• No results found

Het Program van Uitgangspunten van de CDU

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het Program van Uitgangspunten van de CDU "

Copied!
46
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hoe (be)dreigend is de Sovjet-Unie? Is deze dreiging permanent aanwezig, of fluctueert ze naar aanleiding van interne spanningen binnen de Oostblok-landen en ontwikkelingen elders, zoals bijvoorbeeld in Afghanistan? Tegen de achtergrond van deze analyses zullen wij ons defensiebeleid moeten formuleren en een antwoord moeten geven op de vraag of, en zo ja, wanneer en in welke mate wij de middel- lange afstandskernwapens de komende jaren moeten moderniseren.

In het maartnummer van dit jaar schreef prof. Feldbrugge hierover in ons blad met een accent op de interne machtsverhoudingen binnen het Sovjetsysteem. Thans vervolgt prof. Alting von Geusau in dit nummer deze discussie, waarin hij onder meer ingaat op de ideologische grondlijnen, de karaktertrekken van een totalitaire staat, de gestage uitbreiding van de militaire uitgaven en de invloed van de interne spanningen binnen de communistische wereld op het functioneren van de Sovjet- Unie als wereldmacht. De heer Alting von Geusau ronde zijn bijdrage af op 19 mei jongstleden.

* *

Het valt ons binnen het CDA niet altijd gemakkelijk christen-democraten van buiten *

onze grenzen te begrijpen, en zij begrijpen ons dikwijls ook niet. Kennen wij hen wei voldoende? Hebben wij weet van hun ontstaan, hun beginselen, dilemma's, veran twoordelijkheden?

In het meinummer schreef dr. K. J. Hahn een inleidend, inventariserend artikel over de positie van christen-democraten elders in Europa en de wereld. Mr. A. Postma bespreekt in dit nummer het Program van Uitgangspunten van de West-Duitse CDU:

het Grundsatzprogramm van 1978. Hij beschrijft de grondbegrippen van dit pro- gram en vergelijkt die met het vorig jaar vastgestelde Program van Uitgangspunten van het CDA: de principiele fundering, 'Grundwerte' zoals vrijheid, solidariteit en gerechtigheid; de (rechts)staat, de positie van het gezin en andere samenlevings- vormen, opvattingen op sociaal en economisch terrein; onderwijs en het buitenlands beleid.

Postma's conclusie is dater onmiskenbaar verwantschap is tussen beide beginsel- programma's, maar stellig ook verschillen. Het CDU-program is meer op het indivi- du georienteerd en is veel juridischer getoonzet dan het CDA-program. Het CDU- program doet, aldus Postma, denken aan de christen-democratische partijen in ons land van 10 a 20 jaar geleden.

* *

Een tussenbalans van de emancipatiediscussie in het CDA en daarbuiten schrijft *

mevrouw T. Bot-Van Gijzen; het gaat haar vooral om de doorwerking van mens- en maatschappijopvattingen op de emancipatiediscussie. Heeft het CDA op basis

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

(2)

van haar uitgangspunten een herkenbare inbreng in deze discussie? Of is het: aile vrouwen aller partijen verenigt u?

Zij hekelt het gangbare denken in de emancipatiecommissie, waarin op basis van het gelijkheidsdenken het individu als uitgangspunt is gekozen voor de wetgeving.

Zij neemt stelling tegen het in de anti-emancipatoire hoek zetten van al diegenen, die acht willen slaan op het samenlevingsverband, waarin individuen leven. Daarom is het bijvoorbeeld van belang in de belastingwetgeving rekening te houden met de verschillen in draagkracht tussen gezinnen.

Zij besluit haar bijdrage met een poging kernachtig het eigene van het christen- democratische denken over emancipatie weer te geven.

In ons blad hebben eerder mevrouw Leyten in het nummer 0/81 en mevrouw Groensmit-Van der Kallen in maart '81 over dit thema geschreven.

* *

In tijden van economische nood komt de economische orde in discussie. Zo ook *

in deze jaren. In het openingsnummer van dit blad (december 1980) is een discussie opgenomen over het thema hoe werkgelegenheidsbeleid gevoerd kan worden in een samenleving waarin, naar CDA-opvatting, verantwoordelijkheden gespreid behoren te worden. Immers: werkgelegenheidsbeleid lijkt een sterke centraal-planmatige aan- pak op te roepen.

Prof. Kolnaar uit Tilburg vervolgt in dit nummer deze discussie naar de mogelijk- heden en onmogelijkheden van een planmatige aanpak van de grote sociaal-econo- mische problemen van dit moment. Wat is de waarde van gekwantificeerde mo- dellen? Is het niet realistischer dat de overheid probeert de sociaal-economiscbe ont- wikkeling aan bepaalde randvoorwaarden te binden dan dat zij, zoals bijvoorbeeld de PvdA in baar recente verkiezingsprogram bepleit, in toenemende mate beslissin- gen over investeringen aan zich trekt.

Prof. Kolnaar komt met een scberpe bijdrage, waarin bij bet beleid van de afgelopen jaren, mede onder verantwoordelijkheid van cbristen-democraten tot stand geko- men, confronteert met de gedacbten, die eind '78 in bet rapport Gespreide Verant- woordelijkbeid van bet Wetenscbappelijk Instituut voor het CDA onder woorden zijn gebracht. De balans op dit punt van vier jaar regeren acht hij negatief, omdat wat hij noemt bet falende systeem zelf niet is aangepakt. Kolnaar merkt op dat het CDA ontbeemd lijkt; het raakt los van zijn grondgedachten omtrent de kwaliteit van de economische orde. Er is een kloof tussen woord en daad.

CDA-kamerlid dr. B. de Vries schrijft een reactie op deze bijdrage: is bet zout sma- keloos geworden? Hij gaat in op de interpretatie die Kolnaar geeft van het rapport Gespreide Verantwoordelijkheid en analyseert of de verwijten van Kolnaar aan CDA-fractie en -bewindslieden terecht zijn.

* *

Tenslotte bespreekt dr. K. J. Hahn Jan van der Putten's studie over Latijns-*

Amerika.

