veranderingen, niet alleen in de wetgeving, maar ook in de openbare sector van het aanbestedingsbeleid. Onze klanten nemen concrete stappen om de uitdagingen die dit met zich meebrengt aan te pakken. Wij nodigen u uit om uw perspectieven aan te dragen om ons te helpen bij het identificeren van thema's om het publieke debat voort te zetten met de regering”. PwC vermeldt het volgende op hun website: “De trend ten opzichte van meer belastingtransparantie is groter dan in voorgaande jaren omdat ondernemingen de waarde van het openlijk rapporteren van de belastinglast beginnen te herkennen”. Transparantie wordt omgeven door verschuivende maatschappelijke panelen en veranderende normen en waarden. Zo zijn er steeds meer landen die afstappen van de bankgeheimen. Voorts is recent commotie ontstaan door de onthulling van de Panama Papers. Ondernemingen en particulieren hebben

(5)

5 brievenbusmaatschappijen. Wereldwijd werd er massaal aandacht besteed aan de Panama Papers, behalve in China. In China werd slechts een bericht over Poetin in de media gepubliceerd. Verder werden de Panama Papers niet belicht (NRC, 2016). Hoewel belastingontwijking legaal is, is de publieke opinie in vele landen dat in ieder geval bepaalde vormen niet ethisch en maatschappelijk verantwoord zijn. Echter, de commotie in de Verenigde Staten en de geringe aandacht in China voor de belastingconstructies via Panama om belasting te ontwijken, weerspiegelen de culturele verschillen tussen deze twee landen. Vanuit een cultureel perspectief zijn er veel verschillen in de mate van fiscale transparantie van de verschillende landen. Deze culturele verschillen zitten in de wortels van de ondernemingen en drukken zich ook op juridische manier uit. De juridische cultuurverschillen zijn ontstaan doordat verschillend naar oplossingen is gezocht door verschillende landen (Hofstede, 1980). Dit blijkt onder andere in de bestuursstructuur en de gekozen accountingmethode die de ondernemingen hanteren. In de Verenigde Staten hebben veel ondernemingen een one tier board en hanteren de US GAAP. In tegenstelling tot de Verenigde Staten wordt in China over het algemeen een two tier board gehanteerd en wordt de IFRS regelgeving toegepast. Doel van dit onderzoek is na te gaan of culturele verschillen van invloed zijn op de mate van transparantie. Dit leidt tot de volgende hoofdvraag:

“Zijn culturele verschillen van invloed op de fiscale transparantie in externe verslaggeving?”

1.1 Wetenschappelijke relevantie

De informatiebehoeftes van stakeholders met betrekking tot fiscaliteit in de jaarrekkingen is de afgelopen jaren verschillend onderzocht. Echter, de mogelijke gevolgen van de culturele achtergrond van een onderneming op fiscale transparantie zijn minder belicht in de bestaande wetenschappelijke literatuur. De OECD heeft een Base Erosion Profit Shifting actie plan geïnitieerd. BEPS heeft betrekking op fiscale planning strategieën, waarbij ondernemingen inkomsten verschuiven naar landen met een gunstig belastingtarief, waar vervolgens amper economische activiteiten worden uitgevoerd. Dit leidt er toe dat een onderneming uiteindelijk minder tot geen belasting over zijn inkomsten hoeft af te dragen. Het doel van de OECD is dat niet alleen haar 34 lidstaten de voorstellen implementeren, maar ook alle andere landen. Of ondernemingen die zich in de OECD landen bevinden minder de belastinglast proberen te verlagen dan ondernemingen die zich in landen bevinden die geen lid zijn van de OECD is

(6)

6 niet onderzocht door de OECD. China is bijvoorbeeld geen lid van de OECD, maar alleen partner van de OECD. Betekent dit per definitie dat ondernemingen in dit land minder transparant zijn dan de in Verenigde Staten gevestigde ondernemingen of zijn er andere factoren van invloed op de mate van transparantie?

In de afgelopen jaren zijn er verschillende onderzoeken gedaan naar de vereisten die gesteld worden aan het verstrekken van accountinginformatie aan stakeholders. Zo heeft Scott (2011) het nut van accountinginformatie berekend gebruik makend van het ‘decision usefulness’ model. Bij dit model gaat het om de vraag welke stakeholder de informatie gebruikt en wat de beslissingsproblemen van de stakeholders zijn. Iedere groep stakeholders heeft zijn eigen unieke, soms conflicterende informatie vereisten (Wallace, 1995). Vaak blijkt dat stakeholders voornamelijk interesse hebben in economische informatie (Fawzy & Componation, 2015). Harrison en Freeman (1999) stellen dat de percepties van stakeholders gebaseerd zijn op het verbeteren van financiële prestaties.

In de wetenschappelijke literatuur is er voor zover ik kon nagaan nauwelijks tot geen aandacht besteed aan de informatiebehoefte van stakeholders over fiscaliteit. Bovenstaand blijkt dat er wel aandacht is besteed aan de algemene vorm van informatiebehoefte, maar dit is niet in relatie gebracht met de informatiebehoefte tussen verschillende culturen met betrekking tot fiscaliteit. Daarom zal dit onderzoek in de fiscale transparantie van ondernemingen in de externe verslaggeving vernieuwend zijn.

1.2 Praktische relevantie

Volgens Breton en Taffler (2001) voldoet de traditionele verslaggeving waarin slechts de financiële kant wordt belicht niet meer aan de groeiende vraag aan informatiebehoeftes door stakeholders. Francis en Schipper (1999) stellen dat de belangrijkste zorg van het traditionele financiële verslaggevingsmodel niet alleen in de tijdigheid van rapporteren is gelegen (wanneer wordt er informatie gerapporteerd?), maar ook in de inhoud (wat wordt er gerapporteerd?). Erkende professionele organisaties zoals de American Institute of Certified Public Accountants (AICPA), het Canadian Institute of Chartered Accountants (CICA) en het Institute of Chartered Accountants in England and Wales (ICAEW) spelen ook in op de inhoud van de externe verslaggeving. Zij stellen dat er een verbreding moet plaatsvinden van wat er gerapporteerd wordt en niet dat de frequentie van het aantal rapportages moet toenemen (Beretta & Bozzolan, 2008). De AICPA heeft dan ook richtlijnen opgesteld om de kwaliteit en effectiviteit van financiële verslaggeving te verbeteren. Uit deze richtlijnen blijkt

(7)

7 dat ondernemingen minstens over de volgende vijf categorieën moeten rapporteren: (1) financiële en niet financiële data; (2) een management analyse over de niet financiële data; (3) informatie met betrekking tot de toekomst; (4) informatie over de managers en de stakeholders; en (5) informatie over de achtergrond van de onderneming. De CICA heeft ook richtlijnen opgesteld met betrekking tot de externe verslaggeving. Eén van de richtlijnen is dat een onderneming informatie moet verspreiden met betrekking tot de ondernemingsvisie. Ook moet de externe verslaggeving informatie bevatten over: kritieke succesfactoren; de benodigde middelen voor het bereiken van het gewenste resultaat; verwachte resultaten; en risico’s en kansen.

1.3 Onderzoeksopzet

In het vervolg van dit onderzoek zal er een theoretische inkadering volgen, waarna er diverse hypotheses opgesteld worden op basis van de beschikbare theorie. De hypotheses zullen daarna getest worden in de resultatensectie. Tot slot volgt een discussie en conclusie van het gedane onderzoek, waarin ook wordt gereflecteerd op de beperkingen van dit onderzoek en mogelijkheden tot vervolgonderzoek.

2. Literatuur onderzoek

In dit hoofdstuk wordt fiscale transparantie gedefinieerd om er een beter begrip van te krijgen met betrekking tot de context van dit onderzoek. Verder wordt in kaart gebracht welke internationale governance organisaties een belangrijke rol spelen en hoe in jaarverslagen vorm wordt gegeven aan fiscale transparantie. Deze drie onderwerpen houden in verschillende opzichten verband met elkaar. Fiscale transparantie is het overkoepelende thema. Internationale governance organisaties stimuleren fiscale transparantie in de externe verslaggeving door bijvoorbeeld het initiëren van het BEPS actie plan door de OECD en het uitreiken van de Kristalprijs van het Nederlandse Ministerie van Economische Zaken. Hetgeen gerapporteerd wordt in de externe verslaggeving kan verplicht zijn krachtens regel- en wetgeving, maar ondernemingen kunnen informatie die niet verplicht gerapporteerd moet worden ook vrijwillig verstrekken om de stakeholders te informeren.

