Reactie Eneco op de Consultatie van de NMa over de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

Reactie Eneco op de Consultatie van de NMa over de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet

Betreft: zaaknr. 106737

Inleiding

Naast de reactie van Energie Nederland op het consultatiedocument wil Eneco enkele

opmerkingen maken naar aanleiding van vraag 5 waarin de NMa vraagt om knelpunten aan te geven, die niet in het consultatiedocument worden genoemd.

Eneco volgt een strategie van een duurzame energievoorziening. Energie opwekking door middel van hernieuwbare bronnen zoals wind en biomassa is onderdeel van deze strategie.

Ook is decentrale energie opwekking een belangrijk aandachtspunt. In dat licht gaan wij in op enkele concrete knelpunten in de Elektriciteitswet voor het realiseren van windprojecten en mogelijkheden voor decentrale energie opwekking.

Artikel 9e, tweede lid: inpassingsplan windenergie

Volgens het tweede lid van artikel 9e moet Provinciale Staten een zogenaamd inpassingsplan vaststellen wanneer de gemeente weigert om een bestemmingsplan aan te passen op verzoek van een ontwikkelaar van een windturbineproject. Deze bepaling is in de wet opgenomen als gevolg van de Crisis-en Herstelwet, en is bedoeld om het aanlegtraject van windprojecten te versnellen. In de praktijk blijkt echter dat provincies niet of weinig gebruik willen maken van deze bevoegdheid. Daardoor blijft regelmatig een vereiste aanpassing van een

bestemmingsplan hangen
in de besluitvormingstrajecten van gemeente en provincie. Wat er schort aan deze bepaling, is het ontbreken van een rechtsmiddel tegen een provincie die geen besluit neemt over een inpassingsplan.

Er komt overigens een wijziging van art. 9e aan, die is opgenomen in artikel III, A van

wetsvoorstel 32588. Deze wijziging sluit uit dat een provincie aanvoert dat een inpassingsplan niet nodig is omdat het niet zal leiden tot versnelling van de procedure. Dat neemt niet weg dat een provincie de facto nog steeds kan weigeren om een inpassingsplan vast te stellen en dat een rechtsmiddel ontbreekt.

De oplossing voor dit knelpunt ligt waarschijnlijk primair op beleidsmatig terrein bij de

provincies, maar dat neemt niet weg dat er ook een juridische mogelijkheid kan worden

gecreëerd. Hierbij valt te denken aan de mogelijkheid van bezwaar en beroep voor de

ontwikkelaar van een windenergie project tegen een provincie die geen besluit over een

inpassingsplan neemt binnen een bepaalde termijn.

Artikel 9f, zesde lid: omgevingsvergunning windenergie

Voor windprojecten tussen de 5 en 100 MW heeft de provincie (in plaats van de gemeente) de bevoegdheid om een omgevingsvergunning in de zin van de Wabo af te geven. Na

inwerkingtreding van artikel III, B van wetsvoorstel 32588 zal Provinciale staten zelf mogen bepalen of de provincie gebruik gaat maken van deze bevoegdheid. Hierbij moet Provinciale Staten beoordelen of de besluitvorming sneller zal verlopen dan wel of reeds is voldaan aan de minimum realisatienorm voor windprojecten in de betreffende provincie.

De wetswijziging zal het gevaar van bestuurlijke impasses tussen provincie en gemeente waarschijnlijk doen toenemen. Een oplossing kan worden gevonden in het opnemen van een maximale besluittermijn aan de beoordeling door Provinciale Staten.

Artikel 31c: salderingsregeling

Artikel 31c bevat een regeling die kleinverbruikers het recht geeft om zelf opgewekte stroom, die wordt ingevoed op het net, te salderen met de energierekening van de leverancier. De regeling geldt met een maximum van 5000 kWh aan ingevoede elektriciteit.

Dit geldt uitsluitend voor de situatie dat de opwek van elektriciteit plaatsvindt achter de meter
van een afnemer. Dat is bijvoorbeeld de situatie dat een afnemer stroom betrekt van een zonnepaneel op zijn eigen dak. Anders gezegd, het belastingvoordeel geldt alleen als de opgewekte stroom niet via het publieke netwerk van elders wordt betrokken.

Deze beperking tot salderen achter de meter betekent echter dat bewoners van een appartementencomplex geen gebruik kunnen maken van deze regeling. Een dergelijke bewoner die een zonnepaneel wil plaatsen, zal het paneel immers op het dak van het gebouw moeten plaatsen maar kan het paneel niet verbinden met de installatie in zijn eigen

appartement.

De specifieke situatie voor verenigingen van eigenaren zal worden opgelost, althans daar lijkt het op. Onlangs heeft de minister van EL&I aangekondigd nav de aangenomen motie 29023, nr.90, dat hij zal komen met een regeling die saldering door leden van verenigingen van eigenaren gaat toestaan. Dit gaat echter niet ver genoeg.

Er zijn daarnaast namelijk veel situaties waar sprake is van lokale en duurzame opwekking van elektriciteit en waar ook lokale afnemers participeren, maar waarvoor de

salderingsregeling niet geldt. Over welke situaties gaat het onder andere?

Huurders van een flat van een woningbouwcoöperatie, willen samen met de coöperatie zonnepanelen plaatsen op het dak van het flatgebouw. De salderingsregeling geldt hier niet omdat de zonnepanelen zich voor de meter
bevinden;

Een duurzame onderneming, die zelf geen ruimte heeft voor zonnepanelen, wil gebruik

maken van het dak van een gebouw op een belendend perceel voor de aanleg van

zonnepanelen. Die zonnepanelen bevinden zich niet achter de meter
van het duurzame

bedrijf en daarom geldt de salderingsregeling niet.

De bedrijven van een bedrijvenpark willen een windturbine op een geschikte locatie in het park plaatsen om het bedrijvenpark CO2 neutraler te maken. Het idee is dat de bedrijven participeren in de eigendom van de windturbine. Omdat de windturbine zich niet achter de meter
bevindt van de betrokken bedrijven, geldt de salderingsregeling niet;

Een energiebedrijf plaatst een windturbine waarin de plaatselijke bewoners kunnen participeren. Of andersom, bewoners nemen zelf een initiatief om een windmolen bij hun wijk te plaatsen om zo in hun eigen behoefte te voorzien. Ook in deze situatie kunnen de lokale bewoners niet genieten van het belastingvoordeel van de salderingsregeling.

Oplossing

De toepassing van artikel 31c E-Wet moet niet langer worden beperkt tot de situatie dat de elektriciteitsopwekking achter de meter
plaatsvindt. Het toepassingsgebied moet worden uitgebreid naar alle afnemers die juridisch en economisch participeren in een kleinschalige (decentrale) opwekking van elektriciteit. Daarbij kan de salderingsregeling worden toegepast op een afnemer voor het deel van de opgewekte stroom dat aan de afnemer kan worden toegerekend op basis van juridische/economische eigendomsverhoudingen. Er moet uiteraard wel een geografische relatie zijn tussen afnemer en opwekinstallatie, bijvoorbeeld door de voorwaarde dat saldering alleen mogelijk is wanneer de elektriciteit wordt ingevoed op het regionale net van de verbruiker. Dit, om te voorkomen dat iedere vorm van opwekking onder de belastingvrijstelling komt te vallen. Bovendien, het gaat erom dat decentrale opwekking wordt gestimuleerd.

---