• No results found

m a b blz. 419 door J. H. Hageman

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "m a b blz. 419 door J. H. Hageman"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

ten w inst extra in den verkoopprijs. D an komt, hoe vreem d het ook klinkt, een and er element: de liquiditeitspositie, als prijsvorm ende factor n aar voren.

D och dit zijn extrem e gevallen — er zijn nog vele gevallen, w aarin een calculatie van den verkoopprijs op basis van vervangingsw aarde wel mogelijk zou zijn.

V a n bedrijfshuishoudkundig stan d p u n t bezien is dan de vraag, w at het juiste u itgangspunt is bij het vaststellen van den prijs, niet moeilijk te beantw oorden, ook al zou van het „vullen van reservoirs tijdelijk geen sprake kunnen zijn en de calculatie bij het ontbreken van betrouw bare prijs-gegevens uiterst moeilijk zijn.

Bezien van het stan d p u n t der O verheid, die voorschriften voor prijs­

vorming moet geven, speelt echter niet alleen het ondernem ingsbelang een rol ,hoe belangrijk dit ook van sociaal-econom isch stan d p u n t bezien, is.

Bij het uitvaardigen van de tegenw oordige Prijsvoorschriften m oest a l­

lereerst de uitw erking op de prijsstijging voor oogen staan en voor- en nadeelen van voorschriften tegen elkaar w orden afgew ogen.

H et is duidelijk, d at het calculeeren op basis van vervangingsw aarde het tijdstip voor verhooging van prijzen voor eindproducten vervroegt en deze meer algem een m aakt. D it alles is zeker niet in overeenstem m ing met het doel der Prijsvoorschriften.

H o u d t men dan nog rekening m et de argum enten, w elke aangevoerd kunnen w orden tegen een calculatie op basis van vervangingsw aarde in deze tijden, dan is het dus niet te verw onderen, d at het calculeeren van den verkoopprijs op basis van vervangingsw aarde niet toegestaan is, doch de historische kostprijs uitgangspunt moet zijn voor het becijferen van den verkoopprijs, afgezien van een enkel uitzonderingsgeval.

H e t argum ent, dat de ondernem er, indien hij niet m et vervangings­

w aard e calculeert, w elisw aar in finantiëele moeilijkheden zal kunnen komen, doch zich d aaru it door het opnemen van credieten kan redden, kunnen wij niet laten gelden. H e t gaat niet aan, prijzen te drukken, om­

d at een ondernem er toch wel een uitweg zal vinden!

Geen ondernem er zal dit argum ent als redelijk kunnen aanvaarden .— wel is begrip te verw achten voor sociale overw egingen, indien ook het bestaan van goed gefundeerde ondernem ingen daarbij als sociaal belang in rekening gebracht is.

O verleg met het bedrijfsleven kan veel m isverstand ten aanzien van de Prijsvoorschriften voorkom en of uit den weg ruim en en tot een re d e­

lijke uitvoering leiden. H ier ligt m.i. een belangrijke taak voor de Be- drij fsorganisaties.

D E F U N C T I E E N D E A R B E ID V A N D E N R IJK S A C C O U N T A N T door J. H . H agem an In het A pril No. van dit M aandblad komt de H eer N ije terug op het antw oord van mijne collega’s en mij n aar aanleiding van het A rrest B.i.B.

6782. A an het slot noodigt hij de rijksaccountants uit ook hunne meening te geven over het verschil in functie van den public accountant en den accountant beambte.

Eigenlijk gezegd dacht ik eerst niet aan die uitnoodiging gevolg te m a b blz. 419

(2)

geven, te meer niet toen ik hoorde d at de H eer W esfra bereids de h and­

schoen h ad opgenom en. H iervoor had ik tw ee redenen: ten eerste had ik het idee d at zulk een discussie allicht een bij uitstek theoretische w en­

ding zou nemen.

D e and ere reden w as dat men over hetgeen mij op het h art lag eigen­

lijk beter eens in kleine kring kan p raten dan er in een tijdschrift een - artikel over schrijven.

T e n slotte m eende ik d a t ik het m aar eens m oest w agen eene uiteen­

zetting te geven van de functie v an den rijksaccountant en diens arbeid, zooals ik die zie. Ik ging hier te eerder toe over om dat zijn artikelen blijk geven van een totaal gemis van inzicht in de am btelijke verhoudin­

gen en de groote vrijheid die de am btenaar geniet zijn taak n aar eigen inzicht te verrichten, terw ijl hij n a a r mijne meening evenmin een juiste voorstelling heeft van de taak van den rijksaccountant, van de om­

standigheden w a aro n d er hij heeft te w erken en van de m oeilijkheden die hij daarbij ondervindt.

Ik zal daarbij het artikel niet op den voet volgen al zal ik er wel van tijd tot tijd n aa r verwijzen, terw ijl ik verschillende zijner bezw aren niet zal behandelen, d a a r mij dit te ver zou voeren.

Blijkens het eerste deel van het artikel gaat de H eer N ije er van uit d a t het accepteeren van onderzoeken met een beperkte doelstelling -—

deze afschuw elijke term is mij in d erd aad ontglipt -—• alleen kan geschie­

den als men am btenaar is en dus heeft te gehoorzam en en d a t een public accountant, die immers onafhankelijk is, dit niet zou mogen doen en trekt d aaru it zijn conclusies.

