Analysemethode voor ondernemers
“De ondernemer als duizendpoot”
Auteur: Willemijn Fijke Kuik
Jaar van uitgave: Augustus 2005
Analysemethode voor ondernemers
“De ondernemer als duizendpoot”
Titel: Analysemethode voor ondernemers
“De ondernemer als duizendpoot”
Auteur: Willemijn Fijke Kuik Studentnummer: 1228552
Afstudeerbegeleiders: Drs. B. Mintjes en Prof. Dr. P.S. Zwart Jaar van uitgave: augustus 2005
Trefwoorden: MKB, startende ondernemingen, groei, persoonlijkheid ondernemer
Studierichting: Bedrijfskunde
Afstudeerrichting: Small Business & Entrepreneurship Afstudeerorganisatie: Studio Lassa
Website afstudeerorganisatie: www.lassa.nl Begeleider afstudeerorganisatie: Pieter van der Werf Samenvatting:
Groei van kleine ondernemingen moet van binnenuit de organisatie komen door talenten of vermogens van de ondernemer. Groei van de onderneming betekent voor de ondernemer tot op zekere hoogte een verandering van beroep. Dit onderzoek ontwikkelt een analysemethode die ondernemers een spiegel voor kan houden.
De auteur is verantwoordelijk voor de inhoud van het afstudeerverslag; het auteursrecht van
Voorwoord
Het onderzoek dat voor u ligt vormt de afsluiting van mijn studie Bedrijfskunde, met de afstudeerrichting Small Business & Entrepreneurship, aan de Rijksuniversiteit Groningen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Studio Lassa in Groningen. Ik heb daar vijf maanden mogen werken aan dit onderzoek.
Het Midden- en Kleinbedrijf is een fascinerend onderzoeksonderwerp. Kleinere ondernemingen zijn van groot belang voor de economie van ons land. Groei van kleine ondernemingen moet van binnenuit de organisatie komen door talenten of vermogens van de ondernemer. Het resultaat van het onderzoek is een methode waarmee ondernemers hun persoonlijkheidsprofiel kunnen analyseren. Groei van de onderneming betekent voor de ondernemer tot op zekere hoogte een verandering van zijn beroep. De analysemethode die dit onderzoek ontwikkelt, kan ondernemers helpen bij het maken van de keuze voor groei van hun bedrijf.
Met veel plezier heb ik aan dit onderzoek mogen werken. De ondernemers van Studio Lassa wil ik bedanken voor hun betrokkenheid bij mijn afstuderen. Daarnaast wil ik de heer Mintjes van de Faculteit Bedrijfskunde bedanken voor zijn waardevolle feedback op mijn werk en zijn heldere blik op de voortgang van het onderzoek.
Ik vertrouw erop dat het onderzoek van groot nut kan zijn voor de ondernemers van Studio Lassa.
Willemijn F. Kuik
Augustus 2005
Samenvatting
Aanleiding van het onderzoek
Het onderzoek is gestart naar aanleiding van een vraagstuk bij Studio Lassa te Groningen. De onderneming is in 2001 gestart en ontwerpt producten rondom het figuur Lassa en haar speelgoedkonijn. Er zijn zes prentenboeken en verschillende uitbreidingsproducten te koop, zoals een spelletjes cd-rom en vak cd-roms met leer- en lessuggesties. De onderneming levert niet genoeg inkomsten op om de drie ondernemers een inkomen te geven. De ondernemers zullen dus meer opbrengsten moeten verkrijgen uit de onderneming, of het werk voor Lassa moeten zien als ‘hobby’ en ander werk moeten doen om een inkomen te genereren. De drie ondernemers hebben geen ondernemingsplan geschreven. Ze hebben aangegeven dat ze zouden willen dat Studio Lassa gaat groeien, met de randvoorwaarde dat ze zelf volledig inspraak houden over de organisatie en het ontwerp van de producten. De ondernemers zullen dan ook om de tafel moeten gaan zitten en duidelijke doelen moeten stellen voor de toekomst.
Het doel van dit onderzoek is dan ook het ontwikkelen van een analysemethode waarmee ondernemers een spiegel wordt voorgehouden. De methode kan de ondernemers aanzet geven tot zelfreflectie. Daarnaast krijgen de ondernemers een beeld van de sterke en zwakke punten van het team en wordt de veranderende rol die de ondernemer in de organisatie heeft duidelijk. De analysemethode kan de ondernemers helpen in het afwegen van keuzes en het maken van de plannen voor de toekomst. Dit is van groot belang voor de uiteindelijke levensvatbaarheid en het welslagen van de onderneming.
Opbouw van het onderzoek Hoofdstuk 1 - Inleiding
De ondernemer heeft een centrale rol in startende ondernemingen en is een interessant onderzoeksonderwerp. Groei van de onderneming kan in het midden- en kleinbedrijf niet los worden gezien van de groei van de ondernemer. Een onderneming kan alleen groeien indien de ondernemer zelfkennis heeft en zich mee gaat ontwikkelen met de organisatie. Dit onderzoek ontwikkelt een methode waarmee ondernemers inzicht kunnen krijgen in de ontwikkelingsfase van hun onderneming en in hun persoon als ondernemer en het team van ondernemers.
