• No results found

B4. De eiwitsynthese

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share " B4. De eiwitsynthese "

Copied!
66
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

T1. Stofwisseling

B1. Atomen en moleculen B2. Organische stoffen B3. DNA

B4. De eiwitsynthese

B5. Regulatie van genexpressie B6. Mutaties

B7. Genetische modificatie

EB8. Leren onderzoeken: PCR/DNA-sequencing EB9. Leren en werken: Bio-informaticus

V1. Erfelijke ziekten en afwijkingen bij de mens V2. Een baby ontwerpen?

V3. Leren en werken

V4. Ideeën voor onderzoek

V5. Werken met de computer

Practica

(2)

T1/B1. Atomen en moleculen.

• Wanneer elektronen naar buiten worden verplaatst dan moet er energie worden toegevoegd

• Wanneer elektronen naar binnen worden verplaatst dan

komt er energie vrij.

(3)

T1/B2. Organische stoffen

Wat zijn de 4 belangrijkste groepen van organische stoffen in ons lichaam?

1. Koolhydraten 2. Lipiden

3. Eiwitten

4. Nucleïnezuren

Op welke manier worden deze stoffen uit de verschillende schakels aan elkaar gezet?

Door water tussen de twee moleculen uit te halen.

Hoe wordt de reactie van het ontstaan van grotere moleculen door het afsplitsen van water genoemd?

Condensatiereactie

(4)

T1/B3. DNA – DNA replicatie

(5)

T1/B3. DNA

70A Nucleïnebasen, structuurformules

(6)

T1/B3. DNA

70B Basenkoppels

(7)

T1/B3. DNA

70C1 Bouw van DNA en RNA, monomeren in DNA/RNA

(8)

T1/B3. DNA

70C2 Bouw van DNA en RNA, gedeelte van DNA/RNA

(9)

T1/B3. DNA – DNA replicatie

FOSFAATGROEP DESOXYRIBOSE

T A C C G T

A

A T G G C A

T

3’

3’

5’

5’

stikstofbase

H-brug

(10)

T1/B3. DNA - DNA replicatie

FOSFAATGROEP DESOXYRIBOSE

T A C C G T

A

3’

A T G G C A

T

3’ 5’

5’

A T A C C G T

T A T G G C A

richting DNA polymerase 

(11)

T1/B3. DNA - DNA replicatie

(12)

T1/B3. DNA

70C3 Bouw van DNA en RNA, schema replicatie

(13)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, verschillende aminozuren

(14)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, aflezen

(15)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, aflezen

(16)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, aflezen

(17)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, aflezen

(18)

T1/B3. DNA

70E Genetische code, aflezen

(19)

Eiwitten kunnen worden opgebouwd uit 20 verschillende aminozuren.

Eigenschappen van eiwitten bepaald door:

– Soort aminozuur – Aantal aminozuren

– Volgorde van aminozuren

Codon (triplet):

Groepje van 3 nucleotiden dat codeert voor 1 aminozuur.

Meerdere codonen voor 1 aminozuur

T1/B4. De eiwitsynthese

(20)

T1/B4. De eiwitsynthese

DNA

Ribosoom (r-RNA) Gen

m-RNA

Bevat de code voor een eiwit.

DNA-code wordt eerst vertaald in een RNA-code: = TRANSCRIPTIE

m(essenger)-RNA bevat de code die bepaalt welke en

in welke volgorde aminozuren aan elkaar

gekoppeld worden

(21)

Wat is m-RNA?

T1/B4. De eiwitsynthese

DNA-streng die wordt afgelezen

[=template-streng]

Desoxyribonucleïnezuur

AUG CCC GUC UCU AAA GGG TAC GGG CAG AGA TTT CCC

Ribonucleïnezuur (na TRANSCRIPTIE) Desoxyribonucleïnezuur

(22)

T1/B4. De eiwitsynthese

Genetische m-RNA code:

Eerste base Tweede base Derde base

U C A G

U Phe Ser Tyr Cys U

Phe Ser Tyr Cys C

Leu Ser STOP STOP A

Leu Ser STOP Trp G

C Leu Pro His Arg U

Leu Pro His Arg C

Leu Pro Gln Arg A

Leu Pro Gln Arg G

A Ile Thr Asn Ser U

Ile Thr Asn Ser C

Ile Thr Lys Arg A

Met Thr Lys Arg G

G Val Ala Asp Gly U

Val Ala Asp Gly C

Val Ala Glu Gly A

Welke is of welke zijn de codons voor Alanine?

GCU GCC GCA GCG

Wat is dan de code in de DNA-template streng?

RNA GCU GCC GCA

DNA

CGA

CGG

CGT

(23)

T1/B4. De eiwitsynthese

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET

UUU

PHE

AGA

SER SER

GGG

GLY

CAG

GLN

Ribosoom (r-RNA)

AGA

MET

GLY

t-RNA

aminozuur

Anti-codon

(24)

T1/B4. De eiwitsynthese

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET UUU

PHE

AGA

SER SER

GGG

GLY

CAG

GLN

Ribosoom (r-RNA)

AGA

MET

GLN

GLN

(25)

T1/B4. De eiwitsynthese

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET UUU

PHE

AGA

SER SER

GGG

GLY CAG

GLN

Ribosoom (r-RNA)

AGA

MET

GLY

PHE

Koppeling van 2 aminozuren

d.m.v. peptidebinding

(26)

T1/B4. De eiwitsynthese

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET UUU

PHE

AGA

SER SER

GGG

GLY

CAG

GLN

Ribosoom (r-RNA)

AGA

MET

GLY

PHE

GLN

(27)

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

T1/B4. De eiwitsynthese

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET UUU

PHE

GGG

GLY

Ribosoom (r-RNA)

CAG

GLN

AGA

MET

AGA

SER SER

GLY

PHE

GLN

(28)

Translatie:

Het vertalen van het m-RNA naar een eiwit.