2.1 Fiscale transparantie 2.1.1 Definitie

Kopits en Craig definiëren fiscale transparantie als openheid naar het grote publiek over ondernemingsstructuur en functies, fiscale intenties met betrekking tot beleid, de jaarrekeningen en verwachtingen en dat er duidelijke toegang is tot betrouwbare, volledige,

(8)

8 tijdige, begrijpelijke en internationale vergelijkbare informatie op ondernemersactiviteiten. Het is daarbij niet relevant of de ondernomen acties binnen of buiten de overheidssector plaatsvinden. Doel van fiscale transparantie is dat de stakeholders de financiële positie en de werkelijke kosten en baten van de activiteiten van de onderneming, met inbegrip van hun huidige en toekomstige economische en sociale gevolgen kunnen beoordelen (Kopits & Craig, 1998). Schipper en Barth (2008) stelt dat een jaarverslag transparant is op het moment dat er gerapporteerd wordt over de ‘underlying economics’ en dat de rapportage begrijpelijk moet zijn voor lezers met een redelijke kennis van het bedrijfsleven. In een fiscaal transparante rapportage wordt gerapporteerd over de ondernemingsmiddelen, de claims ten aanzien van deze middelen, verandering in de middelen en claims en de kasstroom. Daarnaast dienen de bedrijfsrisico’s te worden toegelicht en de manier waarop deze beheerst worden.

2.1.2 Fiscale proces

Volgens Paine et al. (2005) is het opmerkelijk dat veel ondernemingen stellen transparant te zijn over hun belastinglast, terwijl de meeste ‘Corporate Codes of Conducts’ zelden informatie vermelden over de mate waarin een onderneming ‘in control’ is over het fiscale proces. Een Code of Conduct bestaat uit een reeks van regels waarin de sociale normen en waarden en verantwoordelijkheden voor een individu, groep of onderneming zijn uiteengezet. Een aantal ondernemingen zijn wel transparant over de fiscale processen in hun onderneming. Zo heeft Vodafone een Tax Code of Conduct opgesteld inzake het gedrag van al haar medewerkers die betrokken zijn bij de belastingheffing binnen de Vodafone Group PLC. Het specificeert de rol van de medewerkers, de verantwoordelijkheden, professioneel gedrag en de benadering met betrekking tot externe relaties. Vodafone is van mening dat het haar verplichting is om een bedrag aan belasting te betalen, dat in overeenstemming is met de opgelegde regels van de overheid, in elk land waarin ze opereren (Vodafone, 2012).

2.1.3 Cultuur

In dit artikel worden twee vormen van cultuur toegepast, te weten gedragscultuur en juridische cultuurverschillen. Hofstede (1980) definieert cultuur als: “the collective programming of the mind that distinguishes the members of one group or category of people from others”. Dit is ontwikkeld door Hofstede tot een model met zes cultuurdimensies, namelijk individualisme vs. collectivisme, onzekerheid vermijden, machtsafstand, lange termijn oriëntatie vs. korte termijn oriëntatie, mannelijkheid vs. vrouwelijkheid en toegevendheid vs. terughoudendheid. In deze scriptie worden alleen de cultuurdimensies

(9)

9 individualisme vs. collectivisme, onzekerheid vermijden en machtsafstand onderzocht en in relatie gebracht met fiscale transparantie. Uit onderzoek van Gray (1988) en Zarzeski (1996) blijkt dat er een relatie is tussen gedragscultuur en de mate van transparantie, maar dit zijn relatief oude data. In deze scriptie worden nieuwe data onderzocht, wat deze scriptie vernieuwend maakt. Voor de andere cultuurdimensies is voor zover ik kon nagaan nauwelijks tot geen onderbouwende literatuur.

De juridische cultuurverschillen zijn ontstaan doordat verschillende landen op basis van de gedragscultuur problemen verschillend hebben opgelost (Hofstede 1980). Met andere woorden, de juridische cultuurverschillen zijn een gevolg van de gedragscultuur verschillen. Dit drukt zich onder andere uit in de bestuursstructuur van een onderneming. In de Verenigde Staten wordt over het algemeen een one tier board gehanteerd, terwijl in China een two tier board bestuursstructuur is. Bij een one tier board zijn er meer insiders in het bestuur. Insiders hebben onvoldoende prikkels om transparant te zijn, omdat hun rol dan gevoelig wordt voor kritiek (Leftwich et al., 1981). Doordat er bij een two tier board meer outsiders zijn, leidt dit tot meer fiscale transparantie. De gekozen accountingmethode is ook een juridisch cultuurverschil. In de Verenigde Staten wordt de US GAAP gehanteerd, wat gezien wordt als rules based accounting en in China wordt vanuit de overheid IFRS verplicht, wat principle based accounting is (Thomson & Yuting, 2010). Ernstberger en Lobe (2006) suggereren dat de informatiewaarde van IFRS hoger is dan de informatiewaarde van US GAAP. Bij een hogere informatiewaarde zal de fiscale transparantie voor de stakeholders hoger zijn.

2.2 Transparantie bevorderende organisaties 2.2.1 OECD

Diverse organisaties streven er naar te bevorderen dat ondernemingen transparant rapporteren over hun belastingen in de externe verslaggeving. In deze sub-paragraaf worden de initiatieven van de OECD, VBDO en het ministerie van Economische Zaken kort beschreven.

De Organisation for Economic Co-operation and Development (OECD) is een samenwerkingsverband van 34 landen met als doel haar lidstaten te helpen met het bevorderen van welvaart en het tegengaan van armoede door economische groei en financiële stabiliteit. De missie van de OECD is een beleid dat het economische en sociale welzijn van de mensen wereldwijd verbeterd (OECD.org). Een onderdeel hiervan is de hoeveelheid belasting die betaald wordt. Eén van de actiepunten uit het Base Erosion and Profit Shifting (BEPS) actie plan dat in 2013 door de OECD en de G20 is geïnitieerd en waarvan de

(10)

10 eindrapporten op 5 oktober 2015 zijn verschenen, houdt in dat bedrijven hun belastingadministraties met adequatere informatie over ‘transfer pricing’ dienen te verstrekken. Daarnaast dienen multinationals jaarlijks hun resultatenrekening en balans te publiceren voor ieder land waarin ze opereren als onderdeel van hun jaarlijkse financiële verslaggeving. Dit wordt ook wel ‘Country by Country Reporting’ genoemd (Murphey, 2012). ‘Country by Country Reporting’ is één van de aanbevelingen van het BEPS actie plan. Deze fiscaal transparantere manier van rapporteren moet voorkomen dat een onderneming schuift met winsten tussen verschillende landen waarin ze zich begeven om zo een gunstig belastingtarief te behalen.

2.2.2 VBDO

De Vereniging van Beleggers voor Duurzaam Ondernemen (VBDO) komt op voor de belangen van institutionele en particuliere beleggers die willen bijdragen aan duurzame ontwikkeling. Dit doet de VBDO onder andere door vragen te stellen tijdens de algemene vergadering van aandeelhouders van ondernemingen. De VBDO vraagt daarbij aandacht voor zes belasting governance principes. De zes principes zijn: (1) definiëren en communiceren van een duidelijke belasting strategie; (2) belasting moet op één lijn zijn met de business en geen ‘profit centre’ op zichzelf zijn; (3) respecteer de geest van de wet, het naleven van belasting wetten is de norm; (4) ken en manage belasting risico’s; (5) monitor en test belasting controles en (6) zorg voor belasting zekerheid. Op basis van deze 6 principes heeft de VBDO 32 criteria opgesteld om de transparantie over de betaalde belastinglast van 64 Nederlandse ondernemingen te meten. Uit de resultaten van 2015 komt onder andere naar voren dat Unilever het best scoort op belastingtransparantie alsmede dat 45% van de onderzochte ondernemingen haar belasting strategie publiceert ten opzichte van 16% van het voorgaande jaar. Dit is een grote groei, die de toename van belangstelling in belastingen typeert. De voornaamste reden om niet transparant over belastingen te zijn is dat er gevoelige informatie bij de concurrenten terecht komt volgens de VBDO.

2.2.3 Ministerie van Economische zaken en NBA

Het Ministerie van Economische Zaken en de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) bieden een Kristalprijs aan voor de meest transparante, duurzame Nederlandse onderneming. Het rapporteren over belastingen is een van de criteria in de beoordeling van de Nederlandse ondernemingen. In 2015 ontving Akzo Nobel de prijs voor het meest transparante jaarverslag van Nederland.

(11)

11

2.3 Verplichte vs. Vrijwillige Rapportage

De bovenstaande organisaties streven ernaar de fiscale transparantie te bevorderen. De fiscale transparantie wordt gemeten door de externe verslaggeving te analyseren. De externe verslaggeving kan verplicht worden gesteld door middel van regel- en wetgeving of een onderneming kiest ervoor om vrijwillig rapportages te publiceren. Specifieke aandacht voor fiscale transparantie neemt steeds verder toe. Oorzaken van de toegenomen aandacht voor transparantie zijn de toegenomen publieke druk (Patten, 1991; Waiden & Schwartz, 1998), de toename van media aandacht (Deegan et al., 1999) en de extra druk die ontstaat doordat internationale governance organisaties de mate van fiscale transparantie beoordelen en publiceren, zoals bijvoorbeeld de Tax Transparency Benchmark van de VBDO. Dit komt ook naar voren bij de bovengenoemde ‘ruling’ kwestie van Starbucks.

