• No results found

“Franchising in non-profit situaties” In het kader van de verbreding van Stichting “X”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Franchising in non-profit situaties” In het kader van de verbreding van Stichting “X”"

Copied!
100
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Franchising in non-profit situaties”

In het kader van de verbreding van Stichting “X”

(2)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 1

“Franchising in non-profit situaties”

In het kader van de verbreding van Stichting “X”

Student: Peter Kragt

Studentnummer: s1145096

Datum: mei 2006

Plaats van uitgifte: Amersfoort

Jaar van uitgifte: 2006

Opdrachtgever: Stichting “X” Zwolle

Uitgevende organisatie: Rijksuniversiteit Groningen, Faculteit Bedrijfskunde,

Afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship

1ste Begeleider: Drs. O.C.J. Lappöhn

2de Begeleider: Prof. Mr. Dr. E.M. Kneppers-Heijnert

Stagebegeleider: Coördinator Stichting “X”

(3)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 2

Voorwoord

Dat deze scriptie nu voor u ligt is mede te danken aan een aantal mensen die ik hier bij naam wil noemen. Allereerst gaat mijn dank uit naar alle medewerkers van Stichting “X” Zwolle die mij de mogelijkheid hebben gegeven om deze opdracht zo goed mogelijk uit te voeren. Zij hebben mij vanaf het begin ondersteund en begeleid en waren altijd bereid om mij ter woord te staan. In het bijzonder wil ik mijn stagebegeleider, de heer coördinator Stichting “X” bedanken voor zijn vertrouwen en ondersteuning in de afgelopen maanden, maar ook zijn kritische blik stel ik zeer op prijs.

Verder wil ik mijn afstudeerbegeleiders vanuit de universiteit, de heer Lappöhn en mevrouw Kneppers-Heijnert bedanken voor de feedback die zij mij gegeven hebben tijdens de voortgangsgesprekken.

Dan rest mij nog u veel leesplezier te wensen. Amersfoort, mei 2006

Peter Kragt

(4)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 3

Samenvatting

In dit onderzoek wordt een verbredingsstrategie gepresenteerd voor Stichting “X”. Stichting “X” is een vrijwilligersorganisatie die een formule heeft ontwikkeld voor het inzetten van groepen vrijwilligers. De formule is samen te vatten in vier kritische succesfactoren:

• het aanbod van vrijwilligers staat centraal;

• de inzet wordt geregeld via maatschappelijke organisaties; • werken met een structurele opzet en professionele aanpak; en • werken met lokale initiatiefnemers.

Deze formule slaat in Zwolle zo goed aan dat andere plaatsen ook een Stichting “X” willen starten. Om te kijken op welke manier de formule ook in andere plaatsen kan worden ingezet is de volgende vraagstelling opgesteld: In hoeverre is franchising geschikt voor de verbreding van de formule “X” naar andere plaatsen dan Zwolle, waar de formule ontwikkeld en getest is?

Voordat deze vraag kan worden beantwoord wordt er eerst een omgevingsanalyse uitgevoerd om meer zicht te krijgen op de markt waarin Stichting “X” opereert. Uit de externe analyse blijkt dat het aantal vrijwilligers in Nederland daalt. Maar door een vernieuwende aanpak boort Stichting “X” een nieuwe groep vrijwilligers aan, namelijk incidentele inzet van groepen vanuit verschillende kerken in een plaats. Verder sluit de werkwijze van “X” aan bij de moderne vrijwilliger die wel bereid is om incidenteel vrijwilligerswerk te doen, mits het goed afgebakend is.

Wat de concurrenten betreft hoeft “X” zich geen zorgen te maken, want er zijn nog geen organisaties die werken volgens het concept van “X”. De macro-omgeving van “X” laat een aantal kansen voor “X” zien zoals, het nog altijd grote aantal mensen dat bij een kerk is aangesloten en de momenteel duidelijke aandacht in Nederland voor de problematiek waarin “X” zich begeeft. De overheid wil door middel van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) het vrijwilligerswerk in Nederland stimuleren. De beoogde ingangsdatum van de WMO is 1 januari 2007. De WMO gaat voor een belangrijk deel uit van de veerkracht van burgers, instellingen en organisaties. Uitgangspunt is dat de ’civil society’ en de eigen verantwoordelijkheid van mensen daaraan kunnen bijdragen. Vrijwilligerswerk in de hoedanigheid van vrijwillige thuishulp en in de welzijnssector spelen daarin een cruciale rol.

Uit de interne analyse van Stichting “X” Zwolle die is uitgevoerd kan worden afgeleid dat de sterktes vooral liggen op het gebied van de unieke formule, maar dat er ook zwaktes zijn waar te nemen zoals het ontbreken van een kant-en-klaar handboek en het feit dat er nog te weinig vormen van structurele financiering zijn. Bij de kansen moet gedacht worden aan het ontwikkelen van nieuwe concepten zoals het matchen van goederen en het groeien van “X” in Zwolle en daar buiten. Bedreiging voor de formule is de afhankelijkheid van vrijwilligers.

In hoofdstuk twaalf wordt de aanleiding geschetst waarom Stichting “X” haar vleugels wil uitslaan naar andere plaatsen dan Zwolle. De ervaring met en de ontwikkeling van de formule in Zwolle maken dat de formule past in de maatschappelijke ontwikkelingen zoals de WMO, die momenteel spelen op het gebied van zorg, welzijn en vrijwilligersbeleid.

(5)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 4 Daarnaast sluit verbreding naar andere plaatsen aan bij de visie van “X” om een maatschappelijke beweging op gang te brengen, waarbij mensen het weer normaal vinden om naar elkaar om te zien. De genoemde ontwikkelingen en de concrete belangstelling voor de formule vanuit andere plaatsen bieden voldoende aanknopingspunten om te onderzoeken hoe een verbreding van de formule vorm kan krijgen.

Deze vraag wordt in hoofdstuk dertien beantwoord. Om een beeld te krijgen van hoe groot “X” kan worden is eerst een groeimodel opgesteld. Daarna zijn er een aantal uitgangspunten opgesteld voor de verbreding. Deze uitgangspunten hebben veel gemeen met de kenmerken van franchising. Maar om te kijken in hoeverre franchising geschikt is wordt er in de hoofdstukken veertien en vijftien een uitgebreide beschrijving gegeven van franchising en van het opzetten van een franchiseorganisatie.

Hoofdstuk zestien gaat in op franchising in non-profit situaties. Aan de hand van een tweetal theorieën over non-profit franchising is een checklist opgesteld waarmee non-profit organisatie kunnen onderzoeken of franchising voor hun een geschikt besturingsconcept is. De formule van “X” is ook tegen deze checklist aangehouden en daaruit blijkt dat de formule van “X” aan zeker negen van de tien kenmerken van de checklist voldoet.

Tenslotte wordt in het laatste hoofdstuk een voorstel tot implementatie van franchising als verbredingsstrategie voor Stichting “X” gedaan. Gesteld kan worden dat franchising goed past bij de formule “X”. Er zijn weinig problemen te verwachten, mits er een duidelijke franchiseovereenkomst wordt opgesteld. Daarin moet dan ook het aspect van toezicht en controle helder worden beschreven. Verder is het noodzakelijk dat er genoeg fondsen over de brug komen met subsidies waardoor “X” daadwerkelijk de begeleiding kan gaan bieden die nodig is om “X” succesvol te verbreden.

Daarmee is de vraagstelling van dit onderzoek dus beantwoord. Franchising is voor Stichting “X” een geschikte manier om haar formule te verbreden naar andere plaatsen dan Zwolle.

(6)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 5

Inhoudsopgave

Inleiding ...9 Deel 1 Onderzoeksopzet Hoofdstuk 1 Onderzoeksopzet...11 1.1 Beleidsondersteunend onderzoek... 11

Deel 2 Stichting “X” Zwolle Hoofdstuk 2 Ontstaansgeschiedenis...16

Hoofdstuk 3 Missie en visie...17

Hoofdstuk 4 Kritische succesfactoren van Stichting “X”...18

4.1 Het aanbod van vrijwilligers staat centraal... 18

4.2 De inzet regelen via maatschappelijke organisaties ... 20

4.3 Werken volgens een structurele opzet en professionele aanpak... 21

4.3.1 Kwaliteit... 21 4.3.2 Continuïteit... 21 4.4 De lokale initiatiefnemers... 22 4.5 Conclusie ... 22 Hoofdstuk 5 Werkwijze...23 5.1 Werkwijze in vogelvlucht ... 23

5.2 Motivatie achter werkwijze ... 24

5.3 Betrokken partijen ... 25

Hoofdstuk 6 Organisatiestructuur...26

Hoofdstuk 7 Huisstijl...28

7.1 Naam Stichting “X” ... 28

7.2 Logo Stichting “X”... 28

Hoofdstuk 8 Overige aspecten...30

8.1 Verzekeringen... 30

8.2 Belastingen ... 30

8.3 Budget... 31

8.4 Fotobeleid ... 31

(7)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 6 Deel 3 Analyse van Stichting “X” Zwolle

