• No results found

Het wachtgeld is ten laste van de centrale voorafname en wordt bepaald a rato van de dienstjaren van betrokkene

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het wachtgeld is ten laste van de centrale voorafname en wordt bepaald a rato van de dienstjaren van betrokkene"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 111 van 1 april 1999

van de heer JOS DE MEYER

Uitstapregeling hogescholen – Stand van zaken In de onderwijs-CAO III (CAO : collectieve ar- beidsovereenkomst) van 10 december 1996 werd voor de personeelsleden van de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap in nieuwe uitstapmogelijk- heden voorzien.

Volgende uitstapformules werden uitgewerkt voor de personeelsleden die zijn benoemd en ten minste 55 jaar oud zijn (TBS 55+).

1. De volledige terbeschikkingstelling wegens per- soonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen. Het personeelslid dat hiervan wenst gebruik te maken, moet minimum twintig dienstjaren tellen. Het wachtgeld is ten laste van de centrale voorafname en wordt bepaald a rato van de dienstjaren van betrokkene.

2. Het overgangsregime inzake de volledige terbe- schikkingstelling wegens persoonlijke aangele- genheden voorafgaand aan het rustpensioen.

De gegadigde personeelsleden dienen uiterlijk op 30 juni 1996 een vaste benoeming te bezitten bij een hogeschool en moeten ten minste dertig dienstjaren hebben gepresteerd die in aanmer- king komen voor het rustpensioen. Het wacht- geld bedraagt 75 % van de laatste bruto activi- teitswedde : 62,2 % is ten laste van de centrale voorafname, de overige 12,5 % moet de betrok- ken hogeschool uit haar eigen enveloppe bijpas- sen.

3. De deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen. De personeelsleden moeten minimum dertig voor het rustpensioen in aan- merking komende dienstjaren hebben gepres- teerd en een halftijdse betrekking verder blijven uitoefenen. Het wachtgeld wordt bepaald a rato van de dienstjaren van betrokkene.

Dit aspect van de CAO III werd vervat in het ont- werp van besluit van de Vlaamse regering (BVR) dat principieel door de regering werd goedgekeurd op 17 maart 1998, doch inmiddels nog steeds niet definitief is goedgekeurd.

Ter gelegenheid van de onderhandelingen in het Sectorcomité X stelden de vakbonden een aantal pertinente vragen, waarop tot op vandaag nog geen antwoord is geformuleerd.

– Kan een personeelslid met TBS 55+ als gastpro-

fessor worden tewerkgesteld ?

– Waarom is het wachtgeld beperkt tot het wacht- geld voor 1 voltijds equivalent (VTE) ? Een personeelslid kan immers volgens het hoge- schooldecreet perfect 2 x 70 % (dus 1,4 VTE) presteren.

– Wat is het gevolg voor de pensioenrechten van betrokkene ?

– In de CAO III is geen sprake van 30 juni 1996 als peildatum : noch voor de opdracht waarop het wachtgeld wordt berekend, noch waarop de aanvrager van de TBS 55+ over een vaste be- noeming moet beschikken. De vakbonden vra- gen uiteraard de schrapping van deze datum in het ontwerp van besluit.

1. Wanneer wordt dit besluit gefinaliseerd ? Hoe heeft de minister gereageerd op de vragen van de vakorganisaties ?

2. Hoeveel personeelsleden hebben tot op 1 janu- ari 1999 van de respectieve stelsels gebruikge- maakt ?

3. Hoeveel personeelsleden komen tot einde 2001 potentieel nog in aanmerking voor de vervroeg- de uitstapmogelijkheden ?

4. Welke som aan wachtgelden kwam op 1 januari 1999 ten laste van de respectieve hogescholen ? 5. Welke som aan wachtgelden viel op 1 januari

1999 ten laste van de centrale voorafname, zoals bepaald in artikel 179 van het hogescholende- creet ?

6. Welke fondsen zijn door de toepassing van deze maatregel vrijgekomen ? Hoeveel tijdelijke per- soneelsleden werden op grond van deze fond- sen aangeworven ?

Antwoord

De Vlaamse regering keurde inderdaad op 17 maart 1998 een ontwerp van besluit principieel goed waarin de bedoelde uitstapregeling voor de personeelsleden van de hogescholen reglementair zou worden vastgesteld.

Deze mogelijkheden van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden vooraf- gaand aan het rustpensioen (TBS 55+) werden reeds aan de hogescholen meegedeeld bij omzend-

(2)

brieven van 23 juli 1996 en 2 oktober 1996. In de op 10 december 1996 afgesloten CAO wordt ten andere naar deze omzendbrieven verwezen, die te- vens als bijlage bij deze CAO zijn gevoegd.