Het rapporteren van informatie over belastingen voor stakeholders in jaarverslagen kan op verschillende manieren. Armstrong et al., (2010) beschrijft twee theorieën tot het publiceren van financiële accounting informatie, namelijk commitment (betrokken) of voluntary (vrijwillige) informatieverschaffing. Bij commitment informatieverschaffing wordt vooraf door het management bepaald dat alle informatie gepubliceerd wordt, ongeacht de eventuele gevolgen van het publiceren van de informatie. Bij vrijwillige informatieverschaffing wordt vastgesteld wat de eventuele gevolgen van het publiceren zijn en op basis daarvan wordt bepaald welke informatie wordt verschaft. Er zijn verschillende beweegredenen om vrijwillig te rapporteren. Vrijwillige rapportage verlaagt het vereiste vermogen van een investeerder, doordat het de informatieasymmetrie tussen de agent (management) en de principaal (aandeelhouders) verminderd en daarmee dus de cost of capital verlaagd (Orens et al., 2010; Easley, & O’Hara, 2004). Echter, vrijwillige rapportage leidt ook tot extra kosten die door de onderneming gemaakt moeten worden. Deze kosten ontstaan doordat er niet-wettig verplichte informatie verschaft wordt in vrijwillige rapportages, voorbeelden hiervan zijn het verkrijgen en verspreiden van de (extra) informatie (Deumes et al., 2008). Vrijwillige rapportage heeft betrekking op het juridisch cultuurverschil principle based accountingmethode, doordat er meer wordt gerapporteerd dan krachtens wet- en regelgeving is afgedwongen.

3. Theoretische inkadering

Cultuurverschillen worden in dit artikel onderzocht in relatie met fiscale transparantie. Om de invloed van cultuur op fiscale transparantie te onderzoeken worden de agency-, legitimacy- en de stakeholder –theorie uitgelicht. In verscheidene voorgaande studies werd reeds gebruik

(12)

12 gemaakt van bovenstaande theorieën in relatie tot transparantie (Ball, 2009; Lanis & Richardson, 2011; Hooghiemstra et al., 2015; Watson, 2011; Wiseman et al., 2012)

3.1 Agency theorie

Een agency conflict houdt in dat er een tegengesteld belang is tussen de agent (manager) en de principaal (aandeelhouder) (Jensen & Meckling, 1976). Zo wil de agent bijvoorbeeld een hoog salaris, maar de principaal wil een zo hoog mogelijk rendement. Dit is een tegenstrijdig belang doordat personeelskosten de winst die in de vorm van dividend naar de principaal vloeit verlagen. Vervolgens stelt de principaal een Raad van Commissarissen aan om de agent te monitoren op opportunistisch gedrag.

Opportunistisch gedrag door een agent wordt versterkt door de informatieasymmetrie die bestaat tussen de manager en de aandeelhouder. De manager beschikt immers over meer informatie dan de aandeelhouder. Dit kan ertoe leiden dat de manager opportunistisch gedrag gaat vertonen voor zijn eigen belang, wat negatief is voor de aandeelhouder. Daarom zal een stakeholder zelf informatie gaan verzamelen en analyseren, wat hem geld en middelen kost (Hill & Jones, 1992). Onderdeel van de informatieasymmetrie is adverse selection, waarbij één iemand informatie heeft en daar zijn voordeel meedoet (Akerlof, 1970). Aandeelhouders zijn bereid om minder transparantie te accepteren om een onderneming zijn belasting vermijdende activiteiten te faciliteren (Robinson & Schmidt, 2013). Met andere woorden, aandeelhouders accepteren adverse selection met betrekking tot fiscale transparantie, zolang zij er financieel gewin voor terug krijgen. Overigens wordt er bij een vrijwillige rapportage

ten opzichte van verplichte rapportage meer gerapporteerd, waardoor de

informatieasymmetrie tussen aandeelhouders en managers gereduceerd kan worden (Stulz, 2009). Vrijwillige rapportage over fiscale transparantie in het jaarverslag, zal dus de informatieasymmetrie doen afnemen.

De agency theorie heeft zowel invloed op de gedragscultuur en de juridische cultuur. De gedragscultuur bestaat uit zes cultuurdimensies, waarvan er drie in deze scriptie worden uitgelicht. De cultuurdimensie individualisme leidt er toe dat een persoon voorkeur geeft aan het maximaliseren van zijn eigen belang en zijn directe omgeving (Hofstede, 1980). Het streven naar eigen belang leidt tot opportunistisch gedrag, wat het agency conflict versterkt (Bryan et al., 2012). Als het agency conflict versterkt, zal de principaal om meer transparantie vragen. De juridische cultuur wordt in deze scriptie opgesplitst in de onafhankelijkheid van

(13)

13 de RvC en de gekozen accountingmethode. De agency theorie beïnvloedt de onafhankelijkheid van de RvC doordat insiders bij een one tier board onvoldoende prikkels hebben om transparant te rapporteren. Dit ontstaat doordat hun rol en gedrag dan gevoeliger wordt voor kritiek.

3.2 Legitimacy theorie

Suchman (1995) definieert de legitimacy theorie als een algemene perceptie of aanname dat bedrijfsactiviteiten wenselijk, juist en passend zijn binnen een sociaal geconstrueerd stelsel van normen, waarden en overtuigingen. Een onderneming dient sociale verantwoordelijkheid te nemen, ook met het betalen van zijn ‘fair share’ aan belastingen. De ontvangen belastinggelden worden door de overheid besteed aan maatschappelijke voorzieningen zoals bijvoorbeeld het onderhoud van de infrastructuur, het onderwijs en de zorg. Rawls (1971) beschrijft de maatschappij als een samenwerkende onderneming met wederzijdse voordelen voor de vragende wederkerigheid. In grote lijnen betekent dit dat een belastinglast niet gezien moet worden als kosten die moeten worden voorkomen, maar als een legitieme betaling van toegevoegde waarde voor de gemeenschappen die hebben bijgedragen aan het creëren van die waarde.

Het niet betalen van belastingen vergroot de sociale druk op andere ondernemingen. Met betrekking tot de sociale verantwoordelijkheid spreken de opvattingen in de literatuur elkaar tegen. Watson (2011) en Lanis & Richardson (2012) stellen dat ondernemingen die hun

sociale verantwoordelijkheid nemen minder fiscaal agressief gedrag vertonen.

Ondernemingen die op agressieve wijze belastingen ontwijken doen dat daarentegen op kosten van de maatschappij (Weisbach, 2002). Preuss (2010) en Sikka (2010) suggereren daarentegen dat sommige ondernemingen beweren sociale verantwoordelijkheid te nemen, maar ondertussen wel belasting vermijden.

De legitimacy theorie staat in relatie tot de gedragscultuur onzekerheid vermijdend gedrag van het Hofstede model. Het vermijden van onzekerheid wordt gedefinieerd als de mate waarin een maatschappij zich oncomfortabel voelt met onzekerheid en dubbelzinnigheid. Managers zullen dan minder fiscale transparant rapporteren omdat er gevreesd wordt voor een claim in de toekomst of reputatieschade als later blijkt dat de informatie onjuist is (Graham et al., 2005). Dit leidt tot minder fiscale transparantie, wat betekent dat de

(14)

14 onderneming niet aan haar sociale verantwoordelijkheid van fiscale transparantie kan voldoen.

3.3 Stakeholdertheorie

Een stakeholder is een groep of individu die een doelstelling van een onderneming kan beïnvloeden, of door de doelstelling van de onderneming wordt beïnvloed (Freeman, 1984). De stakeholdertheorie legt relaties tussen bedrijfsproblemen, waarde-creatie en ethiek (Parmar et al, 2010). Voorbeelden van stakeholders zijn: werknemers, klanten, leveranciers, de maatschappij en belasting- en regelgevende overheden. Ieder heeft zijn eigen vereisten en verwachtingen rondom de aard en hoeveelheid belastinginformatie die ze eisen. Elke stakeholder wil een ander niveau van duidelijkheid over de fiscale positie en enkele willen een overzicht over alle berichtgeving die je als organisatie maakt aangaande belastingen (Responsible Tax: An Integrated Approach to Tax Transparency, Deloitte 2014). Van de door de VBDO onderzochte ondernemingen bediscussieert 23% de belastingstrategie met de stakeholders. Ondernemingen kunnen door de druk van stakeholders, zoals bijvoorbeeld de overheid, VBDO of OECD, zich aangezet voelen tot het publiceren over belastingen (De Waard, 2011). Op basis van de stakeholdertheorie zullen de maatschappij en regelgevende organisaties er belang bij hebben dat er transparant wordt gerapporteerd over belastingen. Hun belangen zullen onder de juridische cultuur principle based accountingmethode gediend worden.

