• No results found

Voor altijd. A.H.J. Dautzenberg. een baas

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Voor altijd. A.H.J. Dautzenberg. een baas"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)
(2)

door A.H.J. Dautzenberg

Voor altijd een

baas

(3)

De persoon van de kunstenaar kan de artistieke waardering voor zijn werk in de weg staan. Vaak is het de buitenwereld die de biografie van de kunstenaar in de schijnwerpers zet en enkele (opvallende, afwijkende) antecedenten cultiveert.

Hoe verging het Aad de Haas? Nee, hoe vergáát het Aad de Haas?

Over de auteur A.H.J. Dautzenberg is een Nederlandse schrijver. Hij vraagt zich af of het werk van

‘paradijsvogel’ Aad de Haas ooit louter op zijn artistieke merites zal worden beoordeeld.

Foto: Hub Dautzenberg

In de Nederlandse literatuur manifes- teert zich nu al pakweg een eeuw de dichotomie vorm versus vent, in ver- schillende verschijningsvormen. De kern is dezelfde: wat is belangrijker, de stijl en de immanente waarde van een literair werk of de persoonlijkheid van de schrijver? Met dat laatste wordt meestal bedoeld of de schrijver iets wezenlijks te melden heeft en de wijze waarop hij of zij zich met zijn of haar werk positioneert in de samenleving.

De dichter J.C. Bloem muntte de term in de jaren dertig van de vorige eeuw, maar het waren de schrijvers E. du Perron en Menno ter Braak die in hun tijdschrift Forum de discussie canoni- seerden. Zij waren fervente vent-aan- hangers. Tegenwoordig is in de literaire wereld de vorm weer in zwang, al blijven de media focussen op human interest – een ingewikkelde spagaat.

De discussie woedt uiteraard ook in de andere kunsten. Een negatieve lading van de ‘vent’ kan een onbevangen beoordeling van het werk in de weg zitten of zelfs leiden tot een veroorde- ling daarvan. Denk aan Roman Polanski, Kevin Spacey, Woody Allen of, iets verder terug in de tijd, Leni Riefenstahl.

Maar ook een ‘positieve’ connotatie van de persoon kan de kunstenaar hinderen.

Word je in de media een activist, enfant terrible of gutmensch genoemd, met alle goede bedoelingen van dien, dan blijft dat epitheton tot in de lengte van dagen aan je kleven – internet blíjft het ophoesten en recensenten maken daar dankbaar gebruik van. Je werk wordt voortdurend door die bril bekeken en beoordeeld.

“Een negatieve

lading van de ‘vent’

kan een onbevangen beoordeling van het werk in de weg zitten”

Foto links: Aad de Haas voor kasteel Strijthagen in Schaesberg, ca. 1965.

Foto: Collectie erven De Haas

(4)

VUUR!

Enkele jaren geleden stelde ik de bloemlezing Vuur! (Bezieling en betrokkenheid in de Nederlandstalige letteren) samen. Ik wilde een monu- ment oprichten voor ‘activistische’

schrijvers die – de aanhalingstekens zijn belangrijk, ik ben geen liefhebber van convergerende labels – vaak vanuit een kwetsbare positie een statement maakten met hun werk. En ik wilde onderzoeken hoe ze die boodschap in hun werk vervlechten. Maatschappe- lijk engagement leidt zowel tot goede als slechte literatuur, tot stilistisch vuurwerk en tot dor proza. Het gaat uiteindelijk toch om vakmanschap en esthetische gevoeligheid. Kortom, om vent én vorm. Engagement kan de creativiteit aanblazen, evenals l’art pour l’art.

Een van de schrijvers die ik opnam, was Willem Arondéus, de beeldend kunste- naar die ook enkele romans schreef.

Zíjn vermaarde wapenfeit: hij pleegde in 1943 een aanslag op het Amster- dams Bevolkingsregister om te voor- komen dat Joden werden opgespoord en afgevoerd, werd verraden, opgepakt en zonder proces geëxecuteerd. Enkele jaren eerder publiceerde hij een gero- mantiseerde, hooggestemde biografie van de Hollandse schilder Matthijs Ma- ris (1839-1917). Hij projecteerde zijn eigenzinnigheid en idealisme op Maris, die tijdens de Frans-Duitse Oorlog in Parijs woonde en vrijwillig toetrad tot de Garde Nationale.