D it uitg an g sp u n t is echter totaal onjuist zoowel historisch als prac- tisch. Z ijne meening is echter begrijpelijk, w a n t het is voor een buiten­

staan d e r niet gem akkelijk een juist inzicht te verkrijgen in de ambtelijke verhoudingen. E r is nu eenm aal niets d at zoo moeilijk te bestrijden is als een legende en zoo is het m et de legende van de am btelijke sleur en de am btelijke gebondenheid aan allerlei voorschriften en reglem enten.

T h a n s zegt de H eer N ije dat de accountant am btenaar niet vrij is, om dat m en hem van hooger h an d voorschrijft in hoeveel tijd en hoe hij zijn onderzoek heeft te verrichten. Indien hij hierm ede bedoelt, d at zij en de adjunct-acco u n tan ts onder leiding w erken van een H oofd van B ureau heeft hij gelijk. In de particuliere praktijk is het echter niet anders.

D och het is een vergissing te meenen dat hem en hierm ede bedoel ik ook den adjunct-acco u n tan t geen initiatief w ordt gelaten. H e t is juist zoo, d a t de am btenaren van den buitendienst in het algem een een b uiten­

gew oon groote vrijheid hebben hun w erk volgens eigen inzicht te v er­

richten, mits zij bereid zijn de verantw oordelijkheid er voor te dragen.

H e t D epartem ent verw acht d a t een H oofd van een B ureau en zeker het H oofd van een D ienst de verantw oordelijkheid voor het te verrichten w erk op zich kan en op zich d u rft nemen en men is doordrongen van het feit d a t dit hem niet mogelijk zou zijn, w anneer men hem al te veel aan b anden zou leggen.

M en zal echter vragen hoe komt men dan aan deze legende. H et is zoo, een legende heeft steeds een zekere kern van w aarheid, m aar door h aa r te veralgem eenen w o rd t ze een leugen. H e t gevaar van het am bte­

n aa r zijn is nu eenm aal d at velen gaarne de verantw oordelijkheid van zich afschuiven, zich norm en scheppen en zich d aa rac h te r dekken en v er­

schuilen. D a t kan op den duur leiden tot een gew eldige sleur, het ge-

m a b blz. 420

(3)

bruiken van concepten voor alles en nog w at. Ik zou niet graag bew eren d at die geestesgesteldheid zich bepaalt tot am btenaren.

Ik kan echter verklaren dat, indien men verantw oordelijkheid w eet te dragen, men als am btenaar een zeer groote m ate van onafhankelijkheid bezit en alle gelegenheid heeft het w erk, w aarvoor men staat, n aar eigen inzicht te verrichten. D a t dit alles dan ook verantw oord moet zijn spreekt natuurlijk van zelf.

Indien het w erk van den R ijksaccountant dan ook geschiedt zooals het geschiedt, is dit om dat de R ijksaccountants in de practijk hebben er­

varen d at zij op deze manier, het beste resultaat bereikten. D a t de Be­

lasting A dm inistratie en de Inspecteurs in het bijzonder het over het algemeen hierm ede eens w aren, bleek doordat zij steeds meer zaken ter onderzoek hebben gezonden en dat de D ienst desw ege een steeds groo- tere uitbreiding verkreeg.

O ok de historie leert d at men bij de invoering der W e t op de In- kom sten-B elasting 1914 nog niet dacht aan een gebruik m aken van ac­

countants, laat staan aan de kwestie of deze zich zouden m oeten bepalen tot een beperkt of een uitgebreid onderzoek. Ik ben het volkom en met den H eer de Blaey eens dat men w aarschijnlijk alleen aan zeer sum ­ miere inzage dacht.

D e tijd gaat zoo snel d at men tegenw oordig vergeten is d at 25 jaar geleden het bekende;

Komt vrij op mijn kantoor E n kijk in alle hoeken M a a r neuzen uit de kast E n oogen uit de boeken

nog niet zoo absoluut in onbruik w as als thans wel het geval is, d at men toen nog tegenkw am geheim boeken, bijgehouden door den patroon zelf en w aarvan de inhoud ook w erkelijk een geheim w as voor een ieder buiten hem.

H et sprak dan ook volstrekt niet van zelf d at de verplichting tot het geven van inzage van boeken en bescheiden in de w et w erd opgenom en.

In de K am er w as de oppositie er tegen sterk en de betreffende a rti­

kelen w erden slechts met kleine m eerderheid aangenom en, n ad a t bij am endem ent in art. 70 de verplichting tot het v erk en en van boekinzage voor degenen die niet verplicht w aren boek te houden w as geschrapt, terw ijl den volgenden dag slechts met een kleine m eerderheid een soort­

gelijk am endem ent op art, 74, betrekking hebbende op de boekinzage bij reclame, w erd verw orpen.

H e t spreekt van zelf d at deze geheel nieuw e bevoegdheid •—• onder de W e t op de B edrijfsbelasting kon de Inspecteur en de R aad van Be­

roep w el inzage vragen van de balans, m aar als men w eigerachtig w as niet eischen, terwijl zoowel het recht tot navordering, als de verhoogde aanslag bij niet geslaagd beroep onbekend w aren — , onder deze om­

standigheden slechts met voorzichtigheid m oest w orden gehanteerd.

