• No results found

GRASDUYNEN IN DE VELDEN DER WETENSCHAP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "GRASDUYNEN IN DE VELDEN DER WETENSCHAP"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

G R A S D U Y N E N IN D E V E L D E N D E R W E T E N S C H A P door Drs E. ). Flipse

D e beide pennevruchten van de H eer van D uyn, voorkom ende in het M .A .B ., resp. van M ei 1948 en van N ovem ber 1948, aa n g aan d e de ver­ vangingsw aarde behoeven m i. nog enig com m entaar.

H e t eerste artikel bestond uit een 9-tal ,,opm erkingen”, het tw eede artikel is een naschrift op de critiek, welke D rs G. L. G roeneveld op deze „opm erkingen” heeft gegeven.

Beide artikelen geven m.i. blijk van een gebrek aan inzicht aang aan d e de betekenis van het w etenschappelijk onderzoek in het algem een en van de resultaten van de w etenschappelijke beoefening van de bedrijfshuis- houdkunde in het bijzonder.

D rs G roeneveld heeft m.i. duidelijk gem aakt hoe weinig diepgaand het inzicht is, d a t de H eer van D uyn dem onstreert in de kostprijs- en w a a rd e ­ problem en.

H e t naschrift van de H eer van D uyn bij de opm erkingen van D rs G roeneveld toont aan, d at het eerste artikel geen „ongelukje” is gew eest, nu wij w ederom lezen, „d a t de verkondiging van de leer der vervangings­ w aarde wel eens aan de overschatting van de toepassing in de practijk schijnt mank te g aan .” D e critiek is kennelijk aan de H eer van D uyn voorbijgegaan.

Ik meen daarom er goed aan te doen allereerst n ad e r in te gaan op de betekenis van de resultaten van het bedrijfseconom isch onderzoek.

D e H eer van D uyn heeft zijn opm erking 9 (M ei-n r.) aangevangen met de zin:

„In de practijk zal de theorie van de vervangingsw aarde, al is deze van „veel betekenis, niet h aar stempel kunnen drukken op het gebeuren, op „de prijsvorm ing (en dan bedoel ik „vrije” prijsvorm ing).”

H ier begint geloof ik het m isverstaan van de betekenis van de theorie. M en zou allereerst de v raag onder ogen m oeten zien:

„ W elk e zin heeft de w etenschap der bedrijfshuishoudkunde?”

Ik ben niet volledig, doch op deze plaats meen ik duidelijk genoeg, als ik zeg, dat de beoefenaar van de bedrijfshuishoudkunde de veelheid van verschijnselen op zijn gebied probeert in hun causaal verband te gaan zien. W a n n e e r hij hier en d aar dit oorzakelijk verband kan definiëren (hetgeen meestal eerst kan n a d a t hij de verschijnselen heeft getracht system atisch in te d elen), dan eerst verkrijgt hij enig inzicht, niet alleen in de sam enhang van de verschijnselen, welke hij heeft w aargenom en, m aar ook in de mogelijk te verw achten verschijnselen bij het optreden van bepaalde krachten.

D oordat nu de bedrijfseconom en uit het verschijnsel van de arbeids­ verdeling de w et van de continuïteit hebben kunnen afleiden en v ast­ stellen, hebben zij m oeten w aarnem en, d at binnen het economisch ge­ beuren deze w et niet in gevaar gebracht w ordt indien de afw eging van de kostprijs van een product op basis van de vervangingsw aarde tegenover de opbrengstprijs van d at product, richtsnoer is voor de bepaling door de ondernem er van zijn deelnem en aan het economisch

(2)

Z ie hier in het kort de theorie van de vervangingsw aarde, die er niet n a a r streeft, of wier erkenners er niet n aa r streven, om het stem pel van deze theorie „op de practijk te dru k k en ” , doch simpel en alleen een gevonden w aarheid den volke voorhouden. D e theorie verm ag aan te geven welke gevolgen het niet toepassen van de vervangingsw aarde bij de bepaling van de kostprijs en bij de vaststelling van het uit het pro­ ductieproces verw orven inkom en voor de behoeftevoorziening zal hebben. Ik vermoed, d at de H eer van D uyn, indien hij deze plaatsbepaling van de theorie overneem t, verschillende van zijn opm erkingen niet alleen an ders zou redigeren, m aar misschien ook w eglaten. D e m ededeling in zijn naschrift:

„V o o rts is de wijze, w aarop in de practijk in feite gecalculeerd w o rd t „en problem en w orden gezien, m.i. van meer invloed op het economisch gebeuren dan enige theorie”

zou zeker anders hebben geluid.