Dit ontwerp van besluit werd op 23 maart 1998 met onder andere de syndicale organisatie besproken in een gemeenschappelijke vergadering van het Sectorcomité X – Onderwijs en het Comité voor de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten – afdeling 2. Deze vergadering leidde echter niet tot conclusies omdat de syndicale organisaties onder meer vragen hadden in verband met de samenhang met de gelijkaardige reglementering voor de overi- ge onderwijsniveaus.

Op de geciteerde vragen van de vakbonden kan ik het volgende antwoorden.

– Volgens de omzendbrieven van 23 juli 1996 en 2 oktober 1996 blijven de toepassingsmodaliteiten van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 (voor de volledige TBS 55+) en van het BVR van 20 april 1994 (voor de deeltijdse TBS 55+) van toepassing.

In deze besluiten is bepaald dat de personeelsle- den gedurende de terbeschikkingstelling geen winstgevende activiteiten mogen uitoefenen in het onderwijs met volledig leerplan (behalve de opdracht die bij een gedeeltelijke TBS 55+ nog moet uitgeoefend blijven). Hieruit volgt dat een personeelslid dat een TBS 55+ geniet, niet als gastdocent aan een hogeschool kan worden aangesteld.

– Voor de andere onderwijsniveaus geldt als prin- cipe dat een TBS 55+ slechts kan worden toege- kend voorzover de personeelsleden hun ambt uitoefenen als hoofdambt.

Vermits in het hoger onderwijs het onderscheid hoofdambt – bijambt niet meer bestaat, is het naar mijn mening logisch dat de TBS 55+ wordt beperkt tot een volledige opdracht.

– Het is mij niet duidelijk wat juist wordt bedoeld met "gevolgen voor de pensioenrechten". In ieder geval is alleen de federale Administratie der Pensioenen bevoegd om terzake een ant- woord te verstrekken.

– In de omzendbrief van 23 juli 1996 is onder meer voor de volledige TBS 55+ (overgangsstel- sel) als voorwaarde gesteld dat de personeelsle- den op 30 juni 1996 benoemd moesten zijn.

Deze datum is derhalve doorslaggevend.

Op de vragen van de Vlaamse volksvertegenwoor- diger kan ik het volgende antwoorden.

1. In de op 1 april 1999 afgesloten onderwijs-CAO zijn ook wijzigingen opgenomen aan de uitstap- regelingen (TBS 55+) in de andere onderwijsni- veaus die eveneens een aanpassing van de regle- mentaire teksten noodzakelijk maken.

Ik neem mij voor, na de voorgeschreven advie- zen en onderhandelingen, de nodige regelgeving voor alle onderwijssectoren zo vlug mogelijk uit te vaardigen.

2. – Volledige terbeschikkingstelling wegens per- soonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen (mogelijkheid 1)

Eind 1996 genoten 150,38 VTE (voltijdse equivalenten) dit stelsel.

Eind 1997 waren dit 154,10 VTE.

Eind 1998 waren dit 118,60 VTE (= het aan- tal op 1 januari 1999).

– Overgangsregime volledige terbeschikking- stelling wegens persoonlijke aangelegenhe- den voorafgaand aan het rustpensioen (mo- gelijkheid 2)

Eind 1996 genoten 7,93 VTE dit stelsel.

Eind 1997 waren dit 124,76 VTE.

Eind 1998 waren dit 307,61 VTE (= het aan- tal op 1 januari 1999).

– Deeltijdse terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen (mogelijkheid 3) Eind 1996 genoten 3,15 VTE dit stelsel.

Eind 1997 waren dit 5,05 VTE.

Eind 1998 waren dit 6,05 VTE.

De cijfers reflecteren dus steeds het aantal per- soneelsleden (uitgedrukt in voltijdse equivalen- ten) dat bij het einde van het jaar in het desbe- treffende stelsel stond. Hierbij dient rekening te worden gehouden met het feit dat ter beschik- king gestelde personeelsleden die de leeftijd van 60 jaar bereiken, verplicht met pensioen dienen te gaan en dus stelselmatig uit het stelsel verdwijnen.

De terugval van mogelijkheid 1 en de opmars van mogelijkheid 2 in 1998 kan hoofdzakelijk

(3)

worden verklaard door het hogere wachtgeld in het overgangsstelsel.