Een citaat uit het boek, dat de omi- neuze ondertitel draagt De tragiek van den droom. ‘Het lijkt maar zoo, in het kleine alledag, of de droomers voor het leven vluchten, geen moed tot daden, geen wil tot overwinnen hebben, het lijkt maar zoo – in waarheid zijn droom en heroïek van één bloed, beide kennen zij de diepe vervoering, de wilde romantiek, de dronken overgave aan de Idee.’ De dromer inspireert niet alleen de strijder, hij dwingt af, hij verordent – aan dat imperatief kan een ware kunstenaar volgens Arondéus niet ontsnappen. En dat deed Maris dan ook niet, gezien door de bevlogen ogen van de schrijver.

HET BRUIDJE

Eind 2017 bezocht ik in het Rijksmuseum een overzichtstentoonstelling van het werk van Matthijs Maris. Ik was onder de indruk en kocht de luxe catalogus.

Vooral het contourloze, mistige, wel- haast mystieke werk spreekt me aan, zoals Het bruidje, The Joyous Walk en, vooral, Koningskinderen. De afgebeelde personages verdwijnen langzaam uit de werkelijkheid, lossen op in het niets – of doemen ze juist als geestverschijningen op uit dat niets, een andere wereld, uit de metafysische leegte?

Het werk van Maris was tot aan die ten- toonstelling in de vergetelheid geraakt.

Maris ontbrak dan ook in het in 1978 door Rudi Fuchs samengestelde Dutch Painting. Dat vergeten begon eigenlijk al tijdens Maris’ leven; zijn productie was stilgevallen, mede doordat zijn zicht achteruitging. Door zijn activisme, wereldvreemdheid, ruwe taalgebruik, zijn afkeer ook van de kunstwereld, zijn so- ciale isolement, kreeg hij lange tijd geen groot podium. Zijn persoonlijkheid zat de waardering van zijn werk in de weg. De schilder leek daar vrede mee te hebben.

“Ons gezin was niet gericht op cultuur,

behalve dan op voetbal

en de ZDF-Hitparade”

(5)

Ik moest meteen denken aan Aad de Haas, ook omdat die zich in zijn Rotter- damse academiejaren hoogstwaarschijn- lijk door de bruidjes van Maris heeft laten inspireren – vooral door diens etherische, bijna hemelse voorstellingen daarvan. Beiden leken door hun eigen- zinnigheid bovendien meer langs dan in hun tijd te dwalen. En dat werd hun niet altijd in dank afgenomen.

STRIJTHAGEN

Mijn eerste kennismaking met Aad de Haas was ergens in de vroege jaren zeventig. Ik ben opgegroeid in Schaes- berg, op een steenworpafstand van de kolenmijn Oranje Nassau II. Op zondag wandelden we met ons gezin vaak naar het aangrenzende natuurgebied Strijt- hagen, om te kijken naar de schaapjes die graasden in de wei van de boerderij naast het kasteel of naar de eendjes die in de grote vijver zwommen. Ik herinner me uit die tijd dat mijn ouders naar kas- teel Strijthagen wezen en zeiden: ‘Daar woont een kunstenaar.’

Het was niet meer dan een mededeling, een afstandelijke verwijzing naar een andere wereld. Dat ze de naam Aad de Haas noemden, is me niet bijgebleven.

En die naam viel ook niet in de jeugdja- ren daarna. Ons gezin was niet gericht op cultuur, behalve dan op voetbal en de ZDF-Hitparade, dat kan een verklaring zijn, maar ik denk eerlijk gezegd dat De Haas na zijn vroegtijdige dood vrij snel in de vergetelheid is geraakt. Het zou enkele decennia duren voordat een instelling zich serieus over zijn artistieke nalatenschap boog.

Ik kwam dan ook pas op latere leeftijd in aanraking met het werk van De Haas, via de collectie van SCHUNCK en de in 1999 verschenen catalogus. Met terug- werkende kracht herinner ik me vaag de door De Haas aangebrachte kleurrij- ke muurschildering (of was het een schilderij?) op de achterwand van het gelegenheidskerkje van Ed Miedema, de progressieve pastoor die vanwege zijn moderne ideeën door de bisschop uit zijn ambt werd gezet en vervolgens in een noodgebouwtje aan de rand van onze wijk zijn diensten hield. Als tiener hingen we vaak rond bij het door hoge

struiken omheinde ‘gebouwtje van Mie- dema’, een perfecte plek om heimelijk te friemelen en zoenen. (De naam Petra schiet me nu te binnen…)

SPEELBAL

Het vroege schilderwerk van Aad de Haas spreekt mij het meest aan; het heeft iets dromerigs, ongrijpbaars, schemerigs. Gaandeweg werden zijn schilderijen mij te frivool, te carnavalesk.