(3)

418

alle van ng.

rren, arom t de ten- w

>Ok LISSie

een lren aan- lijk- mo-

10-

ont- :eld

;sin- I open :ko-

~rant­

den 1dat 1t het eit sma- port m

~

(

BUITENLAND 419

door prof. jhr. dr. F. A. M. Alting von Geusau

Prof. jhr. dr. F. A. M. A lting von Geusau is hoogleraar in het recht der interne orR,anisaties, directeur van het John F. Kennedy lnstituut aan de Katholieke Hogeschool te Tilhurf!,. Hij is voorzitter van de Adviescommissie voor Ontwapening en lnternationale Veiligheid en Vrede.

Hoe dreigend IS de Sovjetunie?

Op 11 april 1945 vond in bet Kremlin de ondertekening plaats van een wederzijds bijstandsverdrag tussen de Sovjetunie en Joegoslavie. Zo op het eerste gezicht had dit verdrag niet veel betekenis meer. Tito's partisanen en Stalin's troepen waren reeds vier jaren bondgenoten in de strijd tegen Duitsland; en bet derde rijk stond op instorten. Het verdrag betrof dan ook niet meer de oorlog, maar de na-oorlogse politick van Stalin.

Tijdens het diner, dat op de onderteke- ning volgde, was Stalin daarover zeer openhartig:l

'Deze oorlog is niet als vroeger. Wie een grondgebied bezet, legt er ook zijn sociale stelsel op. Iedereen Iegt zijn eigen stelsel op, zover als zijn Ieger kan komen.' In de na-oorlogse jaren werd deze poli- tick op gelijke wijze voltrokken in Polen en Tsjechoslowakije - bondgenoten in de strijd tegen Duitsland -; in Honga- rije, Roemenie en Bulgarije; en in Duits- Iand zelf tot aan de Elbe. De grenzen van de opmars van het rode leger be- paalden ook de grenzen van het gebied, waarin Stalin zijn sociale stelsel kon op- leggen: Finland verkreeg zijn neutraliteit in 1948; Joegoslavie bevocht de zijne in 1948-1951; de Westelijke geallieerde

strijdkrachten bleven in West-Berlijn en in West-Duitsland.

Daarmede was aan de machtsuitbreiding in W estelijke richting, in ieder geval voorlopig, een einde gekomen. Het be- houd van deze uitgebreide macht in Cen- traal en Oost-Europa werd het voor- naamste doel en het grootste probleem in de Europese buitenlandse politiek van Stalin en zijn opvolgers.

Stalin zorgde tijdens en na de tweede wereldoorlog ook voor de - meer tradi- tionele-gebiedsuitbreiding van de Sovjet- unie. Estland, Letland, Litouwen en belangrijke delen van het vooroorlogse Duitsland, Polen, Tsjechoslowakije en Roemenie werden ingelijfd bij de Sovjet- unie zelf en wei op zodanige wijze, dat de Sovjetunie voortaan zou grenzen aan

1 Milovan Djilas, Wartime. New York and London 1977. biz. 437.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

(4)

BUITENLAND

- - - - - -

- - - -

Polen, Tsjechoslowakije, Hongarije en Roemenie.

Met de machtsuitbreiding in Oost- en Centraal Europa, introduceerde Stalin echter enkele wezenlijke nieuwe elemen- ten in de traditionele Russische politiek.2 Deze Ianden werden niet onmiddellijk bij de Sovjetunie ingelijfd, maar behiel- den nominaal hun soevereiniteit. Wel werd het Sovjet-'sociale stelsel' er mee- dogenloos opgelegd. Van de - door Moskou gei:nstalleerde - !eiders werd niet slechts volgzaamheid in de buiten- landse politiek verwacht. Zij dienden ook het interne bestuur geheel te reorga- niseren op basis van de marxistisch- leninistische beginselen: het democratisch centralisme en de leidende rol van de communstische partij; hun economische politiek diende geheel afgestemd te wor- den op het Gosplans, door de invoering van de centraal geleide plan-economie, met aanvankelijke nadruk op de ontwik- keling van de zware industrie.

Met de oprichting van Cominform in 1947, werd aan de Sovjet-machtsuitbreid- ding een ideologische basis gegeven, welke het na-oorlogse Europa verdeelde in twee elkaar ideologisch, politiek, soci- aal en economisch tegengestelde kampen:

het zgn. progressieve, socialistische kamp en het vijandige, zgn. reactionaire, kapitalistische kamp.4

Machtsuitbreiding en totalitaire dictatuur Stalin introduceerde op deze wijze we- zenlijke nieuwe elementen zowel in de

traditionele Russische politiek van machtsuitbreiding als in de betrekkingen met de overige Europese staten. Daar- mede zijn de na-oorlogse Oost-West be- trekkingen anders van karakter dan de betrekkingen tussen Rusland en bet Westen v66r bet begin van de Europese crisis in 1914 waren geweest.

De belangrijkste verklaring voor dit andere karakter moet gezocht worden in de opkomst van het politieke verschijn- sel van de totalitaire dictatuur; een re- geringsvorm, die bet produkt is van ne- gentiende-eeuwse totalitaire ideologieen en de chaos en verwarring van de eerste wereldoorlog.

De Sovjetrussische totalitaire dictatuur was de eerste, die in 1917 gevestigd werd - de fascistische dictaturen in Italie, Portugal en Spanje en de nationaal- socialistische dictatuur in Duitsland wa- ren van latere datum - en de enige die de tweede wereldoorlog heeft overleefd.5 De dreiging, die van de Sovjetunie uitgaat sedert de tweede wereldoorlog moet dan ook primair gezocht worden in bet to- talitaire karakter van haar regerings- vorm en in de poging deze dictatuur bo- vendien op te leggen en in stand te hou- den in de Ianden van Oost- en Centraal Europa.

De totalitaire dictatuur streeft immers naar een totale verandering van de poli- tieke verhoudingen binnen een staat.6 De belangrijkste daarvan zijn:

1) Overgang van de rechtsstaat naar de politiestaat.

2 Prof. mr. F. J. M. Feldbrugge. 'De interne ontwikkelingen in de Sowjet-Unie als factor in de Oost-West verhoudingen'. Christen Democratische Verkenningen. 3/81. biz. 168.

3 Gosplan is een (Russische) afkorting voor: Staatscommissie voor hct Economisch Plan, de staatsinstelling belast met de vaststelling van de economische meerjarenplannen en het toezicht op de uitvoering van deze plannen door de betrokken ministeries.

4 Bijv. Fran<;ois Fejto, A History of the People's Democracies. London 1971.

Zie ook mijn: European Perspectives On World Order. Leyden, 1975. Chapters 5, 7.

