• No results found

LIJST MET TABELEN. Schuld en Schaamte binnen de componentiële emotietheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "LIJST MET TABELEN. Schuld en Schaamte binnen de componentiële emotietheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd."

Copied!
76
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LIJST MET TABELEN ii

ABSTRACT Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inleiding

Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Emoties Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Componentiële emotietheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

De cognitieve structuur van emoties Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Linguïstisch Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Representatie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Intern Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Culturele oriëntatie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Schuld en schaamte Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Schuld en Schaamte binnen de componentiële emotietheorie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Controleerbaarheid Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Waargenomen reactie van anderen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Zelfinschatting Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Waargenomen gedrag Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Zelfbewuste emoties Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

De vier dominante theorieën over schuld en schaamteFout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Privaat versus publiek Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Morele versus persoonlijke normen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Zelf versus Gedrag Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Focus op schuld Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Schuld en schaamte de knoop ontwart Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Verschil in culturele oriëntatie bij Vlamingen en Turken Fout! Bladwijzer niet

(2)

Onderzoeksvragen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Methode 22

Steekproef Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Procedure Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Meetinstrumenten Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Situatievragenlijst. 23 reactie van anderen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

controle Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

zelfinschatting Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

gevolgen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

subjectieve ervaringen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

positieve actietendensen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

negatieve actietendensen Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Acculturatie Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

zelfbeoordeling van taalvaardigheid Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Zelfbeoordeling van culturele kennis 25

Culturele activiteiten 25

Gedragsregels 25

Sociale relaties en vriendschappen 25

Resultaten 26

Discussie 35

Belangrijkste bevindingen 35

Beperkingen van het onderzoek 41

Toekomstig onderzoek 42

Implicaties voor theorie en praktijk 43

Conclusie 44

(3)
(4)

VOORWOORD

Graag wil ik mijn dank betuigen aan Emine, Marjolein en Brent voor hun

geapprecieerde hulp bij het inzamelen van de data. Maar ook aan mijn thesisbegeleider Hans Groenvynck voor zijn geduld en gewaardeerd advies; en Professor Fointaine voor de unieke kans om via deze studie een beter inzicht te verwerven in de schuld en schaamtebeleving van Vlamingen en Turkse allochtonen. Ook zou ik bij deze de participanten aan deze studie willen bedanken voor hun inzet en tijd zonder hun zou mijn scriptie immers niet mogelijk geweest zijn. Tenslotte dank ik mijn familie, vrienden leerkrachten en profesoren.

(5)

LIJST MET TABELEN

Tabel 1: Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie: enkel de vijf hoogst ladende items op elke component zijn weergegeven

28

Tabel 1 bis: Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie: enkel de vijf hoogst ladende items op elke component zijn weergegeven

29

Tabel 2: Resultaten van de hiërarchische regressieanalyse inzake de effecten van de groep van Vlamingen of Turkse allochtonen op interne en externe schuld- en schaamtereacties

31

Tabel3: Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie voor de BASC 16

33

Tabel 3 bis: Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie voor de BASC 16

34

(6)

ABSTRACT

Deze studie onderzocht de schuld- en schaamtereacties bij Turkse allochtonen en Vlamingen. Schuld- en schaamte werden binnen het theoretische kader van de

componentiële emotietheorie geplaatst. De vragenlijst baseert zich op drie componenten van deze theorie: subjectieve ervaringen, appraissals en actietendens. Deze vragenlijst peilt naar schuld- en schaamtereacties op de werkvloer, één van de belangrijkste levensdomeinen waar Vlamingen en Turkse allochtonen elkaar ontmoeten Via een principale componentenanalyse op de schuld- en schaamtereacties uit de vragenlijst over de culturen heen, werd een twee-factorenstructuur gevonden. De eerste component weerspiegelt interne schuld- en schaamtereacties die men het best kan omschrijven als intrapersoonlijke schuld, de tweede component weerspiegelt externe schuld- en

schaamtereacties die men het best kan omschrijven als interpersoonlijke schaamte. Uit de resultaten blijkt dat Turkse allochtonen zowel meer interne als externe schuld- en schaamtereacties rapporteren dan Vlamingen. Het feit dat Turkse allochtonen meer intrapersoonlijke schuld rapporteren zou te wijten kunnen zijn aan de meer centrale rol van het geloof in hun leven. Dat Turkse allochtonen meer interpersoonlijke schaamte rapporteren kan te wijten zijn dat ze uit een collectivistische cultuur komen waar de sociale ingroep centraal staat. Dit sluit aan bij het perspectief ‘publiek versus privaat’.

Tenslotte werd er geen significant effect gevonden van de twee acculturatiedimensies van Berry (1980), adaptie en behoud op de interne en externe schuld- en

schaamtereacties bij Turkse allochtonen. Een aantal factoren zouden dit kunnen verklaren: allochtonen passen hun acculturatiestrategie aan de visie van autochtonen, naargelang de context kiest men voor een andere acculturatiestrategie en de culturele kloof verkleint aanzienlijk tussen de 2e en 3e generatie allochtonen.

(7)

Inleiding

Deze studie onderzoekt de beleving van schuld en schaamte bij Vlamingen en Turkse allochtonen in Vlaanderen op de werkvloer. Turkse immigratie in België heeft een lange voorgeschiedenis. De eerste Turkse migratiegolf was in 1956 en vele tijdelijke gastarbeiders uit die periode hebben zich permanent in België gevestigd.

Tegenwoordig spreekt men over Turkse migranten in termen van eerste, tweede en derde generatie en is de Turkse gemeenschap uitgegroeid tot de tweede grootste groep van allochtonen uit niet EU-landen. Desondanks deze lange geschiedenis leven er nog vele misverstanden en clichébeelden bij Vlamingen omtrent Turkse allochtonen. Er is dus nood aan een beter wederzijds begrip tussen bevolkingsgroepen in een maatschappij die steeds meer divers wordt. Eén van de weinige levensdomeinen waar intercultureel contact is tussen ‘allochtonen’ en ‘autochtonen’ is de werkplek. Een beter begrip in de emotiebeleving van de andere kan bijdrage tot een betere interculturele samenwerking.

Het is belangrijk even stil te staan bij het feit dat schuld en schaamte sinds de jaren 1940 van de vorige eeuw de focus zijn geweest van talloze antropologische en crosscultureel psychologische studies. Het schuld en schaamte onderzoek kan dus terugvallen op een lange onderzoekstraditie maar desondanks is er heel wat conceptuele verwarring wat schuld en schaamte nu precies inhouden. Schuld en schaamte zijn immers twee veel voorkomende emoties, die als negatief worden ervaren. Het zijn eveneens de emoties bij uitstek die een band leggen tussen de persoon en zijn sociale omgeving (Tangney, Miller, Flicker en Barlow, 1996). Tenslotte is het taalgebruik omtrent emoties zeer vaag waardoor zowel psychologen als leken schuld en schaamte niet goed van elkaar kunnen afbakenen. Het gevolg is dat binnen de

onderzoeksliteratuur over schuld en schaamte er wel consensus bestaat dat beide sociale emoties en zelfbewuste emoties zijn (Tangney et al.,1996) Maar er is een gebrek aan consensus over de differentiatie met verstrekkende gevolgen: namelijk inconsistente en zelfs contradictoire hypotheses en resultaten (fontaine et al., 2006).

Desondanks deze inconsistenties en contradicties in hypotheses en resultaten in het wetenschappelijke domein prevaleert bij Vlamingen de antropologische visie (Ausebel, 1955; Benedict, 1946) op de salientie van schuld en schaamte bij allochtone bevolkingsgroepen zoals Marokkanen en Turken: namelijk dat mensen uit deze culturen

(8)

niet tot het internaliseren van normen komen en daarom ook nauwelijks schuld kennen.

Het schaamtegevoel is daarentegen goed ontwikkeld en is de belangrijkste vorm van controle. Dit is in schril contrast met de Vlaamse cultuur, zij komen immers tot een diepe internalisatie van normen (Hermans, 2004). In de antropologie spreekt men dan ook wel eens van schuld- en schaamteculturen. Het christelijke Westen

(individualistische cultuur) zou een typische schuldcultuur zijn. Het Islamitische Midden-Oosten (collectivistische cultuur) daarentegen zou een typische schaamte- of eercultuur zijn (Eickelman, 1989). Volgens Hermans (2004) gaat de antropologische visie omtrent schuld en schaamte voorbij aan het feit dat er verschillende vormen van schuld en schaamte zijn. Ze houdt ook geen rekening met culturele variatie in emoties en evenmin met het feit dat schuld en schaamte een grote overlap kennen (Tangney, 1992, Tangney & Fisher, 1995, Tangney et al.1994). Problematisch is dat de visie in Vlaanderen omtrent allochtonen met een moslimachtergrond, grotendeels is ontstaan door onderzoek dat gebeurd is bij probleemjongeren van Marokkaanse origine en dat men deze bevindingen ondoordacht door heeft getrokken naar ganse bevolkingsgroepen.

Het beeld past mooi in de antropologische visie over de schuld en schaamtebeleving bij Marokkanen en Turken maar men dient zich te bezinnen over de veralgemeenbaarheid van deze conclusies naar de gehele populatie (Hermans, 2004). Het gaat immers over een, niet representatieve, subgroep binnen de populatie. Om tot een genuanceerd beeld te komen van schuld- en schaamtebeleving bij Turkse allochtonen dient men het

onderzoek uit te breiden naar goed aangepaste, niet criminele, jongeren en volwassenen.