Slechts in bijzondere om standigheden moest volgens M inisterieele M is­

sive van deze bevoegdheid gebruik w orden gem aakt. H et gebruikm aken van de diensten van A ccountants, waarbij in den beginne nog in het m idden w erd gelaten of dit am btenaren zouden zijn, dan wel accountants, of deskundigen uit het vrije beroep, w erd pas overwogen bij de invoe­

ring van de O orlogsw instbelasting. T oen eindelijk in 1916 twee, zegge twee, accountants voor het geheele land w aren aangesteld, kon het ge­

in a b blz, 421

(4)

beuren d at zij gedurende eenige m aanden nog volstrekt geen w erk h a d ­ den. E erst later, toen het effect hunner bem oeiingen uiteraard bleek, kwam het w erk los en w erd overgegaan tot steeds grootere uitbreiding van den dienst.

U it een en an d e r blijkt overtuigend dat de geheele inrichting van den dienst en de groote bevoegdheden, die in den loop der jaren de Rijks-, accountants verkregen door steeds ruim ere in terpretatie van de bekende artikelen in de W e t I.B. door den H oogen R aad niet het gevolg w aren van een te voren wel overw ogen plan van de R egeering, m aar de sanc- tioneering van het inzicht en het initiatief van de A cco u n ta n ts in die- jaren.

O p gelukkige wijze zijn deze er in geslaagd op grond van hunne v ak ­ technische inzichten den D ienst zoodanig op te zetten d at zoowel zijn inw endige organisatie als de over het algem een gevolgde w erkwijze in groote trekken tot op heden ongew ijzigd zijn gebleven.

U itera ard is het duidelijk d at m eeningsverschil d ienaangaande moge­

lijk is, doch ik meen te mogen constateeren d at men volkom en op den verkeerden weg is, indien men m eent d at den rijksaccountant geen on­

afhankelijkheid is gelaten en d at hij slechts het initiatief heeft, dat de leider hem w enscht te laten en d at zijn taak w ordt bepaald door diens inzichten.

Iem and die zijn taak zoo zou zien is niet geschikt voor de functie van rijksaccountant, die zonder initiatief en zonder moed verantw oordelijk­

heid te dragen er niet in zal slagen zijn am bt n aa r behooren te vervullen.

O p grond van een en ander meen ik d aarentegen d at als men de.

functie van den rijksaccountant en de w ijze w aaro p hij zijn arbeid pleegt te verrichten wil beoordeelen, men allereerst zal hebben te letten op de taak die hij heeft te verrichten en op de om standigheden w aaronder hij arbeidt.

A lvorens hiertoe over te gaan, zou ik op een p aa r punten w illen wijzen die daarbij n aa r mijne meening van belang zijn.

In de eerste plaats komt de rijksaccountant bij iedereen, grooten en kleinen, ongevraagd, om inzage te nem en van boeken en bescheiden, die kunnen dienen tot staving der aang ifte of de nad ere bew eringen van den belastingplichtige. D it zijn de boeken en bescheiden die aanw ezig zijn. A nders dan de public accountant, die aanw ijzingen kan geven ter verbetering der adm inistratie en ter verkrijging der noodige verdeeling van arbeid, die zijn taak in de toekom st kunnen vergem akkelijken, kan de rijksaccountant geen invloed oefenen op de adm inistratie, die hij heeft te onderzoeken.

In de tw eede plaats zou ik in verband met de kw estie van het opge­

w ekt vertrouw en w illen opmerken, d at een onvolledig onderzoek voor een bepaald doel voor een public accountant het groote bezw aar heeft, d at hij zijn rap p o rt uit handen geeft en ondanks genom en voorzorgsm aat­

regelen het gevaar loopt d a t m en dit later buiten zijn voorkennis ge­

bruikt, als w are het het re su ltaat van een volledig onderzoek.

H e t is mij m eerm alen overkomen d a t mij op een of and ere wijze een balans in handen kwam, w aarop de activa belangrijk hooger w aren ge­

w aard eerd dan op het in den legger aanw ezige exem plaar. M en ver­

klaarde dan uiteraard d a t dit extra-exem plaar indertijd w as opgem aakt, toen men een grooter crediet aanvroeg bij de Bank. Ik moet bekennen d a t daard o o r het opgew ekt vertrouw en in beide exem plaren in ernstige m ate w erd geschaad.

m a b blz, 422

(5)

A an dit gevaar staan de rijksaccountants niet bloot. H unne rapporten zijn geheim en komen niem and in handen dan de betrokken belasting­

am btenaren. D e Inspecteurs zijn voldoende op de hoogte van de om stan­

digheden w aaro n d er het w erk geschiedt om m isverstand w at dat betreft te voorkom en en er b estaa t u iteraard alle gelegenheid hen zoo volledig mogelijk in te lichten in geval van twijfel.

Eindelijk is het niet de taak van den rijksaccountant het controleeren van de boekhouding van de belastingplichtige, m aar diens aangifte. Bij het controleeren van de aanw ezige adm inistratie heeft hij slechts te letten op dit doel. H et is niet zijn taak fouten, slordigheden of onvolledigheden in de adm inistratie op te sporen en te verbeteren, indien dit niet noodig is voor de controle van de aangifte. H et kan zelfs voorkomen, dat hij er in slaag t door gebruik te maken van langs anderen weg verkregen gege­

vens de aang ifte te controleeren en omissies in de adm inistratie aa n te toonen, die langs den directen w eg van controle der adm inistratie aan de han d van de bescheiden moeilijk te ontdekken zouden zijn.