Ik wil de verschillende opm erkingen van de H eer van D uyn niet nog­ m aals gaan bespreken. In hoofdzaak deel ik de visie van D rs G roeneveld. H e t n aschrift echter moet ik m.i. hier en d aa r nog even bespreken. a. O n d er ad 2 m erkt de H eer van D uyn op:

„N u kan men wel zeggen, dat men een splitsing moet m aken in „vervangingsw aarde moment ruil en een prijsrisico afzonderlijk moet „zien, m aar de practijk splitst nu eenm aal niet om voor de han d lig­ g e n d e re d en en ”.

W e la an , om dat „d e” practijk iets niet doet, moet men dan ook voor de w etenschap dit m aar achterw ege laten?

Ik ga hier niet in op deze splitsing als zodanig. H e t „w aarom ” en het „hoe” d aarvan zouden uitvoerige behandeling behoeven.

Ik sprak hiervoor van de resultaten van de analyse van de v er­ schijnselen. Juist om inzicht te verkrijgen in de sam enhang van v er­ schillende verschijnselen zal men ter bereiking van juiste conclusies, de verschijnselen moeten analyseren, d.i. splitsen. O f de practijk in eerste aanleg splitst, is irrelevant. Indien de theorie to t belangrijke conclusies kan komen dank zij de gem aakte splitsing zal men zien, d at de practijk zal volgen zodra zij het, dank zij de theorie verw orven, inzicht zich eigen m aakt. D e analyse van de productieverschillen n a a r w aardeverschillen en n a a r efficiencyverschillen is hier al een zeer fraai voorbeeld van. N a d a t de theorie gew ezen heeft op de verschil­ lende bestanddelen, w elke in de rekening „P roductieverschillen" a a n ­ w ezig kunnen zijn, is men in de practijk er toe gekom en in vele bedrij­ ven deze bestanddelen afzonderlijk te gaan adm inistreren.

b. T e betreuren v alt het, d a t de H eer van D uyn onder ad 3 de volgende zin als argum ent m eent te kunnen gebruiken:

„D it bekrachtigt dan echter mijn betoog, d a t niet alleen de kennis „van de kostprijs van belang is voor de keus van een rationele pro­ d u c t i e , m aar d at m ede de capaciteit een factor in het probleem is.”

H ier is toch wel alle redelijkheid zoek. H oe kan men to t een kost­ prijscalculatie komen los van de capaciteit? In het begrip „kostprijs van een p roduct” is voorondersteld, d at de capaciteitsverhoudingen m ede in de beschouw ing zijn betrokken. H e t oorspronkelijk door de H eer van D uyn gegeven cijfervoorbeeld in opm erking 2 (M e i-n r.) w as principiëel fout. T e n onrechte trok hij uit een foutief cijfervoor­ beeld conclusies. N u, na een hoffelijke attaq u e van D rs G roeneveld moet een dergelijke zin als argum ent dienen. D it g aa t te ver!

(3)

c. O n d e r ad 8 deelt de H eer van D uyn mede, d at de practische moei­ lijkheden de kern en achtergrond vorm en voor zijn opm erkingen aa n ­ gaande de leer van de vervangingsw aarde.

Ik moet vooropstellen, d at de H eer van D uyn kennelijk moeilijk­ heden heeft om de leer van de vervangingsw aarde te begrijpen. D e verschillende boeken door D rs G roeneveld geciteerd, mogen hem op dit punt w at op dreef helpen.

D a a rn a a st is echter de H eer van D uyn kennelijk ook in moeilijk­ heden aang aan d e de betekenis van de theorie van de kostprijs bij de geleide economie en de niet-vrije prijsvorm ing.

D it laatste laat zich begrijpen. Belangrijke publicaties zijn over dit onderw erp nog niet verschenen.

H et buiten werking stellen van het prijsm echanism e heeft een ver­ strekkende invloed op de calculaties zelve en op de betekenis van de calculatie als middel tot berekening van het verdiende inkomen.

D eze moeilijkheden, welke dus voortkom en uit het nieuw e elem ent in de economische verhoudingen, n.1. dat van door de O verheid gefixeerde prijzen, heeft de H eer van D uyn willen om buigen to t een critiek op de leer van de vervangingsw aarde. D it is onjuist.

E en breder opgezette studie dan de „opm erkingen" van de H eer

van D uyn zou nodig zijn om het hier door mij genoem de probleem te behandelen.