Daar wil deze studie een steentje aan toe bijdragen. De focus van deze studie zijn werkende volwassenen van Turkse origine en hoopt zo een bijdrage te leveren tot een beter inzicht te komen omtrent schuld en schaamtebeleving bij Turkse allochtonen.

Emoties

Voor we beginnen met het uitklaren van wat schuld en schaamte precies inhouden is het nodig om stil te staan bij emoties in het algemeen. Emoties worden immers beschouwd als een belangrijke variabelen in onze multiculturele samenleving, maar worden zelden expliciet bestudeerd, en de processen die betrokken zijn bij het beleven van emoties zijn alsnog niet verklaard (Garcia-Prieto, Bellard & Schneider,

(9)

2003). Om de verschillende emotionele reacties op dezelfde gebeurtenis te verklaren, worden emotionele reacties bekeken vanuit de componentiële emotietheorie (Mesquita

& Frijda, 1992). Deze theorie werd onder andere gebruikt door Fontaine et al. (2006) om de structuur van de schuld- en schaamtebeleving in Leuven en Lima te bestuderen.

Om de persoonstructuur van schuld- en schaamte te bestuderen bij Vlamingen en

Turken zal eveneens de componentiële emotietheorie gebruikt worden. Er wordt ook stil gestaan bij cognitieve structuur van emoties.

Componentiële emotietheorie

Het theoretische kader van dit artikel is het componentiële emotietheorie (Mesquita & Frijda, 1992, Fontaine et al., 2006, Strobbe, 2006). Dit theoretische kader laat toe om de emotionele reacties die relevant zijn voor schuld en schaamte te

onderzoeken binnen een crosscultureel kader. Volgens componentiële emotietheorie (Mesquita & Frijda, 1992) zijn emoties gesynchroniseerde processen die bestaan uit relaties van de volgende componenten: situationele antecedenten, codering van gebeurtenissen, appraisal, fysiologische reactiepatronen, actiebereidheid, emotioneel gedrag en regulatie.

Men kan stellen dat emoties uitgelokt worden door verschillende situationele antecedenten (Mesquita & Frijda, 1992, Strobbe, 2006). Verschillende culturele groepen, maar ook de individuen binnen deze groepen zullen verschillende situaties tegenkomen en zullen op een verschillende wijze beïnvloedt worden door deze

gebeurtenissen. De reikwijdte waar een culturele groep of een bepaald individu binnen deze groep voor gevoelig is, is een onderdeel van de karakteristieken van de culturele groep of het individu. Situationele antecedenten worden als crosscultureel gelijkaardig beschouwt indien ze gelijkaardige emoties in verschillende culturen tot stand brengen.

Culturele verschillen situeren zich zowel in aard als in frequentie van bepaalde emotie- uitlokkende situaties.

Onder codering van gebeurtenissen (Mesquita & Frijda, 1992) verstaat men in deze context het categoriseren van een gebeurtenis in termen van bepaalde sociaal gedeelde betekenissen of schemata die men in een cultuur als dusdanig herkent.

Voorbeelden van zulke sociaal gedeelde betekenissen zijn wraak, belediging, geprezen worden, bedreiging van een relatie, … Zulke codering impliceert de erkenning van een

(10)

bepaalde cultureel gedeelde betekenis van dit type gebeurtenissen. Dit type van gebeurtenissen of schemata correspondeert vaak met cultureel belangrijk beschouwde kwesties. Deze schemata zorgen ervoor dat sociale perspectieven en morele waarden de cognitieve structuur binnenkomen en zo emotionele appraisal uitlokken, met andere woorden deze schemata zijn verantwoordelijk voor de culturele specificiteit van

emoties. Emoties worden over het algemeen niet uitgelokt door gebeurtenissen op zich, maar door de culturele betekenis die een persoon aan de gebeurtenis geeft. Dit

coderingsproces verschilt van groep tot groep en kan gedeeld worden binnen een groep.

Identificatie van erkende en belangrijke schemata is een belangrijke bron van informatie over de kenmerken van het individu of culturele groep.

Personen maken een appraisal (Mesquita & Frijda, 1992) van de gecodeerde situatie met betrekking tot de implicaties voor hun welzijn en wat mogelijke copping- strategieën zijn. In deze context betekent dat het appraissal-proces bestaat uit een reeks van controlemechanismen die betrekking hebben op dimensies zoals positieve of negatieve waarde, causaliteit, schuldvraag, onzekerheid van de uitkomst,

controleerbaarheid van de situatie en veranderbaarheid van de situatie. Een reeks van zulke controles beschrijven de emotionele relevantie van de situatie. Verschillende patronen van zulke appraisal controles komen overeen met verschillende emoties.

Vaak gaan emoties gepaard met veranderende fysiologische reactiepatronen (Mesquita & Frijda, 1992). Het bewustzijn en de verwachting van deze reacties dragen bij tot de emotionele ervaring.

Emotionele toestanden brengen veranderingen tot actiebereidheid (Mesquita &

Frijda, 1992) met zich mee. Emoties verschillen naargelang welk soort actiebereidheid opgeroepen wordt.

Actietendensen kunnen resulteren in emotioneel gedrag (Mesquita & Frijda, 1992). Het repertoire van emotioneel gedrag bestaat uit ondoordachte expressieve gedragspatronen die zich aanpassen aan de verschillende actietendensen en emotioneel gemotiveerd gedrag. Het proces waarbij gedragingen geselecteerd worden uit de persoon zijn of haar repertoire wordt aangeduid met de term gedragsgeneratie. Dit proces wordt beïnvloed door de beschikbaarheid en verwachte effectiviteit van de verschillende gedragspatronen.

(11)

Tenslotte zijn emoties ook onderworpen aan regulatie (Mesquita & Frijda, 1992). Regulatie kan een effect hebben op alle voorgenoemde componenten. Regulatie is gedetermineerd door individuele ervaringen en door sociaal-culturele normen met betrekking tot het hebben en uitdrukken van verschillende emoties.

Omdat het onderzoek gebeurt met zelfrapportering, wordt er slechts gekeken naar drie emotiecomponenten: appraisal, subjectieve ervaring en de actie bereidheid; dit is analoog naar Fontaine et al. (2006).

De compential theory of emoties bezorgt ons een cognitief raamwerk waarbinnen we emoties verstaan. Daarom is het belangrijk even stil te staan bij de cognitieve structuur van emoties en wat de beperkingen zijn van zo een benadering.

De cognitieve structuur van emoties

Binnen de crossculturele psychologie kan men verschillen in cognitieve

representaties van emoties op drie niveaus bekijken: linguïstisch, representatie en intern Om onze kennis te vergroten omtrent emoties is het dus belangrijk om een inzicht te krijgen in hun cognitieve structuur. (Fontaine, Poortinga, Setiadi & Markam, 2002).

Linguïstisch (Fontaine et al. 2002). De cognitieve structuur van emoties binnen een cultuur kan beschouwd worden als de cognitieve representatie van de gelijkenissen en verschillen tussen emotietermen (Shaver, Schwartz, Kirson & O’Connor, 1987).

Omdat de vocabulaire van een taal beperkt is, verwacht men dat het mogelijk is om inzicht te krijgen in de interrelatie van emoties. Belangrijke emotieprocessen voor een cultuur zullen dan ook gecodeerd worden in emotietermen (Levy, 1984), zij bezorgen ons toegang tot het cultuurspecifieke emotiedomein. Maar Russel (1991) merkte op dat de aanwezigheid of afwezigheid van een vertalingequivalente emotieterm ons niet veel bijbrengt aangezien het geen definitieve informatie verschaft omtrent de equivalentie of non-equivalentie van de geassocieerde emotieprocessen tussen culturen.

Representatie (Fontaine et al., 2002). Belangwekkend was de ontdekking dat de cognitieve representatie van emotionele termen gelijklopend is aan de karakteristieken van het emotieproces. Er is ook evidentie dat er een sterke relatie is tussen de correlatie

(12)

structuur van huidig affect gebaseerd op vragenlijst onderzoek en de waargenomen gelijkenissen tussen emotietermen (zie bvb. Frijda,1987; Fontaine et al., 2002). Maar desondanks zijn er geen dwingende theoretische redenen nog empirische evidentie dat het gehele emotiedomein gereflecteerd wordt in de cognitieve structuur van emoties. Dit probleem is vooral zichtbaar binnen theoretische kaders als de componentiële

emotietheorie (Mesquita & Frijda, 1992) Ekman (1973) vond dat respondenten een duidelijk onderscheid maakten tussen een emotionele toestand, een corresponderende neiging om zich op een zekere manier te gedragen en sociale normen over wat

uitgedrukt mag worden en hoe het uitgedrukt moet worden. Dit kan leiden tot

discrepanties tussen wat gezegd wordt en hoe het uitgedrukt wordt, Heider (1991) vond dat de Minangkabau agressief gedrag zeer expliciet rapporteerden om de consequenties van woede te beschrijven maar de uitdrukking van woede bij de Minangkabau werd zelden geobserveerd omdat dit niet sociaal aanvaardbaar is binnen hun maatschappij.