Hoofdstuk 9 Interne analyse van Stichting “X” Zwolle ...34

9.1 Uitgangspunten INK... 34

9.2 Doorlichting ... 35

9.2.1 Leiderschap... 36

9.2.2 Strategie en beleid ... 37

9.2.3 Management van medewerkers... 37

9.2.4 Management van middelen... 37

9.2.5 Management van processen... 38

9.2.6 Klanten en leveranciers... 38 9.2.7 Medewerkers... 39 9.2.8 Maatschappij... 39 9.2.9 Bestuur en financiers ... 40 9.2.10 Verbeteren en vernieuwen... 41 9.3 SWOT-analyse... 42 9.3.1 Sterktes en zwaktes... 42 9.3.2 Kansen en bedreigingen ... 43 9.3.3 Conclusie ... 44

Hoofdstuk 10 Externe analyse van Stichting “X” Zwolle...45

10.1 Markt voor vrijwilligers... 45

10.1.1 Groeiende mismatch... 46 10.2 Concurrentie... 46 10.3 Macro-omgeving: de omgevingsvariabelen ... 47 10.3.1 Demografische structuur ... 47 10.3.2 Economische structuur... 48 10.3.3 Politieke omgeving... 48 10.3.4 Juridische omgeving ... 49 10.3.5 Sociaal-culturele invloeden ... 49 10.4 Conclusie ... 50

Deel 4 Plannen voor de toekomst Hoofdstuk 11 Groei Stichting “X” Zwolle ...52

Hoofdstuk 12 Een Stichting “X” in andere plaatsen...54

12.1 Belangstelling voor de formule... 54

12.2 Maatschappelijke ontwikkelingen... 54

12.3 Conclusie ... 55

Hoofdstuk 13 Samenwerking...56

13.1 Groeimodel... 56

(8)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 7 Deel 5 Franchising

Hoofdstuk 14 Franchising...60

14.1 Kenmerken van franchising... 60

14.2 Historie... 61

14.3 Definitie franchising... 62

14.4 Vormen van franchising ... 62

14.5 Intensiteit van franchising... 63

14.6 De franchisegever ... 63

14.6.1 Vereisten franchisegever ... 64

14.6.2 Investeringen en kosten voor de franchisegever ... 65

14.7 De franchisenemer... 65

14.7.1 Vereisten franchisenemer ... 66

14.7.2 Investeringen en kosten voor de franchisenemer ... 66

14.8 Conclusie ... 67

Hoofdstuk 15 Het opzetten van een franchiseorganisatie ...68

15.1 Inleiding... 68

15.2 Succes- en faalfactoren van franchising ... 68

15.3 Werving en selectie van franchisenemers ... 69

15.4 Toezicht en controle... 69

15.5 Franchiseraad ... 70

15.6 Franchiseovereenkomst... 70

15.7 Handboek... 71

15.8 Conclusie ... 72

Deel 6 Franchising in non-profit situaties Hoofdstuk 16 Franchising in non-profit situaties...74

16.1 Definitie non-profit franchising... 74

16.2 Voorbeelden van non-profit franchising ... 75

16.2.1 Dunkin’ Donuts... 75

16.2.2 Ben & Jerry’s... 75

16.2.3 United Way... 76

16.3 Franchising en non-profit organisaties... 76

16.3.1 Sharon M. Olster: Nonprofit organizations and their local affiliates: A study in organizational forms. ... 76

16.3.2 Van den Berg e.a.: Franchising als perspectief voor non-profit organisaties... 78

16.3 Analyse theorieën ... 80

16.3.1 Checklist franchising voor non-profit organisaties... 80

Deel 7 Franchising en Stichting “X” Hoofdstuk 17 Franchising en Stichting “X” ...83

17.1 Toetsing Stichting “X” aan de hand van de checklist franchising voor non-profit organisaties ... 83

(9)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 8

Hoofdstuk 18 Implementatie franchising Stichting “X” ...85

18.1 Organisatievorm landelijk orgaan... 85

18.1.1 Vereniging... 85

18.1.2 Coöperatie... 86

18.1.3 Stichting ... 87

18.1.4 Conclusie ... 87

18.2 Vormen van franchising ... 87

18.3 Intensiteit van franchising... 88

18.4 De franchisegever ... 88

18.4.1 Organisatiestructuur... 88

18.4.2 Ondersteuning en begeleiding ... 89

18.4.3 Werkconferentie en handboek ... 90

18.4.4 Vereisten aan de franchisegever ... 90

18.4.5 Investeringen en kosten voor de franchisegever ... 91

18.5 De franchisenemer... 91

18.5.1 Vereisten aan de franchisenemer ... 91

18.5.2 Investeringen en kosten voor de franchisenemer ... 92

18.6 Werving en selectie van franchisenemers ... 92

18.7 Toezicht en controle... 92

18.7.1 Sancties ... 92

18.8 De franchiseraad... 93

18.9 Fasering implementatie franchising ... 93

18.9.1 Het starten van een lokale Stichting “X”... 93

18.10 Financiën Stichting “X” Nederland ... 95

18.10.1 Formatie personeel ... 95 18.10.2 Financiële begroting... 95 18.10.3 Inkomsten... 96 18.11 Conclusie ... 96 Conclusie ...97 Bibliografie ...98

(10)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 9

Inleiding

In de wereld zijn er veel problemen met betrekking tot armoede, hongersnood, onderwijs en gezondheidszorg. Veel overheden, hulporganisaties, stichtingen en non-profit organisaties proberen deze problemen het hoofd te bieden. Bijna al deze pogingen staan op zichzelf. Er wordt veel energie, tijd en geld gestoken in het vinden van goede oplossingen voor deze problemen, maar veelal worden ze stuk voor stuk aangepakt zonder dat er kennis en ervaring gedeeld wordt tussen de organisaties. In deze scriptie wordt gekeken welke rol franchising hierin zou kunnen spelen. Deze rol wordt bekeken vanuit het oogpunt van Stichting “X” Zwolle, een vrijwilligersorganisatie die sinds 2003 actief is. De formule “X” heeft iets unieks waardoor personen en instellingen vanuit het hele land geïnteresseerd zijn in het concept. Stichting “X” heeft bij mij de vraag neergelegd te onderzoeken op welke manier deze formule in andere plaatsen dan Zwolle zou kunnen worden ingezet.

Om deze vraag op een gedegen manier te kunnen beantwoorden wordt er in deel één een onderzoeksopzet gegeven. Deel twee gaat in op de formule “X” zoals die nu in Zwolle operationeel is. In een aantal hoofdstukken worden de uitgangspunten, werkwijze en de structuur van de formule beschreven. In deel drie wordt een interne en externe analyse van Stichting “X” uitgevoerd om te kijken of de formule op zich wel levensvatbaar is. Hierbij wordt aandacht geschonken aan de markt voor vrijwilligers, de concurrenten en vindt er een doorlichting van Stichting “X” Zwolle plaats aan de hand van het INK-model. In het vierde deel wordt ingegaan op de aanleidingen voor de verbreding van de formule “X” en de plannen voor de toekomst. Voordat een antwoord gegeven kan worden op de vraag op welke manier de formule verbreedt moet worden moet eerst de vraag beantwoordt worden of er wel verbreedt moet worden. Om te verbreden zijn er lokale initiatiefnemers nodig die kunnen opereren in een heldere structuur en daarom wordt er gekozen voor franchising. In deel vijf wordt de samenwerkingsvorm franchising nader bekeken. Aan de hand van verschillende auteurs die over franchising hebben geschreven wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste kenmerken en uitgangspunten van franchising. Deel zes gaat daarna in op franchising in non-profit situaties. Op basis van een tweetal theorieën wordt een checklist opgesteld waarmee non-profit organisaties kunnen onderzoeken of franchising voor hun een geschikt besturingsconcept is. Tenslotte wordt in deel zeven gekeken of en hoe franchising bij Stichting “X” geïmplementeerd moet worden.

(11)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 10

Deel 1 Onderzoeksopzet

(12)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 11

Hoofdstuk 1

Onderzoeksopzet

In dit hoofdstuk wordt de opzet van het onderzoek beschreven. Deze onderzoeksopzet wordt beschreven aan de hand van het stappenschema van een beleidsondersteunend onderzoek.

1.1 Beleidsondersteunend onderzoek

Het onderzoek dat ik in het kader van mijn afstudeeropdracht bij Stichting “X” heb uitgevoerd is een beleidsondersteunend onderzoek. Een beleidsondersteunend onderzoek beoogt concrete kennis op te leveren die bruikbaar is in een specifieke situatie van een aanwijsbare klant en een gedeelte van de totale kennisbehoefte bevredigt. 1 Een beleidsondersteunend onderzoek heeft het volgende

stappenschema:

1. Probleemstellen: het vooronderzoek: Het formuleren van een goede probleemstelling is

essentieel voor de kwaliteit van het onderzoek. In augustus 2004 kreeg ik van Stichting “X” de vraag of ik kon onderzoeken hoe de verbreding van de formule “X” vorm kan krijgen. Om een goed antwoord te kunnen geven op deze vraag ben ik eerst door middel van een diagnose gaan onderzoeken of Stichting “X” wel klaar was om de formule te verbreden en of de formule wel potentie had om verbreed te worden. Nadat uit de diagnose bleek dat op deze vragen een overwegend positief antwoord gegeven kon worden ben ik bezig gegaan met het formuleren van de probleemstelling.