Indien een behandeling van dit onderw erp door de publicaties van de H eer van D uyn zou w orden uitgelokt, is m.i. een w inst behaald door deze

publicaties-N asch rift.

G aarne m aak ik van de gelegenheid gebruik om over het bovenstaande enige opm erkingen te maken.

H e t bedrijfseconom isch onderzoek acht ik zeer zeker hoog en met nam e komt het niet in mij op om de betekenis van vervangingsw aarde voor de continuïteit te ontkennen. Ik zou dan evengoed w aard e kunnen ontzeggen aan het populaire „w aar af gaat en niet (m instens evenveel) bijkomt, d at m indert”. W a arb ij ik dan door de geldsluier heen zie, m aar de geld­ behoefte niet vergeet.

Ik acht het echter daarbij van belang ook te zien n aa r w a t in de prac- tijk gebeurt, w at de gedachtengang is die men d aa r volgt om dan de theorie (resp. formulering en g angbare opvatting) d aa raa n te toetsen en de practijk te doen profiteren van de theorie indien daarto e aanleiding is. E r komt dan w eleens een onbestem d gevoel bij mij op, w anneer ik over de theorie van de vervangingsw aarde hoor spreken op een wijze die zou kunnen suggereren, d at hierm ede de steen der wijzen is gevonden in die zin, alsof de ondernem er m aar één ding heeft te doen en wel het toepassen van de leer, w aarbij men dan over alle practische vragen min of meer heenloopt.

(4)

te passen of ga na hoe en of de gedachte toepassing vindt en w at d a a r­ van de gevolgen zijn voor het gebeuren. Ik kom dan to t de conclusie d a t de theorie niet zijn stempel op de verschijnselen d ru k t en dan vraag ik mij af of, gezien de practijk, de feiten wellicht to t een andere form ulering aanleiding geven.

In mijn meer dan 25-jarige practijk heb ik wel geleerd, d a t er nog heel w at meer invloeden en factoren zijn die voor het beoordelen van een transactie of voor het nem en van een besluit van betekenis zijn.

H e t behoud van de continuïteit is zeer belangrijk ■—• uiteraard. M aa r nu eens zal tot d at behoud nodig zijn: toepassing van de vervangings- w aardeleer terw ijl dan w eer (en de kom ende tijd zou d at wel eens kunnen leren) het wel en w ee van de ondernem ing resp. de continuïteit juist ervan afh an g en of de ondernem er er in slaagt bij de realisatie van het product de vervangingsw aarde niet te volgen. H e t is w erkelijk niet te verw onderen, d a t bij dalende prijzen de vervangingsw aarde niet zo n aa r voren w ordt geschoven als bij stijgende prijzen. D aarbij is zeer zeker van betekenis d at in tijden van stijgende prijzen niet met vervangings­ w aard e is gerekend — ik heb elders de noodzaak d aarvan reeds betoogd •— m aar het feit is er nu eenm aal. H e t is daarom goed de betekenis van de historische kostprijs niet uit het oog te verliezen — en er eens aan te herinneren d at er gevaren kunnen dreigen indien m en nu om zw aait n aa r calculatie op basis van vervangingsw aarde.

ad a ) D e analyse van „productieverschillen n aa r w aardeverschillen en efficiencyverschillen” is voor mij w aarlijk geen onbekend probleem- E chter heeft mijn ervaring (en d a t bij prim a georganiseerde ondernem in­ gen) mij wel geleerd, d at daarbij de vervangingsw aarde op de wijze zoals de theorie dit zegt, niet op de voorgrond staat. E en prijsverschillenreke­ ning, w aarop dit dan tot uitdrukking zou m oeten kom en geeft geen enkele ondernem ing die mij bekend is en die een prijsverschillenrekening voert het „vervangingsw aardeverschil moment ruil” . D a t wil niet zeggen dat men d aa r vervangingsw aarde veronachtzaam t. M en houdt daarm ede zeer zeker rekening: m aar men p ast verkoopprijzen zo snel mogelijk aan w a n ­ neer prijzen stijgen en zo langzaam mogelijk als de m arkt dit toelaat w anneer de prijzen dalen. T o t dit laatste dw ingen de historische kosten die uit de ontvangsten moeten w orden betaald en welke kosten dus ook van grote betekenis zijn.