5 De afschaffing van de ditatuur in Spanje en Portugal volgde pas in de zeventiger jaren, echter lang nadat hun bestaan nog een bedreiging was voor de internationale betrekkingen in Europa.

6 Zie Franz Neumann, The Democratic and the Authoritarian State. The Free Press, 1957.

(5)

20

:n

>e- e e

in

n e tr ie,

l-

a at an

J0- 1-

tl

li-

le

BUITENLAND

2) Overgang van gespreide macht naar conccntratie van de macht.

3) Oprichtng van een partij, die het monopolie van de politieke macht heeft.

4) Overgang van pluralistische naar totalitaire methodes van sociale controle.

5) Het invoeren van terreur als wezen- lijk instrument van politiek.7

De technieken, die voor deze totale trans- formatie worden gebruikt, zijn onder meer: de invoering van het beginsel, dat leiding en verantwoordelijkheid van bo- venaf worden opgelegd; het isoleren van het individu, middels het vervangen van natuurlijke sociale verbanden door on- gedifferentieerde massa-organisaties; de vorming van geprivilegieerde elites op ieder niveau, om staat en maatschappij van binnenuit te controleren; de omvor- ming van cultuur tot propaganda en van culturele waarden tot verkoopwaar; de toepassing van de georganiseerde leugen over eigen geschiedenis, de toestand in eigen land en de situatie in de wereld van de tegenstander.

Er zijn tenminste drie redenen, waarom het noodzakelijk is met nadruk te wij- zen op de dreiging, die uitgaat van het totalitaire karakter van de Sovjetunie.

1. In West-Europa, dat zelf de diep- gaande politieke en morele crisis van twee wereldoorlogen niet overwonnen heeft, heerst de neiging het totalitarisme minder af te wijzen naarmate het Ianger duurt. De Sovjetunie wordt steeds ge- makkelijker afgeschilderd als een ge- wonen (super) grootmacht, met geopoli- tieke zorgen en machtsstrevingen die vergelijkbaar zijn met die van de Ver- enigde Staten.

2. De overgang naar een volledige to- talitaire dictatuur is per definitie een

421 proces, dat nooit voltooid kan worden, omdat de mensen, die eraan onderworpen zijn, zich altijd zullen blijven verzetten.

Waar de ideologic van het marxisme- leninisme gebruikt wordt om de totali- taire dictatuur te rechtvaardigen, wordt de mens die zich verzet, zowel vijand van de 'vooruitgang' als 'agent' van de vijandige (kapitalistische) buitenwereld.

3. De na-oorlogse machtsuitbreiding van de Sovjetunie over Oost- en Cen- traal Europa verscherpt de tegenstellin- gen en verhoogt de spanning. Juist in deze Ianden is het onmogelijk de overgang naar de totalitaire dictatuur te voltooien, hen geheel van West-Europa te isoleren en aldus het verzet effectief te breken.

Juist in deze Ianden - in Polen thans in het bijzonder - blijkt het falen van deze overgang, politick, sociaal en economisch.

Het is ook om deze redenen, dat de dreiging die uitgaat van het Sovjet- regime thans waarschijnlijk ernstiger is dan in het begin van de jaren vijftig.

De huidige Kremlin-obsessie met het voortbestaan van het totalitaire stelsel in eigen machtsgebied is, krachtens zijn aard, veel agressiever dan de traditionele en niet meer reele Russische obsessie met de beveiliging van het eigen grondgebied.

Immers, waar de aanvankelijke politick van Stalin tot de vorming van een mono- lithisch en gesloten, totalitair geregeerd blok gefaald heeft, wordt de verzwakking van de Westeuropese invloed en van West-Europa zelf een belangrijker doel in de buitenlandse politick van de Sovjet- unie. Hoezeer dit het geval is, blijkt uit de officiele doelstellingen van de Sovjet- ontspanningspolitieks en de toename van Sovjet-propaganda en subversie in West- Europa sinds het totstandkomen van de Slotakte van Helsinki in 1975.

7 Ten onrechte wordt wei gesuggereerd als zou de politieke terreur pas met Stalin zijn intrede hcbben gcdaan.

8 Zie hierover uitvoeriger, mijn: 'Ontspanningsbeleid en crisisbeheersing in de Oost-West betrekkingen'. lnternationale Spectator. Mei 1981.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

(6)

De militaire macht van de Sovjetunie De gestage uitbreiding van de militaire uitgaven in de Sovjetunie (met ongeveer 3-5 % per jaar) sinds het aan de macht komen van Brezhnev, is - in het licht van wat ik schreef - een van de meest on- rustbarende aspecten. Vooral tot 1975 werd veelal aangenomen, dat het Brezhnev vooral erom ging daarmede pariteit met de Verenigde Staten en er- kenning als gelijkwaardige wereldmacht te verkrijgen. Na 1975 maakten verschei- dene ontwikkelingen deze veronderstel- ling echter steeds minder overtuigend.

Allereerst bleek de Sovjetleiding steeds meer in staat en bereid de gegroeide macht aan te wenden buiten eigen in- vloedssfeer - die het in Helsinki gelegiti- meerd achtte. Dit gebeurde indirect in Angola, de hoorn van Afrika en in Zuid-Oost Azie; en direct met de invasie in Afghanistan in 1979. Het Kremlin legitimeerde dit optreden met zijn eigen opvatting van de detente nl.: die fase in de vreedzame coexistentie tussen kapita- listische en socialistische landen, waarin de verandering in de 'correlatie van krachten' zich ten gunste van de socialis- tische landen voltrekt. Dat dit zo is, moet - volgens het Kremlin - met name worden toegeschreven aan de voort- durende versterking van de strijdkrachten van de Sovjetunie en het Warschaupact.

Vervolgens stelde de verbetering van de waarneming met satellieten de Verenigde Staten in de gelegenheid een steeds nauwkeuriger beeld te verkrijgen van de werkelijke omvang en groei van het militaire potentieel van de Sovjetunie.

Vooral na 1975 werd het zodoende dui- delijk, dat de voortgaande militaire in- spanningen er kennelijk op gericht zijn de Verenigde Staten op het terrein van

de strategische wapens voorbij te streven en de Sovjet-superioriteit in Europa verder op te voeren en uit te breiden tot de kernwapens voor gebruik in een oorlog op het Europese vasteland. In de- zelfde periode treden ook veranderingen op in de Sovjet militaire visie betreffende het gebruik van kernwapens. Niet !an- ger wordt het in de Sovjet militaire lite- ratuur ondenkbaar geacht, dat de Sovjet- unie een oorlog met kernwapens in Europa kan beginnen, voeren en over- leven.