De probleemstelling van een onderzoek is een onderdeel van een van te voren gemaakt onderzoeksplan. Dit onderzoeksplan geeft aan wat het doel van het onderzoek is en met welke middelen dit doel bereikt zal moeten worden. Het doel kan ook aangeduid worden als probleemstelling en de middelen als onderzoeksontwerp. 2 De probleemstelling geeft antwoord op

de vragen waarom er onderzoek wordt gedaan en wat er onderzocht gaat worden. Het waarom betreft het probleem, dat opgelost moet worden. Dit wordt uitgewerkt in de doelstelling. De doelstelling geeft het doel van het onderzoek aan.

Doelstelling:

Advies uitbrengen aan het bestuur van Stichting “X” Zwolle omtrent de te kiezen strategie voor de verbreding van de formule “X” naar andere plaatsen dan Zwolle, waar de formule ontwikkeld en getest is.

De kennis, die nodig is om deze doelstelling te bereiken heeft betrekking op het wat. De uitwerking van het wat wordt vraagstelling genoemd. 3 Om de doelstelling van het onderzoek te bereiken is de

vraagstelling opgesteld.

1 De Leeuw, 1995:205 2 Verschuren, 1999:20 3 Verschuren, 1999:33

(13)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 12 Vraagstelling:

In hoeverre is franchising geschikt voor de verbreding van de formule “X” naar andere plaatsen dan Zwolle, waar de formule ontwikkeld en getest is?

Definities gebruikte begrippen:

Verbreding: Onder verbreding wordt in deze scriptie verstaan dat de formule “X” zoals die in Zwolle is ontwikkeld ook in andere plaatsen in Nederland operationeel wordt. Er is gekozen voor het woord verbreding omdat het geen uitrol van een formule is waarbij een landelijk orgaan bepaalde plaatsen in Nederland aanwijst waar men een Stichting “X” moet beginnen. Waar “X” operationeel wordt hangt af van de initiatiefnemers in de plaatsen. Er moeten mensen opstaan die zich door deze formule gegrepen voelen en hiermee aan de slag willen.

Vrijwilliger: Een vrijwilliger is iemand die onverplicht en onbetaald werk verricht, in enig georganiseerd verband, voor andere mensen of de samenleving. 4

2. Opstellen van theoretisch kader en de opsplitsing van de vraagstelling in

deelvragen: Het ontwerpen van een onderzoeksopzet vraagt om een verdere uitwerking van de probleemstelling. Dit houdt in dat er een theoretisch kader opgesteld moet worden waarmee het onderzoek kan worden uitgevoerd.

(14)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 13 Beschrijving model

In dit conceptueel model is schematisch weergegeven hoe dit onderzoek is opgebouwd. Het uitgangspunt van het onderzoek is Stichting “X” Zwolle. De formule die in Zwolle nu een paar jaar operationeel is slaat zo aan dat er vanuit vele plaatsen in Nederland belangstelling is getoond in de formule. Doelstelling van “X” Zwolle is dan ook om een strategie te vinden die het beste past bij de verbreding van Stichting “X” naar andere plaatsen dan Zwolle. Maar alvorens de formule naar andere plaatsen te verbreden moet eerst de formule duidelijk beschreven en geanalyseerd worden. Tevens moet helder zijn wat het plaatselijke groeipotentieel van de formule is, om te bepalen of de formule wel interessant genoeg is om te verbreden.

Als strategie voor de verbreding wordt gekeken naar de samenwerkingsvorm franchising. De belangrijkste vraag die beantwoordt moet worden is in hoeverre franchising geschikt is in non-profit situaties en dus ook geschikt is voor Stichting “X”.

Het opsplitsen van de vraagstelling in deelvragen zorgt ervoor dat de vraagstelling op een grondige wijze wordt onderzocht.

Deelvragen

1. Wat houdt de formule “X” in?

2. Hoe ziet de omgeving van Stichting “X” eruit?

3. Wat zijn de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van de formule “X”? 4. Wat is de aanleiding voor de verbreding van de formule “X”?

5. Wat is franchising?

6. Wat is belangrijk bij het opzetten van een franchiseorganisatie? 7. Wat is opvallend aan franchising in non-profit situaties?

8. Op welke manier moet Stichting “X” franchising toepassen bij de verbreding van de formule naar andere plaatsen?

3. Het vertalen van de zo verkregen inhoudelijke vragen in methodische vragen: Om

een antwoord te kunnen geven op de deelvragen die tijdens stap twee zijn geformuleerd moeten deze vragen vertaald worden in methodische vragen.

1. Hoe kom ik erachter wat de formule “X” inhoudt? Door stukken te lezen die de medewerkers van Stichting “X” geschreven hebben zoals Strategische Plannen, Jaarplannen en Jaarverslagen. Verder door het aanwezig zijn bij vergaderingen en uitvoerende activiteiten van Stichting “X”.

2. Hoe kom ik erachter hoe de omgeving van Stichting “X” eruit ziet? Door een omgevingsanalyse uit te voeren.

3. Hoe kan ik inzichtelijk maken wat de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen van Stichting “X” zijn? Uit een eerder gemaakte diagnose en omgevingsanalyse zijn de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen af te leiden.

4. Op welke manier kan ik achterhalen wat de aanleiding van Stichting “X” is om te kiezen voor verbreding van de formule? Door interviews te houden met de verschillende teamleiders van Stichting “X”.

(15)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 14 5. Hoe kan ik de samenwerkingsvorm franchising duidelijk uitleggen? Door het werk van verschillende auteurs die over franchising geschreven hebben met elkaar te vergelijken en zo te komen tot een duidelijke uitleg van franchising.

6. Hoe kan ik uiteenzetten wat belangrijk is bij het opzetten van een franchiseorganisatie? Door het werk van verschillende auteurs die hierover hebben geschreven naast elkaar te leggen en zodoende de belangrijkste punten er uit te lichten.

7. Hoe kan ik uiteenzetten wat opvallend is aan franchising in non-profit situaties? Door het werk van verschillende auteurs die over non-profit franchising geschreven hebben met elkaar te vergelijken en zo te komen tot een duidelijke uitleg van franchising in non-profit situaties.

8. Hoe kom ik erachter hoe Stichting “X” franchising moet toepassen bij de verbreding van de formule naar andere plaatsen? Door de literatuur die in de voorgaande hoofdstukken is gebruikt toe te passen op de verbreding van de formule “X”.

4. Het verzamelen van gegevens: Voor het verzamelen van gegevens voor het onderzoek

heb ik verschillende bronnen gebruikt. Allereerst heb ik de documenten van Stichting “X” doorgenomen. Verder heb verschillende literatuur en het internet geraadpleegd. Daarnaast heb ik interviews afgenomen met de teamleiders van de verschillende afdelingen van Stichting “X” Zwolle om meer te weten te komen over de formule “X”. Ik heb interviews afgenomen met:

• Coördinator Stichting “X” Zwolle • Teamleider Ondersteuning

• Teamleider Groepen en Teamleider Maatschappelijke Organisaties • Beleidsmedewerker fondsenwerving

Tijdens deze interviews zijn onder andere de volgende onderwerpen aan de orde gekomen: • Achtergrond, opleiding, werkervaring

• Taken binnen Stichting “X”

• Doorgemaakte ontwikkeling van Stichting “X”

• Toekomstperspectieven op persoonlijk vlak en voor Stichting “X”

5. De analyse en verwerking: In de afgelopen maanden heb ik de verkregen data

geanalyseerd en verwerkt tot deelrapporten zoals: een diagnose van Stichting “X” en het strategisch plan voor de verbreding van “X”. Deze rapporten zijn verwerkt in dit eindrapport.

6. De rapportage: De rapportage naar het bestuur van “X” toe heeft plaatsgevonden tijdens

een bestuursvergadering en nu vindt de rapportage plaats naar de universiteit door middel van deze eindscriptie.

(16)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 15

Deel 2 Stichting “X” Zwolle

(17)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 16

Hoofdstuk 2

Ontstaansgeschiedenis

De initiatiefnemers van Stichting “X” Zwolle zijn geïnspireerd door de werkwijze van de organisatie 'Besom’ die sinds 1987 in Londen actief is. Besom mobiliseert daar honderden mensen vanuit kerken, die geld, goederen en tijd aanbieden om anderen daarmee te dienen. Groepen vrijwilligers knappen flats op, geven goede spullen en geld voor projecten die specifiek voor hen door Besom zijn uitgezocht.