4. Hypotheses

In dit hoofdstuk zijn op basis van de bovenstaande theorieën en voorgaande onderzoeken een vijftal hypotheses opgesteld. Deze hypotheses maken beantwoording van de centrale onderzoeksvraag: “Zijn culturele verschillen van invloed op de fiscale transparantie in externe verslaggeving?” mogelijk. De hypotheses zijn gebaseerd op de eerder genoemde gedragscultuur en juridische cultuur. De gedragscultuur is gebaseerd op het Hofstede model (1980). De eerste hypothese heeft betrekking op de gedragscultuur en is opgesplitst in drie deel hypotheses op basis van drie van de zes cultuurdimensies van Hofstede, te weten individualisme, onzekerheid vermijden en machtsafstand (par 4.1). De overige dimensies, lange termijn oriëntatie vs. korte termijn oriëntatie, mannelijkheid vs. vrouwelijkheid en toegevendheid vs. terughoudendheid, worden niet behandeld, omdat daar te weinig onderbouwende literatuur voor werd gevonden in relatie met fiscale transparantie. De overige twee hypotheses belichten de juridische cultuur, wat gevolgen zijn van de gedragscultuur. Dit

(15)

15 betreft de relatie tussen RvC onafhankelijkheid en fiscale transparantie (par. 4.2) en de gekozen accountingmethode in relatie met fiscale transparantie (par 4.3).

4.1 Cultuurdimensies

Financiële verslaggeving en transparantie zijn afhankelijk van de omgeving waarin een onderneming zich bevindt. Cultuur is een onderdeel van de omgeving (Mueller et al., 1991). Het agency probleem wordt beïnvloed door de desbetreffende cultuur. Normen en waarden zijn cultureel bepaald, waardoor er verschillende voorkeuren voor het gedrag van managers en aandeelhouders bestaan (Hooghiemstra et al, 2015). Sociale mechanismen zijn niet slechts een marge, maar de kern (Wiseman et al., 2012). Van den Steen (2005; 2010) suggereert dat cultuur het agency conflict kan reduceren, doordat er gedeelde opvattingen zijn tussen de agent en de principaal. Transparantie verschilt per land waarin wordt geopereerd en wordt beïnvloed door de heersende nationale cultuur (Chaminade & Johanson, 2003). Die constatering zal in deze scriptie verder uitgediept worden met betrekking tot de fiscale transparantie en gemeten worden met behulp van het Hofstede model.

De nationale cultuur wordt gemeten door middel van Hofstedes cultuurdimensies. Het model van Hofstede bestaat uit zes dimensies, namelijk: individualisme vs. collectivisme, onzekerheid vermijden, machtsafstand, lange termijn oriëntatie vs. korte termijn oriëntatie, mannelijkheid vs. vrouwelijkheid en toegevendheid vs. terughoudendheid. In deze scriptie worden de cultuurdimensies individualisme vs. collectivisme, onzekerheid vermijden en machtsafstand belicht, omdat bij deze dimensies voldoende onderbouwende literatuur is in relatie met fiscale transparantie. Deze cultuurdimensies worden verderop toegelicht gedurende de opbouw van de hypotheses. Voor het beantwoorden van de probleemstelling van deze scriptie wordt voorgebouwd op het onderzoek van Hofstede (1980), Gray (1988), Vint (1995) en Zarzeski (1996). Gray (1988) heeft onderzoek gedaan naar deze vier culturele dimensies met betrekking tot accounting publicaties. Gray en Vint (1995) maakten vervolgens gebruik van het model van Gray (1988) en bedrijfsgegevens beschikbaar gesteld door de Universiteit van Glasgow in samenwerking met Deloitte Haskins en Sells. Op basis van de beschikbaar gestelde database werd een univariate en multivariate regressie uitgevoerd. Uit de univariate regressie analyse bleek dat 4 dimensies, te weten individualisme, onzekerheid vermijden, machtsafstand en mannelijkheid vs. vrouwelijkheid, van Hofstede significant gecorreleerd zijn met de hoeveelheid rapportages. Uit de multivariate regressie analyse volgde dat de cultuurdimensie individualisme positief

(16)

16 correleert met accounting publicaties en dat de cultuurdimensie onzekerheid vermijden negatief gerelateerd is aan accounting publicaties. Verder volgt uit onderzoek van Zarzeski (1996) dat vennootschappen met een cultuur van sterke mate van machtsafstand minder informatie delen.

In deze scriptie wordt er nagegaan of er verschil zit tussen de fiscale transparantie van twee tegenstrijdige culturen, te weten de Angelsaksische en de Aziatische cultuur. De Angelsaksische ondernemingen bestaan voornamelijk uit Amerikaanse ondernemingen en enkele Australische en Nederlandse bedrijven. Er is voor Nederland en Australië gekozen, omdat deze landen een cultuur kennen die relatief gelijk is aan de Amerikaanse cultuur. Voor Indonesië en India is gekozen omdat deze culturen veel overeenkomsten vertonen met de Chinese cultuur. De cultuurdimensies van Amerikaanse en Chinese bedrijven verschillen sterk volgens Hofstedes model. Daarnaast is Amerika lid van de OECD en China slechts partner van de OECD. Verder zijn de Verenigde Staten en China de landen met het grootste Bruto Nationaal Product.

Figuur 1: Cultuurdimensies gebaseerd op geert-hofdstede.com/china.html.

Individualisme houdt in dat door een persoon voornamelijk een voorkeur wordt gegeven aan het maximaliseren van het eigen belang en dat van de directe omgeving (Hofstede, 1980). Het belang van de maatschappij of een andere stakeholder speelt dan slechts een marginale rol voor een manager in een individualistische cultuur. Een individualistische maatschappij leidt dan ook tot opportunistischer gedrag dan een collectivistische maatschappij, doordat er naar eigen belang wordt gestreefd (Bryan et al., 2012). Dit opportunistisch gedrag leidt tot een heviger agency conflict. Stakeholders zullen door een heviger agency conflict meer toelichting van informatie eisen. Wordt de transparantie niet gegeven, dan zullen de

Individualisme Onzekerheid vermijden Machtsafstand 91 46 40 20 30 80

CULTUURDIMENSIES

USA China

(17)

17 stakeholders een hogere compensatie vragen in de vorm van cost of capital. Aangezien de Amerikaanse cultuur volgens bovenstaande staafgrafiek van Hofstede hoger scoort op individualisme dan de Chinese cultuur, is het aannemelijk dat de cultuur in Amerikaanse ondernemingen individualistischer is dan in Chinese ondernemingen. Dit leidt tot de eerste hypothese:

H1a: Een individualistische maatschappij is positief gerelateerd aan transparantie van de gerapporteerde belastingen.

Het vermijden van onzekerheid wordt gedefinieerd als de mate waarin een maatschappij zich oncomfortabel voelt met onzekerheid en dubbelzinnigheid (Hofstede, 1980). Er zal omgegaan moeten worden met het feit dat de toekomst nog onbekend is, wat risico’s met zich meebrengt die de onzekerheid uitlokt. Een onzekerheid vermijdende manager zal minder geneigd zijn om over te gaan tot vrijwillige publicaties, omdat hij of zij bang is dat de informatie terecht komt bij concurrenten (Deumes & Knechel, 2008). Tevens willen managers die onzekerheid vermijdend gedrag vertonen vermijden dat de gepubliceerde informatie kan leiden tot een claim in de toekomst of reputatieschade als later blijkt dat de informatie onjuist is (Graham et al, 2005; Wilson, 2009). Dit zorgt er voor dat er minder transparant gerapporteerd wordt. De potentiele claims kunnen gerelateerd worden aan fiscale transparantie. Een voorbeeld vormt Starbucks. Nu de ruling met de Nederlandse overheid naar buiten is gekomen, dient Starbucks mogelijk een boete van 20 miljoen euro betalen als het Europese Hof van Justitie de ‘ruling-kwestie’ in dit verband als staatssteun beoordeeld. Deze kwestie leidt ertoe dat de organisatie reputatieschade oploopt doordat ze niet aan haar sociale verantwoordelijkheid voldoet, terwijl in de legitimacy theorie gesteld werd dat een onderneming sociale verantwoordelijkheid dient te nemen. Verder is het begrip adverse selection van toepassing, doordat een onderneming alleen informatie openbaar maakt waarvan ze geen toekomstige schade kan oplopen. Doordat de Amerikaanse cultuur sterker dan de Chinese cultuur geassocieerd kan worden met een onzekerheid vermijdende maatschappij (Hofstede, 1980), is de verwachting dat Amerikaanse ondernemingen een sterkere negatieve relatie met fiscale transparantie hebben dan Chinese ondernemingen. Hieruit kan de tweede hypothese worden opgesteld:

H1b: Een onzekerheid vermijdende maatschappij is negatief gerelateerd aan transparantie van de gerapporteerde belastingen.

