• No results found

Er zijn verschillende manieren om formatief te evalueren, hieronder vind je een selectie:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Er zijn verschillende manieren om formatief te evalueren, hieronder vind je een selectie:"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Om het onderwijsaanbod goed op de leerling af te stemmen, moet je weten waar leerling zich bevindt in zijn ontwikkeling. Daarnaast wil je ook op bepaalde momenten in het schooljaar weten of de gestelde doelen uit de NTC-Leerlijn wel bereikt zijn. Maar hoe pak je dat aan en waar begin je?

De ontwikkeling van de leerling kun je in grofweg drie stappen volgen. In dit document is stap 2 beschreven: hoe wil ik evalueren? Stap 1 (wat wil ik

evalueren) en 3 (wat doe ik vervolgens met de gegevens?) staan beschreven in twee andere documenten op BRON.

HOE WIL IK EVALUEREN?

Als je weet wat je wilt evalueren dan moet je vervolgens vaststellen hoe je gaat evalueren.

Hoe kun je als leerkracht de taalontwikkeling van je leerlingen volgen? Dit kan op twee manieren:

1. De vorm van evalueren die als primair doel heeft om de leerkracht en de leerlingen inzicht te geven in het leerproces, wordt formatief evalueren genoemd.

2. Tegelijkertijd is evaluatie ook een middel om vast te stellen of vastgestelde doelen zijn behaald, deze te classificeren, selecteren en te vergelijken met een normgroep, dit wordt summatieve evaluatie genoemd.

Kortom: summatief evalueren gebeurt na het leren, om de opbrengst van het onderwijs vast te stellen; formatief evalueren tijdens het leren, om het leerproces te verbeteren.

Hieronder worden eerst verschillende wijzen van evalueren, die de leerkracht binnen de taallessen kan toepassen, beschreven, het zogenoemde formatieve evalueren (A). Daarna wordt ingegaan op summatief evalueren (B).

A) Formatieve evaluatie.

Formatieve evaluatie is zeker in het NTC-onderwijs een belangrijke bron van

informatieverzameling omdat het onderwijs aan deze leerlingen vaak maatwerk is. De leerlingen verschillen veelal in niveau en zijn ook moeilijker te vergelijken met

leeftijdgenoten in Nederland. De leerkracht volgt de leerling vaak individueel in zijn of haar ontwikkeling.

Focus op de ontwikkeling van kinderen en maatwerk vinden veel leerkrachten belangrijk, en juist dat vraagt om inzet van regelmatige formatieve evaluatie. Welke keuzes kun jij als leerkracht, daarin maken?

Er zijn verschillende manieren om formatief te evalueren, hieronder vind je een selectie:

1. Effectieve, directe feedback is de reactie van de leerkracht op het werk van de leerling. De reactie van de leerkracht dient direct na afloop van bijvoorbeeld een

(2)

schrijfopdracht of zelfs tijdens een opdracht gegeven te worden. Wordt er gewacht met het geven van feedback tot een volgende les? Dan is de impact veel minder sterk.

Vragen stellen aan de leerling is ook een vorm van feedback. Het geeft de mogelijkheid om in het leerproces tijdig in te grijpen. Daarnaast kan het misconcepties bij de leerlingen weerleggen. Ook stimuleert vragen stellen tot

nadenken, dus wordt dieper leren bevorderd. Daarnaast worden de leerdoelen en de beoordelingscriteria weer helder voor de leerling (mocht dat nodig zijn).

Voorbeelden van effectief geformuleerde vragen zijn:

- Wat is je startpunt? Wat zijn de beoordelingscriteria en wat is jouw leerdoel?

- Hoe heb je de taak tot nu toe uitgevoerd? Welke vooruitgang heb je geboekt?

- Hoe ga je nu verder? Wat heb je nu nodig om verder te komen?

Gesprekken tussen leekracht en leerling met een formatief evaluatiedoel, worden ook wel toetsdialogen genoemd. Zowel bij toetsdialogen als het geven van feedback, is het van essentieel belang de uitkomsten op papier te zetten. Want alleen dan kun je de ontwikkeling van de leerling (op langere termijn) blijven volgen.