D e heer N y e heeft bezw aar tegen de wijze w aarop de rijksaccountant zijn arbeid verricht zooals de H eer de B laey deze in korte trekken heeft uiteengezet. Z ijn bezw aar is dat er van de controle der adm inistratie weinig terecht komt en d at men zich bepaalt tot het nagaan of de cijfers aannem elijk zijn, en het doen van steekproeven, hetgeen op zich zelf reeds uit den booze is, inplaats van na te gaan of ze juist zijn.

Eendeels kan ik dit toegeven. O ok ik ben van m eening dat dit een leemte is, zij het een leemte die onvermijdelijk is.

N a hetgeen ik heb betoogd, kan ik deze critiek niet afw entelen op de O verheid die te weinig personeel beschikbaar stelt of de accountants door te strakke banden bindt, al spreekt het vanzelf dat de O verheid den eisch zou m oeten stellen d at eventueele aanvragen om m eerder personeel v er­

antw oord zijn.

D e vraag is dus of het w erk van den rijksaccountant verantw oord is.

M en kan van meening zijn dat dit m aar zeer ten deele het geval is en zelfs bevreesd zijn dat de naam van het accountantsberoep er door w ordt geschaad, doch de opm erking op zich zelf v erraa d t reeds onvoldoende inzicht in het w erk dat gedaan moet w orden.

O v er het algem een kan men de zaken onderscheiden in kleine en groote.

E r zijn natuurlijk kleine zaken met een uitstekende boekhouding, doch ook verscheidene w a ar de adm inistratie alles te w enschen laat. D it is niet te verw onderen, w a n t de adm inistratie geregeld zelf bij te houden, indien met den geheelen dag er op uit is om zijn zaken te drijven, is wel is w a ar voorgeschreven volgens het W . v. K. en wel zoo d a t daaruit ten allen tijde zijn rechten en verplichtingen kunnen w orden gekend, m aar het is in den grond toch gansch niet eenvoudig. Gelukkig staat er nog bij n aar den eisch van zijn bedrijf, hetgeen gemeenlijk geïnterpre­

teerd w o rd t als, voor zoover zijn bedrijf dit toelaat.

H et controleeren van dergelijke adm inistraties, die niet op controle zijn ingericht, is veel lastiger en kost veel m eer tijd dan de public ac-

• countant, die over het algem een te m aken heeft met boekhoudingen door hem zelf ingericht, w a a r de bescheiden opgeborgen w orden zooals hij het heeft voorgeschreven, zich m eestal kan voorstellen. Bovendien zal de controle van zulk een adm inistratie (men behoeft daarbij volstrekt nog niet aan kw ade trouw , die echter ook voorkomt, te denken) in vele gevallen weinig re su ltaat opleveren. M en denke bijv. aan de controle van de adm inistratie in de zaak bedoeld in de B.l.B. 6782, w aarv an w ordt

m a b blz, 423

(6)

gezegd, d a t het een eenvoudige enkele boekhouding w as, d a t ze gebrek­

kig w as, d a a r ze fouten vertoonde, terw ijl de d agontvangsten in één be­

drag w aren vermeld, w a a r men na controle van de adm inistratieve ge­

gevens een aangifte van ƒ 2.500.— accepteerde, terw ijl later na ex tra- com ptabele controle de aanslag op ƒ 4.500.— w erd vastgesteld.

In dergelijke gevallen heeft men nu eenm aal weinig steun te verw achten van de adm inistratie op zich zelf en zijn er tamelijk nauw e grenzen getrok­

ken w a t b etreft de bereikbare mogelijkheden. C ontrole oefenen op de goederenbew eging is uiteraard niet doenlijk, d aa r inventarissen m eestal onbekend zijn en, indien al aanw ezig, doorgaans to taal onvergelijkbaar zijn. M agazijnadm inistratie is een onbekend begrip, zoodat men aa n g a a n ­ de de prijzen geheel in het duister tast. D aarbij w orden de debiteuren in vele gevallen bij betaling nog steeds alleen m aar doorgehaald, zoodat ook daarop, als ze al aan het begin en het einde van elk jaar zijn opge­

m aakt, w einig kans op een betrouw bare controle ac h teraf bestaat.

T oegegeven kan w orden d a t bij een uitgebreide controle van de adm i­

nistratie een groot aantal ongerechtigheden aan het licht zouden kunnen komen, die misschien onontdekt blijven. M et reden mag echter in derge­

lijke gevallen w orden betw ijfeld of zulk een onderzoek het resultaat zou hebben d at men dan wél met gerustheid zou kunnen concludeeren d a t de adm inistratie na de correcties betrouw baar is.

Bij groote zaken zijn de moeilijkheden van geheel anderen aard, m aar daarom niet m inder groot.

Z o u men hier de adm inistratie w illen gaan controleeren dan zal men zich rekenschap m oeten geven w a ar men aan begint. Z o u men eenigszins afdoende te w erk willen gaan dan komt het neer op een gratis accoun­

tantscontrole van alle zaken in N ederlan d , hetgeen toch moeilijk de be­

doeling kan zijn. Indien men de dagelijksche adm inistratie zou willen betrekken in het onderzoek, dan zou dit toch w aarschijnlijk wel zoo sum m ier moeten geschieden d at het w erken met steekproeven angstig dicht zou w orden genaderd. M en vergete niet d at men heeft te contro­

leeren in een vreem de zaak een boekhouding w aarv an men niet op de hoogte is, d at men niet w eet op welke wijze de interne controle w erkt, zoodat men niet kan nag aan of deze w erkelijk effectief is, d at men boven­

dien noch op de adm inistratie, noch op de interne controle invloed kan oefenen. Z o u men de dagelijksche adm inistratie niet bij zijn onderzoek betrekken, dan v alt niet in te zien hoe men met eenige zekerheid over­

tuigd kan zijn van de juistheid van de arbeid.