Tenslotte blijkt, dat- ondanks de voort- durende verslechtering van de economi- sche toestand in de Sovjetunie- de mili- taire uitgaven blijven stijgen.

De vraag dient dus gesteld te worden, waarom de groei in de militaire uitga- ven en de versterking van de strijdkrach- ten door blijven gaan, ondanks out- spanning, verzwakking van de VS, achterstand van de NA VO en slechte binnenlandse economische toestand.

Het permanent karakter van de groei rechtvaardigt de veronderstelling, dat het hier gaat om een wezenlijke doelstelling van het Brezhnev-regime en niet om een automatisme van een (sovjet) militair- industrieel complex, noch om reacties op de VS9 (waar de defensieuitgaven tot voor kort niet stegen in reele termen).

Het door de Sovjetleiders verkondigde gevaar vanuit China, rechtvaardigt nau- welijks de omvang van de opbouw. China is militair zwak en zal zeker in tien jaren niet een niveau kunnen bereiken, dat dreigend is voor de Sovjetunie.

Uiteraard dient het Kremlin over om- vangrijke strijdkrachten te beschikken om de 'verworvenheden van het socialis- me' in Oost-Europa te beveiligen. Hier-

9 Krushchev verminderde trouwens de groei in militaire uitgaven en de omvang van de strijdkrachten, toen de VS nog militair superieur waren. Aldus Myron Rush, The Soviet Military Build-up and the coming succession. International Security. Spring 1981. Vol. 5.

no. 4. biz. 183.

(

t

l

j

\

I-

1<

(7)

422 reo

.ot le- :n tde

et-

t-

1-

li-

1-

~h-

het tg :n

1-

ina

is- r-

BUITENLAND

uit kan echter moeilijk verklaard worden, waarom zoveel nodig is en wat (bijvoor- beeld) het nut is van de op West-Europa gerichte SS-20 raketten.

Welke kan dan die doelstelling zijn? Ik denk, dat deze is opgebouwd uit een aantal elementen, die resulteren in het doe! militaire macht in zodanige hoe- veelheid te bezitten, dat daarmede ver- schillende gewenste politieke ontwikke- lingen bevorderd kunnen worden.

Het bezit van die militaire macht is daar- om zo belangrijk, omdat ideologie, tech- nologie, economische kracht en politieke ontwikkeling de Sovjetleiders slechts negatieve instrumenten bieden. Er is in het Kremlin een duidelijke obsessie met militaire macht. Die militaire macht moet er vooral toe dienen Oost-Europa in bedwang te houden, West-Europa als bron van gevaar voor Sovjet-overheer- sing in Oost-Europa te verzwakken, en de rol van de VS in Europa terug te dringen.

Ook uit het groeiende militaire potentieel van de Sovjetunie lijkt helaas de conclu- sie te volgen, dat de dreiging die komt van dit Sovjetregime ernstiger is dan van zijn voorgangers in de jaren vijftig.

Die conclusie wordt klemmender door twee bijkomende omstandigheden.

Allereerst is er - na Afghanistan en na de verkiezing van Reagan tot President - sprake van een groeiende tegenstelling tussen Amerika en West-Europa en een afnemende bereidheid in West-Europa de defensie aan te passen aan de ver- hoogde Sovjetdreiging. De Sovjet mili- taire overmacht in Europa is dus bruik- baar geworden als politiek drukmiddel.

Aan deze voor het Kremlin 'gunstige' verandering kan echter in de tweede helft van de jaren tachtig een einde

1o Feldbrugge. loc. cit. biz. 165.

423

komen: wanneer de effecten van de ver- hoogde Amerikaanse militaire uitgaven gaan doorwerken en de Sovjet-economie zal gaan dwingen tot matiging in de Sovjet militaire uitgaven.

Vervolgens wijzen de ontwikkelingen in Polen erop, dat militaire overmacht als instrument voor politieke dreiging weinig effect sorteert. Indien ook andere mid- delen om Polen 'in het gareel te krijgen' falen, zal het Kremlin komen te staan voor de keuze tussen massaal militair ingrijpen - waartoe het in staat is - en aanvaarding van het uiteenvallen van hun imperium - waartoe het niet bereid Iijkt.

Massaal militair ingrijpen in Polen zal waarschijnlijk tot langdurige en bloedige gevechten leiden, zoals ook nu in Afghanistan het geval is. Onvermijdelijk zullen dan de gevaren voor uitbreiding van militair geweld zeer aanzienlijk toenemen.

De rol van de ideologic

Bij een beschouwing over de dreiging van de totalitaire dictatuur en de mili- taire macht van de Sovjetunie, zal ook iets geschreven moeten worden over de rol van de marxistisch- leninistische ideo- logie.

Er lijkt geen twijfel aan, dat deze ideo- logie zijn kracht als instrument van overtuiging in een betere toekomst voor het Sovjetmachtsgebied verloren heeft.

Zij dient nog slechts als rechtvaardiging1o voor het instandhouden van het huidige totalitaire bewind en van zijn ongecon- troleerde macht. Zoals Solzhenitsyn schreef:11

'Jdeologie - dat is wat kwaad doen zijn lang gezochte rechtvaardiging en de boosdoener de noodzakelijke standvas- tigheid en vastberadenheid geeft. Ret is die sociale theorie die helpt zijn daden goed te maken in eigen ogen en die van

11 The Gulag Archipelago. Boek I. biz. 174. Engelstalige uitgave. Harper and Row.

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

(8)

- - - -

anderen, zodat hij geen verwijten en vervloekingen hoort, maar lof en eerbe- wijzen ontvangt. Zo versterkten de agenten van de Inquisitie hun wil: door het Christendom in te roepen; verover- aars van vreemde Ianden: door eer te bewijzen aan de grootheid van hun vaderland; kolonisten: door beschaving;

de Nazi's: door ras; en de Jacobijnen:

door gelijkheid, broeder"-chap en het ge- luk van toekomstige generaties.

Dankzij de ideologic,* was de 20ste eeuw het lot beschoren te ervaren dat kwaad gedaan kan worden op een schaal die in de miljoenen loopt. Dit kan niet ont- kend, veronachtzaamd of onderdrukt worden. Hoe kunnen we volhouden dat boosdoeners niet bestaan? En wie was het, die al die miljoenen vernietigde?