Deze bevindingen suggereren dat substantiële verschillen in emotie expressie

compatibel kunnen zijn met crossculturele invariantie in cognities over emoties (Rimé, Mesquita, Philippot & Bocca, 1991).

Intern (Fontaine et al., 2002). Emotionele processen en staten kunnen gevormd worden door de culturele context. Zo’n culturele context is bijvoorbeeld de culturele oriëntatie van een maatschappij of groepen binnen een maatschappij: individualisme versus collectivisme (Hofstede, 1980).

Culturele oriëntatie. Het beleven van emoties wordt ook sterk beïnvloedt door de cultuuroriëntatie. Er zijn namelijk fundamentele verschillen in het beleven van emoties tussen individualische culturen en collectivistische culturen (Mesquita, 2001).

In een collectivistische cultuur zullen emoties meer de nadruk leggen op verbondenheid tussen individuen en hun sociale omgeving. Individualistische culturen zullen

daarentegen meer de nadruk leggen op het uniek zijn van het zelf tegenover anderen.

Binnen het collectivisme vinden emoties hun fundering relatief meer in de sociale waarden, reflecteren ze eerder de realiteit dan de innerlijke wereld van het individu en behoren emoties tot de relatie van zichzelf tegenover anderen. Bij individualistische culturen beperkt dit laatste zich voornamelijk tot de subjectiviteit van het zelf. Men zou kunnen stellen dat emoties analoog ontstaan aan de ideeën en praktijken van de cultuur waarin ze voorkomen. Maar het is een wederzijdig proces emoties zullen op hun beurt

(13)

de culturele thema’s ondersteunen die men belangrijk acht in een bepaalde cultuur. Zo zouden collectivistische culturen meer emoties hebben die gefocust zijn op de anderen, terwijl individualistische culturen meer emoties hebben die gefocust zijn op het zelf (Strobbe, 2006).

Nu we emoties in het algemeen hebben besproken is het tijd om de emoties schuld en schaamte van naderbij te bekijken.

Schuld en schaamte

Schuld en Schaamte binnen de componentiële emotietheorie

Schuld en schaamte plaats men binnen de componentiële emotietheorie bij de appraisaldimensie. Fontaine et al. (2006) onderscheiden in de literatuur vier belangrijke types van appraisal die gerelateerd zijn aan schuld, schaamte of beide. Deze vier

appraisaltypes zijn: waargenomen reactie van anderen, controleerbaarheid, zelfinschatting, en waargenomen gevolgen van het gedrag.

Controleerbaarheid (Fontaine et al., 2006): volgens de attributietheorie is de perceptie van controle over de situatie belangrijk voor de attributie van schuld en schaamte. Indien men een gevoel heeft dat men controle heeft over de situatie, zal men schuld ervaren. Indien men het gevoel heeft dat men geen controle over de situatie heeft, zal men schaamte ervaren.

Waargenomen reactie van anderen (Fontaine et al., 2006): in de klassieke antropologische visie zal dit vooral belangrijk zijn bij schaamte en niet bij schuld.

Baumeister (1998) stelt dat reacties van andere ook belangrijk zijn bij schuld, aangezien andere schuld kunnen induceren door expliciet of impliciet acties af te keuren.

Zelfinschatting (Fontaine et al., 2006): Auteurs zoals Vergrote (1992) en McWilliams (1994) stellen dat schuld en schaamte niet verschillen in termen van een negatieve focus op het zelf (zie onder andere Lewis, 1971, Tangney en Dearing, 2002), maar in termen van de inhoud van de negatieve zelffocus. Bij schuld zal men het zelf ervaren als slecht en moreel verwerpelijk, terwijl men bij schaamte het zelf zal ervaren als zwak en incompetent.

Waargenomen gedrag (Fontaine et al., 2006): empirisch onderzoek heeft aangetoond dat er een link is tussen schuld en empathie. Hieruit volgt dat schuld focus

(14)

op het slachtoffer inhoudt. Schaamte is geassocieerd met een externe oriëntatie en houdt een focus in op de eigen status en reputatie binnen de groep.

Nu er duidelijkheid is over wat emoties precies zijn en wat de plaats van schuld en schaamte is binnen compential theory of emotions (Mesquita & Frijda, 1992), is het tijd om dieper in te gaan wat men in de literatuur over deze twee emoties verstaat.

Schuld en schaamte zijn immers twee veel voorkomende emoties die men als negatief ervaart. Het zijn eveneens zelfbewuste emoties die niet mutueel exclusief zijn maar toch verschillen (Fontaine et al., 2006). Het zijn zelfbewuste emoties omdat ze de focus van het individu naar het zelf verplaatsen (Tangney et al. 1996). Schaamte zou een globale negatieve zelffocus inhouden terwijl schuld een gedragsfocus inhoudt (Tangney &

Dearing, 2002). Deze visie hangt nauw samen met de visie van Lewis (1971). Zij was van menig dat er een fundamenteel onderscheid tussen schuld en schaamte bestond.

Schuld is niet alleen een negatieve ervaring, maar kan ook een omgezet worden in iets positief, indien men de schade probeert te herstellen. Schaamte daarentegen wordt als pathologisch gezien, omwille van de fundamentele schade die de emotie berokkent aan een persoon. Beide emoties vormen dus een bedreiging voor onze sociale of

persoonlijke identiteit (Lazarus & Cohen-Charash, 2001). Daarenboven zijn het de emoties bij uitstek die een band legen tussen de persoon en zijn sociale omgeving (Tangney et al. 1996).

Zoals reeds is aangehaald in de inleiding kent het onderzoek naar schuld en schaamte een lange traditie binnen de cross-culturele psychologie en antropologie. Maar is er geen eenduidige theorie die klaarheid biedt wat deze twee emoties precies

inhouden. Die verwarring over wat schuld en schaamte nu precies inhouden is deels terug te brengen op het feit dat er geen typische schuld of schaamte inducerende situaties bestaan (Tangney, 1992; Tangey et al., 1994). Schuld en schaamte worden immers ervaren in gelijkaardige situaties en worden beide ervaren in interpersoonlijke contexten. Om tot een beter inzicht te komen van deze problematiek wordt er gekeken naar de vier dominante theorieën die er heersen over schuld en schaamte. Zo komen we tot een beter begrip waar de verwarring over schuld en schaamte zich nu precies

situeert.

(15)

Zelfbewuste emoties

Schuld en schaamte behoren tot de zelfbewuste emoties. Maar wat zijn

zelfbewuste emoties nu precies? Zelfbewuste emoties zouden steunen op wederkerige evaluatie en beoordeling (Fischer & Tangney, 1995). Ze zorgen er eveneens voor dat individuen zich op een moreel aanvaardbare manier gedrag en een adequate houding aanmeten (Baumeister, Stillwell, & Heatherton, 1994). Deze emoties zijn ook slechts mogelijk indien het individu zijn zelfbewustzijn heeft ontwikkeld, en de capaciteit heeft om individuele normen en doelen te evalueren (Poulson, 2000).Tenslotte zijn

zelfbewuste emoties, zoals schuld en schaamte niet gericht op overleven en reproductie maar op sociale behoeften (Keltner & Buswell, 1997).

De vier dominante theorieën over schuld en schaamte

Volgens Fointaine et al. (2006) zijn er vier dominante theorieën over schuld en schaamte.

Privaat versus publiek. De oudste van de vier benaderingen is de

antropologische benadering uit de jaren 1940, 1950 (Ausebel, 1955; Benedict, 1946).

De notie was dat schaamte een meer publieke emotie is waar schuld een meer private emotie is. Wetenschappelijk onderzoek van Tangney, Marschall, Rosenberg, Barlow en Wagner (1994) bij kinderen en volwassenen op basis van hun autobiografische

herinneringen van schuld - en schaamtegevoelens bracht aan het licht dat zowel schuld als schaamte het meest werden gevoeld als anderen aanwezig zijn. Solitaire schuld en schaamte kwamen even vaak voor. Publieke blootstelling en afkeuring blijken geen voorwaarde te zijn voor schaamtegevoelens. Daarenboven blijkt uit de analyse van narratieve herinneringen bij kinderen en volwassen dat er weinig klassieke schuld of schaamte inducerende situaties bestaan (Tangney, 1992; Tangey et al., 1994).

Morele versus persoonlijke normen. Een tweede benadering voor het schuld- schaamte vraagstuk is gebaseerd op de psychodynamica en antropologische

conceptualisatie van Piers en Singer (1955). Zij linkten schuld aan het superego

(overtreding van morele normen en verplichtingen) en schaamte aan het ego-ideaal (het niet waarmaken van aspiraties en niet leven naar eigen standaarden).

Zelf versus Gedrag. De derde benadering heeft eveneens roots in de

psychoanalyse. Het boek “Shame and Guilt in Neurosis” van Helen Block Lewis (1971)

(16)

bracht de zeer invloedrijke hypothese naar voor dat zowel schuld als schaamte kunnen ontstaan door specifiek gedrag of overtreding, maar bij schaamte is het zelf de focus van de evaluatie, terwijl bij schuld de focus ligt op wat de persoon gedaan of niet gedaan heeft, met andere woorden zijn gedrag. Tangney en Dearing (2002) stellen dat schuld verschilt van schaamte in termen van gedrag versus een negatieve globale zelffocus.