Hierbij moge men nog bedenken d at zoodra men de adm inistraties der belastingplichtige zaken grondig zou w illen onderzoeken, men wel gedw ongen zou zijn het aa n ta l te onderzoeken zaken te beperken, zoo­

dat men dan zou komen tot een zeer vergaand en zeker ongew enscht steekproeven systeem , n.1. het onderzoeken van een zeer beperkt aantal zaken tegen het geheel onderzocht laten van de rest.

O p grond van het bovenstaande zou ik w illen concludeeren d at een meer volledige controle der adm inistratie bij de kleinere zaken niet zou bij­

d ragen tot het verkrijgen van een belangrijk grootere zekerheid en dat dit bij de groote bedrijven niet mogelijk zou zijn.

Z e g t nu de H eer N ye, dan verricht ge alleen adviseerend w erk, dan ben ik bereid hem d at toe te geven. O f hij van m eening is d at ook de ra p ­ porten van den rijksaccountant grooter vertrouw en trachten te w ekken dan geoorloofd is en d at men door listige omschrijving van het doel van de opdracht een lastig voorbehoud trach t te ontgaan en zoo ja op w el- m a b blz. 424

(7)

ken grond w eet ik niet. O ver het algemeen zal juist de rijksaccountant weinig behoefte hebben ,,de doelstelling zoo te hervorm en en te form u- leeren dat de herleiding tot een beperkte doelstelling voor den niet des­

kundigen lezer onzichtbaar w o rd t”. Z ijn rap p o rten komen nu eenm aal niet onder de oogen van ondeskundige lezers, m aar alleen van w at dat betreft zeker bevoegde Inspecteurs.

Ik zou er nog aan kunnen toevoegen d at de rapporten m eermalen eindigen in een advies, zelfs wel in een advies de zaak na eenigen tijd nog eens in te zenden, om dat men niet zeker is van de juistheid van het gegeven advies, of om dat men er ditm aal niet in slaagde voldoende a a n ­ nemelijk te maken dat de aangifte niet juist was.

H et moet mij echter van het h art dat ik het gem aakte onderscheid tus- schen een advies en een conclusie van een rapport niet bijzonder kan w aardeeren. H et lijkt mij eenigszins een w oordenspel, als het resultaat hetzelfde blijft n.1. dat we verw achten dat het advies zal w orden gevolgd.

In dit verband moge ik nog opmerken daa het den rijksaccountant niet mogelijk is. tenzij in bijzondere om standigheden, het onderzoek af te breken. H et is duidelijk dat, ook w anneer het in een zaak niet mogelijk is tot een bepaald re su ltaat te komen, de rijksaccountant na het onderzoek in elk geval h aa r beter op h aar merites kan beoordeelen dan de Inspec­

teur, die in zulk een geval toch geheel in het duister tast. H et kom t mij voor d at men in elk geval een juiste aanslag dichter zal benaderen, al w erd men er niet veel wijzer door, w anneer men bij het onderzoek een denkbeeld heeft gekregen van de om standigheden w aaro n d er de belas­

tingplichtige leeft, van zijn persoon en van de w aarde die men aan zijn adm inistratie heeft te hechten, dan w anneer men zonder dat een b e­

slissing moet nemen.

W e lk gevaar er in zou schuilen en w aarom men er niet in zou kunnen slagen door middel van steekproeven een denkbeeld te verkrijgen van de w aarde die men aan een adm inistratie mag toekennen is mij niet duidelijk.

M en bem erkt toch al heel spoedig of de eerste aanteekeningen met zorg zijn bijgehouden of dat men er m aar w at van heeft gem aakt, of men geregeld kas opm aakt, of dat er geregeld negatieve kassaldo’s voorkomen, of men eenige w aarde kan hechten aan de geboekte privé- uitgaven, dan wel of men m aar een rond bedrag geboekt heeft als het zoo uitkwam.

Die steekproeven kunnen wel degelijk resultaat hebben als het d a a r­

door blijkt dat men wel eenig vertrouw en kan hebben in de gegevens voor de cijferbeoordeeling w aartoe men zijn toevlucht moet nemen, d aar men bijv. nu eenm aal de ontvangsten in het kasboek voorkom ende op geen enkele wijze kon controleeren. Die steekproeven kunnen zelfs met volstrekte zekerheid uitwijzen dat het geen zin zou hebben verder eenige w aard e te hechten aan de geheele, op het kasboek, gebaseerde adm ini­

stratie.

Ik wil toegeven dat men zich in verschillende gevallen als rijksaccoun­

ta n t kan afvragen of men eigenlijk nu nog wel accountantsw erk doet bij gebrek aan eene adm inistratie w aarop ook m aar eenig peil is te trek ­ ken. In dergelijke gevallen is inderdaad weinig te verw achten van een boekenonderzoek. In vele gevallen echter slaagt men er wel degelijk in controle te oefenen, soms zelfs zeer scherpe controle. D oor het verband na te gaan van het begin en het eindverm ogen bestaat wel eens de moge­

lijkheid te constateeren dat omissies aanw ezig zijn en zelfs aan te wijzen van welken aard deze zijn en vrij nauw keurig de grootte ervan te bepalen.

m a b blz. 425

(8)

H etzelfde kan geschieden door gebruik te m aken van w instnorm en, of renseignem enten als anderzins.