Hoofdstuk 2 – Resource-based view van dit onderzoek
Dit onderzoek richt zich niet op de omgeving van de organisatie, maar op de persoon van de ondernemer die het ondernemingsplan uit zal gaan voeren. Ondernemerschap in kleine organisaties is nauw verbonden met de aard of de persoonlijke kwaliteiten van de individuen die in de organisatie werken. Groei van kleine organisaties moet van binnenuit de organisatie komen door de specifieke talenten of vermogens van de ondernemers.
Hoofdstuk 3 – Ontwikkelingsmodellen startende ondernemingen
In dit onderzoek wordt gesproken over de groei van de onderneming. Bedrijven ontwikkelen
zich allemaal op een andere manier, maar er zijn problemen en uitdagingen waarmee
organisaties allemaal in ongeveer dezelfde fase worden geconfronteerd. De modellen geven
de groei van ondernemingen weer als een serie van ontwikkelingsfasen, welke een
onderneming passeert gedurende zijn levensloop. Bekende groeimodellen zijn onder andere
de modellen van Greiner, Churchill & Lewis en Scott & Bruce. Aan de hand van
verschillende modellen is een beschrijving van de groeifasen gegeven, die verder in dit
onderzoek gebruikt zal worden. De fasen die worden onderscheiden zijn de pré-startfase, de
startfase, de overlevingsfase, de succesfase en de fase van optimale verhoudingen.
Hoofdstuk 4- Veranderende rol ondernemer
De ondernemer start zijn onderneming als eigenaar en vakman en ontwikkelt zich tot beheerder en bestuurder op afstand. Groei van de organisatie betekent voor de ondernemer tot op zekere hoogte een verandering van beroep. Het is aan de ondernemer of hij deze verandering wil of dat hij, indien mogelijk, kiest voor stabilisatie van de omvang van de organisatie op een bepaald niveau.
Hoofdstuk 5 – Drie modellen voor de persoon van de ondernemer
Een onderneming kan alleen groeien als de ondernemer zelfkennis heeft en zich mee gaat ontwikkelen met de organisatie. In dit hoofdstuk worden drie modellen beschreven die ieder een eigen invalshoek hebben op de persoon van de ondernemer. Het eerste model, het Big Five model gaat in op persoonlijkheidskenmerken. Het tweede model, het enneagrammodel, beschrijft negen typeringen en de onderlinge relaties tussen deze typeringen. Het derde model is het concurrerende waarden kader van Quinn. Dit raamwerk gaat uit van vier managementmodellen en koppelt hier acht managementrollen aan. De drie modellen, met de verschillende benaderingen, vormen de basis van de analysemethode.
Hoofdstuk 6 – Drie testen voor de analyse
In dit hoofdstuk wordt besproken hoe de drie modellen uit hoofdstuk vijf toegepast kunnen worden. De persoonlijkheidsvragenlijst van het Big Five model, de Five Factor Personality Inventory, geeft de ondernemer een score op de vijf dimensies van het model. De score van de ondernemer kan naast het ideaal profiel wat in onderzoeken is geschetst worden gelegd. De typering van de ondernemer met betrekking tot enneagrammodel wordt vastgesteld aan de hand van twee testen. De typeringen omschrijven de drijfveren van een persoon die aan de basis liggen van het gedrag. Het enneagrammodel kan voor de het team van ondernemers dienen tot zelfreflectie. Het derde model dat wordt toegepast is het concurrerende waarden kader van Quinn. Aan de hand van een vragenlijst kan worden vastgesteld in welke mate de acht verschillende rollen bij de ondernemer aanwezig zijn. Per levensfase zal, aan de hand van het levensfase model uit hoofdstuk drie en de theorie van hoofdstuk vier, worden aangegeven op welke rollen de nadruk ligt. De drie modellen, met ieder een eigen invalshoek, vullen elkaar goed aan in de analyse van de persoon van de ondernemer.
Hoofdstuk 7 – Vier casussen
De drie testen die in hoofdstuk vijf en zes zijn beschreven zijn toegepast op de ondernemers van vier bedrijven. De methode geeft de ondernemer een wijze waarop zij inzicht kunnen krijgen in hun persoon als ondernemer, het team van ondernemers en de rol die de ondernemers in de organisatie vervullen.