Hetzelfde geldt eigenlijk ook voor zijn te- keningen en litho’s; het karikaturale trad meer en meer op de voorgrond. Er zit in mijn ogen ook te weinig ontwikkeling in de thematiek; vooral De Haas’ weergave van het vrouwelijk naakt werd op den duur wel erg eendimensionaal. Maar wie weet hoe hij zich nog had ontwikkeld wanneer hij niet op relatief jonge leeftijd was overleden.

Wanneer er over Aad de Haas wordt geschreven of gesproken, komen de volgende woorden steevast aan de orde:

entartet, gevangenis, Wahlwiller, eigenzin- nig, dwars, onafhankelijk, anti-maatschap- pelijk, rebel. Reflecties op de artistieke kwaliteit van het werk kom je zelden tegen. De Haas en zijn werk werden dan ook vaak gebruikt ‘als voertuig om’, ik ci- teer uit het essay van Mignon Huisman uit de zojuist genoemde catalogus, ‘ideologi- sche, politieke, religieuze en kunsthistori- sche geschillen uit te vechten.’ Ze werden daarmee gedegradeerd tot speelbal van door dogmatiek gekleurde stromingen en scholen.

PARADIJSVOGEL

De Haas werkte ook zelf mee aan het beeld dat van hem werd gevormd. In brieven en gesprekken uitte hij zich soms opzettelijk boers, relativerend, op het theatrale af. ‘Ik ben geen vent die over kunst kan praten.’ Of: ‘Ik schilder zoals ik schilderen moet, of men dit nu mooi of lelijk vindt kan me geen biet schelen.’

En enigszins tegenstrijdig daaraan: ‘Laat ik dit maar niet naar buiten brengen, want dan hakken ze mijn kop eraf.’ Op Strijthagen plaatste hij voor wandelaars een waarschuwingsbord met verboden.

Hij bevestigde de idee van de onaange- paste bohemien, maakte van zichzelf min of meer een paradijsvogel, een beziens- waardigheid – een bezienswaardigheid

die misschien liever niet gezien wilde worden.

De tekst van het bord, met De Haas’

enigszins afwijkende spelling en inter- punctie: ‘De toegang is verboden / tussen zonsondergang en zonsopgang / buiten wegen en paden (art. 461 wetb. v. strafr.) / met motorrytuig, fiets / bromfiets of paard. / met een loslopende / hond, met een spelend / muziekapparaat, met / tent of windscherm. / en ook / wanneer U papier, / schillen of ander afval / ach- terlaat, rookt, kookt / of vuurtje stookt. / koopwaar aanbiedt, / iets beschadigt of / meeneemt, / dieren verontrust.’

EVANGELIST

Ik betwijfel overigens of De Haas wer- kelijk zo onafhankelijk en rebels was als de overlevering ons wil doen geloven.

Wellicht had en heeft de lokale culturele wereld behoefte aan dat beeld, aan een mythe, een krachtig symbool, om de streek wat bravoure en zelfvertrouwen te geven, een nestgeur met karakter, een tegenwereld die afwijkt van de vige- rende norm. De Haas bleef tot aan het eind van zijn leven gelovig; hij liet zich vooral inspireren door de kruisweg, het lijdensverhaal van Christus. In zekere zin was hij een evangelist.

De kunstenaar werkte gedurende zijn hele carrière zonder morren in opdracht van de clerus en katholieke instituten – en hij was gevoelig voor hun waarde- ring. Daarnaast maakte hij op verzoek trouwkaarten en communieprentjes en ontwierp hij materialen voor carnavals- verenigingen. Zo sociaal geïsoleerd en anti-maatschappelijk was hij helemaal niet; De Haas vond het geen probleem om zich als kunstenaar dienstbaar op te stellen. In de catalogus staat een foto van een vrolijke, geschminkte De Haas die uit handen van de prins van de Wijlrese carnavalsvereniging een onderscheiding ontvangt. Hij lijkt ermee in zijn nopjes. Een maand later zou hij plots overlijden.