Focus op schuld. De vierde benadering focust enkel op schuld en zijn relatie tot interpersoonlijke relaties (Baumeister, Stillwell en Hearterton, 1994). Deze laatste benadering is tegengesteld aan de antropologische benadering. In deze laatste visie wordt schuld beschouwt als een communale emotie. Communale relaties worden gedefinieerd door het bestaan van impliciete regel dat individuen bezorgd zijn over elkaars welzijn (Clark, Mills & Powel, 1986 zoals geciteerd in Baumeister et al., 1994).

Schuld zou voortvloeien uit deze communale component en is er dan ook proportioneel aan.

Schuld en schaamte de knoop ontwart

De vraag welke van de vier dominante theorieën de beste benadering is van het schuld en schaamte vraagstuk is complex. Wetenschappelijk onderzoek naar schuld en schaamte levert immers evidentie op voor elk van de vier dominante theorieën in het schuld en schaamtedomein. Fontaine et al. (2006) spreken dan ook over een gordiaanse knoop in het schuld en schaamte onderzoek. Hun onderzoek om tot unificerend

raamwerk voor schuld en schaamte te komen bracht aan het licht dat de focus van het onderzoek, namelijk of het nu gaat om inter-individueel, experimenteel, of narratief onderzoek de focus wijzigt. Het is zo dat inter-individueel verschil onderzoek zich focust op de persoonsvariatie (de persoonstructuur), terwijl experimenteel onderzoek zich focust op de impact van de situatie (situatiestructuur) en onderzoek met verhalen tenslotte focust zich de zowel op de situatie als de persoonvariatie (reactiestructuur).

Deze verschillen in focus zijn deels verantwoordelijk voor de verwarring in het schuld- en schaamteonderzoek aangezien naargelang de focus van het onderzoek een andere theorie relevant is.

De persoonstructuur van schuld en schaamte wordt geconstrueerd op basis van persoonvariatie in schuld- en schaamtereacties gemiddeld genomen over situaties, het is gerelateerd aan de individuele gevoeligheid om systematisch af te wijken van het

(17)

prototypische schuld en schaamteproces (Fontaine et al., 2006). Onderzoek van

Fontaine et al. (2006) naar de structuur van schuld- en schaamtereacties op basis van de persoonsstructuur vond enkel ondersteuning voor de benadering van schuld en schaamte op basis van gedrag en negatieve zelffocus. Opmerkelijk was ook dat het onderzoek van Fontaine et al. (2006) aan het licht bracht dat de tweede dimensie waarop schuld- en schaamtereacties van elkaar worden onderscheiden niet gerelateerd is aan één van de vier dominante theoretische schuld- en schaamtebenaderingen. Schuld- en

schaamtereacties worden namelijk gedifferentieerd op basis van subjectieve ervaringen en actietendensen. Een mogelijke verklaring kan zijn dat sommige mensen op een meer cognitieve manier met deze emoties omgaan en dat anderen daarentegen omgaan met deze emoties op een meer affectieve-reactieve manier. Een andere mogelijke verklaring is dat deze dimensie de causaliteit onthult, namelijk dat inter-individuele verschillen in gedrag versus negatieve zelfbeoordeling leiden tot inter-individuele verschillen in subjectieve ervaringen en actietendensen. Deze verklaring ligt in dezelfde lijn als de appraissal theorie. In deze studie focussen we ons op de persoonsstructuur aangezien we inter-individuele verschillen willen nagaan in de schuld- en schaamtebeleving.

De situatiestructuur wordt geconstrueerd op basis van de situatievariatie gemiddeld over personen. De situatiestructuur onthult hoe beoordelingen, subjectieve ervaringen en actietendens prototypisch aan elkaar gerelateerd zijn. Dit impliceert dat de definiërende en differentiërende karakteristieken van het schuld en schaamteproces afgeleid kunnen worden uit de situatie. Twee van de vier bestaande aanpakken omtrent schuld en schaamte worden ondersteund in de situatiestructuur. Het klassieke

onderscheid tussen schuld en schaamte in termen van de interne-externe dimensie. Dit onderscheid past goed in de oppositie tussen het interpersoonlijk kwadrant van

schaamte en het intrapersoonlijk kwadrant van schuld. Maar vanwege de

intrapersoonlijk kwadrant van schaamte en het interpersoonlijk kwadrant van schuld in de situatiestructuur, kan intern –externe dimensie niet als enige differentiërende

dimensie beschouwd worden tussen schuld en schaamte. De beschrijving van schuld als een communale georiënteerde emotie werd bevestigd door de interpersoonlijk kwadrant van schuld. Maar vanwege de intrapersoonlijk kwadrant van schuld kan deze niet uitsluitend beschreven worden vanuit de communale georiënteerde focus in de situatiestructuur.

(18)

Bij de reactiestructuur tenslotte worden schuld en schaamte reacties gemiddeld over de situaties en personen en geeft ons een beter inzicht in de verwarring die in de literatuur bestaat met betrekking tot de globale negatieve zelffocus in het schuld en schaamte domein. In het onderzoek van Fontaine et al. (2006) waren de negatieve zelffocus reacties zeer laag en konden dus niet als saillante reacties beschouwd worden in het schuld en schaamte domein. Maar ze zijn wel gerelateerd aan de andere schuld en schaamtereacties maar deze relaties zijn anders dan de situatie- , persoonsstructuur perspectief: situaties die meer schuld uitlokken hebben ook de neiging meer negatieve zelffocus uit te lokken, gevoeligheid aan negatieve zelffocus is tegengesteld aan de gevoeligheid van vrije wil georiënteerde schuld reacties.

Verschil in culturele oriëntatie bij Vlamingen en Turken

Zoals reeds aangehaald speelt culturele oriëntatie een belangrijke rol in het reguleren van emoties. Om een beter inzicht te krijgen in de verschillen in de schuld- en schaamtebeleving bij Vlamingen en Turkse allochtonen heeft men dus een cultureel raamwerk nodig om de identiteitsvorming in een cultuur onderzoeken. Om de Vlaamse cultuur te onderscheiden van de Turkse cultuur doen we beroep één van de meest dominante conceptualisatie van identiteit in de crossculturele psychologie: namelijk collectivisme versus individualisme (Hofstede, 1980). Dit onderscheidt speelt een belangrijke rol bij schuld en schaamte.

Individualistische culturen primeren vooral in Noord-Amerika en West-Europa (Vlaanderen), collectivistische culturen daarentegen vind men voornamelijk terug in Azië (Turkije), Afrika en Latijns Amerika (Hofstede, 1980) Belangrijk binnen deze conceptualisatie is dat men kijkt in welke maten een persoon zijn identiteit afhangt van hun sociale omgeving en in welke mate het zelf een resultaat is van sociale relaties (Bierbrauer, 1992). Volgens Triandis (1995) steunt het individualisme op ideeën zoals onafhankelijkheid en zelfbetrouwbaarheid, afstand van in-groepen, competitie en hedonisme. Collectivisme steunt daarentegen op ideeën zoals inter-afhankelijkheid, sociabiliteit en familie-integriteit.

Individuen uit een collectivistische cultuur zullen hun identiteit beschrijven in termen van hun in-groep: zoals familie en hun gemeenschap, deze personen zullen dan ook sterk beïnvloedt worden door de sociale normen en waarden van hun onmiddellijke

(19)

sociale omgeving (Bierbraurer, 1992). Met andere woorden collectivistische culturen delen meer hulpmiddelen en er is een groter conformiteit, het zelf is immers inter- afhankelijk (Markus & Kitayama, 1991). Persoonlijke en gemeenschapsdoelen liggen dichter bij elkaar en zijn meer compatibel binnen een collectivistische maatschappij, groepsdoelen primeren immers op persoonlijke doelen (Schwartz, 1990) Deze

collectivistische cultuuroriëntatie vind men terug bij Turken (Hofstede, 1980, Kabasakal

& Bodur, 2002). Individuen binnen een individualistische cultuur beschrijven hun identiteit helemaal niet in zulke strikte termen maar voelen zich vrij van zulke strikte sociale controle en zullen dan ook minder direct beïnvloedt worden door de sociale normen en waarden van hun onmiddellijke sociale omgeving (Bierbrauer, 1992).

Binnen een individualistische maatschappij ligt de focus immers meer op attitudes, persoonlijke behoeften, rechten en contracten (Traindis, 1995). Deze individualistische cultuuroriëntatie vind men terug bij Vlamingen (Hofstede, 1980).

Volgens Leung (1987) is individualisme de neiging van het individu om meer bezorgd te zijn om de gevolgen op het eigen gedrag, noden , interesses en doelen.

Collectivisme daarentegen is de neiging om meer bezorgd te zijn om de gevolgen die het individu’s gedrag heeft voor de in-groepsleden en is daarom meer bereid om persoonlijke belangen op te offeren voor het bereiken van collectieve interesses.