Zonder boosdoeners zou er geen Archipel geweest zijn.'

Vooral in West-Europa functioneert de ideologie als instrument van verzwakking en ondermijning van de politieke waar- den van de pluralistische democratie.

Haar psychologische uitwerking op bet Westeuropese denken is bewust destruc- tief; het hanteren van de georganiseerde leugen is bedoeld om Westeuropeanen in verwarring te brengen ten aanzien van (met name) de rol van de kernbewape- ning in hun eigen verdediging en in de Sovjet-bewapeningspolitiek.

In de Oost-West betrekkingen geeft de ideologie vooral rechtvaardiging aan het instandhouden van een vijandbeeld van bet zgn. 'kapitalistische' Westen, van een zgn. 'imperialistisch' Amerika en van zgn. 'dissidenten' in eigen land (die per definitie vijanden van de vooruit- gang geacht worden in plaats van mensen, die voor hun rechten opkomen).

De aldus onwerkelijke verdeling van de wereld in twee vijandige kampen, in slaven of vijanden, leidt tot een reductie van levende mensen tot abstracte catego- rieen, die op zichzelf een gevaar voor de

vrede inhoudt.

Het Westen en de Sovjetdreiging

Tot nu toe heb ik in deze beschouwing geschreven over de ernstige dreiging voor de vrede en veiligheid, die uitgaat van het totalitaire bewind in de Sovjet- unie, zijn overheersing over Centraal en Oost-Europa, de groeiende militaire macht van de Sovjetunie en de rol, die de officiele ideologie vervult in de bui- tenlandse politiek van bet Kremlin.

Het Westen heeft gepoogd op deze na- oorlogse dreiging een antwoord te vin- den door de oprichting van de NA VO, een politiek van veiligheid door afschrik- king, later aangevuld met een politiek van ontspanning door overleg en verbe- tering van contacten.

De ontspanningspolitiek streefde er met name naar betere voorwaarden te scheppen voor wederzijdse wapenbe- heersing en voor een vrijer verkeer van personen, ideeen en informatie.

Geslaagd lijkt bet Westen niet in deze pogingen. De dreiging is ernstiger ge- worden, het Westen is politiek verzwakt, het wapenbeheersingsoverleg heeft wei- nig opgeleverd. De kunstmatige verde- ling van Europa heeft vrijwel niets van haar scherpte verloren.

Het overleg met de Sovjetunie heeft de tegenstellingen niet verminderd en op aile wezenlijke punten is toenadering uitgebleven. Deze situatie plaatst vooral de Westeuropese Ianden voor welhaast onoplosbare dilemma's.

Hun regeringen kunnen zich enerzijds niet aan de verantwoordelijkheid ont- trekken een geloofwaardige bondgenoot- schappelijke defensie in stand te houden.

De geloofwaardigheid van deze defensie tegenover een groeiende militaire macht van de Sovjetunie dwingt bovendien tot verhoogde inspanningen en modernise- ring van de bewapening.

Anderzijds valt bet deze regeringen steeds

(9)

424

at en lie

l-

l-

n-

D, rik- k Je-

an

kt,

~1-

n

de

:al

;t

Is at- en.

lSie cht :ot

:eds

BUITENLAND

moeilijker een politieke meerderheid te vinden voor de vereiste militaire inspan- ningen. In de jaren zestig heeft dit ertoe bijgedragen de zwakte in conventionele strijdkrachten te compenseren met de opbouw van een aanzienlijke afschrik- kingsmacht met kernwapens.

De geloofwaardigheid van deze afschrik- king is in de jaren zeventig sterk vermin- derd, doordat de Sovjetunie (tenminste) pariteit met de Verenigde Staten bereik- te in de strategische wapens. Tegelijker- tijd vergrootten de Sovjetstrijdkrachten hun reeds aanzienlijk overwicht aan con- ventionele strijdkrachten in Europa en kregen zij de beschikking over een grote verscheidenheid aan tactisehe kernwa- pens en kernwapens voor de middellange afstand (SS-20 en Backfire).

Onvermijdelijk Ieidde deze ontwikkeling tot het besluit van december 1979 oak aan NA VO-zijde de kernwapens voor de middellange afstand te moderniseren.

Dit besluit staat echter - even onver- mijdelijk - op gespannen voet met een politick, die de rol van kernwapens wil terugdringen. Zulks is vooral het geval, omdat in de Sovjetunie iedere politieke rem op voortgaande kernbewapening ontbreekt, waardoor het instrument voor een politick van terugdringing van kern- wapens - onderhandelingen over wapen- beheersing - niet blijkt te voldoen. Te- gelijkertijd echter roept voortgaande kernbewapening steeds sterker de vraag op, of het aanvaardbaar is voor eigen

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

425 veiligheid afhankelijk te zijn van wapens, welker gebruik moreel moet worden af- gewezen.

Gezien de aard van de Sovjetdreiging en zijn voortgaande bewapening is er geen voor de hand liggende uitweg uit deze dillema's. Men kan aileen vaststellen, dat politieke verdeeldheid tussen de Verenigde Staten en West-Europa, onze veiligheid en de kansen op wapenbeheer- sing ernstiger zal schaden dan een rela- tieve achterstand in de kernbewapening.

Om die reden zal het in de komende maanden vooral de taak van de Neder- landse regering zijn ertoe bij te dragen, die schade zoveel mogelijk te beperken.

Eenzijdige Nederlandse stappen tot kernontwapening of het afstoten van zgn.

kerntaken dragen niet daartoe bij.

Gepoogd zal moeten worden in december 1981 tot een besluit te komen, dat zo- wel steun in de Tweede Kamer als de in- stemming van onze belangrijkste bond- genoten zal hebben. Dat vraagt om een actief onderhandelingsbeleid van de re- gering en om het besef in het parlement dat een dergelijk beleid niet bepaald mag worden door het drijven van actiegroe- pen of het bedrijven van partij-politieke oppositie.

(10)

426 door mr. dr. A. Postma

Mr. dr. A. Postma studeerde rechten en geschiedenis.

Hij is lid van het College van Bestuur van de Rijksuniversiteit te Groningen. Voordien was hij onder meer wetenschappelijk hoofdmedewerker Staatsrecht.