(18)

18 Machtsafstand wordt gedefinieerd als de mate waarin minder machtige leden van de maatschappij het accepteren en verwachten dat macht ongelijk verdeeld is. Bij een hoge mate van machtsafstand heeft ieder persoon zijn eigen status binnen de hiërarchie van een organisatie en bij een lage machtsafstand wordt er gezocht naar gelijkheid en anders naar gerechtigheid voor de ongelijkheid (Hofstede, 1980). Zarzeski (1996) suggereert dat een hoge mate van machtsafstand de informatiedeling vermindert, wat een negatieve relatie met fiscale transparantie suggereert. Daarnaast worden culturen met een hoge machtsafstand getypeerd door een beperking van informatie (Gray, 1988). De Chinese cultuur is sterker gerelateerd aan machtsafstand dan de Amerikaanse cultuur (Hofstede, 1980). Daarom wordt er verwacht dat de Chinese markt minder transparant is door de machtsafstand, waardoor er een negatievere relatie dan bij de Amerikaanse bedrijven wordt verwacht. De derde hypothese is dan ook als volgt:

H1c: Een maatschappij met een hoge machtsafstand zal negatief gerelateerd zijn aan transparantie aangaande belastingen.

4.2 RvC Onafhankelijkheid

De RvC onafhankelijkheid is een juridisch cultuurverschil, dat is ontstaan voor het informeren van de aandeelhouders en het monitoren van de RvC. Dit heeft betrekking op de agency theorie. De agency theorie gaat ervan uit dat de Raad van Commissarissen (RvC) bestaat uit een groep insiders en outsiders, beiden met verschillende gedachtes over het openbaren van informatie (Cai et al., 2006). In het geval van een one tier board, ook wel CEO duality structuur genoemd, waarbij de CEO tegelijkertijd de voorzitter is van het dagelijks bestuur en van de RvC, kan het voor de RvC lastig zijn om het functioneren van het management te controleren omdat hij of zij zichzelf dan beoordeelt (Fama & Jensen, 1983; Bliss, 2011). Doordat de CEO ook voorzitter is van de RvC, komt zijn onafhankelijkheid in het geding. De OECD raadt aan om de functies van CEO en de voorzitter van de RvC door verschillende personen te laten bekleden, omdat dit de objectiviteit en onafhankelijkheid ten goede komt. Daarom wordt een one tier board/CEO duality structuur als niet onafhankelijk beschouwd. Leftwich et al., (1981) suggereren dat insiders onvoldoende prikkels hebben om uitgebreid te rapporteren, omdat hun rol en gedrag dan gevoeliger wordt voor kritiek. In de context van dit onderzoek betekent dat er minder transparant over belastingen wordt gerapporteerd in het geval van een one tier board.

(19)

19 Een onafhankelijke RvC kan beter voorzien in de behoeften van een stakeholder met betrekking tot transparantie en verantwoording, omdat naast het openbaren van de informatie ook een verslag door de RvC wordt opgesteld (Gul & Leung, 2004). Dit verslag van de RvC is helaas nog beperkt. Er dient meer aandacht besteed te worden aan de maatschappelijke verwachtingen van een onderneming (De Dialoog, 2011). Eng & Mak (2003) stellen dat er een positieve relatie verwacht kan worden tussen het aantal outsiders en de mate van transparantie. Ook Cheng en Jaggi (2000) onderzochten de relatie tussen onafhankelijke RvC en de hoeveelheid financiële toelichting. De gevonden relatie bij hen was eveneens positief. Ander onderzoek toont aan dat onafhankelijke commissarissen minder focussen op financiële maatstaven en meer aandacht besteden aan non-financiële maatstaven (Ibrahim & Angelidis, 1995). Uit onderzoek van Australische organisaties blijkt eveneens dat een groter aandeel van onafhankelijke commissarissen belasting agressiviteit vermindert, doordat er een betere controle is (Lanis & Richardson, 2011). Doordat de hoeveelheid financiële toelichting toeneemt, zal er ook meer over belastingen worden gerapporteerd, wat het transparanter maakt. De one tier board komt voornamelijk voor in de Verenigde Staten (Lin & Liu, 2009). Verwacht wordt dan ook dat de relatie tussen een onafhankelijke RvC en transparantie van belastingen bij Amerikaanse ondernemingen minder sterk van invloed is. Op basis van bovenstaande theorie kan de volgende hypothese worden opgesteld:

H2: Een onafhankelijke RvC heeft een positieve invloed op de transparantie van belastingen.

4.3 Principle vs. Rules based accountingmethode

Een tweede juridisch cultuurverschil is de gehanteerde accountingmethode. Uit verschillende onderzoeken blijkt dat de accountingmethode die een land hanteert impact heeft op de informatieverstrekking door ondernemingen (Holmen, 2012). Er zijn twee verschillende vormen van richtlijnen met betrekking tot rapporteren, namelijk principle based accounting en rules based accounting. De rules based accountingmethode komt voornamelijk in de Verenigde Staten voor en de principle based accounting aanpak wordt over het algemeen in China gehanteerd. Principle based accounting wordt gedefinieerd als brede richtlijnen, met enkele specifieke regels, die accountants vereist zijn om op te volgen bij het controleren van: bezittingen, schulden, opbrengsten en uitgaven. Principle based wordt gekenmerkt doordat er geen specifieke regels zijn om op terug te vallen, dus het is binnen de geest van de wet (Roger, 2005). Daartegenover staat rules based accounting, waarbij er specifieke regels zijn

(20)

20 opgesteld die exact beschrijven hoe transacties gerapporteerd moeten worden. Thomson en Yuting (2010) stellen in hun artikel dat het hanteren van de IFRS richtlijnen de principle based accountingmethode representeert. In de Verenigde Staten maakt men gebruik van de US GAAP richtlijnen, die als rules based accounting beschouwd kunnen worden. De US GAAP heeft betrekking op de waardering van economische activiteiten, het tijdstip waarop de waarderingen worden uitgevoerd en vastgesteld, de informatieverstrekking rond deze activiteiten en de voorbereiding en presentaties van de samengevatte economische informatie in de vorm van een jaarrekening (Rogers, 2005). Ernstberger en Lobe (2006) suggereren dat de informatiewaarde bij IFRS hoger is dan de informatiewaarde van US GAAP. Principle based accounting zorgt voor een efficiënte markt, doordat ondernemingen vrijwillig informatie rapporteren, die bij rules based accounting niet zou worden gepubliceerd (Fishman & Hagerty, 1989). Het grote voordeel van rules based accounting is dat verschillende ondernemingen makkelijker te vergelijken zijn, doordat ze op precies dezelfde voorgeschreven regels rapporteren (Nelson, 2003). Een andere reden om rules based accounting te verkiezen boven principle based accounting is gelegen in de extra kosten van het verzamelen, analyseren en verspreiden van de overige toegevoegde informatie die bij principle based accounting wordt gepubliceerd. Dye (1985) stelt dat deze reden onjuist is doordat er geen directe verspreidingskosten zijn. Hierbij komt het agency conflict dus wederom om de hoek kijken, in de vorm van een tegengesteld belang tussen de principaal en de manager.

Een minder rules based accountingmethode leidt tot een vermindering in agressieve rapportages (Nelson, 2003). Uit het onderzoek van Thomson en Yuting (2010) blijkt dat principle based accounting de belangen van de stakeholders dient en dat de rules based accounting er van uitgaat dat mensen slecht zijn en zoeken naar mazen in de wet. Op basis van de eerdergenoemde stakeholdertheorie zullen de maatschappij en regelgevende organisaties er belang bij hebben dat er transparant wordt gerapporteerd over belastingen. Hun belangen zullen onder de principle based accounting aanpak gediend worden. Dit betekent dat er onder een principle based accountingmethode transparanter wordt gerapporteerd. De criteria van de VBDO zijn opgesteld voor een principle based accounting cultuur. In Nederland is het bijvoorbeeld niet verplicht om te rapporteren over de strategie van een onderneming aangaande belastingen. Hier worden de Nederlandse ondernemingen door de VBDO echter wel op beoordeeld. Een ander voorbeeld van de criteria van de VBDO is of een onderneming een Tax In-Control statement publiceert. Het publiceren hiervan

(21)

21 gebeurt dan ook op vrijwillige basis. In de rules based accounting culturen wordt alleen gepubliceerd wat de regelgeving eist. Bij de principle based accounting methode wordt er vrijwillig extra informatie gerapporteerd in de externe verslaggeving. Die vrijwillige informatieverstrekking leidt mogelijk tot meer fiscale transparantie. Verwacht wordt dan ook dat principle based accounting positief van invloed is op de hoeveelheid fiscale informatie in de externe verslaggeving. Dit leidt tot de laatste hypothese:

H3: Principle based accounting is positief gerelateerd aan de hoeveelheid informatie die gepubliceerd wordt over belastingen.