De visie van Triandis (1995) sluit zich hierbij aan: collectivisme gebruikt groepen als basiseenheid van sociale perceptie, individualisme daarentegen ziet het individu als basiseenheid van sociale perceptie. Daaruit volgt dat emoties binnen het collectivisme op de ander zijn gefocust en daarmede ook kort van duur zijn. De emoties binnen het collectivisme zijn op zichzelf gefocust, en omdat ze niet noodzakelijk

veranderen met de situatie, zijn ze relatief lang van duur.

Collectivisme en Individualisme onderscheiden zich ook op de dimensies afhankelijk en onafhankelijk zelfconstruct (Markus & Kitayama, 1991). Binnen het individualisme primeert het onafhankelijke zelf: een configuratie van innerlijke attributen die het individu uniek maken. Mensen worden immers beschouwt als onafhankelijk van elkaar met eigen doelen, dit individuele zelf wordt uitgedrukt in zowel publieke als private domeinen via eigen attributen, mogelijkheden en voorkeuren.

Het persoonlijkheidspatroon dat het onafhankelijke zelf uitdrukt, noemt men

idiocentrisme. Binnen de Vlaamse individualistische cultuur is het onafhankelijke zelf

(20)

dan ook sterk aanwezig. Binnen het collectivisme daarentegen primeert het afhankelijke zelf: het zelf kan niet gescheiden worden van anderen of de sociale context. Mensen worden in deze visie gereguleerd door emoties, gedachten en acties van anderen, ze hebben dus een inter-afhankelijke zelffocus. Dit persoonlijkheidspatroon duidt men aan met de term allocentrisme. Het afhankelijke zelf is sterk aanwezig in de Turkse cultuur met zijn nadruk op groepcollectivisme, familiecollectivisme en menselijke oriëntatie (Kabasakal & Bodur, 2002)

Schuldculturen en eerculturen

Naast het onderscheid in individualisme-collectivisme is een ander zeer gekend onderscheid in de literatuur tussen Oosterse en Westerse culturen de verschillende oriëntatie ten aanzien van schuld en schaamte. Deze distinctie werd beïnvloedt door Freud zijn notie van de rol van schuld in de ontwikkeling van de Westerse beschaving (Bierbrauer, 1992).

Antropologisch onderzoek focuste zich op het verschil tussen schuld- en schaamteculturen, deze laatste duidt men soms ook aan met de term eerculturen.

Auteurs die onderzoek verrichtten binnen de antropologische traditie, gingen er vanuit dat schaamte een reactie op kritiek van anderen is, maar houdt eveneens angst voor afwijzing en het weerhouden van liefde in. Aangezien binnen collectivistische culturen het zelf wordt gezien als inter-afhankelijk (Markus & Kitayama, 1991), verwacht men, dat wanneer een persoon afwijkt van de sociale regels of ze overtreedt, eerder schaamte zal vertonen dan schuld.

Schuld daarentegen wordt beschouwd als een vorm van zelfkritiek die

voortvloeit uit een vergelijking tussen de acties van de persoon en zijn geïnternaliseerde standaarden. Aangezien binnen individualistische culturen het zelf gezien wordt als onafhankelijk (Markus & Kitayama, 1991), verwacht men dat wanneer een persoon zijn persoonlijke standaarden overtreedt, eerder schuld dan schaamte ervaart. Ook de

persoonlijke verantwoordelijkheid voor de normovertreding en het belang van de overtreding van deze norm voor het zelfconcept zijn belangrijk voor eventuele schuldreacties.

Maar wetenschappelijk onderzoek naar het fenomeen schuld- en

schaamteculturen brengt gemengde resultaten met zich mee. Deze indeling past wel bij

(21)

de gangbare, voorwetenschappelijke, opvattingen van velen mensen (Hermans, 2004) over hoe schuld en schaamte worden ingevuld binnen verschillende culturen, maar verscheidene empirische studies wijzen echter in de andere richting. Zo vonden

Fontaine et al. (2002) in Indonesië de termen schuld en schaamte als meer prototypisch werden beschouwd en meer gerelateerd waren aan angst en minder aan boosheid dan in Nederland. Maar wat vooral opviel was het gebrek aan crossculturele differentiatie tussen schuld en schaamte waardoor men de traditionele indeling van schuld- en eerculturen in vraag kan stellen. Bevindingen uit een Duits onderzoek (Bierbrauer, 1992) bij Duisters, Koerden en Libanezen, zetten opnieuw vraagtekens bij de klassieke indeling van schuld- en eerculturen. Zo vond men dat Koerden en Libanezen, beide uit een collectivistische cultuur wel meer schaamte ervaren dan Duitser, een

individualistische cultuur. Maar er werd geen verschil gevonden in de beleving van schuld tussen Libanezen, Koerden en Duitsers. Een mogelijke verklaring voor deze bevinding werd gezocht bij het geloof, namelijk alle drie culturen hebben een monotheïstische godsdienst. Schuld en schaamte zijn niet zozeer gekoppeld aan de cultuurdimensies collectivisme-individualisme maar aan het geloof, mensen uit een monotheïstisch geloof zouden eerder meer schuld ervaren en mensen uit een

polotheïstisch geloof zouden eerder schaamte ervaren (Lebra, 1973) Men kan echter de dimensies collectivisme-individualisme niet uitsluiten aangezien Koerden en Libanesen meer schaamte rapporteerde mogelijks fungeert geloof als een moderator in de schuld en schaamte ervaring van individuen uit collectivistische culturen, het versterkt immers de schuldervaring.

Schuld en Schaamte bekeken vanuit de Islam

Om schuld en schaamte bij Turken te begrijpen is het niet alleen belangrijk om te kijken naar de cultuurdimensie collectivisme-individualisme maar ook naar de Islamitische geloofsleer. Voor vele Turkse allochtonen speelt de Islam nog steeds een belangrijke rol in het dagdagelijkse leven. Het merendeel van de Turken zijn

Soennitische moslims, namelijk de Hanefi strekking. Binnen de Soennitische doctrine cultiveert men eenheid, met name de islamitische gemeenschap, de “ummat Allah” is het hogere plan. De orthodoxie benadrukt collectiviteit. Daarnaast behoort een niet te verwaarlozen minderheid van de Turkse Moslims tot de Sjiietische strekking van de

(22)

Islam. Sjiieten vereren Ali, de vierde kalifaat en stellen dat elk religieus leiderschap in de Moslimgemeenschap via de bloedlijn van Ali moet gaan. Desondanks deze

verschillende interpretatie van de geloofsleer, die soms tot spanningen kan leiden, aanvaarden zowel de Soennieten als de Sjiieten de Koran als hun heilig boek en is het een unificerende kracht die de sociale gebruiken strek beïnvloed. (Kabassakal &

Bodur, 2002). Schuld en schaamte is volgens Bierbrauer (1992) gerelateerd aan verschillende vormen van religieus geloof. Lebra (1973) speculeerde dat drie grote monotheïstische religies: het Judaïsme, het Christendom en de Islam sterk samenhingen met schuld. In monotheïsme is een persoonlijke God de hoogste vorm van autoriteit, die overtredingen van normatieve standaarden bestraft met het schuldgevoelens. Schaamte daarentegen zou meer voorkomen bij polotheïstische culturen omdat er minder een gevoel van persoonlijke verantwoordelijkheid is wanneer een overtreding plaatsvindt. In Lebra (1973) zijn visie op schuld en schaamte is niet de cultuurdimensie individualisme versus collectivisme belangrijk maar het geloofsysteem: monotheïsme versus

polotheïsme. Aangezien Turken Soennitische moslims zijn verwacht men binnen deze visie dat schuld zal primeren. Dit is tegengesteld aan de hypothese van het

individualisme versus collectivisme: bij een collectivistische cultuur verwacht men meer schaamte, binnen een individualistische cultuur daarentegen verwacht men meer schuld.

Acculturatie

Een ander aspect van deze scriptie is nagaan of acculturatie een effect heeft op de belevenis van schuld en schaamte bij mensen van Turkse afkomst. Volgens van de Vijver en Phalet (2004) heeft het onderzoek naar culturele verschillen, binnen de crossculturele psychologie in het verleden vooral gesteund op crossnationale designs om individuen uit Westerse culturen te vergelijken met individuen uit niet Westerse culturen. Binnen deze aanpak worden individuen beschouwd als leden van een culturele eenheid. Daarenboven worden verschillende culturen beschouwd als een set van

gedeelde, onveranderbare en geïnternaliseerde geloven, waarden en praktijken, die men doorgeeft aan de volgende generatie, en het gedrag sturen en beperkingen. Onze huidige maatschappij is echter geen monocultuur meer maar is een “multicultuur” geworden.

(23)

Het aantal mensen met een gemengde culturele achtergrond groeit. De problemen waarmee deze mensen geconfronteerd worden zijn divers (van de Vijver & Phalet, 2004): ze moeten leren omgaan met crossculturele transitie (Berry, Kim, Minde &

Monk, 1987) de last dragen van een migranten- of minderheidsstatus (Moghaddam, 1988) het leren van meer dan één cultuur (Church, 1982) en naargelang de context van cultureel raamwerk veranderen (Lafromboise, Coleman & Gerton, 1993; Arends-Tóth en van de Vijver, 2001).