Na onderzoek bleek dat er in Nederland vergelijkbare initiatieven op microniveau waren, maar dat er geen initiatieven zijn die op de gestructureerde wijze zijn opgezet zoals in Londen. Hierdoor ontstond de overtuiging dat de werkwijze van Stichting “X” daadwerkelijk van betekenis kan zijn in de Nederlandse samenleving.

In de oriëntatiefase in 2002 is er een werkgroep gevormd, die heeft gesproken met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties, kerken, politiek en vrijwilligersorganisaties. Daarbij is in eerste instantie gekeken naar het inzetten van groepen om verf- en behangprojecten te gaan doen.

In december 2002 is er vervolgens door Stichting “X” Zwolle een projectplan ingediend bij de gemeente Zwolle en is een start gemaakt met de ontwikkeling en implementatie van de formule “X”.

Het college van B&W in Zwolle heeft in februari 2003 op basis van het projectplan een eenmalige subsidie toegekend van 15.000 euro voor een startjaar in het kader van de tijdelijke stimuleringsregeling vrijwilligerswerk (TSV). De doelstellingen voor dat startjaar zijn gehaald. Groepen met een diversiteit aan leeftijden (16-70 jaar), achtergronden en opleidingsniveaus hebben zich ingezet. Er is nauw samengewerkt met diverse maatschappelijke organisaties en er is een netwerk ontstaan in de breedte van maatschappelijke, politieke en kerkelijke organisaties in Zwolle. Stichting “X” heeft een formule ontwikkeld die bewezen heeft te werken. De infrastructuur aan de aanbodkant en aan de vraagkant maakt het mogelijk om op een nieuwe en gestructureerde wijze invulling te geven aan samenhang en aan zorg voor elkaar in een lokale samenleving. De reactie vanuit maatschappelijke organisaties die werkzaam zijn binnen de gemeente Zwolle is vaak: dit is een gat in de markt. Maatschappelijke organisaties blijken vele mogelijkheden te zien om gebruik te maken van de vrijwillige inzet van groepen mensen ten dienste van cliënten die daarmee daadwerkelijk geholpen kunnen worden. Om kaders te bieden voor dit werk zijn subsidies binnengekomen van de gemeente Zwolle, woningcorporaties, fondsen (o.a. Oranjefonds, Stichting Doen) en andere sponsoren waardoor het werk in Zwolle voorlopig kan worden gecontinueerd.

(18)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 17

Hoofdstuk 3

Missie en visie

Stichting “X” is begin 2003 in Zwolle van start gegaan met de volgende missie:

Stichting “X” is ervan overtuigd dat mensen bereid zijn om zich in te zetten voor de ander en de samenleving. De kloof tussen die bereidheid en het daadwerkelijk in actie komen is voor veel mensen (te) groot. Er is een brug, een verbindende schakel nodig. Stichting “X” wil vanuit een christelijke sociale basis deze schakel zijn.

Vanuit de missie is het doel van Stichting “X”:

Een brug slaan tussen mensen die iets te bieden hebben en mensen die daarmee geholpen kunnen worden.

“X” wil die brug zijn. Stichting “X” bouwt een brug tussen, aan de ene kant een groot potentieel aanbod van flexibel beschikbare mensen die zich willen inzetten voor de ander, en aan de andere kant de vraag naar ondersteuning vanuit de samenleving. “X” wil bestaande groepen (bijbelstudie groepen, jeugdclub, wijkkring van een kerk) die incidenteel hun handen willen aanbieden voor klus- of verhuis- of schoonmaakprojecten in contact brengen met mensen die hulp nodig hebben. Stichting “X” hanteert een aantal criteria waaraan hulpontvangers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor de inzet van een groep. “X” zet een groep in bij iemand:

• die onvoldoende geld, gezondheid of netwerk heeft om zelf de klus te klaren; • die in een hulpverleningstraject zit of komt;

• van wie de problematiek niet een te groot risico vormt voor de groep.

De maatschappelijke organisaties, zoals de afdeling Leefbaarheid, Dienstbaarheid en Bijzondere Doelgroepen van de gemeente Zwolle, Vrouwenhulpverlening en het RIBW (Regionaal Bureau Begeleid Wonen), waar Stichting “X” mee samenwerkt bepalen of de hulpontvanger aan deze criteria voldoet.

Een groep kan aangeven wanneer een dag of een dagdeel beschikbaar wordt gesteld. Dit aanbod brengt “X” onder de aandacht van bestaande maatschappelijke organisaties. Voor deze organisaties is het aanbod van een vrijwilligersgroep een mogelijkheid die benut kan worden als een impuls voor bestaande trajecten met cliënten. Een groep van 8 personen die 8 uur aan het werk wil gaan, stelt op één dag dan 64 uur in een keer beschikbaar. Stichting “X” richt zich voornamelijk op bestaande groepen in kerken en christelijke organisaties en daagt hen uit om zich een dag per jaar in te zetten. Het aanbod van vrijwilligersgroepen blijkt verrassend groot en het aantal groepen dat zich bij Stichting “X” aanmeld groeit snel.

Stichting “X” heeft de volgende visie geformuleerd:

Stichting “X” wil vanuit een christelijke sociale basis een maatschappelijke beweging op gang brengen waarbij mensen, met hun beschikbare mogelijkheden, het vanzelfsprekend vinden zorg te dragen voor elkaar en de samenleving.

(19)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 18

Hoofdstuk 4

Kritische succesfactoren van

Stichting “X”

Wat is specifiek aan “X”? In deze paragraaf komen de vier kritische succesfactoren aan de orde die bepalend zijn voor de formule en de werkwijze van “X”. Achtereenvolgens zijn dat:

• het aanbod van vrijwilligers staat centraal;

• de inzet wordt geregeld via maatschappelijke organisaties; • werken met een structurele opzet en professionele aanpak; en • werken met lokale initiatiefnemers.

4.1 Het aanbod van vrijwilligers staat centraal

Stichting “X” begint bij het potentieel van mensen die diensten te bieden hebben. De vrijwilligers zijn de doelgroep. Onder een vrijwilliger wordt iemand verstaan die onverplicht en onbetaald werk verricht, in enig georganiseerd verband, voor andere mensen of de samenleving. 5

Op basis van het aanbod van mogelijkheden en tijd van vrijwilligers, wordt een passend project gezocht. Deze werkwijze voorkomt dat mensen zich vanuit een claim of vanuit plichtsgevoel inzetten.

Uit de ervaring met het inzetten van vrijwilligers in Zwolle via maatschappelijke organisaties en de contouren van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning blijkt dat de behoefte aan vrijwillige inzet en de nood in de samenleving hoog is. Dit zal vooralsnog wel zo blijven. “X” stelt de mogelijkheid om iets te geven voorop waardoor de keuze van mensen om tijd beschikbaar te stellen een meer bewuste keuze kan zijn. De ervaring is dat veel mensen zich in een later stadium graag opnieuw inzetten.

Door het aanbod centraal te stellen is “X” geen nieuw hulpverleningsinitiatief maar een beweging van mensen die bereid zijn om zich in te zetten. Dit aanbod blijkt aanvullend op de vragen vanuit maatschappelijke organisaties die steeds meer vraag gestuurd zijn gaan werken.

Kerken hebben in de geschiedenis lange tijd een initiërende en uitvoerende taak op zich genomen die we omschrijven als: het betonen van barmhartigheid. Een taak die gaandeweg door de overheid en door professionals is overgenomen. De overheid legt momenteel sterk de nadruk op de verantwoordelijkheid van de burger. Zij wil dat het maatschappelijk middenveld en de professionele hulpverlening elkaar gaan aanvullen. De huidige ontwikkelingen leiden ertoe dat er nieuwe mogelijkheden zijn om het vrijwilligerspotentieel dat aanwezig is in de samenleving te benutten.

“X” richt zich op het potentieel aan vrijwilligers, dat nog onvoldoende benut wordt. Mensen hebben iets te bieden: hart, handen en vaardigheden, maar er is in veel gevallen geen brug om dat aanbod te bundelen en om het te brengen bij de vraag vanuit de samenleving.

(20)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 19 “X” richt zich proactief op een groot potentieel van bestaande groepen vanuit de breedte van kerken en christelijke organisaties. Andere groepen kunnen zich ook aanmelden voor een project, maar daarin stelt “X” zich reactief op. Binnen kerken is een diversiteit aan structuren en groepen die meestal geografisch zijn georganiseerd (wijkkringen, bijbelstudiegroepen, groeigroepen, jeugdgroepen, gespreksgroepen etc.). Doordat deze groepen op regelmatige basis bij elkaar komen is het voor “X” goed mogelijk om afspraken te maken met een hele groep. Voor een groep is het doen van een activiteit via “X” zowel samenbindend als zinvol. De mogelijkheid die “X” groepen biedt om zich in te zetten sluit ideologisch aan bij de christelijke opdracht om naar de naaste om te zien. De inzet voor sociale gerechtigheid is een opdracht waar mensen zich verlegen mee voelen. Ze willen wel, maar zijn zich in veel gevallen niet bewust van de mogelijkheden. Meso- en macroniveau: Initiatieven om dienend aanwezig te zijn in de samenleving zijn er op microniveau. Vanuit particulier initiatief of vanuit kerken of andere organisaties zijn meerdere activiteiten aan te wijzen waarbij een persoon of groep zich vrijwillig inzet voor een goed doel. De formule van “X” biedt mogelijkheden om het potentieel te benutten vanuit een meer overstijgend niveau, meso (gemeente/ provincie) en macro (landelijk). In Zwolle hebben in 2005 71 groepen zich één dag ingezet en de verwachting is dat er in 2006 120 groepen zich beschikbaar zullen stellen.