Wil je meer te weten komen over effectieve, directe feedback, lees dan dit artikel.

2. Toetsen (zowel methodetoetsen als bijvoorbeeld Cito- en Diatoetsen) kun je ook formatief inzetten, door deze alleen diagnostisch te gebruiken. Je geeft dus geen

beoordeling maar gebruikt de resultaten alleen om te weten te komen waar de leerling staat en wat de leerling nodig heeft. Dit kun je zowel op leerling- als groepsniveau toepassen:

 Op leerlingniveau toets je of de leerling alle onderdelen van een unit/thema of

vaardigheid. Het geeft je handvatten om het beheersings- of vaardigheidsniveau van de leerling te bepalen, zodat je weet waar je kunt versnellen of wat extra aandacht nodig heeft. Met deze informatie kun je de leerling feedback en remediëring op maat geven, bijvoorbeeld door in gesprek te gaan over de gemaakte fouten.

 Op groepsniveau geven toetsen je de mogelijkheid om je instructie, didactische werkvormen en didactisch handelen bij te stellen. Als veel leerlingen de stof of de vaardigheid niet beheersen, kun je bijvoorbeeld een onderwerp in zijn geheel herhalen, al dan niet in kleine stappen. Of je begeleidt een leerling bij de voorbereiding van een lesonderdeel.

Het is goed om af en toe (samen met collega’s) leerlingenresultaten naast elkaar te leggen en te ordenen aan de hand van de beoordelingscriteria (‘moderation’) om een overzicht te houden van het niveau van je leerlingen. Dit kun je overigens ook doen met bijvoorbeeld schrijfopdrachten die leerlingen hebben gemaakt.

3. Een leerlingportfolio is een verzameling van het werk van de leerling, dit kan zowel op papier als digitaal. Portfolio’s geven een gedetailleerd beeld van het leren en de ontwikkeling van de leerling. Ze laten niet alleen zien welke kennis en

vaardigheden de leerling beheerst, maar geven ook informatie over de kwaliteit van het werk en over het proces dat tot het uiteindelijke resultaat heeft geleid.

(3)

Op deze manier kan het leerproces van de leerling op langere termijn in beeld worden gebracht. De leerling kan ook terugkijken naar eerder werk waardoor hij de opbouw van leerstof ziet en voorkennis kan koppelen aan nieuw geleerde stof.

Portfolio’s kunnen ook een goed beeld overbrengen aan de volgende leerkracht. Dit kan dus extra waardevol zijn wanneer een leerling terugkeert naar Nederland of Vlaanderen.

Voorbeelden van online portfolio’s zijn:

 Bordfolio

 Leerpodium

 Seesaw

4. Een rubric is een beoordelingsschaal waarmee je producten of (deel)vaardigheden van de leerling beoordeelt op kwaliteit. Een rubric bestaat altijd uit verschillende criteria, verschillende niveaus en beschrijving van de criteria op deze niveaus. Voor de leerling is het prettig dat er omschreven wordt wat er precies van hem verwacht wordt. Doordat een rubric duidelijk maakt waaraan voldaan moet worden, kan bijvoorbeeld ook een medeleerling inhoudelijke feedback geven.

De criteria zijn voor iedereen gelijk, wat een objectieve beoordeling bevordert. Ook op het eerste gezicht lastiger te omschrijven vaardigheden als samenwerken en creatief denken kunnen in een rubric kwantificeerbaar worden gemaakt, waardoor leerlingen weten wat er van hen wordt verwacht. Je kunt leerlingen ook een lege rubric geven die ze zelf in kunnen invullen. Ze bepalen zo zelf hoe hoog ze de lat leggen en die is vaak hoger dan die van de docent.

Kijk hier voor een uitgebreide beschrijving en een voorbeeld van een rubric

B) Summatief toetsen

Wanneer je de leerling door middel van een toets beoordeelt, dan is dat een summatieve evaluatie. Dit kan zowel aan de hand van methodetoetsen en methode-onafhankelijke toetsen (bijvoorbeeld Cito- en Diatoetsen).