D rs. Flipse zal nu zeggen: „als men de leer niet volgt is deze daarom nog niet onju ist”. A ccoord -—- m aar er zit toch wel iets onw ezenlijks in een theorie resp. formulering die met het gebeuren in de practijk niet in overeenstem m ing is en die tot zulke practische m oeilijkheden leidt bij een poging to t consequente concrete toepassing in de gegeven form u­ lering.

ad b) Ik meen d a t D rs. Flipse hier onder capaciteit iets anders v ersta at dan de betekenis die d aa raa n toegekend w o rd t in de aan g ehaalde zin.

O m kort te kunnen zijn, moge ik w eder n aa r elders verwijzen w aar ik (zeer algem een) de kostprijs van een product in volgende formule uit­ drukte:

K = 2 aM + 2b C + L + ° + 2 S n

(5)

algem een van de prestaties die nodig zijn. V a n iedere bew erking of p restatie zijn er dan b nodig, terwijl de ondernem ing in de kostprijs­ periode de beschikking heeft over n van deze prestaties. D e teller van de breuk geeft aan de kosten van de prestaties (n ) . D eze kosten zijn dan becijferd voor de norm ale productie n (hoe men deze bepaalt laat ik hier in het m idden). D e derde factor stelt voor de kosten van stilstand resp. de kosten van prestaties welke w elbew ust, dus opzettelijk ongebruikt blijven in verband met de productiekeus.

Ik neem nu aan d at Drs- Flipse aan de capaciteit n denkt terw ijl het in de aan g ehaalde zin ging om de capaciteit als verm ogen om bepaalde producten te m aken, waarbij S meer n aa r voren komt.

ad c) Ik kan D rs. Flipse verzekeren, d at ik met belangstelling van literatu u r kennis genomen heb en neem. M ogelijk dat ik juist daard o o r moeilijkheden van consequente concrete toepassing in de practijk beter heb leren zien. M en kan ook tot verschillende visie of argum entatie komen al n aa r gelang men de zaak meer bedrijfseconom isch of m eer sociaal- economisch bekijkt resp. bij de beschouw ing denkt aan de ondernem ing of aan de ondernem er dan wel aan de samenleving.

W a n n e e r gezegd w ordt, dat het buitenw erkingstellen van het prijs­ m echanisme een ver-strekkende invloed heeft op de calculatie zelve en op de betekenis van de calculatie als middel tot berekening van het v er­ diende inkomen, dan ben ik het daarm ede in zekere zin eens (in het m idden latende of er ook onverdiend inkomen is). M en zou ook de fiscus als factor kunnen noemen.

E r kan inderdaad invloed (en dan ongunstige invloed) uitgaan van deze factoren w anneer men bij het calculeren een bepaalde uitkom st voor ogen houdt of w anneer men zich laat leiden door w at D rs. Flipse noemt: door de O verheid gefixeerde prijzen, en daarheen calculeert. (D a t de O verheid in verrew eg de meeste gevallen geen prijs fixeerde m aar alleen maximumprijzen v aststelde of indirect ingreep, is in dit verband onw ezen­ lijk). E r zijn ook gunstige gevolgen geweest: ondernem ers die vroeger niet calculeerden w erden er nu toe gedw ongen en hebben het nu t ervan leren inzien, zodat zij voortgaan met calculeren -—- al zijn dan deze calcu­ laties dikwijls gebrekkig.

Ik bekijk de zaak dan door de bril van de ondernem er die in de eerste plaats zijn ondernem ing en het belang daarvan ziet (m enselijk begrijpe­ lijk). D rs. Flipse heeft mogelijk meer gedacht aan de betekenis van kunst­ m atige prijzen voor calculaties gezien in hun betekenis voor de sam en­ leving zodat hij spreekt over de betekenis van de theorie van de kostprijs bij de geleide-economie en de niet-vrije-prijsvorm ing. D it onderw erp heb ik ook aangeroerd om dat men vanzelf daarto e kom t gezien de belangrijke plaats die de ondernem ing resp. de ondernem er in het huidig bestel in­ neemt. D e prijsvorm ing g aa t via de ondernem ing. Ik heb elders getracht bij een beschouw ing van het verband uit te gaan en laat dit hier dus rusten.

O ngetw ijfeld zal het kunstm atige van de prijzen (kunstm atig, w anneer men „vrije” prijsvorm ing natuurlijk of reëel w a ard eren d acht) niet uit het oog verloren mogen

(6)

„geleide economie” zoveel zullen verschillen in w ezen van die bij w a t m en „vrije” economie pleegt te noem en —■ w aarbij ik d an natuurlijk niet denk aa n de erbarm elijk slechte calculaties die men than s nog bij vele (ook belangrijke) ondernem ingen m aakt — in dien er iets gem aakt w ordt d at de naam van calculatie verdient. N atuurlijk zijn er vele tussenvorm en tussen de uitersten van „geleide" en „vrije” economie te denken, m aar d at is in dit verband m.i. niet wezenlijk: ik vraag mij af of prijzen niet steeds iets kunstm atigs in zich hebben.