T1/B4. De eiwitsynthese

AUG CCC GUC UCU AAA GGG

UAC

MET

GGG

GLY

Ribosoom (r-RNA)

CAG

GLN

AGA

MET

AGA

SER SER

UUU

PHE

(29)

T1/B4. De eiwitsynthese

(30)

T1/B4. De eiwitsynthese

(31)

T1/B4. De eiwitsynthese

(32)

T1/B4. De eiwitsynthese

(33)

T1/B4. De eiwitsynthese

(34)

T1/B4. De eiwitsynthese

(35)

T1/B4. De eiwitsynthese

(36)

T1/B4. De eiwitsynthese

(37)

T1/B5. Regulatie van genexpressie

(38)

T1/B5. Regulatie van genexpressie

(39)

T1/B5. Regulatie van genexpressie

(40)

T1/B5. Regulatie van genexpressie

(41)

T1/B5. Regulatie van genexpressie

(42)

T1/B6. Mutaties

Weinig is OK!!  Evolutie!!!

Goede en slechte mutaties.

• Meestal slecht of neutraal, soms levert het een voordeel op.

Hoe ontstaan mutaties:

- Spontaan

- Mutagene stoffen uit de omgeving - UV- licht

- Röntgenstraling

- Door infectie van bacteriën of virussen.

(43)

T1/B6. Mutaties

Ioniserende straling:

- Röntgen

- Radioactieve straling voor bijvoorbeeld medische

doeleinden.

Ziekten:

- Ontstaan van tumoren.

- Huidkanker.

- Leukemie

- Enz.

(44)

T1/B6. Mutaties

Virussen en Bacteriën:

• Kunnen de genen van

mensen binnendringen en daar schade aanrichten.

• Aspergillus veroorzaakt

lever kanker.

(45)

T1/B6. Mutaties

Eten en drinken:

Kan het ontstaan van

verschillende vormen van kanker veroorzaken.

Meestal is de lever het orgaan dat wordt getroffen.

Roken:

Longen worden aangetast.

(46)

T1/B6. Mutaties

Schadelijke mutaties:

• CF (cystic fibrose) – taaislijmziekte

• Sikkelcel anemie

• Niet functionerende eiwitten

• Albinisme

(47)

T1/B6. Mutaties (puntmutatie)

Normale verdubbeling:

(48)

T1/B6. Mutaties (puntmutatie)

(49)

T1/B6. Mutaties - reparatie

(50)

T1/B7. Genetische modificatie

(51)

T1/B7. GM – restrictie-enzymen

(52)

T1/B7. GM – restrictie-enzymen

(53)

T1/B7. GM – restrictie-enzymen

(54)

T1/B7. GM – restrictie-enzymen

(55)

T1/B7. Genetische modificatie

(56)

T1/B7. Genetische modificatie

(57)

T1/B7. Genetische modificatie

(58)

T1/B7. Genetische modificatie

(59)

T1/B7. Genetische modificatie

(60)

T1/B7. Genetische modificatie

(61)

T1/B3. DNA

70D PCR - Methode

(62)

T1/EB8. PCR/DNA- sequencing

(63)

T1/EB9. Bio-informaticus

(64)

T5/B5. Spieren

90D Bouw van een sarcomeer

•A-Band: geeft lengte van myosinefilament weer

•I-Band: gedeelte waar actine en myosine niet overlappen

•H-Band: heldere band, geen overlap actine/myosine

•Z-lijn: tussenschot

•M-lijn: middellijn

A band

(65)

T5/B5. Spieren

90D Werking van een spier

• Samentrekking van het sarcomeer

• Met behulp van Ca 2+ . – Actiepotentiaal

zorgt ervoor dat Ca 2+ de cel binnen komt.

– Het Ca 2+ wordt

vrijgegeven door

het SR ( sarcoplasmatisch

reticulum ).

(66)

T5/B5. Spieren

90D Samentrekkend sarcomeer

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

G E en G M zijn elektrische en magnetisch vormfactoren (inclusief magnetisch moment van het nucleon).. Proton structuur -

Afbuiging van een bundel elektronen door middel van een gate- elektrode, die als een prisma voor elektronen werkt. contact werkt als een collimator

Het quantum-puntcontact is een naam voor een gaatje in de wand van het miniatuurbiljart waar- door een stroom van elektronen het biljart kan worden ingescho- ten.. Een bijzondere

11 De heropleving van het Europese integratieproces – waardoor de rol van het Europees Parlement en dus ook het soortelijk gewicht van haar fracties zou toenemen – en het

• NH 4 + waarbij het N-atoom een massagetal van 14 heeft en elk H- atoom een massagetal van 1 heeft. • NH 3 waarbij het N-atoom een massagetal van 14 heeft en elk H- atoom

• Alleen de elektronen in de buitenste schil zijn betrokken bij de atoombinding.. • Alle atomen ‘willen’ een volle buitenste

• Twee plaatsen waar reacties plaats vinden (elektroden). • Een reactie die elektronen

Dit komt doordat de banen uit de twee verschillende vertrekpunten van de elektronen met maximale verticale snelheid symmetrisch zijn.. Een baan van een elektron die vertrekt uit (x,