De bovenstaande hypotheses kunnen in een conceptueel model als volgt worden samengevat:

CEO Duality/RvC Onafhankelijkheid

Belasting transparantie Onzekerheid vermijdend

Machtsafstand Individualisme Principle based accounting

Figuur 2: Conceptueel model.

5. Onderzoeksmethode

Om de onderzoeksvraag te beantwoorden zijn de vijf opgestelde hypotheses getoetst, waarbij de eerste gedragshypothese is opgedeeld in drie elementen op basis van de cultuurdimensies van Hofstede. De laatste twee hypotheses hebben betrekking op de juridische cultuurverschillen RvC onafhankelijkheid en de gehanteerde accountingmethode. Er worden verschillende relaties verwacht. Drie worden positief verwacht en twee negatief. De hypotheses zijn getoetst op de beschikbare, bruikbare data met behulp van SPSS. Er is een correlatiematrix en lineaire regressie uitgevoerd. De data die gebruikt zijn om de hypotheses

(22)

22 te testen komen rechtstreeks uit de jaarverslagen van de Fortune Global 500. De Fortune Global 500 rangschikt de 500 grootste wereldwijde ondernemingen qua omzet. Op basis van deze rangschikking zijn de hoogst genoteerde tien Amerikaanse en tien Chinese bedrijven gekozen van het jaar 2014. Daarnaast is er voor gekozen om de grootste Nederlandse en Australische ondernemingen qua omzet aan de Amerikaanse dataset toe te voegen en de grootste Indonesische en Indiase ondernemingen toe te voegen aan de Chinese dataset. Deze extra landen zijn toegevoegd, omdat er anders geen resultaten verkregen kunnen worden, doordat er dan een constante variabele voor de cultuurdimensies is. Daarnaast daalt door meer waarnemingen te doen met een andere cultuurwaarde de VIF waarde. Hierdoor worden multicollineariteit kwesties verholpen. Voor deze landen is gekozen omdat de cultuur vergelijkbaar is. Daarnaast zijn de Nederlandse en Australische ondernemingen lid van de OECD, net als de Amerikaanse ondernemingen en de Indonesische en Indiase ondernemingen geen lid van de OECD, net zoals China. Het hoogst genoteerde Amerikaans bedrijf is Walmart en het hoogst genoteerde Chinese bedrijf is de Sinopec Group, respectievelijk 1 en 2 op de ranglijst. De jaarverslagen van twee Chinese ondernemingen, respectievelijk de nummer 3 en 7, zijn niet beschikbaar, waardoor deze vervangen worden door de nummer 11 en 12 qua grootste omzet onder Chinese ondernemingen. Deze bedrijven zijn gekozen om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de Amerikaanse en Chinese ondernemingen. Andere rangschikkingen zijn onbruikbaar, doordat bijvoorbeeld in de FTSE100 alleen bedrijven voorkomen uit het Verenigd Koninkrijk. Daardoor kan er geen vergelijking worden gemaakt qua cultuurverschillen en verschillende accountingmethodes.

5.1 Afhankelijke variabele

Er is een content analyse toegepast om fiscale transparantie te meten. Een content analyse wordt gedefinieerd als een systematische, herhaalbare techniek om een hoeveelheid tekst te verkleinen in enkele categorieën gebaseerd op expliciete regels over coderen en categoriseren (Weber, 1990). Bowman (1984) definieert een content analyse als het coderen van woorden en zinnen om de data te verkrijgen waar je belangstelling ligt. Enkele onderzoekers stellen zelf criteria op om transparantie van ondernemingen te meten (Wallace et al. 1994; Webb et al., 2008). Andere onderzoekers maken gebruik van door anderen opgestelde criteria (Hope, 2003). Zo zal in dit onderzoek gebruik worden gemaakt van de opgestelde criteria van de VBDO. De coderingen komen overeen met de zes eerder genoemde categorieën van de VBDO. Deze categorieën zijn opgedeeld in 32 criteria, waar vervolgens punten aan gegeven worden die de mate van transparantie reflecteren. Daartoe is bijvoorbeeld getoetst of een

(23)

23 onderneming haar belastingstrategie communiceert in het jaarverslag, CSR rapport of op de website. In het geval dit gecommuniceerd wordt, wordt 1 punt op dit onderdeel toegekend. Het maximaal te behalen punten is 36, doordat Country by Country Reporting met maximaal 3 punten wordt beoordeeld. Aan de overige door de VBDO gebruikte criteria wordt maximaal 1 punt toegekend. Uit het onderzoek van de VBDO bleek dat de Nederlandse beursgenoteerde multinationals gemiddeld 9 punten behalen. Om de betrouwbaarheid te waarborgen met betrekking tot een content analyse zijn herhaalbaarheid en transparantie twee sleutelwoorden (Gibbert, et al., 2008). Wat dat betreft zijn de criteria van de VBDO zeer betrouwbaar, omdat ze online voor een ieder beschikbaar zijn. Daarnaast zijn ze te vinden in de bijlage van dit onderzoek. De ondernemingen worden genummerd van 0 tot 36, waarbij 36 perfect transparant is en 0 alles behalve transparant.

5.2 Onafhankelijke variabelen

Voor dit onderzoek zijn drie cultuurdimensies van Hofstede onderzocht, omdat er voor de andere dimensies nog te weinig wetenschappelijk literatuur is om een relatie te onderbouwen. De waardes worden gebaseerd op Hofstedes cultuurmodel. De schaal die daarbij gehanteerd wordt loopt van 0 tot en met 100, waarbij 0 niet individualistisch, oftewel collectivistisch, en 100 volledig individualistisch representeert. Amerikaanse ondernemingen worden op basis van de waardes die Hofstede aan de cultuurdimensies toekent met 91 gecategoriseerd bij de cultuurdimensie individualisme en Chinese ondernemingen met 20.

De onafhankelijke juridische cultuurvariabele RvC wordt gemeten door in het jaarverslag na te gaan in hoeverre er een one of two tier board wordt gehanteerd. Doordat er in Amerikaanse ondernemingen vaker sprake is van een one tier board, terwijl Chinese ondernemingen doorgaans altijd een two tier board hanteren, zullen er meer onafhankelijke commissarissen voorkomen in de Chinese ondernemingen. Vier Amerikaanse ondernemingen kennen wel een two tier board. Deze bedrijven worden onder de onafhankelijke categorie geschaald. Om dit te verwerken in SPSS is er een dummy variabele aangemaakt, waardoor afhankelijkheid en onafhankelijkheid genoteerd zullen worden als een 0 of 1. Afhankelijkheid wordt gecategoriseerd met een 0 en onafhankelijkheid wordt in SPSS weergegeven met een 1.

De onafhankelijke juridische cultuurvariabelen principle en rules based accountingmethode worden gemeten door de gelden wetgeving. Het Chinese Ministerie van Financiën stelt principle based accounting verplicht voor beursgenoteerde ondernemingen. De Amerikaanse

(24)

24 organisaties gebruiken de US GAAP richtlijnen, die beschouwd worden als rules based accounting. Net als hierboven besproken is er een dummy variabele aangemaakt. Amerikaanse ondernemingen zijn met een 0 gecategoriseerd en de Chinese ondernemingen met een 1.

5.3 Controlevariabele

Een controlevariabele is een variabele die meegenomen wordt in het onderzoek om na te gaan of die variabele invloed heeft op de afhankelijke en de onafhankelijke variabele. In dit artikel worden twee controlevariabelen toegepast. De eerste controlevariabele die wordt gehanteerd is ondernemingsgrootte. Bushman et al., (2004) suggereren dat financiële transparantie afhankelijk is van de grootte van een onderneming. Ondernemingsgrootte wordt gemeten aan de hand van de totale activa, waarvoor informatie gebruikt is uit de jaarrekening van 2014 van de betreffende ondernemingen. Van de totale activa is een natuurlijk logaritme gemaakt, om de spreiding te verkleinen. De tweede controlevariabele die meegenomen is de ‘GAAP Effective Tax Rate’. Deze controlevariabele wordt in het artikel van Dyreng et al. (2008) eveneens gebruikt in relatie tot belastingontwijking. De GAAP Effective Tax Rate is gemeten over het jaar 2014. De GAAP Effective Tax Rate is berekend door de belastinglast te delen door de winst voor belastingen (Dyreng et al., 2008) en voor het bepalen van deze GAAP ETR is de databank Orbis gebruikt. Een beperking van de GAAP ETR is het risico dat er verschillen ontstaan door belastinglatenties (Dyreng et al., 2008). Doordat er een beperkte toegang is tot andere datastreams kan er niet voor de Cash Effective Tax Rate worden gekozen, wat deze beperking zou kunnen oplossen. Dit is een onoverkomelijke beperking. De benodigde gegevens van de betrokken ondernemingen zijn online uit Orbis onttrokken. De controlevariabelen worden meegenomen voor de nauwkeurigheid en om het onderzoek meer kracht bij te zetten.