Hoofdstuk 8 - Conclusie
Groei van kleine organisaties moet van binnenuit de organisatie komen door de specifieke talenten of vermogens van de ondernemer. De analysemethode die in dit onderzoek is ontwikkelt, kan de ondernemers helpen bij het in kaart brengen van de talenten en vermogens van de ondernemers. Doordat in de analysemethode gebruik wordt gemaakt van zelfbeoordelingsvragenlijsten bestaat het gevaar dat de ondernemers zich anders voordoen dan zij zijn. Dit kan worden opgelost door in een team van ondernemers, de ondernemers ook elkaar te laten beoordelen. De testen die zijn gebruikt richten zich niet op de doelgroep
‘ondernemers’. Bij vervolgonderzoek wordt aanbevolen om de zelfbeoordelingsvragenlijsten
opnieuw onder de loep te nemen en de formuleringen zo nodig aan te passen. Bij verdere
ontwikkeling van de analysemethode wordt aangeraden een handleiding te ontwikkelen, waar
ondernemers zelf mee aan de slag kunnen.
Inhoud
1 Inleiding 7
1.1 Studio Lassa, de aanleiding van het onderzoek 8
1.2 Doelstelling en vraagstelling van het onderzoek 9
1.3 Type onderzoek 10
1.4 Opbouw onderzoek 10
2 Resource-based view van dit onderzoek 11
2.1 Inleiding 11
2.2 Inside-out perspectief 11
3 Ontwikkelingsmodellen startende ondernemingen 13
3.1 Inleiding 13
3.2 Groeifasemodellen 13
3.2.1 Greiner 13
3.2.2 Churchill & Lewis 14
3.2.3 Scott en Bruce 16
3.2.4 Gartner 19
3.2.5 Snuif en Zwart 20
3.2.6 Lievegoed 20
3.2.7 de Jong et al 20
3.2.8 Garnsey 21
3.3 Het groeifasen model voor dit onderzoek 23
4 Veranderende rol ondernemer 27
4.1 Inleiding 27
4.2 Ondernemer en onderneming 27
4.2.1 Mensen 28
4.2.2 Nandram 28
4.2.3 Duijnhouwer 29
4.2.4 Crijns 31
4.2.5 Driessen - E-scan 33
4.3 Conclusie 34
5 Drie modellen voor de persoon van de ondernemer 36
5.1 Inleiding 36
5.2.1 Big Five model 36
5.2.2 Enneagram 38
5.2.3 Managementrollen Quinn 41
5.3 Conclusie 43
6 Drie testen voor de analyse 46
6.1 Inleiding 46
6.2 Big Five model 46
6.3 Enneagrammodel 47
6.4 Managementrollen Quinn 48
6.4.1 Pre-startfase 49
6.4.2 Startfase 50
6.4.3 Overlevingsfase 52
6.4.4 Succesfase 52
6.4.5 Expansie fase 54
6.4.6 Optimale verhoudingen 55
6.5 Conclusie 55
7 Vier casussen 56
7.1 Inleiding 56
7.2 De testen 56
7.3 De jongens Ronner 57
7.4 S&S Design 61
7.5. Studio Spruit 64
7.6 Studio Lassa 68
8 Conclusie 75
8.1 Conclusies 75
8.2 Evaluatie en aanbevelingen 76
Literatuur 78
Bijlagen 82
1 Inleiding
Ondernemerschap is van groot belang voor economische groei. Kleine bedrijven spelen een belangrijke rol bij de innovatieve en concurrentiële kracht van industrietakken, regio’s en landen. Tweederde van de totale werkgelegenheid in Europa komt voor rekening van het Midden- en Kleinbedrijf (MKB). Het grootste deel van de bedrijven in Nederland behoort tot het MKB. In 2004 zorgden de startende bedrijven voor 62000 nieuwe banen. (Kamer van Koophandel 2005) In Nederland worden bedrijven met minder dan honderd personen tot het MKB gerekend. Vaak wordt ook de term ‘kleinschalig ondernemen’ gebruikt. Met deze aanduiding wordt een bedrijf bedoeld waar één persoon of een zeer kleine groep personen zijn stempel op kan drukken. Het bestuderen van de rol van deze persoon of groep personen wordt aangeduid met het vakgebied ‘ondernemerschap’. (Thurik en Uhlaner 2003) Het MKB wijkt naast de omvang ook van grote ondernemingen af door de positie die de ondernemer inneemt in de organisatie. In dit onderzoek zal dan ook de rol van de ondernemer centraal staan.
Het aantal startende bedrijven is de laatste jaren gestegen. In 2004 bedroeg het aantal starters 65000, verspreid over verschillende sectoren. (Kamer van Koophandel 2005) In het eerste kwartaal van 2005 is er in Nederland een recordaantal van 17000 startende bedrijven gemeten. Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat na vijf jaar gemiddeld 40%
van de startende bedrijven weer beëindigd is. Het aantal opheffingen in 2004 was stabiel ten opzichte van 2003. Een beperkt aantal van de opheffingen vindt plaats door een faillissement.
Persoonlijke omstandigheden is een andere reden. Uit deze cijfers blijkt dat veel ondernemingen niet doorgroeien en hun bedrijfsactiviteiten moeten beëindigen. Juist omdat de ondernemer een centrale rol heeft in startende ondernemingen, is de persoon van de ondernemer van cruciaal belang en dan ook een interessant onderzoeksonderwerp.