Het is duidelijk dat het vraagstuk van acculturatie belangrijk is binnen onze huidige maatschappij. Maar wat verstaat men precies onder de term acculturatie:

acculturatie verwijst naar het proces van verandering dat optreedt wanneer culturele groepen langdurig met elkaar in contact komen (Arends-Tóth & van de Vijver, 2001).

Het meest dominante model in de literatuur is het twee-dimensionale model van

acculturatie van Berry (1997), hier worden de twee factoren van acculturatie, adaptie en behoud, gecombineerd tot vier strategieën: integratie, assimilatie, separatie en

marginalisatie. Men spreekt van integratie, wanneer allochtonen belang hechten aan zowel cultuurbehoud en aanpassing. Wanneer allochtonen hun eigen cultuur verwerpen en zich schikken naar de gastcultuur spreekt men van assimilatie. Bij separatie verwerpt men de gastcultuur en houdt men vast aan de eigen cultuur. En tenslotte bij

marginalisatie hecht men noch belang aan aanpassing noch aan behoud van eigen cultuur.

In deze scriptie wordt enkel gekeken naar de twee hoofdassen van het model van Berry (1980), namelijk: goede relaties behouden met de gastcultuur (adaptie) en goede relaties onderhouden met de eigen cultuur (behoud).

Onderzoeksvragen

Schuld en Schaamte zijn de focus van deze paper. Men bekijkt deze emoties vanuit het ruimere kader van de Compential Theory of Emotions (Mesquita & Frijda, 1992). Men wil immers een antwoord op de vraag of de persoonsstructuur van deze emoties te vergelijken is bij Vlamingen en Turken. Het is belangrijk om even stil te staan bij crossculturele equivalentie en non-equivalentie van emoties en de gevolgen ervan voor de interpretatie. Daarnaast moet men de vraag beantwoorden welke

(24)

benadering van het schuld- en schaamtevraagstuk relevant is voor de

persoonlijkheidsstructuur. Tenslotte staat de paper stil bij de effecten van acculturatie op het beleven van de emoties schuld en schaamte.

Als men in de crossculturele psychologie naar emoties kijkt, moet men zich de vraag stellen of er sprake is van cross-culturele equivalentie of crossculturele non- equivalentie in de emotietermen, de cognitieve representatie en hun interrelatie binnen beide culturen. Een gebrek aan cross-culturele equivalentie (fontaine et al., 2002) kan te wijten zijn aan een het feit dat een bepaalde cultuur geen termen heeft voor bepaalde emoties, of slechts termen die partieel overlappen. Een voorbeeld hiervan vindt men terug in het Arabisch, er is namelijk geen eenduidige term voor schuld maar slechts woorden die er een partiele overlap mee vertonen (Hermans, 2004). Een andere

mogelijkheid is dat er doordringende verschillen bestaan tussen verschillende culturele groepen met betrekking tot welke aspecten gerepresenteerd worden binnen de

cognitieve structuur van emoties. Tenslotte is het best mogelijk dat culturele context de emotionele processen vormt op een extensieve manier (fontaine et al., 2002).

Indien men geconfronteerd wordt met crosscultureel non-equivalente emoties zijn er dus verschillende interpretaties mogelijk, dit is echter niet zo bij crossculturele equivalentie. Fontaine et al. (2002) gaven drie condities waarom crossculturele equivalentie niet zomaar kan weggewuifd worden. Ten eerste is equivalentie van cognitieve emotiestructuur psychometrisch niet mogelijk tenzij er tenminste een grote subset van emotietermen vertalingequivalent zijn. Ten tweede equivalentie impliceert dat er gelijkenissen zijn tussen culturele groepen met respect tot de aspecten van emotieprocessen die gerepresenteerd zijn in de cognitieve structuur van emoties.

Tenslotte houdt equivalentie eveneens in dat de karakteristieken van de emotieprocessen die gerepresenteerd worden ook crosscultureel gelijk zijn.

In deze paper kijken we naar de persoonsstructuur van emoties. De reden hiervoor is dat bij de ervaring van deze twee emoties de persoon zelf aanzien wordt als de belangrijkste oorzaak van de ervaringen (Wallbott & Scherer, 1988). Mensen verschillen daarenboven ook in termen van de waarden die men belangrijk vindt, de persoonlijkheid, en de mate waartoe men in staat is om aan zelfreflectie te doen. Dit alles kan een rol spelen in het ervaren van schuld en schaamte. In dit onderzoek wil men nagaan wat de dominante persoonsstructuur van schuld- en schaamtereacties is bij

(25)

Vlamingen en Turken, daarnaast wil ik ook nagaan of de gevonden persoonsstructuur bij Vlamingen en Turken ook te vergelijken is. Om dit te onderzoeken wordt eerst de subjectieve ervaring van de emoties schuld en schaamte gemeten. Vervolgens

onderzoekt men de structuur van deze twee emoties binnen de culturele groepen.

Tenslotte kijkt men of deze structuur ook te vergelijken is bij de twee verschillende culturele groepen.

Onderzoeksvraag 1a: Wat is de persoonsstructuur van schuld- en

schaamtereacties bij Vlamingen en Turkse allochtonen die in Vlaanderen wonen?

Onderzoeksvraag 1b: Is de gevonden persoonsstructuur bij Vlamingen en Turken te vergelijken?

Het onderzoek van Fontaine et al. (2006) naar de persoonsvariatie in de schuld- en schaamtereacties bracht aan het licht dat men een onderscheid kan maken tussen schuld en schaamte in termen van gedrag versus zelf, dus anders gesteld de derde benadering van de vier dominante theorieën vind bevestiging (zie Tangney & Dearing, 2002; Lewis, 1971). De persoonsstructuur bestaat uit de twee dimensies (Deketelaere, 2006). De eerste dimensie is gelijk aan de derde benadering van het schuld en

schaamtevraagstuk en bestaat uit gevoelens van machteloosheid, de gedachte: ‘het overkomt me’, ik ben een slecht mens tegenover reacties die aangeven dat men de schade wil herstellen en controle wil over de situaties.. De tweede dimensie bestaat uit zelfbeoordelingen tegenover de subjectieve ervaringen en actietendensen. Dit sluit niet aan bij één van de vier dominante theorieën binnen de literatuur. Maar dit is wel aan te begrijpen wanneer we schuld en schaamte plaatsen binnen het ruimere kader van de componentiële theorie van emoties. (Mesquita en Frijda, 1992).

Bij de klassieke visie van schuld- en schaamteculturen zou men verwachten dat bij Vlamingen schuld primeert, aangezien ze een individualistische cultuur hebben, terwijl bij Turken schaamte primeert, omdat hun culturele oriëntatie collectivistisch is (Hermans, 2004; Markus & Kitayama, 1991). Onderzoek van onder meer Fontaine et al.

(2002) vond dat Indonesiërs, een collectivistische cultuur, zowel meer schuld als schaamte rapporteerden dan Nederlanders, een individualistische cultuur.

Onderzoeksvraag 2: Wat zijn de gemiddelde verschillen in de persoonsstructuur tussen Vlamingen en Turken.

(26)

Veel onderzoek vertrok vanuit twee valse assumpties, namelijk: die van de homogeniteit, alle individuen zijn hetzelfde binnen een etnische groep en die van de monolithische identiteit, alle individuen delen dezelfde identiteit binnen een etnische groep (Garcia-Prieto, Bellard & Schneider, 2003). Deze twee assumpties houden geen rekening met de acculturatiedimensies adaptie en behoud. Turkse allochtonen kunnen kiezen zich aan te passen aan de dominante cultuur van het nieuwe thuisland (adaptie) ofwel kiezen ze voor het behouden van de culturele normen en waarden van het thuisland (behoud). Verschillen op de dimensies schuld en schaamte zouden dan eventueel kunnen verklaard worden door verschillen op de twee acculturatiedimensies.

Uit het model van Chang et. al. (2003) komt naar voren dat acculturatie een dynamisch proces is dat beïnvloedt wordt door drie processen: de dynamische processen in het land van herkomst en de dominante normen, invloed van acculturatie op deze normen en tenslotte de isolatie van gemeenschap en individu ten opzichte van de dominante gemeenschap. Aangezien deze ervaring voor elk individu anders is, kan men moeilijk vasthouden aan de assumpties van homogeniteit en monolithische identiteit.

Onderzoeksvraag 3: kunnen de twee acculturatiedimensies, adaptie en behoud, eventuele verschillen binnen de Turkse sample verklaren.

(27)

Methode

Steekproef

De steekproef telt 207 personen van Turkse origine en 296 Vlamingen. Beide groepen zijn woonachtig in Vlaanderen. Als men kijkt naar de verhoudingen betekent dit dat 41,2% van de respondenten van Turkse origine is en 58,8% van de respondenten Vlaming is. De Turkse steekproef bestaat uit 105 mannen (50,7%) en 99 vrouwen (47,8%). Bij drie respondenten is het geslacht niet gekend. De gemiddelde leeftijd is 30,6 jaar. De minimum leeftijd is 16 jaar en de maximum leeftijd is 65 jaar. Bij vijf respondenten was de leeftijd niet gekend. Voor beroep werden twee categorieën

gekozen: bediende of arbeider. De Turkse steekproef bestond uit 89 arbeiders (43%) en 73 (35,3%) bedienden. Bij 45 personen ontbrak de beroepscategorie. De Vlaamse steekproef bestaat uit 156 mannen (52,7%) en 136 vrouwen (45,9%). Bij vier respondenten is het geslacht ongekend. De gemiddelde leeftijd van de Vlaamse

steekproef is 39,8 jaar. De minimum leeftijd is 19 en de maximum leeftijd is 64. Bij één respondent is de leeftijd niet gekend. De verdeling over de beroepscategorieën bij Vlamingen is 85 arbeiders (28,7%) en 182 bedienden (61,5%). Bij 29 personen is de beroepscategorie niet gekend.