Het Program van Uitgangspunten van de CDU

De Nederlandse houding ten opzichte van de CDU vertoont een zekere tweeslach- tigheid. Enerzijds is de CDU een in ons land alom bekende partij-politieke forma- tie, die vrijwel dagelijks in de krantenkolommen is terug te vinden, anderzijds be- staat de indruk dat weinig systemtisch aandacht geschonken wordt aan de politieke filosofie dezer partij.

In dit artikel wordt aan de hand van het Grundsatzprogramm, zoals dat vast- gesteld werd te Ludwigshafen op de 26ste partijdag van 23-25 oktober 1978, beproefd een beknopt overzicht te geven van de voornaamste denkbeelden, waar- bij tevens aandacht geschonken wordt aan de overeenkomsten en verschillen met het Program van Uitgangspunten van het CDA. Uit de vele onderwerpen zijn de volgende gekozen: grondslag, grondwaarden, de staat, het gezin en andere samenlevingsvormen, economr- sche en sociale opvattingen, onderwijs en buitenlandse politiek.

Grondslag

De CDU betitelt zichzelf als volkspartij, die zich richt tot aile mensen in aile lagen en groepen van het Duitse volk.

Haar politiek berust op het Christelijk begrip van de mens en zijn verantwoor- delijkheid voor God. De partij beschouwt zich als het antwoord op ce verscheurd- heid van de democratie in de Republiek van Weimar. Haar politieke opgave be- staat erin het beproefde te beschermen en nieuwe perspectieven voor het poli- tieke handelen te ontwikkelen; het motto is bouwen en vernieuwen.

Ten aanzien van de werking van het christelijk geloof wordt in het program opgemerkt dat zich uit het christelijk geloof geen bepaald politiek program Iaat afleiden. Het christelijk geloof is met zijn begrip van de mens een ethische grondslag voor verantwoordelijke poli- tiek; op deze grondslag is gemeenschap- pelijk handelen van christenen en niet- christenen mogelijk. De mens wordt niet

(11)

426

I

l

ke

(

·- wt

j-

~k 1

tto

1et

et

CHRISTEN-DEMOCRATIE

gezien als de laatste maat van aile din- gen; hij is verantwoordelijk voor zijn geweten en daardoor ook voor God.

Een vergelijking met de eerste drie arti- kelen van het Program van Uitgangspun- ten van het CDA brengt enkele verschil- len aan het Iicht. In de eerste plaats ontbreekt een bepaling als in art. 1., waarin het 'Bijbels getuigenis van Gods beloften, daden en geboden als van be- slissende betekenis voor mens, maat- schappij en overheid' genoemd wordt;

in het CDU-program wordt daarentegen meer aandacht aan het geweten geschon- ken. Een tweede verschilpunt ligt in het ontbreken van een bepaling overeenkom- stig art. 3, waarin gesteld wordt 'dat de politieke overtuiging, die als antwoord op de oproep van de Bijbel voor de poli- tick gestalte krijgt, het samenbindende element is, waarop een ieder in het CDA aanspreekbaar is'.

Overeenstemming daarentegen bestaat er wei over het karakter van beide par- tijen: beide presenteren zich zeer na- drukkelijk als volkspartij.

Grondwaarden

Het CDA kent als kernbegrippen: ge- rechtigheid, gespreide verantwoordelijk- heid, solidariteit en rentmeesterschap.

De CDU spreekt zeer uitgebreid over de 'Grundwerte' (hieraan zijn de artike- lcn 12 t/m 32 gewijd). Ze noemt er drie:

vrijheid, solidariteit en gerechtigheid.

Ten aanzien van het principe van de vrijheid wordt gesteld dat de mens om zich vrij te kunnen ontplooien, moet leren in gemeenschap met anderen te Ieven. Voor verwerkelijking van de vrij- heid is sociale gerechtigheid nodig. De verhoudingen, waaronder de mens leeft, mogen de vrijheid niet in weg staan.

Het is daarom voor de CDU een taak om de nood te weren, ontoelaatbare af- hankelijkheidsverhoudingen op te heffen en de materiele voorwaarden voor de

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

427

vrijheid te verzekcren. De vrije ontplooi- ing van het individu krijgt meer moge- lijkheden als de kansen en goederen zo rechtvaardig mogelijk verdeeld zijn.

In art. 17 wordt het subsidiariteitsprin- cipe als een voorwaarde voor de reali- sering van de vrijheid gezien. De staat moet geen taken vervullen, die vervuld kunnen (cursuvcring van ems) worden door de afzonderlijke of kleine gemeen- schappen.

In vergelijking met het CDA-program van uitgangspunten kunnen de volgende verschillen worden geconstateerd. Bij de CDU ontbreken als zodanig de kernbe- grippen gespreide verantwoordelijkheid en rentmeesterschap, terwijl het CDA het begrip vrijheid niet als kernbegrip hanteert. Een tweede onderscheid ligt in de omstandigheid dat bij het CDA prak- tisch aile uitgangspunten onder een der kernbegrippen gerangschikt zijn, terwijl zij bij de CDU in een apart hoofdstuk zijn opgenomen. In de derde plaats kent het CDU-programma het subsidiariteits- beginsel in zijn zuivere vorm, terwijl het CDA de indruk wekt te streven naar een verzoening van dit beginsel met dat van de souvereiniteit in eigen kring (men zie bijvoorbeeld art. 9).

De staat

Aan de staat worden in het CDU-program niet minder dan zeventien artikelen ge- wijd, en wei in het vijfde hoofdstuk.

Een zodanige aparte behandeling van de overheid kent het CDA-program niet;

aileen artikel 4 (het begin van het hoofd- stuk over de gerechtigheid) handelt ex- pliciet over karakter en taak van de overheid; impliciet echter komt de rol van de overheid in verschillende artike- len aan de orde.

Er bestaat een fundamenteel verschil tussen beide programma's waar het de oorsprong van het staatsgezag betreft.

Spreekt het CDA van de overheid als

(12)

dienaresse Gods, de CDU gaat een ge- heel tegengestelde richting uit. Daar heet het dat in de democratic aile staatsgezag afgeleid wordt van de opdracht van het volk: het volk verleent tijdelijk de macht a an de staat. We kunnen ons niet aan de indruk onttrekken dat hier duidelijk sprake is van doorwerking van de idee der volkssouvereiniteit.