Toetsen uit de methode en methode-onafhankelijke toetsen hebben dan elk hun eigen functie. Methodetoetsen hebben dan als doel vast te stellen of leerlingen de lesstof uit het afgelopen blok goed hebben opgepikt. Methode-onafhankelijke toetsen hebben in dit geval een ander doel, namelijk vaststellen en classificeren op welk niveau de vaardigheid van het kind ligt.

1. Methodetoetsen toetsen richten zich dus op de lesstof die een bepaalde periode aan bod is gekomen. Het zijn beheersingstoetsen. Dat wil zeggen dat je er in principe vanuit kunt gaan dat het grootste deel van de leerlingen de toets foutloos kan maken.

Voor NTC-scholen waar vaak gewerkt wordt in kleinere groepen, moet je je als leerkracht afvragen of het nodig is een methodetoets summatief af te nemen. Je kunt jezelf de volgende vragen stellen na afloop van een lessenserie of unit:

 Past de methodetoets bij de fase van de NTC-Leerlijn waarin de leerling zich bevindt?

 Welke extra informatie verwacht ik dat afname van een toets mij oplevert?

(4)

 Is dit informatie die ik nog mis of heb ik deze informatie al verzameld?

 Hoeveel tijd kost het me om deze toets af te nemen?

 Is dit efficiënt gebruik maken van mijn beperkte onderwijstijd?

Bij een aantal methodes is een NTC-handleiding geschreven, deze kun je vinden op BRON. Zowel de NTC-handleiding als de handleiding van de methode zelf, kunnen je helpen om de toets goed af te stemmen op de leerling.

Resultaten van methodetoetsen leveren in combinatie met observaties door de leerkracht en methode-onafhankelijke toetsen een beeld op van een leerling.

2. Methode-onafhankelijke toetsen kun je inzetten als objectieve graadmeter, zo kun je met methode-onafhankelijke toetsen de leerling vergelijken met

leeftijdgenoten in Nederland. Het is zowel voor jou als voor de ouders prettig om een vergelijking te kunnen maken met de situatie in Nederland. Hierbij is het goed om je te realiseren dat de Nederlandse taalinput in het buitenland beperkt is, waardoor de vergelijking met Nederlandse leeftijdgenoten slechts gedeeltelijk te maken is.

Bovendien kun je met methode-onafhankelijke toetsen over een langere periode de ontwikkeling van de leerling volgen. De toetsen hebben namelijk vooral een

signalerende functie, zowel op leerling- als op groeps- en schoolniveau.

Deze methode-onafhankelijke toetsing vindt plaats door middel van een volgsysteem.

Cito, Diatoetsen en BOOM bieden dit aan. In het NTC-onderwijs worden Cito- en Diatoetsen het meest afgenomen, daarom is bij die toetsen een vertaaltabel gemaakt zodat je de resulaten kunt koppelen aan de NTC-Leerlijn.

Richting 1- en 2-leerlingen

De onderwijsinspectie adviseert minstens één maal per jaar de leerstofgebieden spelling, technisch lezen en begrijpend lezen onafhankelijk van de methode te toetsen.

R1-leerling krijgen dezelfde lesstof aangeboden als hun leeftijdsgenoten in Nederland en Vlaanderen. Dat betekent dat zij ook op dat niveau getoetst worden. Dus een leerling die in groep 6 zit op een NTC-school maakt voor begrijpend lezen de toets M6 (Cito). R2-leerlingen hebben daarentegen tot twee jaar achterstand (m.b.t. de Nederlandse taalvaardigheid) op hun leeftijdgenoten in Nederland en Vlaanderen.

Daarom zal een R2-leerling met de leeftijd van een groep 6-leerling, het onderwijs aangeboden krijgen van groep 5 of 4 – dit kan overigens per taaldomein verschillen.

Dus een leerling die op het gebied van begrijpend lezen op het niveau van leeftijdgenoten zit en dus een R1-leerling is, kan op het gebied van spelling

achterlopen en dus een R2-leerling zijn. De toetsen moeten dus per domein goed afgestemd worden op het niveau leerling.