Ondernemers
1maken steeds een afweging tussen groei van de onderneming en stabilisatie van de omvang van de onderneming op een bepaald niveau. Bij het doorlopen van de ontwikkelingsfasen door ondernemingen (dus groei) veranderen de belangrijkste activiteiten van de onderneming, de activiteiten van de ondernemer en de organisatiestructuur van de onderneming. In dit onderzoek ligt de nadruk op het spanningsveld tussen ondernemer en onderneming. Groei van de onderneming kan bij het midden- en kleinbedrijf niet los worden gezien van de groei van de ondernemer. (Risseeuw 2003) In het midden- en kleinbedrijf heeft de eigenaar de dagelijkse operationele leiding en gaat de eigenaar ook over de strategie van de onderneming. De omgeving van de organisatie wordt in dit onderzoek buiten beschouwing gelaten.
Een kenmerk van ondernemingsgroei is dat zowel de ondernemingsdoelen als de
ondernemersdoelen veranderen met de omvang. (Duijnhouwer 1990, p.33) Indien groei niet noodzakelijk is voor de continuïteit van de onderneming moet de ondernemer een afweging maken tussen stabiliteit en groei. Door inzicht te bieden in de veranderende activiteiten van de ondernemer, die samenhangen met de groei, kan de ondernemer deze keuze beter afwegen.
Dit onderzoek zal een aanzet tot een model aanreiken, die ondernemers een spiegel voor kan houden. Ondernemers kunnen inzicht krijgen in de levensfasen van een onderneming met de daarbij samenhangende veranderende activiteiten van de ondernemer en de veranderende rol
1
In dit rapport wordt de term ondernemer voor zowel vrouwelijke als mannelijke
die de ondernemer krijgt bij de groei van zijn onderneming. Een uitgangspunt hierbij is dat de ondernemer de onderneming kan laten slagen of falen. Er passen verschillende typen ondernemers bij de verschillende ontwikkelingsfasen. Door middel van testen zal een beeld worden geschetst van de persoonlijkheid van de ondernemer. Dit onderzoek zal de ondernemer geen draaiboek aanreiken voor groei, maar het onderzoek kan de ondernemer wel inzichten geven, die kunnen helpen bij de keuze tussen groei of stabilisatie.
In dit hoofdstuk zal de aanleiding van dit onderzoek worden besproken in paragraaf 1.1. De doelstelling en vraagstelling van dit onderzoek zullen worden besproken in paragraaf 1.2. In paragraaf 1.3 zullen het type onderzoek en de bij dit onderzoek horende randvoorwaarden worden besproken. Tenslotte zal in paragraag 1.4 de opbouw van het onderzoek met de bijbehorende hoofdstukindeling aan bod komen.
1.1 Studio Lassa, de aanleiding van het onderzoek
Dit onderzoek is gestart naar aanleiding van een vraag van de ondernemers van Studio Lassa.
Studio Lassa wordt gevormd door de ondernemers Kirsten en Esther Plomp en Pieter van der Werf. De Studio is gevestigd te Groningen en ontwerpt producten rondom het figuur Lassa en haar speelgoedkonijn. Naast prentenboeken zijn er uitbreidingsproducten te koop zoals een pop, spelletjes cd-rom, vak cd-roms met leer- en lessuggesties en ansichtkaarten. In 2001 zijn de eerste vier prentenboeken verschenen. De studio bestaat nu ongeveer vijf jaar. Esther en Kirsten zijn de makers van de prentenboeken van Lassa. Kirsten is grafisch vormgever en Esther is kunstenaar. Esther heeft de website ‘www.lassa.nl’ ontworpen en onderhoudt de website. De makers van de boeken zijn op zoek gegaan naar een uitgever en zijn bij uitgeverij de Inktvis in Dordrecht terechtgekomen. De samenwerking met deze uitgever is in het eerste kwartaal van 2005 beëindigd. Pieter van der Werf is sinds januari 2004 actief betrokken bij studio Lassa en houdt zich onder anderen bezig met de PR. Het bedrijf MPD-export van Esther Plomp en Pieter van der Werf heeft het merk Lassa gedeponeerd bij het Benelux merkenbureau. De onderneming levert op dit moment nog geen volledig inkomen op voor de drie ondernemers. Kirsten is buiten Studio Lassa als ondernemer betrokken bij een studio voor grafische vormgeving en Pieter verwerft daarnaast nog inkomen door als freelancer te werken voor projecten.