Procedure

De Turkse data werd ingezameld door Emine en Tom, in het eerste semister van het academiejaar 2007-2008. De Vlaamse data werd ingezameld door Marjolein en Brent tijdens het academiejaar 2006 -2007.

Meetinstrumenten

De twee meetinstrumenten zijn een situatievragenlijst (Fontaine et al., 2001;

Fontaine et al., 2006) en een acculturatievragenlijst (Groenvynck et al., manuscript in preperation), beide instrumenten zijn tweetalige (Nederlands en Turks) zelfrapportering vragenlijsten. De participant werd schriftelijk geïnstrueerd om alle vragen zo

waarheidsgetrouw te beantwoorden. De participanten bleven anoniem.

(28)

Situatievragenlijst.

Om de schuld- en schaamtereacties te meten werd een situatievragenlijst afgenomen gebaseerd op de Leuven Guilt and Shame Scale (Fontaine et al., 2001;

Fointaine et al. 2006). In de vragenlijst werden enkel de componenten appraissal (reactie van anderen, controle, zelfinschatting en gevolgen), subjectieve ervaringen en actietendens van de componentiële emotietheorie gemeten. De participanten werden schriftelijk geïnstrueerd om zo levendig mogelijk 25 schuld- en schaamtereacties te beoordelen voor 8 verschillende scenario’s en de waarschijnlijkheid van elke reactie te beoordelen op een vijfpunten schaal, gaande van nul (zeker niet) tot vijf (zeker wel). Er werd gekozen voor schuld- schaamtereacties te meten in plaats van schuld- en

schaamtesituaties omdat onder meer onderzoek van Tangney (1992), Tangney et al.

(1994) aan het licht bracht dat er weinig of geen specifieke schuld- en schaamtesituaties bestaan. Daarenboven is voor de verschillende theorieën over schuld en schaamte in de literatuur empirische evidentie gevonden. Daarom werd gekozen om schuld en

schaamte te bekijken vanuit de verschillen en gelijkenissen op basis van de theorieën uit de literatuur.

De schuld- en schaamtereacties werden, zoals reeds aangehaald, opgedeeld in

reactie van anderen: Ik zou denken : anderen bekijken me, ik sta in het centrum van de aandacht, Ik zou denken : anderen zullen me willen uitsluiten omwille van wat gebeurd is;

controle: Ik zou denken : het is de fout van iemand anders / anderen, Ik zou denken : het is mijn fout, Ik zou denken het komt door mij, Ik had me anders kunnen gedragen en dan was het niet gebeurd;

zelfinschatting: Ik zou denken : ik ben een zwak en incompetent persoon;

gevolgen: Ik zou denken : wat hier gebeurt heeft nadelige gevolgen voor mij, Ik zou denken : wat hier gebeurt heeft nadelige gevolgen voor iemand anders / anderen, Ik zou denken : dit is slecht voor mijn reputatie, Ik zou denken : dit is allemaal niet zo erg;

subjectieve ervaringen:Ik zou me kwaad voelen op andere, Ik zou me schuldig voelen, Ik zou me kwaad voelen op mezelf, Ik zou me machteloos voelen, Ik zou medelijden voelen, Ik zou me gegeneerd voelen, Ik zou me vernederd voelen, Ik zou schaamte voelen, Ik zou oprechte spijt voelen;

(29)

positieve actietendensen: Ik zou naar aanleiding van de situatie aan mezelf willen werken, mezelf verbeteren, Ik zou proberen de aangerichte schade te herstellen of iets anders doen om het goed te maken, Ik zou proberen de situatie te controleren (de overhand over de situatie te krijgen);

negatieve actietendensen: Ik zou willen roepen, vloeken of dingen stuk maken, Ik zou mezelf verwijten maken en vinden dat ik een sanctie verdien, Ik zou weg willen uit de situatie (verdwijnen, in de grond zinken).

De situatievragenlijst meet eveneens 3 andere factoren die theoretisch gelinkt worden aan schuld en schaamte: wie is de oorzaak (ik / gedeeld), wie heeft nadeel (ik / ander), wie is het publiek (privé / publiek).

Acculturatie.

Bij de participanten werd eveneens een gedragsmatige acculturatievragenlijst, afgenomen namelijk de BASC 40 maar voor de analyses in deze paper werd gebruik gemaakt van de ingekorte versie de BASC 16 ontwikkeld door Groenvynck, Beirens, Arends-Toth en Fontaine (manuscript in preparation). Deze gedragsmatige schaal meet de 2 factoren adaptie en behoud uit het twee dimensionale model van Berry (1997) via zelf waargenomen kennis, acties en tastbaar gedrag, in plaats van attitudes of waarden die men meet in de klassieke schalen van acculturatie. De reden om acculturatie gedragsmatig te meten in plaats van acculturatie te meten via attitudes en waarden, is omdat uit voorgaand onderzoek blijkt dat attitude en waarden weinig of geen verband vertonen met effectief gedrag.

De BASC 16 (dit is analoog naar de BASC 40) bestaat uit zestien items, deze zestien items werden verdeeld in acht paren waarvan een item zich focust op de dominante cultuur (lees Vlaamse) en het andere item zich focust op de cultuur van afkomst (lees Turkse). De verwachting is dat het item dat zich focust op de dominante cultuur laadt op de adaptieve factor en het item dat zich focust op de cultuur van afkomst laadt op de behoudende factor. De antwoordschaal was een zespuntenschaal gaande van één (helemaal niet mee eens) tot zes (helemaal mee eens). De acht paren werden verdeeld over vijf thema’s die kennis, actie en meetbaar gedrag meten:

(30)

zelfbeoordeling van taalvaardigheid: ik kan iets wat ik meegemaakt heb makkelijk in het Arabisch vertellen; ik kan iets wat ik meegemaakt heb makkelijk in het Vlaams vertellen.

Zelfbeoordeling van culturele kennis: ik ken de Arabische cultuur en tradities goed; ik ken de Vlaamse cultuur en tradities goed; ik kan mijn weg goed vinden binnen de Arabische samenleving; ik kan mijn weg goed vinden binnen de Vlaamse

samenleving.

Culturele activiteiten: ik luister naar Arabische muziek; ik luister naar Vlaamse muziek; ik volg het Arabisch nieuws; Ik volg het Vlaamse nieuws; ik eet gerechten uit de Arabische keuken; ik eet andere gerechten dan uit de Arabische keuken.

Gedragsregels: ik leef volgens de regels die gelden in de Arabische cultuur; ik leef volgens de regels die gelden in de Vlaamse cultuur.

Sociale relaties en vriendschappen: ik heb veel sociale contacten met Arabieren; ik heb veel sociale contacten met Vlamingen.

Theoretisch verwacht men dat de Turkse items laden op de behoudende factor terwijl de Vlaamse items laden op de adaptieve factor van de acculturatieschaal. De items werden aangeboden in het Nederlands en Turks.

(31)

Resultaten

De persoonsstructuur (onderzoeksvraag 1a) bij Vlamingen en Turkse

allochtonen werd onderzocht aan de hand van een Principiële Factor Analyse (PCA). In beide groepen vond men twee factoren. In de Vlaamse steekproef (n = 296) verklaarden de twee componenten 56,31% van de variantie. De eerste component kan men best omschreven als de interne component verklaart 33,21%. De eerste vijf items van deze factor zijn: ‘Ik zou denken: het is mijn fout’, ‘Ik zou oprechte spijt voelen’, ‘Ik zou me schuldig voelen’, ‘Ik zou men kwaad voelen op mezelf’, ‘Ik zou naar aanleiding van de situatie aan mezelf willen werken, mezelf verbeteren’. De tweede component is de externe component en verklaart 23,10%. De eerste vijf items zijn: ‘Ik zou me vernederd voelen.’, ‘Ik zou me kwaad voelen op anderen.’, ‘Ik zou weg willen uit de situatie (verdwijnen, in de grond zinken)’, ‘Ik zou denken: anderen zullen me willen uitsluiten omwille van wat gebeurd is’, ‘ik zou willen roepen, vloeken of dingen stuk maken.

In de steekproef van Turkse allochtonen (n = 207) verklaren de twee

componenten 55,07% van de variantie. De eerste component is de interne component en verklaart 26,58%. De vijf hoogst ladende items zijn: ‘Ik zou denken: het is mijn fout’,

‘Ik zou me schuldig voelen’, ‘Ik zou denken het komt door mij ik had me anders kunnen gedragen en dan was dit niet gebeurd’, ‘Ik zou proberen de aangerichte schade te

herstellen of iets anders doen om het goed te maken’, ‘Ik zou oprechte spijt voelen’. De tweede component is de externe component en verklaart 26,49%. De eerste vijf items zijn: ‘Ik zou me machteloos voelen’, ‘Ik zou me vernederd voelen’, ‘Ik zou denken: ik ben een zwak en incompetent persoon’, ‘Ik zou denken: anderen zullen me willen uitsluiten omwille van wat gebeurd is’, ‘Ik zou me kwaad voelen op anderen’.