Richting 3-leerlingen

Voor het toetsen van een groot deel van R3-leerlingen zijn reguliere methode- onafhankelijke toetsen minder goed bruikbaar. In plaats hiervan leg je de focus op formatieve evaluaties. Het is van belang vast te leggen welke lesstof je aan de leerling

(5)

hebt aangeboden en in hoeverre hij de stof beheerst. Zie de Richtingwijzer voor meer gedetailleerd advies voor R3-leerlingen.

Voorbeeld

Je weet wat je wilt evalueren, nu moet je nadenken over de wijze waarop je Sara wilt evalueren. Gezien de aard van de taak (een routebeschrijving (instructieve tekst) van huis naar school kan schrijven) en het feit dat je Sara feedback wilt geven op haar leerproces, kies je voor een formatieve evaluatie. Je stelt een rubric samen waarin de kenmerken van de taakuitvoering in oplopende stappen (bijvoorbeeld: beginner – in ontwikkeling – gevorderd) beschreven staan.

Aan de hand van de rubric geef je Sara zowel tijdens als na de opdracht feedback

LEES VERDER

 STAP 1 Wat wil ik evalueren?

 STAP 3 Wat doe ik vervolgens met de gegevens?

(6)

BIJLAGE FEEDBACK IN DE PRAKTIJK

Lia Voerman, trainer bij Didactisch Coachen

Wat kan een docent in de klas doen om leerbevorderende feedback te geven?

Hattie en Timperley1 gaven in 2007 aan, dat specifieke feedback kan gaan over:

 de inhoud;

 het leerproces;

 de zelfregulatie;

 de persoon zelf.

In hun artikel geven ze ook aan, dat feedback op de inhoud enigszins effectief is om leren te bevorderen, dat feedback op het leerproces al meer effect heeft, feedback op zelfregulatie het meest, en dat feedback op de persoon zelf juist negatief werkt op leren.

In bovenstaande is dat laatste al genuanceerd, feedback op de persoon zelf werkt lang niet altijd negatief op leren. Bovendien kun je aan dit lijstje toevoegen dat het ook van belang kan zijn voor het welbevinden en de motivatie van leerlingen om feedback te geven op de emotie die leerlingen ervaren.

Dimensies van feedback

In de praktijk kun je het lijstje van Hattie en Timperley vertalen naar de volgende dimensies van feedback2:

1. De inhoud van dat wat er geleerd wordt. Dit is de feedback die het meeste voorkomt.

Voorbeelden van deze soort feedback zijn vakspecifiek en zijn ook vaak op het niveau van goed of fout, waarmee je in de niet-specifieke feedback terecht komt.

Als de leerling gevraagd wordt om te redeneren, te vergelijken of te evalueren, dan is er een diepere vorm van inhoudelijke feedback mogelijk. Een voorbeeld van dergelijke feedback is:

Bij je antwoord heb je echt goed geanalyseerd wat de verbanden zijn tussen de opwarming van de aarde en de CO2 uitstoot.

2. De leerstrategieën die een leerling hanteert: dit is een operationalisering van wat Hattie en Timperley benoemen als feedback op het leerproces en de zelfregulatie.

In haar boek Effectiever leren met leerstrategieën3 beschrijft Pieternel Dijkstra leerstrategieën als volgt:

Leerstrategieën zijn concrete manieren van leren die leerlingen bewust in kunnen zetten om het leren zo soepel mogelijk te laten verlopen – ze leren daardoor ‘hoe’ ze

1 Hattie en Timperley, 2007

2 Voerman en Faber, in druk

3 Dijkstra, 2015

(7)

moeten en kunnen leren. Deze strategieën helpen leerlingen zelfstandig te leren, nu en in de toekomst, en het beste uit zichzelf te halen.

Dijkstra onderscheidt leerstrategieën van studievaardigheden.

 Voorbeelden van studievaardigheden zijn: een kaart lezen, of iets opzoeken op internet.

 Voorbeelden van leerstrategieën zijn: het maken van een planning voor een opdracht, terugkijken op fouten, of het verbinden van voorbeelden aan de leerstof.