Ik zou mij kunnen indenken, d a t bij „geleide” economie de vervangings­ w aarde een andere inhoud krijgt om dat deze d an w ellicht de sociale reconstructiew aarde zou zijn. D e (onderlinge v erreken)prijzen kunnen w elbew ust dan afw ijken zowel van de historische als vervangingsw aarde- calculatie. In „E nkele problem en van C entrale P la n n in g ” noem t Prof. T in b erg e n nog „gefingeerde prijzen” . D e verschillen kunnen het gevolg zijn van een sociale achtergrond, van heffingen (passende in het belas­ tingsysteem bij geleide econom ie), bijdragen enz. m aar kunnen ook door toevallige oorzaken zijn ontstaan, om dat nu eenm aal (evenm in als bij „vrije” economie) de voorcalculaties wel niet precies zullen stem m en met de nacalculaties. Ik neem dan m aar even aan, d at men voor de prijsbepa­ ling van voorcalculaties gebruik m aakt of deze althans als richtsnoer gebruikt.

N u is het wel bekend welke m oeilijkheden hier liggen. R eeds in 1902 verscheen van P ierson in D e Econom ist een beschouw ing over „H et w aardeprobleem in een socialistische m aatschappij” x) en daarbij is het niet gebleven al zegt van der M ensbrugge m.i. mogelijk terecht ,,A ces questions les économistes neerlandais n ’ont pas répondu d ’une m anière system atique” . Ik ga er hier niet op in. Ik volsta slechts m et op te m erken, (in verband m et de zaak w aarom het g a a t) w a t ik elders reeds gezegd heb nl- d at zoals bij elke ondernem ing bij „vrije” economie m instens even­ w icht moet zijn (en zelfs een surplus) met het oog op de continuïteit, bij de „geleide” economie een toestand kan o n tstaan w aarbij dit even­ w icht gezocht moet w orden voor de bedrijfshuishoudingen in totaal of in grote com plexen ■— uiteraard ook w eder rekening houdende m et een su r­ plus voor uitbouw. Indien ik nog eenmaal n aa r elders moge verwijzen om kort te blijven: d aa r heb ik gew ezen op de grote betekenis van het systeem van variabele budgettering voor het probleem, om dat men m et dit systeem inzicht kan krijgen in de verschillen en de a a rd daarvan.

H e t is een groots, m aar gecompliceerd probleem en na theoretische oplossing zijn de practische bezw aren nog legio. D it alles is echter hier niet aan de orde en in mijn beschouw ing moet ook geen w aardering voor „geleide” economie positief, hetzij negatief gelezen w orden.

Ik hoop gaarn e het hierbij te kunnen laten.

v. D. 1) Zo belangrijk geacht dat zij in het Engels werd vertaald en nog in 1935 werd gepubliceerd in „Collectivist Economie Planning” Edited with an Introduction by F. A. von Hayek, tesamen o.a. met een bijdrage van von Mises: Economic Calculation in the Socialist Commenwealth e.a.

v. D.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wij willen ons alzo op streng-Zuidnederlands standpunt plaatsen. De beeldende kunst moet ons nu het middel aan de hand doen om het specifiek-barokke in de literatuur te onderkennen.

E.H.G. Wrangel, De betrekkingen tusschen Zweden en de Nederlanden op het gebied van letteren en wetenschap, voornamelijk gedurende de zeventiende eeuw.. logsvloten uit de Oostzee

[r]

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Uit het onderhavige onderzoek blijkt dat veel organisaties in de quartaire sector brieven registreren (van 51% in het onderwijs tot 100% of bijna 100% in iedere sector in het

Een nadere analyse waarin naast de in de vorige regressieanalyse genoemde controlevariabelen ook alle individuele campagne-elementen zijn meegenomen, laat zien dat

Dergelijke inbedding (a) onderstreept de relevantie van integriteit in het dagelijkse werk, (b) draagt bij aan verdere normalisering van het gesprek over integriteit, (c) kan

Adressen die getrokken zijn op basis van speciale kenmerken (risicosignalen) kunnen een rol spelen indien (1) de populatiecijfers bekend zijn voor deze kenmerken en (2) binnen