In januari 2005 is de ondernemers gevraagd wat hun verwachtingen zijn met betrekking tot Studio Lassa in de toekomst. Kirsten Plomp heeft aangegeven dat ze hoopt dat Lassa over tien jaar heel bekend is en ook in het buitenland wordt verkocht. Ze ziet daarbij een studio voor zich met medewerkers die er allemaal met hetzelfde enthousiasme aan werken. Ze hoopt dat de huidige ondernemers dan van de opbrengsten kunnen leven en dus beloond worden voor het werk dat in de onderneming wordt gestoken. Een voorwaarde daarbij is dat het figuur Lassa zichzelf blijft. Kirsten wil niet te veel uit handen geven. Esther Plomp ziet Lassa over tien jaar met een hoofdkantoor in Londen. Er zullen veel meer Lassa-producten op de markt zijn gebracht die aan de (nieuwe) boeken gerelateerd zijn. Daarnaast zou Esther, Lassa graag op de televisie willen zien. Ze ziet daarbij een mogelijke samenwerking met een grote buitenlandse of Nederlandse uitgever. Esther wil geen veranderingen aanbrengen in de ontwerpen van Lassa.
Pieter hoopt dat Lassa over vijf à zes jaar meer bekendheid heeft. Hij zou Lassa graag op televisie willen zien en hoopt dat de boeken in meerdere talen zullen worden uitgegeven.
Daarnaast verwacht hij, dat Lassa in het buitenland onder een andere naam bekend wordt en
Studio Lassa misschien wel meerdere merken kan gaan voeren.
Dit onderzoek kan de ondernemers inzicht geven in de ontwikkelingsfase waarin Studio Lassa zich, op dit moment, bevindt. Een algemeen model van de ontwikkelingsfasen kan ondernemers inzicht bieden in problemen die zich mogelijk voordoen. Het model kan aanzet geven tot nadenken over de toekomst van de organisatie. Bij het doorlopen van de ontwikkelingsfasen zullen naast de organisatiestructuur ook de activiteiten van de ondernemer veranderen. Bij de groei van de onderneming verandert de rol van de ondernemer. Bij de verschillende levensfasen passen dan ook verschillende typen ondernemers. Dit onderzoek zal aan de hand van testen het profiel van de ondernemers van Lassa vaststellen. Het onderzoek kan de ondernemers van Lassa inzicht geven in de gevolgen van groei voor hun rol als ondernemers. Dat kan helpen bij het maken van keuzes voor de toekomst van de organisatie.
1.2 Doelstelling en vraagstelling van het onderzoek De doelstelling van dit onderzoek is:
Ondernemers een methode aanreiken waarmee zij inzicht kunnen krijgen in de ontwikkelingsfase van hun onderneming en in hun persoon als ondernemer en het team van ondernemers.
Hierdoor krijgen zij inzicht in de fase waarin hun onderneming zich bevindt, waardoor de ondernemer(s) problemen kunnen verklaren die zich voordoen. Zo krijgt de ondernemer een aanzet tot nadenken over de toekomst. Het inzicht kan de eigenaren van een kleine onderneming in staat stellen tot een betere afweging van de keuzes, waarvoor ze op een bepaald moment gesteld worden. Door een beter inzicht in de veranderende activiteiten van de ondernemer, die samenhangen met de groei, kan de ondernemer een betere afweging maken tussen stabiliteit en groei.
Een model kan zorgen voor het anticiperen op de huidige situatie waarin de onderneming zich op een bepaald moment bevindt. Daarnaast worden de problemen van het veranderen verkleind wanneer de ondernemers op de veranderingen bedacht zijn. (Scott & Bruce 1987, p.166) Een model kan ondernemers houvast bieden in de toekomstige groei.
De vraagstelling van dit onderzoek is:
Kan er middels een analysemethode gekomen worden tot een wijze waarop ondernemers inzicht krijgen in de ontwikkelingsfase van hun onderneming, hun persoon als ondernemer, het team van ondernemers en de rol die de ondernemer heeft in de onderneming? Hoe ziet deze analysemethode eruit?
Deelvragen:
1. Hoe kunnen de ontwikkelingsfasen van een onderneming worden beschreven die gebruikt zullen worden in dit onderzoek?
2. Wat wordt in bestaande literatuur geschreven over de veranderende rol van de ondernemer bij de groei van zijn onderneming?
3. Welke modellen zullen in dit onderzoek worden gebruikt om het persoonlijkheidsprofiel van (een team van) ondernemers vast te stellen?
Casussen
Welke bevindingen komen voort uit het vaststellen van de levensfase van de onderneming en
het persoonlijkheidsprofiel van de ondernemer en het team van ondernemers?
Conclusie en discussie
Welke conclusies kunnen worden getrokken? Wat zijn de aanbevelingen voor vervolgonderzoek?
1.3 Type onderzoek
Door het bestuderen van literatuur over persoonlijkheid en groeifasemodellen is de verwachting geschapen dat er een ander type persoonlijkheid past bij de verschillende levensfasen van de onderneming. In literatuur kwam ook naar voren dat de rol van de ondernemer verandert bij de groei van zijn onderneming.