In verschillende gevallen zal men er door zijn ervaring en intuitie ge­

leid (m en mag er niet op bouwen, m aar ze b estaa t) in slagen op zeer eenvoudige wijze een o n aa n ta stb aar lijkende adm inistratie van zijn luister te berooven. E en bijzondere uitgave, de kosten van een nieuw gebouw kunnen blijken zoo groot te zijn gew eest d at het bestaan van een geheime bankrekening er door aan het licht komt. O nreg el­

m atige boekingen kunnen gefingeerde betalingen aan den dag bren­

gen, niet afioopende crediteuren eigen kapitaal. D e praktijk wijst uit d a t door nauw keurig acht te geven allerlei fiscale ongerechtigheden aan den dag komen, d a a r h et nu eenm aal veel m inder eenvoudig is dan het lijkt in de adm inistratie posten van eenig belang weg te w erken zonder d at het bij aandachtig snuffelen opvalt.

E en gevaar dat de H eer Blije niet m et zooveel w oorden noemt, doch d a t hem blijkbaar voor den geest zw eefde is het volgende. W a n n e e r men niet in sta a t is volledig te controleeren, dan dreigt h et gevaar d a t men langzam erhand verslapt en zijn arbeid beperkt, om dat m en toch geen bevredigend resu ltaat verm ag te bereiken. Indien men het bedrag aan reiskosten, aan betaalde provisies, aan privé-uitgaven, aan toegestane geheime kortingen enz. enz. niet of niet voldoende kan beoordeeien dan is men geneigd zich er m aar niet te veel van aan te trekken ook en het spoedig goed te vinden. H e t is duidelijk d at indien men steeds en overal dergelijke vragen heeft te beoordeelen dit een latent gevaar m eebrengt voor de w aard e van de geleverde arbeid.

D it kan eenerzijds leiden tot het w egm offelen van dergelijke kwesties in de rap p o rten en anderzijds tot een soort vlucht in fiscale kw esties van meer of m inder belang en tot w el eens te ver gaande correcties van a f­

schrijvingspercentages enz., die de aa n d ach t van de hoofdzaak afleiden.

D it is de reden d a t het over het algem een goed kan zijn d a t niet steeds dezelfde m an dezelfde zaak onderzoekt, m aar d a t er geregeld afwisseling p laats vindt, w aard o o r vaak ongerechtigheden aan het licht komen, die vroeger onontdekt bleven.

D it is ook de reden d at men niet zal en mag schrom en in bepaalde gevallen, w a ar m en twijfelt, een diepergaand onderzoek, d at vaak het volkomen onderzoek dicht nadert, in te stellen, zooals de heer de Blaey terecht opm erkte in zijn artikel.

Ik moet hierbij toch wel opm erken d a t ook de public accountant de­

zelfde bezw aren moet ondervinden of w eet hij w el w a a r de grens ligt tusschen geoorloofde reiskosten en fam ilieuitstapjes en heeft hij de ze­

kerheid d at hem alle geheime provisies w orden m eegedeeld en kan hij de w instpercentages w el precies beoordeelen? W a n t zou men d aa raa n m oeten twijfelen dan zou de kans bestaan d at ook zijn verklaring grooter vertrouw en opw ekt dan hij verm ag te dragen, ook al is het controle plan, d a t ten slotte toch ook w o rd t uitgevoerd door assistenten van vleesch en bloed, nog zoo goed doordacht en w etenschappelijk geheel verantw oord.

M en zou ook na deze uiteenzettingen toch van m eening kunnen zijn dat, indien de accountant bij zijn onderzoek niet verd er komt dan de conclusie d at de aangifte wel goed zal zijn, d aar d e cijfers niet o n aan ­ nemelijk voorkom en, het beter w are dat, zoolang hij niet tot een meer positief resultaat komt, een accountant zich met dergelijke onderzoekingen niet inliet.

H et gevolg zou zijn dat of het w erk achterw ege w erd gelaten of dat m a b blz. 426

(9)

het door anderen, m inder bevoegd, zou w orden verricht. Beide gevolgen zou ik ongew enscht achten.

In het eerste geval zouden de bepalingen van art. 70 en art. 74 der W e t I.B. een doode letter w orden, d aa r de Inspecteurs uitsluitend zouden m oeten afg aan op hetgeen hun kan blijken bij overlegging van boeken en bescheiden ter Inspectie. H iervan is geen re su ltaat te verw achten, d aa r zelfs de m eest scherpzinnige Inspecteur er niet in kan slagen ter Inspectie in den korten tijd die voor een oproeping beschikbaar is, iets positiefs te w eten te komen aangaande bepaalde cijfers van de overge­

legde boekhouding. H e t is overigens onaannem elijk d at men thans, nu zulke exhorbitante eischen aan de schatkist w orden gesteld, en de Be­

lastingen tot het tegenw oordige peil zijn opgevoerd, d aa raa n zou kunnen denken.