Uitvoerig ordt over de taak van de staat gehandeld. De staat heeft de plicht het bewustzijn van de Grondwet levend te houden, aanvallen daarop af te weren en aile maatregelen na te Iaten die haar kunnen beschadigen of vernietigen. In de publieke dienst mag slechts hij werk- zaam zijn die bereid is zich te allen tijde in te zetten voor de bescherming van de democratische orde.

Art. 115 geeft in grate lijnen van de staatstaak aan: hij is er om het heil van de afzonderlijke burger en van de ge- meenschap te bevorderen. Daartoe moet hij o.a. de verscheidenheid van de maat- schappelijke krachten waarborgen; ver- der dient hij de ontplooiing van het individu te bevorderen en zijn bereidheid tot medeverantwoordelijkheid voor het gemeenschappelijk welzijn te versterken;

hij moet de zwakken beschermen en de maatschappij mede vormgeven. De staat is geen inrichting ter vervulling van wil- lekeurige eisen. Hij moet de gerechtvaar- digde wensen van alle burgers tegen el- kaar afwegen en rekening houden met de mogelijkheden van het geheel.

De rechtsstaat garandeert de grondwaar- den, doordat hij de heerschappij van de staat en het samenleven van de burgers door rechtsnormen ardent, die recht- vaardig zijn en waarop men zich veda- ten kan. In de rechtsstaat kan ook de zwakkere zich handhaven, terwijl con- flicten niet naar de wil van de sterkere, maar naar wet en recht worden beslist.

Democratic en staatsautoriteit zijn geen tegenstellingen, maar ze completeren elkaar.

Aan de staat worden fundamentele be- perkingen opgelegd. Zo bevat art. 121 de bepaling dat - steeds waar mogelijk - publieke taken door prive-personen ver- vuld dienen te worden, zonder dat deze publieke taken daardoor tot hun prive- aangelegenheid worden.

De onafhankelijkheid van de kerken en religiegemeenschappen wordt erkend;

de voorbeeldige prestaties van de kerken ten dienste van de naaste worden erkend en het voortbestaan daarvan verzekerd.

Tenslotte wenst de CDU de toenemende anonimiteit tussen de mensen tegen te gaan. De CDU wil de 'Sozialstaat' niet slechts economisch verstandiger, maar ook menselijker vormgeven. De mens mag niet tot object van bevoogdend bestuur worden gemaakt. De taken van de staat op sociaal gebied mogen niet onderge- schikt gemaakt worden aan een zoge- naamde vereenvoudiging van bestuur en techniek.

V erschillende van de bovengenoemde standpunten zijn terug te vinden in het Program van Uitgangspunten van het CDA, zij het in een totaal ander kader.

Zo wordt de betekenis van de particuliere organisaties in art. 24 geschetst onder het hoofdstuk Gespreide Verantwoorde- lijkheid, en wordt het vraagstuk van de anonimiteit aangesneden in art. 42 onder de kop Solidariteit. Het bovenstaande overziende komen we tot de conclusie dat verschillende uitgangspunten die bij het CDA onder de normen gerangschikt zijn, bij de CDU eveneens aanwezig zijn, maar dan gerangschikt onder een middel, een instrument, in casu de staat.

Het gezin en andere samenlevingsvormen De CDU doet volstrekt ondubbelzinnige uitspraken over het gezin. In art. 33 wordt gesteld dat huwelijk en gezin zich als de bestendigste vormen van mense- lijk samenleven bewezen hebben. Ze zijn het fundament van staat en maatschappij

(13)

28

je

~n

d

ag

t

11

:t

r.

:re

ler

ij

~t 1,

~f.

en

:h jn pij

CHRISTEN-DEMOCRATIE

en staan onder de bijzondere bescher- ming van de Grondwet. Het gezin is als Ievens- en opvoedingsgemeenschap de eerste en belangrijkste plaats voor indi- viduele geborgenheid. Het belang van het gezin gaat echter verder dan het private: het is nl. ook van belang voor de maatschappelijke houding van zijn

!eden. De medeverantwoordelijkheid van de staat voor de opvoeding van de kin- deren eist v66r alles dat de opvoedkun- dige kracht van het gezin wordt bevor- derd en versterkt.

De opvatting van het CDA met betrek- king tot deze punten vertoont markante verschillen met die van de CDU. In het Program van Uitgangspunten, waar- in de artikelen 14, 15 en 33 en de pagina's 18, 25 en 26 aan deze proble- matiek gewijd zijn, komen de volgende standpunten naar voren. Huwelijk en gezin worden van hijzondere betekenis geacht, en niet - zoals in het CDU-pro- gram - Aangemerkt als het fundament van de maatschappij. Gezien de grote betekenis die de CDU hecht aan het ge- zin, hoeft het weinig verwondering te wekken, dat aan andere samenlevings- vormen letterlijk geen woord gewijd wordt. Het CDA daarentegen spreekt in art. 15 uit dat andere duurzame samen- levingsvormen, waarin de betrokkenen de verantwoordelijkheid voor elkaar aanvaarden, aanspraak hebben op met het gezin vergelijkbare rechten en plich- ten. De toelichting op pagina 18 is nog explicieter: de overheid mag als hoed- ster van de publieke gerechtigheid, be- paalde samenlevingsvormen niet boven andere (of boven alleenstaanden) be- gunstigen. 'Andere basisleefgemeen- schappen dan het gezin, die evenzeer duurzaam zijn en waarin de partners de verantwoordelijkheid voor elkaar aan- vaarden, behoeven rechtsbescherming van overheidswege.'

Opmerkelijk is voorts dat deze proble- matiek bij de CDU onder het hoofdstuk

CHRISTEN DEMOCRATISCHE VERKENNINGEN 9/81

429

'ontplooiing van de persoon' gevangen wordt, bij het CDA onder de norm ge- rechtigheid. De indruk bestaat bij ons dat het te weinig rekening houden met de norm der gerechtigheid bij de CDU ge- leid heeft tot een zekere verabsolutering van een historisch gegroeide situatie.

Opvattingen op economisch en sociaal terrein.