Het onderzoek betreft een exploratief onderzoek. Dit betekent dat het een trial-and- erroronderzoek is waarbij wordt begonnen met vage veronderstellingen over de werkelijkheid, met onscherp geformuleerde hypothesen of verwachtingen en geen van tevoren vastgestelde werkwijze, teneinde zo open mogelijk te staan voor de werkelijkheid en te komen tot de ontwikkeling van hypothesen. (Baarda en de Goede 2000) Er zijn dus vooraf nog geen scherp geformuleerde hypothesen voorhanden. Het onderzoek geeft aanzet tot de ontwikkeling van een analysemethode voor ondernemers.
De volgende randvoorwaarden gelden voor dit onderzoek:
• Er is een beperking in tijd. Het onderzoek moet voor augustus 2005 afgerond zijn.
• De implementatie en eventuele invoering van aanbevelingen zullen niet in dit rapport worden opgenomen.
1.4 Opbouw onderzoek
Eerst zal in hoofdstuk twee worden uiteengezet waarom de omgeving buiten beschouwing wordt gelaten in dit onderzoek.
In hoofdstuk drie zal een keuze worden gemaakt voor een ontwikkelingsmodel van ondernemingen. Dit zal gedaan worden aan de hand van bestaande levensfasemodellen.
In hoofdstuk vier zal worden besproken wat er in de bestaande literatuur wordt geschreven over de veranderende rol van de ondernemer bij groei.
In hoofdstuk vijf zal een keuze worden gemaakt voor drie modellen voor het bestuderen van persoonlijkheidskenmerken van de ondernemer, de typering van het team van ondernemers en de rol van de ondernemer(s).
In het zesde hoofdstuk worden de mogelijkheden besproken om de drie modellen toe te passen.
In hoofdstuk zeven worden de drie modellen toegepast bij vier casussen.
In de conclusie zal het onderzoek worden geëvalueerd en worden aanbevelingen gedaan voor verder onderzoek.
De bijlagen bevatten de uitgewerkte interviews van hoofdstuk zeven en de testen die zijn
gebruikt.
2 Resource-based view van dit onderzoek 2.1 Inleiding
In dit onderzoek wordt de omgeving van de organisatie buiten beschouwing gelaten. Dit is in tegenspraak met auteurs die schrijven dat het succes van een onderneming wordt bepaald door omgevingsinvloeden en de positie op de markt. (Porter 1985) (Gartner 1985) In dit hoofdstuk zal worden uiteengezet waarom in dit onderzoek is gekozen voor het buiten beschouwing laten van de omgeving.
2.2 Inside-out perspectief
Ondernemerschap is nauw verbonden met de aard of persoonlijke kwaliteiten van individuen in kleine organisaties en het is dan ook lastig om met formele economische analyses te werken. (Penrose 1959, p.33) Het extreme persoonlijke aspect van de groei van kleine bedrijven is een obstakel geweest voor de ontwikkeling van een algemene theorie over organisatiegroei. Groei moet bij kleine organisaties van binnenuit de organisatie komen.
(Penrose 1959, p.34) In dit onderzoek zal dan ook worden ingegaan op de persoonlijke kwaliteiten van individuen in kleine organisaties. Bij kleine bedrijven is er een nauw verband tussen de doelen van de eigenaren en de doelen van het bedrijf. Bedrijven opereren in dezelfde omgeving en het onderscheid met de concurrent moet dan ook van binnenuit de organisatie komen. (Penrose 1959, p.217). Competitiviteit van een klein bedrijf op lange termijn is afhankelijk van het aanbod van resources binnen het bedrijf en het verschil met de resources van de concurrenten. Deze resources moeten daarnaast moeilijk vervangbaar zijn door een substituut, duurzaam zijn en moeilijk te imiteren. De ondernemer is daarbij en speciale resource omdat die de andere resources kan steunen. (Rangone 1999) Groei van kleine organisaties moet van binnenuit het bedrijf komen door bijvoorbeeld de specifieke talenten of vermogens van de ondernemer (Penrose 1959, p.222). Dit onderzoek richt zich dan ook niet op de omgeving als dimensie die de groei van de organisatie moet ontwikkelen.
Dit onderzoek zal zich, net zoals de resource-based benadering, richten op de interne kracht van de onderneming. Aangenomen wordt dat het succes en groei van een onderneming beïnvloed kan worden door de interne vermogens van een organisatie en niet door de positie op de markt. De benadering gaat ervan uit dat de unieke wijze waarop de ondernemer kennis en hulpbronnen combineert en inzet in het bedrijf, de kracht van een bedrijf bepaalt.
(Schutjens et al 2003, p.21) Deze benadering, die zich richt op de competences van organisaties, legt de nadruk op strategie en gedrag ten aanzien van fysieke, organisatorische en menselijke hulpbronnen. Er is in deze benadering dus een actieve rol weggelegd voor de ondernemers.