Studievaardigheden en leerstrategieën zijn natuurlijk allebei belangrijk. De belangrijkste leerstrategieën die Dijkstra noemt zijn:

a. Overzien: dit betekent dat leerlingen weten welke leerstrategieën ze tot hun beschikking hebben en wanneer ze die kunnen gebruiken.

b. Plannen en voorspellen: Het plannen van het leerwerk en daarmee vooral te kijken naar wat er gedaan moet worden, in hoeveel tijd en wat prioriteit heeft

c. Herhalen: letterlijk herhalen van de leerstof, hardop of voor jezelf

d. Het nut zien: het verkrijgen van inzicht in het nut van de leertaak en dat gebruiken om jezelf te motiveren.

Bijvoorbeeld na de vraag van de docent hoe de leerling de toets heeft voorbereid: Als ik het zo hoor heb je goed je werk gepland, steeds een beetje, en vooral ook goed herhaald.

Daarom heb je nu een veel beter cijfer voor je toets dan de vorige keer!

Deze feedback heeft verschillende van de beschreven elementen in zich: het is

doelgerelateerd (nl. bedoeld om het gebruik van leerstrategieën bewust te maken en te bevorderen), daarmee is het specifieke feedback geworden.

Bovendien is het progressie feedback: het geeft aan op welke manier de leerling zich verbeterd heeft.

Het interessante is, dat sommige van deze leerstrategieën (overzicht hebben, kunnen plannen, jezelf motiveren) ook persoonlijke kwaliteiten van leerlingen kunnen zijn, waarmee de feedback op deze gebieden nog waardevoller wordt.

3. De emotie die een leerling ervaart:

In een eerder artikel is beschreven hoe verweven leren en emotie zijn, en dat feedback eigenlijk altijd wel emotie oproept bij de ontvanger. Een manier om je ook te richten op de emotie die leerlingen ervaren is met behulp van AB2C4:

A. Aandacht voor de leerlingen:

- zijn werk of zijn gedrag;

- kijken en luisteren;

- zien wat er met een leerling gebeurt;

4 Voerman en Faber, 2010

(8)

- naar aanleiding van een situatie in de klas;

- een opdracht of van feedback die gegeven is.

B. ²Bevragen of benoemen, oftewel:

- kiezen voor het stellen van een vraag en daarna feedback geven;

- direct feedback geven en dan eventueel daarna een vraag stellen.

C. Checken:

- hoe reageert de leerling;

- komt de feedback binnen;

- hoe komt de feedback binnen.

Meestal kan dat gewoon door te kijken. En soms kun je ervoor kiezen om op wat je observeert weer feedback te geven of er vragen over te stellen.

Een voorbeeld van feedback die gaat over de emotie die de leerling ervaart, is: ik zie dat je baalt en eigenlijk geen zin meer hebt, en toch ga je aan de slag, goed gedaan!

4. De persoonlijke kwaliteiten5 van een leerling, liefst gekoppeld aan concreet gedrag.

Een voorbeeld van dergelijke feedback is: Ik heb echt gezien dat je elke keer echt goed je huiswerk hebt gemaakt, wat ben jij een doorzetter!

Uit onderzoek blijkt dat de meeste feedback in het onderwijs niet specifiek is of gericht is op de inhoud . Deze beide vormen van feedback zijn het minst effectief . De uitdaging is dan ook om ook op de andere gebieden feedback te gaan geven en handvatten te vinden om dat te gaan doen.

Mogelijkheden creëren om feedback te geven

Feedback vindt plaats in een communicatieproces; en in dat communicatieproces kan de docent een aantal factoren beïnvloeden die het makkelijker maken om ook daadwerkelijk specifieke feedback te geven.

Doel bepalen en communiceren

De eerste van die factoren is bewust bezig zijn met het doel van de les of lessen. En hoe concreter het doel, hoe makkelijker het is om feedback te geven.

Bijvoorbeeld: een wiskundedocent heeft als doel dat de leerlingen in de les voor het grootste gedeelte zelfstandig het boek doorwerken en dat aan het eind van de les iedere leerling gekomen is tot opgave x. Bovendien is zijn doel dat leerlingen de goede formules toepassen bij de opgaven. In de les vertelt hij die twee doelen aan de leerlingen.