De twee-factorenstructuur van Vlamingen en Turkse allochtonen

(onderzoeksvraag 1b) werd via een procrustesrotatie naar elkaar geroteerd om na te gaan of deze factoren gelijkend zijn. Voor de interne factor vinden we Tuckers

ø

van

.988 en voor de externe factor vinden we een Tuckers

ø

van . 974. Hiermee wordt de vooropgestelde kaap van .900 (Tucker, 1951) behaald. Het vooropgestelde tweefactoren model is dus sterk genoeg en de factorstructuur is gelijk. Het gaat hier over structurele

(32)

equivalentie aangezien de covarianties gelijk zijn bij Vlamingen en Turkse allochtonen maar de gemiddelden bij Vlamingen en Turkse allochtonen kunnen verschillen.

Om na te gaan of er verschillen zijn tussen Vlamingen en Turkse allochtonen in termen van interne en externe schuldreacties werd een regressieanalyse uitgevoerd (onderzoeksvraag 2). De controle variabelen zijn geslacht, leeftijd, beroepdummy (bediende of arbeider), en de onafhankelijke variabele is de groepsvariabele alaut (allochtoon - autochtoon) De afhankelijke variabele in de eerste regressieanalyse is de interne component. De afhankelijke variabele in de tweede analyse is de externe component. Aangezien beide componenten afkomstig zijn van de beschreven

factoranalyse van het eerste deel van onderzoeksvraag 1 werd er niet geopteerd voor een multivariate regressieanalyse omdat de afhankelijke variabelen onafhankelijk zijn van elkaar door de Varimaxrotatie (Mortelmans, 2003).

(33)

Tabel 1

Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie: enkel de vijf hoogst ladende items op elke component zijn weergegeven

Component

1 2

Ik zou denken het komt door mij Ik had me anders kunnen gedragen en dan was het niet gebeurd

.820 .077

Ik zou me schuldig voelen .828 .223

Ik zou oprechte spijt voelen .810 .239

Ik zou proberen de aangerichte schade te herstellen of iets anders doen om het goed te maken

.787 .035

Ik zou denken het is mijn fout

.779 .037

… …

Extractie methode: Principale Componenten Analyse Rotatie methode: Varimax met Kaiser Normalisatie

(34)

Tabel 1 bis

Geroteerde componentenmatrix met varimaxrotatie: enkel de vijf hoogst ladende items op elke component zijn weergegeven

Component

1 2

Ik zou me vernederd voelen .306 .763

Ik zou me machteloos voelen

.334 .756

Ik zou me kwaad voelen op anderen

.110 .740

Ik zou denken : anderen zullen me willen uitsluiten omwille van wat gebeurd is

.442 .717

Ik zou weg willen uit de situatie (verdwijnen, in de grond zinken)

.363 .658

… …

% Verklarende variantie 31.71% 24.08%

Extractie methode: Principale Componenten Analyse Rotatie methode: Varimax met Kaiser Normalisatie

In het model met als afhankelijke variabelen de interne schuld- en

schaamtereacties verklaren de controlevariabelen 4.7% van de verklaarde variantie en is significant F(3,391) = 7.425, p < .0001. Na het invoegen van de groepsvariabele alaut in de tweede stap bleek de additionele variantie van 8.1% ook significant, F(1,390) = 15.747, p < .0001. De toevoeging van de onafhankelijke variabele heeft dus duidelijk een significante meerwaarde. De predictoren (geslacht, leeftijd, beroepdummy en alaut) hebben dus een significant effect op de afhankelijke variabele, F(4,394) = 9.716, p <

.0001. In het model met enkel de controlevariabelen is enkel het effect van de

beroepsdummy significant, t(391) = 2.947 p < .005. Als men naar de richting van het effect kijkt, merkt men op dat mensen met een hogere beroepsstatus (bediendes) meer interne schuld- en schaamtereacties vertonen. In het model met als bijkomende

(35)

variabele de onafhankelijke variabele is er een significant effect van de

controlevariabele: beroepdummy, t(390) = 3.755, p < .0001. De richting van het effect geeft aan dat hoe hoger de beroepsstatus hoe meer interne schuld- en schaamtereacties.

Er is eveneens een significant effect van de groepsvariabele alaut, t(390) 3.968 p <

.0001. Er is dus een verschil tussen Vlamingen en Turkse allochtone qua interne schuld- en schaamtereacties. Als men naar de richting kijkt van het effect, kan men stellen dat interne schuld- en schaamtereacties meer voorkomen bij Turkse allochtonen

In het model met als afhankelijke variabele de externe schuld- en

schaamtereacties verklaren de controlevariabelen .007% van de verklaarde variantie en is niet significant, F(3,391) 1.991 p > .05. Het invoegen van de onafhankelijke

groepsvariabele alaut in de tweede stap werd een additionele variantie van 1,9%

verklaart en is significant, F(1,390) 5.472 p < .05. De toevoeging van een onafhankelijke variabele bij de controle variabelen heeft dus een significante

meerwaarde. In het model met de groepsvariabelen heeft geen van de controlevariabelen een significant effect. Er is enkel een effect van de onafhankelijke groepsvariabelen, t(390) = 2.339 p < .05. Er is dus een verschil tussen Vlamingen en Turkse Allochtonen in de externe schuld- en schaamtereacties. Als men naar de richting van het effect kijkt ziet men dat externe schuld- en schaamtereacties meer voorkomen bij Turkse

allochtonen.

(36)

Tabel 2

Resultaten van de hiërarchische regressieanalyse inzake de effecten van de groep van Vlamingen of Turkse allochtonen op interne en externe schuld- en schaamtereacties.

Interne Schuld- en Schaamtereacties

Externe Schuld- en schaamtereacties

Stap ΔR² β ΔR² β

1. Controlevariablen .054 .047 .015 .007

Geslacht .073 .037

Leeftijd -.012 -.064

Beroepdummy .206* .025

2. Groep .091 .081 .213* .029 .019 .130**

Noot. * p < .0001; ** p < .05

Om onderzoeksvraag 3 te onderzoeken werd eerst een PCA-analyse gedaan op de volledig BASC40 en vervolgens op de BASC16. Voor de verdere analyses werd gekozen om met de BASC 16 te werken. Deze keuze werd ingegeven door het feit dat voorgaand onderzoek met de BASC 40 (Groenvynck et al., manuscript in preperation) een goed resultaat vond voor de exploratieve tweedimensionale factor structuur en interne consistentie van de behoud en adaptie subschaal, maar de fit indicaties van de conformatorische factoranalyse waren minder veelbelovend. Itemreductie was nodig om een acceptabele fit te bekomen en dit resulteerde in de BASC 16. De voorgaande

conformatorische factoranalyses met de BASC 16 (Groenvynck et al. manuscript in preparation) toonde aan dat het model een goede fit had op de geselecteerde indicaties.

Alle thema’s die gerepresenteerd werden in de BASC 40 zijn nog steeds

gerepresenteerd in de BASC 16. Daarenboven vonden Groenvynck et al. (manuscript in preparation) evidentie dat het bi-factoriële model zoals gevonden met de BASC 16 stabiel is over verschillende samples. Ter informatie geef ik de resultaten van de PCA- analyse van de BASC 40. Er werden inderdaad twee componenten gevonden: een culturele behoudsdimensie die 32,85% van de variantie verklaarde en een

adaptiedimensie die 18,70% van de variantie verklaarde. Samen hadden de

componenten main en adap een verklarende van 51,54%. Uit de PCA-analyse van de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In bepaalde specifieke situaties (bv., bij vragenlijstonderzoek, onderzoek met participanten die niet in staat of bereid zijn om een schriftelijke toestemming te geven) kan

Wanneer uw kind ziek wordt tijdens de opvang of zich niet helemaal lekker voelt, wordt u als ouder daarvan op de hoogte gebracht.. Er zal dan samen met u overlegd worden of uw

3.1.4.2 Maatstaven die Focussen op Ongelijkheid die te Linken is aan de Scholen Om ook in kaart te brengen hoeveel van de verschillen in schoolse prestaties samenhangen

De beschrijvende vragen polsen naar kenmerken van de doelgroep, beogen het in kaart brengen van hoe seksualiteit momenteel ter sprake komt binnen ons ziekenhuis en een zicht

Samen met de kinderen bedenken en organiseren onze pedagogisch medewerkers afwisselende activiteiten die volop ruimte bieden aan ontwikkeling en speelplezier..

gezondheidspsychologie). 11 Scriptieseminaries

In 2016 werd een studie gepubliceerd van Cavalcante et al. In deze studie werd aan de hand van filmdebatten over de film ‘A special day’ de impact op het leven van deze moeders en

Wanneer je kind tijdens een tuchtprocedure preventief geschorst wordt of na de tuchtprocedure tijdelijk wordt uitgesloten, is je kind in principe op school aanwezig, maar neemt