3. In 1999 zullen dat, enkel rekening houdend met de leeftijd, 1.301 VTE zijn, met het jaar 2000 erbij 1.331 en eind 2001 zullen er 1.458 VTE po- tentieel in aanmerking komen voor de diverse uitstapmogelijkheden.

4. De som aan wachtgelden die op 1 januari 1999 ten laste kwam van de hogescholen is de 12,5 % uit de wachtgelden van het overgangsregime (mogelijkheid 2) m.b.t. het academiejaar 1997- 1998.

Dit zijn op 1 januari 1999 de resultaten per ho- geschool (in frank) :

– Hogeschool Antwerpen 2.216.503 – Hogeschool van de Provincie

Antwerpen nihil

– Karel de Grote Hogeschool 83.383 – Katholieke Hogeschool Kempen 1.625.756 – Katholieke Hogeschool Mechelen nihil – Erasmushogeschool Brussel 861.315 – Hogeschool Sint-Lukas Brussel 238.640 – Hogeschool voor Wetenschap en Kunst nihil – Katholieke Hogeschool Brussel 173.520 – Katholieke Hogeschool Leuven 547.087 – Katholieke Vlaamse Sociale

Hogeschool voor Brussel & Parnas

Dilbeek nihil

– Hogeschool Gent 1.175.697

– Mercator Hogeschool 597.969

– Hogeschool voor Economisch

en Grafisch Onderwijs nihil

– Katholieke Hogeschool Sint-Lieven 187.518 – Katholieke Hogeschool voor

Lerarenopleiding en Bedrijfsmana-

gement 325.175

– Katholieke Hogeschool voor

Gezondheidszorg Oost-Vlaanderen 939.697

– Hogeschool Limburg 848.691

– Katholieke Hogeschool Limburg 394.630 – Provinciale Hogeschool Limburg 496.301 – Hogeschool West-Vlaanderen 151.252 – Katholieke Hogeschool Brugge-

Oostende nihil

– Katholieke Hogeschool Zuid-

West-Vlaanderen 537.251

– Economische Hogeschool Sint-

Aloysius nihil

– Groep T – Hogeschool Leuven 192.941 – Sociaal Hoger Katholiek Vormings-

centrum en Maatschappelijk Werk nihil – Katholieke Vlaamse Hogeschool 25.721

– Handelshogeschool nihil

5. Voor 1996 201.814.040 fr.

Voor 1997 202.922.283 fr.

Voor 1998 164.094.034 fr.

Totaal op 1 januari 1999 568.830.357 fr.

6. Het is vrijwel onmogelijk om hierop concrete cijfers te plakken. Er mag nochtans worden aangenomen dat, gelet op het percentage aan wachtgeld in het overgangsstelsel (75 % van de laatste bruto activiteitswedde), per vier terbe- schikkinggestelden de fondsen van ongeveer één voltijdse eenheid worden vrijgemaakt.

Het is evenmin duidelijk hoeveel tijdelijken er op grond van deze fondsen werden aangewor- ven. De werving van een tijdelijke kan immers een andere grond hebben.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uitgangspunt is dat volgens de Raad slechts ontheffing dient te worden verleend voor artikelen uit de paragrafen 2.2 t/ m 2.5 Gaswet, waarvan aantoonbaar is gemaakt dat

Zo kan een personeelslid ter beschikking gesteld in het buitengewoon onderwijs geen wedertewerk- stelling (met het vereist bekwaamheidsbewijs) weigeren in het

Inrichtende macht A heeft in één van haar scholen een niet-vacante betrekking voor een volledig schooljaar. Dezelfde inrichtende macht heeft een personeelslid dat ter beschikking

Für die Güte und Barmherzigkeit, für die Gnade, die du schenkst, wollen wir dir danken, Vater, weil du unser Leben lenkst.. Deine Liebe, Herr, sie währet ewiglich, segnet uns

Waarom geeft u eigenlijk geen bezettings- en omzetcijfers voor de gemeente Tynaarlo.. En wat gaat u nog doen om recreatie in en om de andere kernen dan Zuidlaren aan te

Arbeider: ‘Veel mensen in het groen zijn vooral actiegericht en vergeten daarom wel eens de andere partijen in het proces zoals bijvoorbeeld de architect, de burger of de

Kritiek was er ook: het oorspronkelijke plan met 28 woningen zou te veel zijn voor het beschikbare oppervlak, er zou een rechtstreeks ontsluiting moeten komen vanaf de Oudeweg,

verkeersongeval, smeekte de Italiaanse president onlangs te