5 Lagerwerf & Korthagen, 2006

(9)

De feedback is dan voorspelbaar: de docent kan feedback geven op het tempo van werken:

‘het is hartstikke goed, jij bent al op de helft!’ en natuurlijk op het gebruik van de formules:

‘hier heb je formule x gebruikt, dat is niet de goede.’ Gevolgd door een vraag: ‘hoe bepaal je wat de goede formule is?’

Op het antwoord van de leerling op die vraag kan dan weer een vraag komen, of feedback op de manier waarop de leerling denkt te bepalen welke formule de juiste is.

Werkvorm

Niet elke situatie leent zich voor het geven van feedback. Een klassikale instructie bijvoorbeeld geeft bijna geen mogelijkheden om feedback te geven. Een onderwijs-

leergesprek, waarin de docent vragen stelt en de leerlingen antwoorden, weer wel. Dan kan de docent antwoord geven op de redenaties van de leerlingen.

En de situatie waarin leerlingen zelfstandig of in groepjes werken leent zich heel goed voor het geven van feedback als de docent rondloopt en het werk van de leerlingen bekijkt. Het is van belang om in de les regelmatig situaties te creëren om feedback te geven.

Tijd

Veel docenten denken dat goede feedback geven veel tijd kost. Dat is echter niet het geval.

Feedback geven, zoals beschreven in de voorbeelden hierboven kost niet meer tijd dan het geven van aanwijzingen en het stellen van vragen. Het kost- zeker in het begin- wel

inspanning. Leerbevorderende feedback bedenken is echt lastig, daarom is een goede voorbereiding zo belangrijk.

Vragen stellen

Een hele belangrijke manier om mogelijkheden te creëren om feedback te geven is door het stellen van vragen. Uit onderzoek blijkt, dat leraren 300 tot 400 vragen per dag stellen. Maar de meeste daarvan blijken te gaan over procedures en feiten en zetten de leerling niet aan het denken. Er zijn vragen die bijna rechtstreeks leiden tot goedzo-feedback, en er zijn vragen die juist veel meer kunnen leiden tot specifieke feedback.

Voorbeeld 1

Docent: Wat is de hoofdstad van Griekenland?

Leerling: Athene Docent: Goed zo.

In dit voorbeeld specifieke feedback geven is heel lastig, want waar zou die feedback over moeten gaan?

Voorbeeld 2

(op voorwaarde dat het antwoord niet letterlijk in het boek staat) Docent: Hoe is Athene de hoofdstad van Griekenland geworden?

Leerling: [geeft redenatie]

(10)

Docent: wat er goed is in je antwoord is [xxx]. Je hebt twee kennisbronnen aan elkaar verbonden, goed aangepakt! Oké, jongens, wie vult het antwoord aan?

In dit voorbeeld geeft de docent niet alleen feedback op de inhoud van het antwoord, maar ook op de aanpak die de leerling gevolgd heeft. Dat het antwoord blijkbaar nog niet helemaal compleet is, geeft aanleiding tot verdere vragen.

In het eerste voorbeeld is sprake van een feitenvraag. Dit blijken wel de vragen te zijn die het meeste gebruikt worden in het onderwijs6. De andere vragen, die een beroep doen op het denken en het redeneren van de leerlingen komen minder vaak voor. Een veel gebruikte manier om vragen te categoriseren is aan de hand van de taxonomie van Bloom7.

Bloom onderscheidt vragen van hogere en lagere orde. Vragen van lagere orde gaan meestal over feiten die onthouden zijn. Vragen van hogere orde nodigen de leerling uit om verder na te denken en een meer uitgebreid antwoord te geven. Meestal zegt men, dat in de

taxonomie van Bloom de vragen vanaf het niveau toepassing de hogere orde vragen zijn.

Vragen over kennis en begrip zijn vragen van lagere orde. Ook is er enige discussie of vragen van hogere orde wel altijd leiden tot meer denkactiviteit bij de leerling. En vergelijkbaar, hoeven vragen van lagere orde niet altijd te leiden tot weinig denkactiviteit. Echter in het algemeen kun je toch wel stellen, dat vragen van hogere orde het denken meer stimuleren.