De structuur in een grote onderneming is complex en in sterke mate expliciet vastgelegd om coördinatie mogelijk te maken. In een kleine onderneming is de persoonlijke aanwezigheid van de ondernemer en zijn overzicht over het bedrijfsgebeuren meestal voldoende om de organisatie te kunnen coördineren (van Hoof 1980). Ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf geldt dan ook, dat structuur en functioneren niet verklaard worden uit een wisselwerking tussen onderneming en omgeving alleen. Juist de persoon van de ondernemer moet als een afzonderlijke factor in de beschouwing worden betrokken.
Omdat de ondernemer in het MKB een bijzondere rol heeft binnen de organisatie, is deze
benadering voor het MKB geschikt. De nadruk ligt op het spanningsveld tussen ondernemer
en onderneming. Riseeuw (2003) benadrukt dat groei van de onderneming en groei van de
ondernemer in het midden- en kleinbedrijf niet los van elkaar gezien kunnen worden. De
‘Resource Based view’ erkent in elke ontwikkelingsfase andere processen, waardoor de
bedrijfsontwikkeling in elke fase andere determinanten kent en dus om verschillende
strategieën en competenties vraagt. (Garnsey 1998) In dit onderzoek zal later dan ook
specifiek worden ingegaan op de ontwikkeling van de ondernemer in het groeiproces van zijn
onderneming.
3 Ontwikkelingsmodellen startende ondernemingen 3.1 Inleiding
In het bestaan van ondernemingen worden fasen onderscheiden. Het groeiproces wordt gedefinieerd als het doorlopen van die achtereenvolgende fasen. (Risseeuw 2003) In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op een aantal modellen die er zijn met betrekking tot de groei van een onderneming. Aan het eind van dit hoofdstuk zal, aan de hand van de verschillende modellen, een beschrijving worden gegeven van de ontwikkelingsfasen van een onderneming die in dit onderzoek gebruikt zal worden.
Geen onderneming is hetzelfde. Het is dan ook onmogelijk een algemeen groeimodel te ontwikkelen waarin alle factoren voor groei worden beschreven per fase die geldt voor alle ondernemingen. Een kenmerk van een model is dat het een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid is. In dit hoofdstuk zullen in paragraaf 3.2 verschillende modellen uit de literatuur worden beschreven. Aangezien er in de literatuur niet een eenduidig model is voor de ontwikkeling van kleinere ondernemingen zullen in dit hoofdstuk eerst meerdere modellen, los van elkaar worden beschreven. Opeenvolgend zullen de modellen en benaderingen van Greiner, Churchill & Lewis, Scott & Bruce, Gartner, Snuif & Zwart, Lievegoed, de Jong en Garnsey worden besproken. Uiteindelijk zal dit hoofdstuk in paragraaf 3.3 leiden tot een groeimodel voor kleine ondernemingen waarin de meest essentiële factoren worden beschreven per fase. Ook zullen de belangrijkste activiteiten van de ondernemer per fase worden beschreven. Dit model zal dan verder in dit rapport worden gebruikt.
3.2 Groeifasemodellen
Het is lastig om aan te geven wanneer een ondernemer gestart is met zijn bedrijf. Dit kan namelijk zijn bij het opkomen van ideeën, het eerst verkochte product, de opening van het bedrijfspand, de inschrijving bij de Kamer van Koophandel of het eerste personeelslid. Het is moeilijk om problemen en groeipatronen bij kleine bedrijven volgens een systeem te categoriseren. Kleine ondernemingen verschillen sterk in groeipotentieel en omvang en kunnen onderling erg verschillen wat betreft de organisatorische structuur en de wijze van bedrijfsvoering. Toch is uit veel onderzoeken gebleken, dat er problemen zijn waarmee organisaties allemaal tijdens ongeveer dezelfde fase in hun ontwikkeling worden geconfronteerd. Er zijn dan ook verschillende ontwikkelingsmodellen beschreven in de literatuur. De modellen geven de groei van (kleine) ondernemingen weer als een serie van ontwikkelingsfasen, welke een onderneming passeert gedurende zijn levensloop. Er is verschillend geschreven over deze fasen in de ontwikkeling van een bedrijf. Er zijn modellen die een fasering geven in de ontwikkeling die vrij statisch is van karakter. (onder andere Greiner en Churchill & Lewis) Daarnaast zijn er ook meer dynamische modellen ontwikkeld en beschreven. (onder andere Gartner en Snuif&Zwart) De modellen zijn goed geschikt om het groeiproces van een onderneming te analyseren. In deze paragraaf zullen negen verschillende modellen en benaderingen worden besproken.
3.2.1 Greiner
Het bekendste groeimodel is het ontwikkelingsmodel van Greiner. Greiner (1972)
onderscheidt in de ontwikkeling naar volwassenheid vijf fasen. Elke fase wordt gekenmerkt
door een periode van beheerste groei gevolgd door een periode van nauwelijks beheersbare
verandering, wat een crisis wordt genoemd. Het model beschrijft de eerste fase als groei door
creativiteit, gevolgd door een crisis van leiderschap. De oprichter van een bedrijf creëert een
product en een markt. Binnen de organisatie vindt vooral informele communicatie plaats.