(25)

25

Variabelen: Type variabelen: Meetmethodes:

VBDO Punten: 0-36 Afhankelijke variabele Content analyse van de 32 opgestelde criteria van de VBDO

Ondernemingsgrootte Controlevariabele Natuurlijk logaritme van de totale activa

GAAP ETR '14 Controlevariabele Belastinglast / winst voor belasting

Individualisme Onafhankelijke variabele Op basis van de toegekende waarde van Hofstede

Onzekerheid Onafhankelijke variabele Op basis van de toegekende waarde van Hofstede

Machtsafstand Onafhankelijke variabele Op basis van de toegekende waarde van Hofstede

Onafhankelijke RvC Onafhankelijke variabele Toegepaste one of two tier board.

Rules / Principle Onafhankelijke variabele Op basis van de wetgeving

(26)

26

6. Resultaten

In deze scriptie worden vijf hypotheses getest, waarbij de eerste hypothese, betreffende de vraag of gedragscultuur van invloed is op de fiscale transparantie in externe verslaggeving, is opgedeeld in drie deel hypotheses. De invloed van gedragscultuur wordt op basis van Hofstedes cultuurdimensies gerelateerd aan fiscale transparantie. De drie dimensies van Hofstede die worden toegepast zijn individualisme, onzekerheid vermijden en machtsafstand. De overige drie cultuurdimensies worden niet toegepast in verband met beperkte onderbouwende literatuur. Vervolgens wordt er getest of juridische cultuurverschillen de onafhankelijkheid van de RvC en de accountingmethode, principle of rules based, een relatie heeft met fiscale transparantie. Verder zijn er twee controlevariabelen getest, te weten de grootte van een onderneming en de GAAP Effective Tax Rate. Eerst zal de beschrijvende statistiek worden toegelicht, waarna een correlatie wordt uitgevoerd en tot slot worden de hypotheses getest door middel van een regressie analyse.

6.1 Beschrijvende statistiek

De beschrijvende statistiek geeft een overzicht van de gekozen variabelen in dit onderzoek. In dit onderzoek zijn dertig ondernemingen van de Fortune Global 500 geanalyseerd, maar doordat van enkele ondernemingen geen volledige informatie beschikbaar was, zijn er 25 bruikbare ondernemingen overgebleven. Vervolgens is de ‘winsorizing techniek’ toegepast om outliers in de data te voorkomen. Dit betekent dat variabelen die groter of kleiner zijn dan het gemiddelde plus/minus 3 keer de standaarddeviatie worden gewijzigd naar de waarde van het gemiddelde plus/minus 3 keer de standaarddeviatie. Echter, er zijn geen outliers ontdekt, waardoor er geen enkele variabele gewijzigd hoefde te worden. Outliers worden mede voorkomen doordat van de controlevariabele ondernemingsgrootte een natuurlijk logaritme is berekend.

Variabelen: N Minimum Maximum Gemiddelde Std.

Deviatie VBDO Punten: 0-36 25 3 20 8,44 4,34 Ondernemingsgrootte 25 10,52 14,75 12,07 1,25 GAAP ETR '14 25 0,0032 0,48 0,24 0,12 Individualisme 25 14 91 61,6 34,54 Onzekerheid 25 30 53 43,4 8,19 Machtsafstand 25 36 80 55,08 20,06 Onafhankelijke RvC 25 0 1 0,72 0,46 Rules / Principle 25 0 1 0,4 0,5

(27)

27

Voor de onafhankelijke variabelen, RvC onafhankelijkheid en de gekozen

accountingmethode, is een dummy variabele gebruikt met de waarden 0 en 1. Bij de RvC onafhankelijkheid betekent een 0 een one tier board en een 1 een two tier board. Bij de gehanteerde accountingmethode, houdt een 0 rules based accounting in en een 1 princple based accounting. Een dummy variabele is benodigd om de tekst te veranderen in getallen, zodat uiteindelijk een regressie analyse kan worden uitgevoerd. Vandaar dat er een 0 en 1 voorkomen in de bovenstaande tabel van de beschrijvende statistiek.

Uit de beschrijvende statistiek kunnen verschillende conclusies worden getrokken. Te beginnen met het aantal behaalde VBDO punten. Het laagst wordt gescoord door Indian Oil en het hoogst door Royal Dutch Shell, 3 en 20 punten respectievelijk. Deze ondernemingen komen voor in de dataset doordat India, Indonesië, Australië en Nederland zijn toegevoegd aan de dataset om de correlatie te versterken en de VIF waarde te verlagen, zoals bovenstaand beschreven in hoofdstuk 5. Het minimum bij de ondernemingsgrootte is een natuurlijk logaritme van 10,52. Dit staat gelijk aan een totale assets van 37.352 miljoen en heeft betrekking op Indian Oil. Het natuurlijk logaritme van 14,75 staat gelijk aan 253.77.37 miljoen en heeft betrekking op de China Construction Bank. Verder blijkt dat de GAAP Effective Tax Rate over 2014 sterk verschilt, oplopend van 0,0032 tot 0,48. Dit betreft Ford Motor en Royal Dutch Shell. Bij de cultuurdimensie individualisme betreft het minimum, 14, India, wat passend is bij de lage score van 20 van China. Het maximum heeft betrekking op Amerika, namelijk 91. Bij de cultuurdimensie onzekerheid vermijden scoort China het laagst en Nederland het hoogst. Tot slot bij de cultuurdimensie machtsafstand kent Hofstede de laagste waarde toe aan Australië en de hoogste waarde aan China.

6.2 Statistische resultaten

Voordat er werd onderzocht of er een relatie is tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen, is eerst een correlatiematrix uitgewerkt. Dit betekent dat de variabelen mogelijk correleren, maar er wordt niet vastgesteld dat er een causaal verband is. De uitkomsten kunnen liggen tussen -1, perfect negatieve relatie, en +1, perfect positieve relatie.

(28)

28 Variabelen: 1 2 3 4 5 6 7 8 1. VBDO Punten: 0-36 1 2.Ondernemingsgrootte 0,310 1,000 3. GAAP ETR '14 0,357 * -0,166 1 4. Individualisme 0,226 0,030 0,083 1 5. Onzekerheid 0,312 -0,284 0,284 0,656 *** 1 6. Machtsafstand -0,315 -0,024 -0,15 -0,977 *** -0,744 *** 1 7. Onafhankelijke RvC 0,360 -0,010 0,013 -0,339 * -0,224 0,306 1 8. Rules / Principle -0,296 -0,051 -0,12 -0,979 *** -0,712 *** 0,998 *** 0,327 ** 1

***, ** and * coefficients are statistically significant at 1, 5 and 10 percent. Tabel 3 - Correlatiematrix

(29)

29 Waardes in de correlatiematrix groter dan 0,80 geven aan dat er mogelijk sprake van multicollineariteit is. Multicollineariteit ontstaat doordat twee variabelen sterk gerelateerd zijn en betekent dat die variabelen bijna hetzelfde verklaren. Uit de correlatiematrix blijkt dat er in dit onderzoek mogelijk sprake is van multicollineariteit, bijvoorbeeld de correlatie tussen machtsafstand en individualisme van -0,977. Een andere betrouwbare methode om multicollineariteit te testen, is de VIF-waarde. De VIF-waarde dient niet hoger uit te vallen dan 10. De VIF-waardes zijn onderstaand bij tabel 3, de lineaire regressie, af te lezen. De hoogste VIF-waarde is 1,166, wat betekent dat er geen sprake van multicollineariteit is. Hofstedes cultuurdimensies zijn derhalve sterk aan elkaar gerelateerd, waardoor multicollineariteit logischerwijs ontstaat. Om dit te voorkomen zijn de onafhankelijke cultuurvariabelen in de lineaire regressie los van elkaar getest, waardoor de VIF-waarde op een aanvaardbaar niveau blijft.

Tabel 3 belicht de lineaire regressie. De tabel bestaat uit zes modellen. In het eerste model zijn alleen de controlevariabelen toegepast op de afhankelijke variabele, fiscale transparantie. In de modellen 2, 3 en 4 zijn naast de controlevariabelen ook de opgesplitste eerste hypothese toegevoegd. Individualisme bevindt zich in model 2, onzekerheid vermijden in model 3 en machtsafstand in model 4. De drie variabelen zijn apart getest in verband met de eerder genoemde multicollineariteit. Deze drie delen maken de eerste hypothese compleet. Vervolgens is naast de controlevariabelen de in hypothese twee geformuleerde RvC onafhankelijkheid toegevoegd in model vijf. In model 6 is de gekozen accountingsmethode, principle of rules based accounting, extra toegevoegd ten opzichte van model 5.