Je mond houden: De wachttijd na het stellen van een vraag is van groot belang. De meeste vragen van leraren worden binnen een seconde beantwoord. Dat zegt niet zoveel over de kwaliteit van de leerlingen, maar meer over de kwaliteit van de vraag.

Als je de wachttijd voor categorie 1 vragen verhoogt naar 3 seconden, en die voor categorie 2 en 3 vragen naar 10 seconden biedt dit al een enorme winst in aantal en kwaliteit van de antwoorden.

Misschien is wel de grootste opgave voor docenten te leren verduren dat leerlingen worstelen, dat ze het antwoord niet weten en na moeten denken. En juist dan wordt er geleerd!

Samenvattend

Leerbevorderende feedback geven kan met behulp van het volgende:

Bereid je voor:

 Weet wat je doel is (cognitief, sociaal, affectief)

 Kies je werkvorm

 Besef dat het feedback geven op zich geen tijd kost, maar wel aandacht gericht op de leerling

 Bedenk zowel hogere als lagere orde vragen

6 Voerman, 2014

7 Kratwohl, 2002

(11)

Bij het geven van feedback:

 Maak de feedback zoveel mogelijk specifiek en gerelateerd aan een doel

 Geef zowel discrepantie als progressiefeedback

 Geef positieve en negatieve feedback in een verhouding van minimaal 3: 1 (positief : negatief)

 Leid je feedback in door het stellen van vragen, en neem de stilte na de vraag in acht Dimensies van feedback:

 Inhoud

 Leerstrategie

 Emotie

 Persoonlijke kwaliteiten

Referenties

Hattie, J., & Timperley, H. (2007). The power of feedback. Review of Educational Research, 77, 81-112.

Kratwohl, D.R. (2002). A revision of Bloom’s taxonomy: An overview. Theory into Practice, 41, 212-218.

Lagerwerf, B., & Korthagen, F. (2006). Een leraar van klasse. Soest: Nelissen.

Voerman, L. (2014). Interventie analyse Didactisch Coachen. Interne rapportage Openbaar Onderwijs Zwolle en Regio.

Voerman, L., & Faber, F. (2010). “Goed zo!” is onvoldoende. [“Well done!” is not enough.]

Van 12 tot 18(6), 48-49.

Voerman, L. en Faber, F. (in druk). Didactisch Coachen.

Voerman, L., Meijer, P.C., Korthagen, F.A.J., & Simons, P.R.J. (2012). Types and frequencies of feedback interventions in classroom interaction in secondary education. Teaching and Teacher Education, 28, 1107-1115.

Bron

Voerman, L. (2017) Feedback in de praktijk. Geraadpleegd op 21-06-2018, van https://wij- leren.nl/feedback-geven-leerbevorderend-tips-praktijk.php

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

36 Beschrijven van en naar welke staten in de Verenigde Staten mensen verhuizen en je kunt uitleggen waarom ze dat doen.. 37 Een eigen mening met behulp van argumenten vormen over

Vanuit de kruisbestuiving tussen projectonderwijs en formatief evalueren heeft het team van het Veluws College ervoor gekozen om met ‘rubrics’ (zie onderstaand kader) te gaan

Voor het boeket dient u zelf een vaas mee te brengen, de afmeting hiervan moet ongeveer 20/30cm hoog en 20cm doorsnede bedragen..

Tijdens onze bezoeken is ook naar voren gekomen welke invloed deze gebouwen sociaal maatschap- pelijk hebben door de betrokkenheid van grote groepen vrijwilligers en de huisvesting

In principe geldt: de vijf fasen van formatief evalueren (Gulikers & Baartman, 2017) is niet alleen bij fysiek onder wijs in de klas de basis, maar ook bij onderwijs op

Maakt geen fouten in basale spellingen en in de werkwoordspelling, maar wel een enkele fout in eigenaardigheden van de spelling en/of fouten in hoofdletters en

Maakt geen fouten in basale spellingen en in de werkwoordspelling, maar wel een enkele fout in eigenaardigheden van de spelling en/of fouten in hoofdletters en

Ook kunnen leerlingen aan de hand van criteria die door de klas zijn opgesteld bij het bespreken van de opdracht, bijvoorbeeld het schrijven van een verslag, hun eigen werk