Het aanbod dat komt uit kerken en andere (christelijke) organisaties kan gebundeld worden waardoor de stichting ook daadwerkelijk en structureel iets te bieden heeft als geloofwaardige partner richting lokale overheid, maatschappelijke organisaties en fondsen.

De concepten die “X” tot nu toe heeft ontwikkeld zijn gericht op het inzetten van groepen. “X” boort nieuwe categorieën vrijwilligers aan. In het aanbod van vrijwilligers heeft “X” een onderverdeling gemaakt naar drie doelgroepen met elk hun eigen aanpak. Dit zijn:

• Algemene groepen • Jong

• Flex

Algemene groepen: Deze categorie bestaat uit bestaande groepen volwassenen. De mogelijkheid tot incidentele inzet spreekt in het bijzonder tweeverdieners, ouders met kinderen en hoger opgeleiden aan. Dit is een categorie die zich in veel gevallen niet structureel aan vrijwilligerswerk wil binden, omdat ze daar de tijd niet voor hebben.

Jong: Deze categorie bestaat uit groepen van jongeren tussen de 15 en 25 jaar. Vanwege de leeftijd en de cultuur van jongeren vraagt dit om andere begeleiding en een ander type projecten dan voor algemene groepen.

(21)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 20 Flex: Deze categorie bestaat uit groepen die worden samengesteld vanuit het individuele aanbod van mensen die incidenteel of structureel tijd beschikbaar stellen. Dit concept blijkt onder meer goed aan te sluiten bij de zogenaamde ‘nieuwe ouderen’, of ‘fitte vutters’.

De diversiteit aan groepen zal zich in de toekomst uitbreiden. Er zijn bijvoorbeeld contacten met scholen voor middelbaar en hoger onderwijs en er valt te denken aan de inzet van groepen vanuit allochtone kerken.

Het aanbod centraal stellen is het belangrijkste en meest onderscheidende kenmerk van de formule. Het blijkt in de praktijk dat het nog wel eens een tijd duurt voordat mensen het hoe en wat en het belang van deze werkwijze gaan inzien. De groep staat centraal. Er wordt een project gedaan als er een groep is, er wordt geen groep gezocht bij een project.

4.2 De inzet regelen via maatschappelijke organisaties

De tweede kritische succesfactor is dat het inzetten van een groep geregeld wordt via maatschappelijke organisaties. Dit is een logisch gevolg van de eerste: het aanbod van de groep wordt ingebed in bestaande hulpverleningstrajecten van maatschappelijke organisaties. De inbedding van de inzet van een groep in een hulpverleningstraject geeft op twee manieren duidelijkheid:

• “X” is zelf geen hulpverlenende instantie en heeft geen aspiraties om dit te willen worden. • “X” biedt handen aan bij de maatschappelijke organisatie. Mensen die hulp nodig hebben

kunnen zelf geen hulp aanvragen bij Stichting “X”. De indicatie, wie hulp wel of niet nodig heeft, is de verantwoordelijkheid en taak van de maatschappelijke organisatie.

In de praktijk leidt dit tot de volgende werkwijze. Wanneer groepen aangeven dat ze een dag of dagdeel beschikbaar zijn, biedt “X” dit aanbod aan bij bestaande maatschappelijke organisaties. De organisaties doen vervolgens een voorstel voor een project bij een cliënt die met dit aanbod geholpen kan worden. Een voorwaarde die “X” stelt is dat de hulpverlener de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de cliënt tijdens de uitvoering van het project op zich neemt. Criteria voor de keus van het bieden van hulp aan een cliënt zijn daarbij dat de hulpontvanger zelf onvoldoende geld, netwerk of gezondheid heeft om een project zelf te realiseren.

In de voorbereiding van de projectdag werken Stichting “X”, een contactpersoon van de groep en een begeleider vanuit de maatschappelijke organisatie nauw samen. De samenwerking met de maatschappelijke organisatie biedt vrijwilligers een garantie dat de hulp goed terechtkomt. De inzet van een groep is een impuls voor het traject dat de maatschappelijke organisaties met hun cliënten gaat om hen zoveel mogelijk zelfstandig te laten functioneren in de samenleving. Door de inzet een plaats te geven binnen het hulpverleningstraject is een project geen losse actie maar vullen hulpverlening en vrijwillige inzet elkaar aan.

(22)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 21

4.3 Werken volgens een structurele opzet en professionele aanpak

Wat “X” in feite doet is op een structurele manier groepen inzetten die incidenteel beschikbaar zijn. Elke week worden groepen ingezet, maar elke week andere groepen. Dit houdt in dat elke groep opnieuw begeleid moet worden.

Om de brugfunctie tussen groepen vrijwilligers en maatschappelijke organisaties structureel op te zetten op meso- en macroniveau zijn professionele kaders nodig. Deze kaders worden gekenmerkt door twee begrippen: kwaliteit en continuïteit.

4.3.1 Kwaliteit

“X” zet structureel incidenteel beschikbare groepen in, veelal voor kwetsbare en door het leven beschadigde mensen. Voor de begeleiding van deze groepen is professionele aansturing nodig, vanwege de complexe problematiek van sommige hulpontvangers. Daarom heeft “X” een team van mensen die de kennis en ervaring hebben die nodig is voor het begeleiden van groepswerk/ vrijwilligerswerk binnen de context van de hulpverlening.

Uit een publicatie van het Sociaal en Cultureel Planbureau 6 blijkt dat er steeds meer aandacht

komst voor een nieuw type vrijwilliger. Het gaat om een toenemend aantal personen dat wel bereid is tot inzet voor organisaties, maar zich niet voor lange tijd en uitsluitend ten behoeve van één vereniging wenst vast te leggen. Uit het rapport blijkt dat de nieuwe vrijwilliger zich in hoge mate laat leiden door zijn persoonlijke belangstelling en actuele agenda. Hij is projectgericht, streeft naar een afgebakend en duidelijk in de tijd gemarkeerd takenpakket.

De formule “X” speelt in op deze ontwikkeling aangezien:

• Er van tevoren door de groep wordt vastgesteld op welke dag en tijd er een project uitgevoerd wordt, zodat de inzet afgebakend is;

• De hulpontvangers worden geselecteerd door de maatschappelijke organisatie zodat “X” en de groep zeker weten dat de hulp goed terechtkomt en dat de inzet van een groep een impuls is voor het traject dat de maatschappelijke organisatie met hun cliënt aangaat; • Alle randvoorwaarden om het project uit te kunnen voeren, zoals het inventariseren van

de benodigde materialen, worden geregeld aan de hand van door “X” gemaakte standaardprocedures.

4.3.2 Continuïteit

Om de structurele stroom van groepen en dus de continuïteit van “X” te kunnen waarborgen zijn er een aantal randvoorwaarden opgesteld.

Ten eerste zijn er netwerken nodig in de breedte van kerken en andere organisaties voor het aanbod van groepen en in de breedte van maatschappelijke organisaties voor de vraag naar hulp. “X” is voor kerken een mogelijkheid tot diaconaat in de stad. De optimale situatie is dat er in elke kerk of organisatie een coördinator en/ of een werkgroep “X” is, die het aanbod vanuit die kerk in kaart kan brengen en kan mobiliseren. Daarnaast is er een netwerk in de breedte van

(23)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 22 maatschappelijke organisaties nodig om voldoende mogelijkheden te hebben om het aanbod van groepen in te kunnen zetten voor mensen die dat echt nodig hebben.

Een tweede aspect om de continuïteit te waarborgen is de intentie en het vermogen om te innoveren. “X” wil blijven innoveren met nieuwe concepten die binnen de functie van “X” liggen waardoor het voor mensen/ groepen prikkelend is èn blijft om hart en handen aan te bieden. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan projecten waarbij groepen een dag op pad gaan met demente bejaarden of gehandicapten of een andere mogelijkheid is het matchen van goederen. Na een startfase ontstaat hierdoor een sneeuwbaleffect. Wanneer een infrastructuur is opgebouwd binnen kerken en maatschappelijke organisaties kan het aantal groepen exponentieel groeien. De formule van “X” biedt de mogelijkheid tot een structurele, wezenlijke en groeiende bijdrage ten dienste van de samenleving.