(30)

30 Variabelen: (1) (2) (3) (4) (5) (6) Intercept -11,098 -12,016 -21,925 ** -7,247 -13,317 -11,291 Ondernemingsgrootte 1,3120 * 1,284 * 1,606 ** 1,269 * 1,321 ** 1,229 ** GAAP ETR '14 15,116 ** 14,526 ** 12,052 * 13,730 * 14,989 13,137 ** Individualisme 0,023 Onzekerheid 0,185 * Machtsafstand -0,054 Onafhankelijke RvC 2,978 ** 4,150 ** Rules / Principle 3,272 ** Adjusted R-Square 0,201 0,2 0,283 0,233 0,276 0,389 F-Waarde 4,02 3,002 4,158 3,434 3,873 4,812 VIF 1,028 1,009 1,161 1,024 1,166 1,146

***, ** and * coefficients are statistically significant at 1, 5 and 10 percent. Tabel 4 – Lineaire regressie

Uit model 1 blijkt dat de relatie tussen de controlevariabelen ondernemingsgrootte en GAAP Effective Tax Rate significant is met de fiscale transparantie (β = 1,312, p < 0,10; β = 15,116, p < 0,05). De Adjusted R-Square is 0,201. Dit betekent dat de variatie in de controlevariabelen en fiscale transparantie in de regressie verklaard wordt voor 20,1 procent.

In model 2 blijven de controlevariabelen beiden significant (β = 1,284, p < 0,10; β = 14,526, p < 0,05). Daarnaast is hypothese 1a toegevoegd die niet significant is (β = 0,023, p > 0,10). Dit is tegenstrijdig met de onderbouwende literatuur. Hypothese 1a dient verworpen te worden. Model 3 is vergelijkbaar met model 2, met dien verstande dat de cultuurdimensie individualisme (H1a) is vervangen door onzekerheid vermijdend gedrag (H1b). Uit de regressie analyse blijkt dat hypothese 1b positief en significant is (β = 0,185, p < 0,10). De Adjusted R-Square is 0,283. Dit betekent dat de variatie tussen de cultuurdimensie onzekerheid vermijden en fiscale transparantie in de regressie verklaard wordt voor 28,3 procent. Hypothese 1b kan aanvaard worden. Vervolgens wordt in model 4 de cultuurdimensie onzekerheid vermijden (H1b) vervangen door de cultuurdimensie machtsafstand (H1c). Uit model 4 blijkt dat hypothese 1c negatief en niet significant is (β = -0,054, p > 0,10). Hypothese 1c kan niet worden geaccepteerd.

(31)

31 Model 5 belicht de controlevariabelen en hypothese 2. De tweede hypothese, RvC onafhankelijkheid, is significant (β = 2,978, p < 0,05). De Adjusted R-Square is 0,276. Dit betekent dat de variatie tussen onafhankelijkheid van de RvC en fiscale transparantie in de regressie verklaard wordt voor 27,6 procent. Hypothese 2 kan op basis van model 5 worden aanvaard. In het laatste model is ten opzichte van model 5 de laatste hypothese, de gekozen accountingmethode, toegevoegd. Hypothese 3 is ook significant (β = 3,272, p < 0,05). De variatie tussen de gekozen accountingsmethode en de fiscale transparantie wordt voor 38,9 procent verklaard. De laatste hypothese tussen de gekozen accountingmethode en fiscale transparantie kan op basis van model 6 worden aanvaard.

7. Discussie & conclusie

7.1 Discussie

In dit artikel is op basis van de cultuurdimensies van Hofstede, de onafhankelijkheid van de RvC en de gehanteerde accountingmethode een onderzoek gedaan naar de fiscale transparantie in externe verslaggeving. Het onderzoek heeft voornamelijk betrekking op Amerikaanse en Chinese ondernemingen, waarbij de volgende hoofdvraag is gesteld:

“Zijn culturele verschillen van invloed op de fiscale transparantie in externe verslaggeving?”

De hoofdvraag wordt gestructureerd uitgediept, te beginnen met de gedragscultuur die bepaald is met behulp van het Hofstede model (1980). De cultuur van Amerika en China liggen ver uit elkaar. Waar de Amerikaanse cultuur zich kenmerkt als individualistisch, een matige vorm van onzekerheid vermijdend gedrag en een lage vorm van machtsafstand, typeert de Chinese cultuur zich als collectivistisch, wordt onzekerheid vermeden en is er een sterke mate van machtsafstand.

De beschikbare theorie suggereert dat de cultuur van invloed is op de mate van transparantie in de externe verslaggeving. Bryan et al (2012) suggereren dat individualisme leidt tot opportunistisch gedrag, wat het agency conflict versterkt. Stakeholders zullen bij een heviger agency conflict om meer informatie vragen, wat zal leiden tot een transparantere fiscale externe verslaggeving. Dit heeft geleid tot H1a, waarbij een positieve relatie werd verwacht tussen individualisme en fiscale transparantie in de externe verslaggeving. Echter, de lineaire regressie ondersteunt deze hypothese niet, waardoor die niet geaccepteerd kan worden. Een

(32)

32 mogelijke verklaring hiervoor is de angst voor ‘over-exposure’. Teveel transparantie leidt tot over-exposure, wat de effectiviteit doet afnemen door een verhoging van de transactie kosten (Heald, 2003).

Hypothese 1b suggereert op basis van onderbouwende literatuur dat er een negatief verband is tussen vermijding van onzekerheid en fiscale transparantie in de externe verslaggeving. Deze relatie kan bevestigend worden beantwoord met behulp van statistisch onderzoek van de praktijk gegevens. De relatie is significant op een 10 procentniveau. Met andere woorden, hypothese 1b kan aanvaard worden.

Bestaande wetenschappelijke literatuur suggereert dat er een negatieve relatie is tussen machtsafstand en fiscale transparantie in de externe verslaggeving. Zarzeski (1996) stelt dat een hoge mate van machtsafstand de informatiedeling vermindert, wat een negatieve relatie met fiscale transparantie suggereert. Dit werd eveneens gesteld bij hypothese 1c. De hypothese kan worden verworpen na het uitvoeren van de lineaire regressie. Mogelijk zijn er andere factoren van invloed op fiscale transparantie in tegenstelling tot de cultuurdimensie machtsafstand.

Na het opstellen van de gedragscultuur betreffende de cultuurdimensies door middel van Hofstedes’ cultuur model en het interpreteren van de opgesplitste hypothese 1, wordt dit verder toegelicht met twee andere juridische culturele verschillen tussen Amerika en China, te weten RvC onafhankelijkheid en de gekozen accountingmethode. Daarbij wordt eveneens de lineaire regressie geïnterpreteerd.

De juridische culturele verschillen binnen Amerikaanse en Chinese ondernemingen uiten zich op verschillende manieren. Te beginnen met de bestuursstructuur. Amerikaanse ondernemingen hebben over het algemeen een one tier board, waarbij de CEO eveneens voorzitter van de RvC is. Chinese ondernemingen hebben voornamelijk een two tier board, wat er toe leidt dat de RvC van de Chinese ondernemingen onafhankelijk is van de Raad van Bestuur, in tegenstelling tot de Amerikaanse ondernemingen. Verder is de gekozen accountingmethode tussen Amerika en China verschillend. In Amerika wordt gebruik gemaakt van de US GAAP, wat als een rules based accountingmethode beoordeeld kan worden, terwijl in China sinds 2006 de IFRS verplicht is gesteld, wat onder de principle

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Toelichting van begrippen • Arbeidsopbrengst ondernemer = de vergoeding voor de arbeid die de ondernemer levert inclusief leidinggeven en het door hem gedragen ondernemersrisico in

In situaties waarbij de parkeerdruk in de openbare ruimte structureel hoog is, maar er nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de parkeervoorzieningen op eigen ter- rein,

This rules out effects of reward history; (3) the high- and low- reward stimuli are not visually salient, excluding effects of bottom-up processes; (4) both high- and low-

With this article the author intends to fill one of these gaps in the narrative of social history and focuses specifically on the experiences of teachers who taught

To achieve this aim, the following objectives were set: to determine the factors that play a role in the pricing of accommodation establishments; to determine

The aim of this research was to analyse the profile of nutrition interventions for combating micronutrient deficiency with particular focus on food fortification reported in

Lise Rijnierse, programmaleider van ZZ-GGZ benadrukte dat dit het moment was om argumenten voor deze signalen aan te scherpen of te komen met argumenten voor alternatieve

insecticiden zijn vooral effectief tegen een besmetting met bladrol; veel minder goed helpen insecticiden tegen het overbrengen door bladluizen van non-persistente virussen; dit