Uitgebreide aandacht wordt in het CDU- programma geschonken aan sociale en economische zaken, en wei in de artike- Jen 65 t/m 113 onder het hoofdstuk 'Soziale Marktwirtschaft'. Over dit be- grip wordt uitvoerig de loftrompet ge- stoken. Gesteld wordt dat de soziale Marktwirtschaft haar geestelijk funda- ment heeft in de tot het mensbeeld van de Christen behorende idee van de ver- antwoordelijke vrijheid. Als principes van de soziale Marktwirtschaft worden genoemd: prestatie en sociale gerechtig- heid, concurrentie en solidariteit, eigen verantwoordelijkheid en sociale zeker- heid. De soziale Marktwirtschaft wordt gezien als een tegenstelling enerzijds tot de socialistische beperking van democra- tische rechten en vermaatschappelijking van produktiemiddelen, anderzijds tot ongecontroleerde economische vormen van liberalistische stempel.

De soziale Marktwirtschaft wordt als geen andere orde geschikt geacht om persoonlijke vrijheid, gelijkheid van kan- sen, eigendom, groeiende welstand en sociale vooruitgang voor allen te realise- ren. Geponeerd wordt dat bij de demo- cratic als organisatievorm van de staat de markt als organisatievorm van de economic past. De CDU zou ook dan de soziale Marktwirtschaft verdedigen wanneer ze minder materiele welstand opleverde dan andere systemen. 'Es ware unertraglich, Gtiter auf Kosten der Freiheit zu gewinnen' (art. 69).

Economische en sociale politick zijn on- afscheidelijk met elkaar verbonden. Ze

(14)

begrenzen elkaar en vullen elkaar weder- kerig aan. Een economische politiek zonder sociale gerechtigheid mist de so- ciale vrede en moet tot economische ver- liezen leiden.

In art. 78 wordt gesteld dat concurren- tie- en eigendomspolitiek elkaar comple- teren. De particuliere eigendom is een grondpijler en een essentieel onderschei- dingsteken van de sociale markteconomie ten opzichte van andere economische en maatschappelijke systemen. Persoonlijk eigendom geeft de burger beslissingsmo- gelijkheden en verhoogt daarmee zijn persoonlijke vrijheid. Prive-eigendom kan op de lange duur slechts gegaran- deerd worden, wanneer ze breed ge- spreid is.

Aile burgers behoren de kans op toe- gang tot de verschiiiende vormen van eigendom te krijgen. De vorming van produktievermogen in de hand van werk- nemers is een sociale noodzaak om eco- nomische afhankelijkheid te verminde- ren, de werknemers medeverantwoorde- lijkheid over te dragen en een rechtvaar- digde inkomensverdeling voor de toe- komst veilig te stellen. De medezeggen- schap en de vermogensdeelname van de werknemers zijn uitdrukking van chris- telijk-sociaal gedachtengoed en een grondslag van de sociale markteconomie.

Als doelen van de economische politiek worden genoemd: volledige werkgelegen- heid, stabiliteit van de munt en besten- dige groei. De schade van de werkloos- heid overtreft verre het produktieverlies, de menselijke schade is groter dan de materiele.

Economische groei wordt niet gezien als doel in zichzelf, maar veeleer als voor- waarde voor andere doeleinden, zoals arbeidsplaatsen, sociale zekerheid etc.

Indien groei leidt tot onvervangbare be- nadeling van de natuurlijke omgeving, moet desnoods afstand gedaan worden van een dergelijke groei en de daarmee verbonden inkomensvermeerdering .. Het

430

behoud van de natuurlijke grondslagen van het leven is een stuk verantwoorde- Iijke vrijheid. Wie tegenwoordig de na- tuurlijke grondslagen van het leven zonder verantwoordelijkheid uitbuit en de ecologische samenhangen verstoort, schendt de solidariteit tussen de genera- ties.

De CDU constateert dat de economische en maatschappelijke macht van de staat toeneemt, waardoor een toenemende afhankelijkheid onstaat van staats- en publieke insteiiingen, en daardoor een toenemende vermindering van individuele vrijheid. De positie van de burger tegen- over de staat moet versterkt worden.

Tenslotte spreekt de CDU zich uit voor de uitbreiding van kernenergie.

Het bovenstaande bevat frappante over- eenkomsten met het CDA-programma.

Toch zijn er ook enkele opvailende ver- schiilen aan te wijzen. Zo ontbreekt in het CDA-programma de lofrede op de soziale Marktwirtschaft totaal, terwijl ook het vraagstuk van de eigendom min- der absoluut benaderd wordt. Art. 47 spreekt uit dat het vraagstuk van de eigendom van goederen ondergeschikt is aan de vraag naar het verantwoord be- heer daarvan. Aldus wordt de eigendom minder als principe op de voorgrond ge- steld, maar meer gezien als een middel dat zowel ten goede als ten kwade kan worden gebruikt. Tenslotte stippen we nog het verschil aan dat bestaat met be- trekking tot de kernenergie. Spreekt de CDU zich uit voor de uitbreiding van kernenergie, het CDA stelt de ontwikke- ling van veilige energievormen voorop.

De aanwending van kernenergie dient vermeden te worden - zegt het CDA - zolang daaraan te grote risico's zijn ver- bonden.

Met betrekking tot de sociale opvattingen van de CDU worden hier slechts enkele punten aan de orde gesteld. Naar de mening van de CDU is de sociale kwestie

(

l!

~

(i

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het zorgvuldig en concreet in kaart brengen van de beoogde effecten en het monitoren ervan geeft niet alleen veel inzicht, maar ook de mogelijkheid om desgewenst bij

in gespreide verantwoordelijkheid gedragen wordt. Rentmeesterschap wil zeggen dat de mens zorgvuldig moet omgaan met zijn of haar omgeving. Die omvat niet alleen het natuurlijk

Hoewel volgens het Woordenboek der Nederlandsche Taal het woord PROEFSCHRIFT bijna alleen gebruikelijk is in de schrijftaal, verdient het ook in de spreektaal de voorkeur boven

De aangegeven hokjes waar de standplaats moet staan (luchtfoto’s) zijn niet op schaal... Overzicht standplaatsen (standplaats

Wij hebben voor vijf groepen nagegaan hoe zij zich tol het overheidsimago verhouden: vrouwen, jongeren, hoog opgeleiden, werknemers in de publieke sector ('ambtenaren') en mensen

Onderstaande grafiek geeft naar geslacht en leeftijd de samenstelling weer van het aantal personen dat in het vierde kwartaal van 2016 werkzaam is bij het Rijk.. De blauwe kleur geeft

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

een goed signaal betreffende het commitment van de uitvoeringsinstellingen zijn, wanneer het opdrachtgeverschap voor het programma niet automatisch bij BZK wordt neergelegd,