4.4 De lokale initiatiefnemers

Een vierde succesfactor van “X” is de inzet, kennis en ervaring van de lokale initiatiefnemers. In Zwolle hebben de initiatiefnemers het idee “X” in twee jaar opgebouwd tot een formule die de potentie heeft om ook in andere plaatsen ingezet te worden. Het is voor nieuwe plaatsen van groot belang dat er gemotiveerde mensen zijn die “X” willen en kunnen opstarten. Deze initiatiefnemers moeten netwerken in kerken en maatschappelijke organisaties hebben en moeten in staat zijn om mensen bij elkaar te brengen en enthousiast te maken voor het werk van “X”. Een zorgvuldige selectie van lokale initiatiefnemers is dan ook een vereiste voor de start van “X” in een andere plaats.

4.5 Conclusie

Het meest essentiële aspect van de kritische succesfactoren is dat “X” uitgaat van de vrijwilliger die zich aanbiedt: de vrijwilliger is het uitgangspunt en de werkwijze van “X” is daarop gebaseerd. Om dit te bereiken:

• zoekt “X” een project voor een groep vrijwilligers en geen vrijwilligers voor een project. • is “X” zelf geen hulpverleningsinstantie. Iemand die hulp nodig heeft kan geen aanvraag

doen bij “X”. De hulpvragen worden gekanaliseerd via een maatschappelijke organisatie. • worden heldere afspraken gemaakt en voorwaarden gesteld zodat de gever dat kan

geven wat hij aangeboden heeft. • worden groepen zorgvuldig begeleid.

• wordt door de lokale initiatiefnemers in een plaats een infrastructuur voor zowel het aanbod als de vraag opgebouwd, waardoor het aantal groepen dat zich inzet exponentieel kan groeien.

(24)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 23

Hoofdstuk 5

Werkwijze

In dit hoofdstuk wordt in een vogelvlucht de werkwijze van Stichting “X” uiteengezet. De werkwijze is op te delen in zeven stappen.

5.1 Werkwijze in vogelvlucht

1. “X”atie

Een groep meldt zich bij “X” via de website of het secretariaat van de lokale stichting. Als de groep nog niet eerder een project via “X” heeft gedaan wordt er met de groep een afspraak voor een “X”atie gemaakt.

Een medewerker komt langs op een avond om te vertellen wat de visie en werkwijze van “X” is. Ook legt hij/zij uit hoe er omgegaan wordt met zaken als hygiëne, fotobeleid, materialen en verzekeringen. Op basis van die “X”atie kan de groep aangeven of ze bereid bent om tijd beschikbaar te stellen. Een “X”atie is een contactmoment tussen een medewerker van Stichting “X” en de groep die zich (mogelijk) gaat in zetten. De groepen worden via “X” en de maatschappelijke organisaties ingezet voor een kwetsbare doelgroep. Daarom vindt “X” het belangrijk dat de hele groep op de hoogte is van de visie en werkwijze.

2. Inventarisatie

Als de groep besloten heeft een project te willen doen dan inventariseert “X” de (on)mogelijkheden van de groep. Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat er mensen zijn die last hebben van rugklachten, wat betekent dat “X” geen verhuisproject zal zoeken. Of de groep zo groot is dat “X” meerdere projecten moet zoeken of een ander soort project. Groepen kunnen ook aangeven wat voor soort project ze willen doen, bijvoorbeeld een verhuizing, schilderen of een dagje weg met demente bejaarden. Verder wordt er afgesproken wie van de groep het aanspreekpunt, de contactpersoon van de groep is. En niet te vergeten op welke datum en voor hoeveel uur de groep beschikbaar is. 3. “X” zoekt geschikt project

Op basis van het aanbod van een groep vrijwilligers wordt een passend project gezocht. “X” brengt het aanbod van de groep onder de aandacht van maatschappelijke hulporganisaties. Samen met hen zoekt “X” naar een geschikt project dat voldoet aan de voorwaarden van “X”. Zij geven aan wie van hun cliënten het beste geholpen kunnen worden. Als er een geschikt project gevonden is, koppelt “X” dit terug naar de groep. Deze aanbodgerichte werkwijze is een van de unieke aspecten waarmee Stichting “X” zich onderscheidt.

In Zwolle werkt Stichting “X” momenteel samen met 25 maatschappelijke organisaties: • Gemeente Zwolle

• Frion, de Blokhorst • Zwolse Poort

• Projectteam Holtenbroek

• Regionaal Instituut Begeleid Wonen

• PART - maatjeswerk • MEE IJsseloevers

• Stichting CAD (Consultatiebureau Alcohol en Drugs)

(25)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 24 • Maatschappelijk werk (de Kern)

• Algemeen maatschappelijk werk • Stichting Dabar

• WRZVhallen

• SWZ

• Zusters van de Oblaten van Assumptie • Bureau Jeugdzorg

• Zorgcombinatie – de Riethorst • Stichting Welzijn Ouderen

• Leger des Heils (o.a. Grijs Genoegen) • Wet Voorziening Gehandicapten (gem.

Zwolle)

• Diaconie Adventskerk • Thuiszorg Curadomi Kampen • Vrouwenopvang Overijssel • Waterschap Overijssel • Regiopolitie IJsselland

4. Projectbezoek

Indien de groep instemt met het voorgestelde project vindt er een projectbezoek plaats waarbij allerlei afspraken over de uitvoering van het project worden vastgelegd. Hiervoor zijn standaard formulieren ontwikkeld. Bij het projectbezoek zijn een viertal mensen aanwezig: de hulpontvanger, de hulpverlener van de maatschappelijke organisatie die de hulpontvanger begeleidt, de contactpersoon van de groep en de medewerker van Stichting “X”. Het projectbezoek heeft verschillende functies: een eerste indruk, kennismaking en het maken van haalbare afspraken over de tijd, plaats en benodigdheden voor de aanpak van het project.

5. Uitvoering project

Op de afgesproken dag vindt het project plaats, de medewerker van “X” opent en sluit het project en verder voert de groep het project zelfstandig uit. De mensen die geholpen worden, werken zelf mee. Voor zover het binnen hun mogelijkheden ligt. Soms kunnen ze mee klussen, soms zetten ze alleen de koffie. Maar het blijft natuurlijk hun huis, hun tuin.

6. Terugkoppeling en evaluatie

Nadat het project is uitgevoerd wordt een evaluatie gevraagd van de groep. “X” evalueert het project ook met de hulpverlener van de maatschappelijke hulporganisatie om te kijken wat het project heeft betekend voor de hulpontvanger. Dit koppelt “X” na deze evaluatie schriftelijk aan de groep terug.

7. Een volgend project

Soms zijn de groepen zo enthousiast dat ze meteen een volgende datum inplannen voor een nieuw project.

5.2 Motivatie achter werkwijze

Als organisatie werkt “X” vanuit een christelijke motivatie. De projecten van “X” staan in het teken van geven en worden uitgevoerd zonder verdere bijbedoeling. Er is wel een achterliggende gedachte achter de werkwijze van “X”. “X” wil mensen en in het bijzonder christenen de mogelijkheid geven om zich op een praktische manier dienstbaar op te stellen richting de samenleving. Gods handen zijn in zekere zin onze handen. Door onze handen onvoorwaardelijk in te zetten, wil “X” iets laten zien van Gods betrokkenheid bij mensen.

(26)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 25 Het aanbod van groepen komt voor een groot deel uit kerken en andere christelijke organisaties. Kerken ervaren weer in toenemende mate verantwoordelijkheid voor armoede en onrecht in de samenleving. “X” biedt kerken de mogelijkheid en de ondersteuning om een praktische invulling te geven aan dienstbaarheid aan mensen in de samenleving die dit nodig hebben.

In de huidige maatschappij is tijd een kostbaar goed. Door een deel hiervan beschikbaar te stellen, kunnen veel mensen geholpen worden. Het gaat dan wel om mensen die niet zelf de klus kunnen klaren en geen sociaal vangnet hebben.

De ervaring is dat een groep die zich inzet veel kan betekenen voor iemand anders. Het heeft ook vaak veel effect op een groep zelf. Door te delen, te ontmoeten wordt enerzijds de onderlinge band versterkt. Anderzijds opent het ook ogen van mensen voor de nood van de samenleving en het motiveert mensen om zich ook in andere verbanden in te zetten.

5.3 Betrokken partijen

Bij elk project zijn vier partijen betrokken: • De groep vrijwilligers

• De hulpontvanger

• De maatschappelijke organisatie • Stichting “X”

Stichting “X” coördineert het project. Zij onderhoudt het contact met de contactpersoon van de groep en de contactpersoon van de maatschappelijke organisatie. De maatschappelijke organisatie is tijdens het project verantwoordelijk voor de begeleiding van de hulpontvanger. De groep vrijwilligers gaat tijdens het project zelfstandig aan het werk. De medewerker van “X” is alleen aanwezig bij de start en afsluiting van het project, gedurende rest van het project is de medewerker wel stand-by in geval van eventuele problemen.