Naarmate de organisatie groeit, krijgen de oprichters te maken met taken die ze eigenlijk niet wensen en het is dan de vraag of de oprichter de behoefte aan duidelijke leiding aan kan.
Het model is niet specifiek gericht op kleinere bedrijven en gaat dan ook maar kort in op de eerste fase van ontwikkeling. In het model wordt aangenomen dat een onderneming alle ontwikkelingsfasen meemaakt. Bij een crisis wordt in het model geen onderscheid gemaakt tussen verdere groei door de crisis te overwinnen en stagnatie door op de oude voet door te gaan.
groeimodel Greiner (Greiner 1972, p.41) 3.2.2 Churchill & Lewis
Churchill en Lewis (1983) hebben een model ontwikkeld dat geschikt is om groei bij kleine bedrijven te analyseren. Het model geeft vijf fasen in de ontwikkeling van een klein bedrijf en onderscheidt zich van andere modellen door de aanwezigheid van een keuzemogelijkheid voor de ondernemer. De vijf fases van ontwikkeling in het model zijn de bestaansopbouw (existence), overleven (survival), succes (success), losmaking (take-off), groei, expansie en optimale verhoudingen (resources maturity). Er worden factoren genoemd waarvan het belang afhangt van de levensfase van de onderneming. Wanneer de onderneming overgaat naar de volgende levensfase verandert het belang van de factoren. Zo is het in de bestaansopbouwfase van belang dat de eigenaar in staat is het werk te doen. In de bestaansopbouw is het nog niet van belang dat de eigenaar werk kan delegeren, omdat personeel meestal nog niet aanwezig is. Factoren die samenhangen met de ondernemer zijn de doelstellingen die de eigenaar voor zichzelf en voor zijn bedrijf heeft, de praktische bekwaamheden van de eigenaar, de bekwaamheid van de eigenaar als manager en zijn bereidheid om verantwoordelijkheid te delegeren en leiding te geven aan activiteiten en tenslotte de strategische talenten van de eigenaar.
In de eerste fase, de bestaansopbouw, staat het werven van klanten centraal. Het nakomen van
verplichtingen ten aanzien van producten is essentieel. In deze fase is de organisatiestructuur
vaak eenvoudig of kan ontbreken. De eigenaar voert de meeste taken zelf uit of er vindt
directe supervisie plaats aan medewerkers. De ondernemer streeft ernaar om een bedrijf op te
bouwen. Voldoende liquiditeit, omzetgroei en vertrouwen van de markt in het bedrijf en de ondernemer zijn hierbij essentieel. De ondernemer is vooral gericht op vakmanschap en brengt zo de producten uit. Om zicht op de markt te hebben is enige ondernemerschapsoriëntatie wel noodzakelijk. Er moet een evenwicht worden gezocht tussen kosten en opbrengsten. Een beperkte managementoriëntatie is dan ook aanwezig bij de ondernemer.
Als het bedrijf de tweede fase heeft bereikt, heeft het getoond levensvatbaar te zijn. De klanten worden behouden doordat de kwaliteit voldoende is. In de tweede fase moet een evenwicht worden gevonden tussen inkomsten en uitgaven. Het hoofddoel is nog steeds overleven en de organisatiestructuur is eenvoudig. De eventuele medewerkers werken onder opdracht van de eigenaar. Indien het bedrijf groeit in omvang en rentabiliteit kan het zich ontwikkelen naar de volgende fase.
De derde fase in het groeimodel is de fase succes. Aangezien er voldoende omvang en rentabiliteit is, zal de eigenaar de beslissing moeten nemen of hij de positie van het bedrijf verder wil uitbouwen door expansie of dat hij het bedrijf stabiel en winstgevend wil houden als bron van inkomsten. De fase kent dus de varianten consolidatie en groei.
Figure 5. Churchill and Lewis’ stages of small business growth
Groeimodel Churchill & Lewis (Schutjens 2002, p.9) Origineel: (Churchill & Lewis 1983, p. 38)
Stage 1 Existence
Stage 2 Survival
Stage 3 Success
Stage 4 Take-off
Stage 5
Resource maturity
Exist
Fail
Fold Sell
Prosper
Fail
Fold Fold Fold
x
xB
Sell Sufficiency
Minimally
Head for growth
Disengage Sell or Continue Adapt
Not adapt Retrench
Fold Make it
Fail
Sell
Retrench
Successfully
Unsuccessfully
xB xB xB
xB Failure
Success
x-
x+
x+
x+++
Operate
Operate
Regroup for
Sell or merge Retrench
Fall way back
xA = Sell assets x- = Sell at a loss x+ = Sell at a profit x+ = Sell at a greater profit
-→ = Adapt and continue as is, temporary or permanent
xB = Bankruptcy