H e t tw eede geval, d at het w erk door m inder bevoegden zou m oeten geschieden, zou niet m inder te betreuren zijn. H et staat toch vast dat het w erk speciale accountantseigenschappen vergt. D egenen, die er mee belast zijn moeten beschikken over een goeden kijk op cijfers en een scherp critisch onderscheidingsverm ogen, over veel initiatief en strijd v aar­

digheid. Zij zullen met gezag m oeten kunnen optreden en toch voldoende tact hebben om zonder ongew enschte strubbelingen voet bij stuk te hou­

den. Z e m oeten gebruik w eten te maken van zeer verschillende m idde­

len, al n aa r m ate de soort zaak w a ar zij hun onderzoek verrichten en de personen w aarm ede zij te m aken hebben. In het kort ze m oeten niet in naam , m aar m etterdaad accountant zijn. Steeds hebben wij gepropa­

geerd d at de daarvoor benoodigde kennis iem and niet komt aanw aaien, doch gestage studie vereischt. D it in aanm erking nem ende, geloof ik te mogen zeggen d a t het toch wel zeer kortzichtig zou zijn, indien men zulk w erk zou overlaten aan onbevoegden, die er zeker m inder van te­

recht zouden brengen dan de accountants en de adjunct-accountants, w elke laatsten in het algem een gesproken studeeren voor accountant.

Hierbij zou ik het willen laten. Ik hoop er in geslaagd te zijn a a n ­ nemelijk te maken:

1. d at de rijksaccountant zijn arbeid verricht m instens even o n afh an ­ kelijk als zijn collega in het vrije beroep,

2. d at indien hij niet steeds zoover g aa t met zijn controle als w el ge- w enscht lijkt dit geschiedt op gronden van vak-technischen aard, be­

paald door de om standigheden w aaro n d er hij zijne arbeid verricht, 3. d at die arbeid hooge eischen stelt, niet alleen aan zijn persoon, m aar

ook aan zijn bekw aam heid en zijn geschiktheid om als accountant op te treden,

4. d at zijn w erk ook zooals het geschiedt een niet te vervangen schakel is in de arbeid van den fiscus om te trachten de aanslagen zoo juist mogelijk op te leggen, w aardoor niet alleen een aanw ijsbaar direct resultaat w ordt behaald m aar w aarvoor bovendien ongetw ijfeld een groote preventieve w erking w ordt ondervonden, w aard o o r een groot sociaal belang w ordt gediend.

N a sc h rift

T e r vermijding van m isverstand wil ik .— wellicht ten overvloede ■— vooraf opmerken, d at ik erken,

le. het nut en de gerechtvaardigdheid van den arbeid van den rijks­

accountant en de wijze, w aarop hij w erkt. Z ijn w erk is voor de ge­

m eenschap van groot nut.

m a b blz. 427

(10)

M et p u n t vier van de conclusies, w aartoe de H eer H agem an komt, kan ik mij dus vereenigen;

2e. d at de wegen, langs welke de rijksaccountant een aangifte verifieert (w instnorm en, renseignem enten) vaak veel effectiever zijn dan een onderzoek van de adm inistratie, (m ede als gevolg van het feit, dat de adm inistratie in niet-controleerbaren vorm w ordt gehouden);

3e. d at het w erk van den rijksaccountant speciale eigenschappen eischt, w elke alleen w orden verkregen door een opleiding to t accountant en d at vele dezer eigenschappen dezelfde zijn, w elke de public-ac­

countant moet hebben.

M et het derde punt der conclusies ga ik dus ook accoord.

D e tw eede conclusie lijkt mij echter te ver te gaan. D e controle gaat volgens collega H agem an m inder ver dan w el gew enscht lijkt:

Ie. om dat tal van adm inistraties

a. absoluut geen steun geven voor de controle, om dat zij onvoldoen­

de zijn ingericht,

b. n a eenige „steekproeven” geen vertrouw en wekken;

2e. om dat bij groote zaken een uitgebreidere controle gratis contrôle zou beteekenen en als eenig altern atief zou blijven het a a n ta l te on­

derzoeken zaken sterk te beperken.

In gevallen, genoemd in het eerste punt zou m.i. de public-accountant de opdracht als confró/e-opdracht m oeten w eigeren. Z o o ’n zaak is niet te controleeren. Hij kan hoogsten op grond van een berekening, gebaseerd op norm en, een advies geven om trent de mogelijke cijfers. D eze onder­

scheiding in „ad v ies” en „controle” is geen w oordenspel, m aar een prin- cipieele onderscheiding.

H oezeer het w oord „controle” hier m isplaatst is, blijkt wel uit het a rrest B.i.B. 6782, w aarin door den H .R . van „controle” w ordt gesproken, zonder verm elding, d at dit een beperkte contrôle, of een „advies” was.

Indien de rijksaccountant in dit geval duidelijk had laten uitkomen, d at hij niet heeft gecontroleerd, doch op grond van een norm enberekening adviseert de inkom sten op ƒ 2500..—• te schatten, dan h ad nooit in het a rrest het w oord „contrôle” kunnen voorkomen. N u het tegendeel is ge­

schied, leeft de Inspecteur en met hem de R. v. B. en de H .R . in de ver­

onderstelling, d at er is gecontroleerd. E en bewijs voor mijn stelling, dat zelfs in beperkten kring de beperkingen inhoudende verklaring een te groot vertrouw en w ekt. Immers voor een „beperkte controle” behoeft de accountant zich niet „onder alle om standigheden” „te begeven in een n a­

sporen en w aardeeren van alle gegevens” en voor een advies evenmin.