Het project wordt doormiddel van een standaard contract bevestigd. In dit contract geeft de hulpontvanger aan dat hij/zij ermee akkoord gaat dat een groep vrijwilligers in zijn/haar huis aan het werk gaat en de groep bevestigd dat ze op de afgesproken dag met een minimum aantal mensen aanwezig zullen zijn zodat het project, mits er zich geen onvoorziene omstandigheden voordoen, ook afgemaakt kan worden.

(27)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 26

Hoofdstuk 6

Organisatiestructuur

In het organogram is de formele structuur van Stichting “X” Zwolle weergegeven:

Bestuur

Het bestuur heeft de formele verantwoordelijkheid voor Stichting “X” en houdt zich bezig met de strategische gang van zaken. Het bestuur bestaat een vijftal personen met verschillende achtergronden, vaardigheden en netwerken. In het bestuur van Stichting “X” Zwolle zitten mensen uit de Zwolse gemeenteraad, uit het bedrijfsleven en uit de gezondheidszorg. Deze mix van achtergronden zorgt ervoor dat het bestuur Stichting “X” op een deskundige wijze kan besturen. Coördinatie

Er is in Zwolle een coördinator die de dagelijkse leiding heeft over Stichting “X”. Hij is verantwoording verschuldigd aan het bestuur. Samen met de teamleiders van de afdelingen Kerken, Groepen en Maatschappelijke Organisaties (de rode hokjes) vormen zij het operationele team. Het operationele team is verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken binnen Stichting “X”.

Afdeling Kerken

De afdeling Kerken bestaat uit een teamleider en daaronder hangt per kerkveld een regiegroep en per kerk een coördinator. Er is onderscheid gemaakt in een vijftal kerkvelden:

• Gemeenten die behoren tot de PKN (Protestantse Kerk in Nederland) • Gemeenten binnen de 'kleine oecumene':

G.K.V. (Gereformeerde Kerk Vrijgemaakt), C.G.K. (Christelijke Gereformeerde Kerk) N.G.K. (Nederlands Gereformeerde Kerk)

(28)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 27 • Evangelische gemeenten

• Katholieke kerken

• Interkerkelijke organisaties – zakenlieden, studenten, vrouwengroepen etc.

Omdat deze kerkvelden verschillende culturen hebben is er een op maat gemaakt plan van aanpak nodig voor de benadering van het kerkveld.

Een regiegroep is voor de teamleider Kerken een mogelijkheid om een strategie uit te zetten voor het benaderen van een bepaald kerkveld. Deze regiegroep moet meer gezien worden als een klankbordgroep. Als de structuur van coördinatoren per kerk eenmaal is opgezet zullen de regiegroepen misschien nog eens per jaar bijeenkomen om de belangrijkste ontwikkelingen door te nemen, maar dan horen ze eigenlijk niet meer zo prominent in het organogram aanwezig te zijn. Onder een regiegroep hangt per kerk een coördinator, die eventueel met behulp van een werkgroep, Stichting “X” re”X”eert binnen de gemeente. Deze coördinator onderhoudt het contact met de teamleider Kerken. Via de coördinator kunnen groepen vrijwilligers zich aanmelden bij “X”. Binnen een groep is er een contactpersoon die het contact onderhoudt met de medewerker van “X”. Als een groep zich heeft aangemeld neemt de afdeling Groepen het contact met de groep vrijwilligers over.

Afdeling Groepen

De afdeling Groepen houdt zich bezig met begeleiden van groepen vrijwilligers die zich hebben aangemeld bij “X”. De taken van dit team zijn het houden van “X”aties voor groepen en het begeleiden van de groepen bij de projecten. Deze afdeling heeft drie verschillende aandachtsgebieden, te weten Algemeen, Jong en Flex.

Afdeling Maatschappelijke Organisaties

De afdeling Maatschappelijke Organisaties (MO) is verantwoordelijk voor het contact met de maatschappelijke organisaties. Als een groep vrijwilligers zich heeft aangemeld gaat de teamleider MO op zoek naar een passend project. Daarvoor wordt er contact opgenomen met de coördinatoren van de maatschappelijke organisaties waar Stichting “X” mee samenwerkt. Deze coördinatoren zijn het aanspreekpunt voor Stichting “X” binnen de maatschappelijke organisaties. Als er een passend project gevonden is wordt er een projectbezoek gepland.

Stafafdelingen

De afdeling Ondersteuning neemt allerlei taken op zich die niet direct met het realiseren van de doelstelling te maken hebben, maar wel moeten worden uitgevoerd om deze te realiseren, zoals: secretariaat, financiële administratie, ondersteuning van coördinatie in rapportage, urenverantwoording, financiële verantwoording, verzekeringen etc.

De afdeling Fondsenwerving heeft als doel het realiseren van de financiële inkomsten die begroot zijn in het strategisch plan. Daarbij kan gedacht worden aan subsidies van fondsen, de lokale overheid, woningcoöperaties en het bedrijfsleven.

De afdeling PR/ communicatie onderhoudt de contacten met de pers en is verantwoordelijk voor alle communicatiemiddelen zoals “X”aties, brochures en de website.

(29)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 28

Hoofdstuk 7

Huisstijl

Een merk is veelal het meest waardevolle wat een onderneming bezit. Een merk behoort tot het kapitaal van een onderneming. Voor Stichting “X” is het merk en logo waardevol omdat er landelijk naamsbekendheid wordt opgebouwd waardoor Stichting “X” een sterke partij is in contacten op landelijk niveau, zoals met het ministerie van VWS.

Door het merk te deponeren bij het Benelux-Merkenbureau heeft Stichting “X” het exclusieve gebruiksrecht op het merk en mogen derden niet zonder toestemming de naam en het logo gebruiken.

7.1 Naam Stichting “X”

De naam Stichting “X” heeft verschillende betekenissen.

In de eerste plaats spreekt uit de naam “X” het verlangen om namens God aanwezig te zijn in de samenleving met open ogen en met een bewogen hart. Aanwezig, door er daadwerkelijk te zijn voor mensen die met de inzet van tijd/ middelen geholpen kunnen worden.

In de tweede plaats is het de engelse term voor een cadeau. Een “X”je waaruit aandacht en zorg blijkt van de gever voor degene die het ontvangt.

De derde betekenis heeft te maken met het engelse “X” (= huidig, nu, als in ‘“X” time’). Inzet die nu geboden kan worden, passend en ingezet op een actuele en creatieve manier op een plaats waar het nodig is.

7.2 Logo Stichting “X”

De doelstelling van Stichting “X” komt naar voren in het logo: Het is een brug, tussen gevers en ontvangers. Maar, zoals dat gaat bij een brug, ontmoeten mensen elkaar en het is uiteindelijk maar de vraag wie iets aan wie geeft. De ervaring van veel deelnemers aan projecten is dat ze zelf rijker worden en ontvangen door een deel van hun tijd weg te geven aan een ander. Wonderlijk ook dat soms de ogen open gaan bij mensen voor wat er schuil gaat achter voordeuren in de eigen stad. Naast de brug, is in het logo een mensfiguur te zien de bereid is om zijn handen uit te steken naar een ander. Een mens die bereid is om geven, dat staat voorop in de visie en werkwijze van “X” en niet de hulpvraag en de nood die vanuit de samenleving op “X” af komt.

Andere gedachten bij het logo:

• Drie stippen: Vader, Zoon, Heilige Geest.

• Mensfiguur als beeld van God die zich naar ons uitstrekt.

• Een klodder verf, refererend aan de projecten die gedaan worden. • Een ouderwetse weegschaal – balans tussen aanbod en vraag.

(30)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 29 Het logo van “X” is ontworpen door Edgar Kruijer van communicatieadviesbureau KW-communicatie in Heerde.

Het logo is de basis voor de huisstijl van Stichting “X” die verwerkt is in de brochure, powerpoint”X”aties, briefpapier, visitekaartjes, website etc.

(31)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 30

Hoofdstuk 8

Overige aspecten

In dit hoofdstuk worden alle overige aspecten van de formule “X” besproken.

8.1 Verzekeringen

Voor de inzet van groepen zijn enkele verzekeringen afgesloten. Het betreft hier de volgende verzekeringen:

Aansprakelijkheidsverzekering

Stichting “X” heeft een AVB-verzekering (Aansprakelijkheidsverzekering Bedrijven). Deze verzekering dekt schade veroorzaakt door personeelsleden of leden van groepen, die bij anderen ontstaat. De dekking geldt bij het uitvoeren van werkzaamheden, waarbij schade of letsel aan anderen wordt toegebracht, waarvoor Stichting “X” aansprakelijk is.

Schade, veroorzaakt door groepen die ingezet worden door “X”, valt in eerste instantie onder de eigen AVP-verzekering (Aansprakelijkheidsverzekering Particulieren), omdat die namelijk voorgaat. Er is immers sprake van vrijwillige (onbetaalde) werkzaamheden. Dit wordt secundaire dekking genoemd. Mochten de groepsleden niet verzekerd zijn, dan betaalt de AVB verzekering de schade. Schade veroorzaakt met en door motorrijtuigen is uitgesloten van de dekking. Deze schades vallen namelijk onder de WA-dekking van de autoverzekering.

Overige verzekeringen

Stichting “X” is momenteel nog in onderhandeling over een ongevallenverzekering en een verzekering voor bestuurdersaansprakelijkheid. Vooral de ongevallenverzekering verdiend prioriteit aangezien er van alles kan gebeuren tijdens het klussen.

8.2 Belastingen

Kerkelijke, levensbeschouwelijke, charitatieve, culturele, wetenschappelijke of het algemeen nut beogende instellingen hebben een vrijstelling van schenkingsrecht en successierecht. Organisaties voor goede doelen moeten bij de Belastingdienst kunnen aantonen dat zij een 'goeddoel organisatie' zijn, pas dan zal de organisatie in aanmerking komen voor de vrijstelling. Of een organisatie kwalificeert als 'goed- doel organisatie' wordt door de belastingdienst beoordeeld aan de hand van de statuten en de feitelijke werkzaamheden van de organisatie. 7 Stichting “X” is door

de belastingdienst aangemerkt als ‘algemeen nut beogende instelling’. Hierdoor zijn giften, gedaan door organisaties, fiscaal aftrekbaar als ze in totaal boven het bedrag van 227 uitkomen. De aftrek bedraagt, volgens artikel 16 Wet Vennootschapsbelasting, ten hoogste 6 percent van de winst.

(32)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 31 BTW

Stichting “X” hoeft geen btw af te dragen. Het is hierdoor ook niet mogelijk btw af te trekken. Loonbelasting

Elke werkgever is verplicht om loonbelasting af te dragen. Voor de werknemers in vaste dienst moet Stichting “X” Zwolle dan ook loonbelasting betalen.

8.3 Budget

De kosten van de benodigdheden (verf, behang e.d.) voor een project worden in eerste instantie door de hulpontvanger zelf betaald. In tweede instantie is het een verantwoordelijkheid van de maatschappelijke organisaties. Er kan bijvoorbeeld via bijzondere bijstand of een ander budget vaak wel een vergoeding geregeld worden. “X” wil de groepen niet belasten met de kosten van het project, omdat de groep haar tijd al inzet. In de toekomst zijn hier wellicht mogelijkheden voor specifieke fondsen of diaconieën.

Gezien de maatschappelijke ontwikkelingen en ervaring met projecten heeft “X” een lijst gemaakt met fondsen die in specifieke gevallen aangeschreven kunnen worden. Wellicht kunnen diaconieën en bedrijven ook een bijdrage leveren wanneer er onvoldoende mogelijkheden zijn voor de hulpontvanger en de Maatschappelijke organisatie om te voorzien in de kosten voor materialen die nodig zijn voor het uitvoeren van het project.

8.4 Fotobeleid

“X” wil naar de groepen en naar maatschappelijke organisaties toe, eenduidige informatie geven over de regels rond fotograferen. Daarom is er een fotobeleid opgesteld met de volgende uitgangspunten:

1. Zorg voor de hulpontvanger

De projecten worden grotendeels gedaan bij en voor mensen die in een heel kwetsbare positie zitten. Het in beeld brengen van deze mensen of van herkenbare punten in hun leefomgeving heeft te veel risico’s voor de hulpontvanger.

2. Het is nodig om foto’s te maken van projecten

In de eerste plaats voor het archiveren van projecten, een overzicht van de situatie te hebben en om deze eventueel te kunnen gebruiken wanneer er vragen zijn rond aansprakelijkheid.

In de tweede plaats wil “X” mensen laten zien en ervaren hoe eenvoudig en leuk het is om met elkaar iets te doen voor iemand die daar echt mee geholpen wordt. Foto’s kunnen een aandenken zijn voor groepen die zich inzetten en ze zijn onmisbaar voor communicatiedoeleinden.

(33)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 32

8.5 Hygiënebeleid

Om de gezondheid van de groep zo goed mogelijk te bewaken tijdens een project is het volgende hygiënebeleid opgesteld:

1. Was regelmatig je handen met water en zeep. Altijd: • Na gebruik van toilet

• Voor het eten en drinken

• Na contact met objecten die er niet zo fris uitzien

• Na contact met lichaamsvloeistoffen (urine, ontlasting, bloed)

2. Als het huis vervuild is, zorg dan dat de lunch pas wordt gebruikt als de ruimte is schoongemaakt of kies ervoor elders te gaan eten.

3. Neem tijdens het project als groep eigen eten, drinken en bekers mee.

4. Draag plastic handschoenen wanneer activiteiten gedaan worden in vervuilde (of vervuild ogende) situaties.

5. Zorg dat huidbeschadigingen aan de handen (zoals wondjes of eczeem) bedekt zijn met (plastic\afwasbare) pleisters. Gebruik zo nodig plastic handschoenen.

6. Maak wondjes, die zijn ontstaan tijdens het project, goed schoon met jodium, alvorens ze af te plakken (ook hierna is het goed om te overwegen handschoenen te gaan dragen).

7. Indien er vooraf of tijdens het project vragen of onduidelijkheden zijn met betrekking tot hygiëne en gezondheidsrisico’s, dan kan er contact worden opgenomen met de medewerker van “X”.

(34)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 33

Deel 3 Analyse van

Stichting “X” Zwolle

(35)

Afstudeerscriptie Peter Kragt 34

Hoofdstuk 9

Interne analyse van Stichting “X” Zwolle

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van het INK-model een interne analyse gemaakt van Stichting “X” Zwolle. Het INK is een stichting met als doelstelling het verhogen van de kwaliteit van de bedrijfsvoering op basis van het INK-managementmodel. Dit model wordt inmiddels door het management van honderden bedrijven, instellingen en overheidsorganisaties in Nederland gebruikt. Naast de doorlichting aan de hand van het INK-model wordt tevens een SWOT-analyse uitgevoerd.

9.1 Uitgangspunten INK

Het INK-managementmodel is gebaseerd op vier uitgangspunten:8

1. Praktijkgericht en zelfwerkzaamheid

Het INK-managementmodel bestaat uit negen aandachtsvelden, die de enorme variatie in de bedrijfsvoering van profit en non-profit organisaties samenvatten. Het model maakt fysiek onderscheid tussen de wijze waarop een organisatie functioneert en wat de inspanningen hebben opgeleverd. Anderzijds toont het model ook de samenhang tussen de verschillende velden. De praktijkgerichtheid betekent ook dat zelfwerkzaamheid door het management het uitgangspunt bij het ontwerp is geweest.

2. Ontwikkelingsfasen

Geen enkele onderneming en geen enkel bedrijfsonderdeel is hetzelfde. Producten, markten, diensten, leiderschap, omvang, historie en eigendomsverhoudingen, zijn bepalend voor de manier waarop de huidige besturing en bedrijfsvoering zijn ingericht en welke eisen in de toekomst worden gesteld. In het INK-managementmodel zijn vijf ontwikkelingsfasen gedefinieerd, die van fase I naar fase V een steeds complexere vorm van bedrijfsvoering laten zien. Hieronder worden de vijf ontwikkelingsfasen kort toegelicht.

Fase I: Activiteit georiënteerd

In zijn eigen werksituatie streeft iedereen ernaar het werk zo goed mogelijk uit te voeren. Vakmanschap wordt hoog gewaardeerd en door opleidingen ondersteund. Als er klachten zijn, probeert de onderneming deze te verhelpen.

Fase II: Proces georiënteerd

De primaire processen worden beheerst. De afzonderlijke processtappen zijn geïdentificeerd, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden liggen vast. Prestatie-indicatoren fungeren als stuurmiddel. Processen worden verbeterd op basis van geconstateerde afwijkingen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

verdachte en raadsman hebben in beginsel recht op inzage van de processtukken, de verdachte moet in principe worden gehoord voordat er een ingrijpende beslissing in zijn nadeel

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of

In het noordwestelijk deel kan gebruik gemaakt worden van de bestaande dijk, zo moet geen nieuwe dijk worden aangelegd en wordt een deel van het Natura 2000 gebied ontzien. Vanuit

- Het is onduidelijk welke inventarisatiemethode gevolgd wordt: op welke manier de trajecten afgebakend worden en welke kensoorten (gebruikte typologie) specifiek worden

In de nieuwe constellatie was kortom de persoonlijke normatieve motivatie dominant en werd deze ondersteund door de economische motivatie (de angst voor meer boetes).. Ook wat

De vertrouwenspersoon heeft vrije toegang tot de gebouwen van de gemeente voor zover deze gebruikt worden voor de toeleiding naar, advisering over en de bepaling van de

Hierbij verzoeken wij u om mevrouw Janneke Bouma-Hermes te benoemen tot lid van de raad van toezicht van de stichting Openbaar Onderwijs Groep Groningen (hierna: Openbaar

mevrouw Janneke Bouma-Hermes te benoemen als lid van de Raad van Toezicht van Stiching Openbaar Onderwijs Groep Groningen, met ingang van 1 oktober 2021 tot 1 oktober