D och voor een „controle” zonder meer is deze stelling toch absoluut on­

juist.

U it het door mij in dit onderschrift onder 2 genoem de blijkt duidelijk, d a t geen vak-technische bezw aren een diepergaande controle verhinderen, m aar economische overw egingen van den opdrachtgever. H o e begrijpelijk en gerechtvaardigd deze ook mogen zijn, g aa t het toch te ver om deze overw egingen te rangschikken onder die van vaktechnischen aard!

T h a n s de eerste conclusie van den H eer H agem an. D eze is gebaseerd op zijn uiteenzetting om trent het initiatief, de zelfstandigheid en de ver­

antw oordelijkheid van het H oofd van den D ienst en de onder hem ressor- teerende accountants en adjunctaccountants.

Ik wil aanstonds vaststellen, dat ik bij mijn uiteenzetting om trent de functie van den accountants-beam bte de principieele punten zeer sterk

m a b blz. 428

(11)

n aar voren heb gebracht en daardoor den indruk heb kunnen wekken, als zou ik daarbij het oog hebben gehad op den aan den leiband loopenden, uitsluitend volgens voorschriften handelenden am btenaar. H e t tegendeel is echter w aar. In principe is w elisw aar ieder, die in dienstbetrekking is, gehouden volgens de voorschriften van zijn w erkgever te handelen, doch van geval tot geval kan de mate, w aarin dit practisch het geval is, sterk verschillen. H oe dit ook zij, bij de grootst mogelijke vrijheid van den accountant-beam bte blijft in principe de leider der organisatie, w aarin hij w erkt, bevoegd de taak van den accountant-beam bte —• los van de bepalingen van het reglem ent van arbeid •—- te vervorm en of te beperken.

H ierop is slechts één uitzondering t.w. indien in de arbeidsovereenkom st de leider der organisatie i.c, de S ecretaris G eneraal van het D epartem ent uitdrukkelijk afsta n d van dit recht zou hebben gedaan. Z ou dit voor het H oofd van den D ienst het geval zijn, dan heeft de H eer H agem an het pleit gew onnen. V oorzoover mij bekend behoudt de rijksaccountant en dus ook het H oofd van den D ienst zich dit recht echter bij zijn aanstelling niet voor.

Uiteindelijk is hier van belang de positie van het H oofd van den Dienst.

D e onder het H oofd van den D ienst staan d e accountants en adjunct- accountants mogen dan al hun arbeid ten opzichte van het H oofd van den D ienst even onafhankelijk verrichten als hun collega’s in het vrije beroep, het H oofd van den D ienst is tenslotte gedw ongen de w erkzaam heden te regelen niet n aar vaktechnische eischen, m aar n aar het aan tal m enschen, d a t hem van hoogerhand ter beschikking w o rd t gesteld. H etgeen de H eer H agem an betreffende de groote zaken opm erkte, wijst duidelijk in deze richting. D e rijksaccountant blijft dus m.i. te rangschikken onder de ,,ac- countants-beam bte” en vervult dientengevolge een andere functie dan de public-accountant.

D e H eer H agem an heeft door zijn artikel de w ellicht door de voor­

afg aande discussie gew ekten indruk, dat de rijksaccountant een zeer on­

zelfstandige positie zou innemen, w eggenom en, doch heeft mij niet kunnen overtuigen, d at mijn u itgangspunt (de rijksaccountant heeft een andere

„functie” dan de public-accountant) onjuist zou zijn. M ijn op deze stel­

ling gebaseerde bezw aren tegen de form uleering van het arrest van den H oogen R aad en mijn voorloopige conclusies t.a.v. de verdeeling van het terrein van arbeid tusschen de accountants-beam bte en de public-accoun­

tants zijn d aardoor in wezen o naangetast gebleven.

D. N IJE

REGELING VAN HET BEDRIJF VAN AAN BANKEN VER­

W A N T E FINANCIEELE INSTELLINGEN IN FRANKRIJK

door Dr. H . W . J. W ijn h o ld s In een vorig artikel 1) bespraken wij de eenige m aanden geleden inge­

voerde F ransche bankw et. Daarbij w erd er reeds op gewezen, d at in deze w et niet alleen het bankw ezen w erd geregeld, doch dat daarin ook bepalingen voorkom en met betrekking tot beroepen, die aan dat van b an ­ kier verw ant zijn. D e voorschriften voor de laatstgenoem de groep van

J) Maandblad voor Accountancy en Bedrijfshuishoudkunde, October 1941.

m a b blz. 429

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

Alle informatie door verkoper en Hoogervorst Makelaardij aan u verstrekt middels deze brochure, kunnen uitsluitend worden gezien als een uitnodiging tot nader overleg

Jouw gedachten, emoties, situaties zijn niet wie jij bent..

[r]

o deuren, ramen, kozijnen en daarmee gelijk te stellen construc e‐onderdelen in uitwendige scheidingsconstruc

‘Omdat het kan’ zeggen we wanneer we dingen doen die niet zozeer goedgekeurd worden door anderen, maar die ons wél ongelofelijk blij en tevreden maken – dingen die we diep

[5] Want als wij met Hem één plant zijn geworden, gelijkgemaakt aan Hem in Zijn dood, dan zullen wij ook aan Hem gelijk zijn in Zijn opstanding.. Lied: Gezang 53 : 1

- Een opening van de voorziening voor luchtverversing moet zijn gelegen op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens, gemeten loodrecht op de uitwendige