SCHOKKENDE BEELDEN

Zal het werk van Aad de Haas ooit louter op zijn artistieke merites worden beoor- deeld? De wijze waarop het honderdste geboortejaar van de kunstenaar wordt gevierd, geeft een indicatie dat dit niet

(6)

“Hij bevestigde de idee van de onaangepaste bohemien, maakte van zichzelf min of meer een paradijsvogel”

MYTHEVORMING

Wellicht is het werk van De Haas niet goed of onderscheidend genoeg om op louter artistieke maatstaven beoordeeld te worden? Wie zal het zeggen. De Haas is in de loop der jaren met verschillen- de kunstenaars vergeleken, maar in hoeverre wordt het werk van contem- poraine kunstenaars met dat van hém vergeleken? Het is misschien veelzeg- gend dat het oeuvre slechts substantieel vertegenwoordigd is in de collectie van Limburgse musea.

Anders dan Matthijs Maris zal Aad de Haas niet snel een overzichtstentoon- stelling krijgen in het Rijksmuseum of het Stedelijk in Amsterdam. Wellicht is er wel iemand te vinden die een roman of geromantiseerde biografie over hem wil schrijven. Aad de Haas was een bijzonder kleurrijk schilder, in alle op- zichten. Het zal de mythevorming in elk geval vergroten. En de streek injecteren met wat panache.

snel zal gebeuren. Het Limburgs Muse- um trapte op 1 juni af met de tentoon- stelling Aad de Haas – Verboden Kunst*.

De asterisk verwijst naar een sensa- tionele waarschuwing: ‘Let op: deze tentoonstelling kan schokkende beelden bevatten.’ De titel van het persbericht spreekt ook boekdelen: ‘Zijn werk werd verboden, verbannen en hij werd ervoor gevangengezet.’ Een advertentie met de tekst ‘Verboden kunst – seks, macht en religie’ en een litho werd geweigerd in het programmaboekje van het televisie- spektakel The Passion. In reactie verwees het Limburgs Museum gretig naar het turbulente verleden van de kunstenaar.

Ook de titel van de grote overzichts- tentoonstelling van SCHUNCK is op zijn minst convergerend: Tegendraads.

Het karakter van de kunstenaar wordt uitvergroot, de vent zingt zich los van het werk, overschaduwt de vorm. Om het populair te zeggen: De Haas is een baas. De bedoelingen zijn goed, en het is terecht dat het omvangrijke oeuvre opnieuw in de belangstelling staat, maar waarom niet gekozen voor een meer muzische kapstok, bijvoorbeeld de wijze waarop de anima en de animus zich in het (hoofdzakelijk intuïtief tot stand gekomen) werk manifesteren? Of voor De Haas’ reflecties op het geloof en meer in het bijzonder het passieverhaal;

zit daar een (artistieke) ontwikkeling in, spiegelt het werk de veranderde tijdgeest, de oprukkende secularisatie van de samenleving?

Foto vorige pagina:

Matthijs Maris

HET BRUIDJE (CA. 1888-1892) Olieverf op doek, 50 x 34,5 cm Collectie Kunstmuseum Den Haag

Schenking Vrienden van Kunstmuseum Den Haag Foto deze pagina:

Aad de Haas BRUIDJE II, 1942 Olieverf op karton

22 x 32,9 cm, Collectie SCHUNCK, gemeente Heerlen Verworven met steun van het Mondriaan Fonds Foto: Ruud Koek, Maastricht

(7)

Visite- kaartje

C ol um n C or Be rt ra nd

Aad de Haas baalde van lieden die pronkten met erefuncties en verworven onderscheidingen.

Alleen aan carnavaleske decoraties kende hij waarde toe. Een visitekaartje van een kennis uit het Maastrichtse kunstcircuit met een uitvoe- rige opsomming van ’s mans maatschappelijke verdiensten deed Aad besluiten om ook een schertskaartje te laten drukken. Buiten zijn naam stond daar maar één vermelding op:

‘Commandeur van de Puime’. Die benoeming dankte hij aan zijn inzet voor de carnavals- vereniging ‘De Puime’ van Wijlre, waarvoor hij een vaandel ontwierp, jarenlang een kolderiek wapen voor de prins vervaardigde en het vastenavondskrantje ‘Et Leureske’

van spectaculaire illustraties voorzag.

Het commandeurskaartje werd door een ander vervangen toen de paus het bestond om aan president Soekarno van Indonesië de hoge onderscheiding: de Christus-Orde, toe te kennen.

De gedecoreerde moest daarvoor een vorstelijk bedrag neertellen. Die koehandel inspireerde Aad tot deze tekst op het nieuwe kaartje:

Aad de Haas

Drager van de Christus-Orde (indien ik duiten had)

1966

Uit: Cor Bertrand, Riddersporen (2000), Uitgeverij RAM, Heerlen, ISBN9789090157825

(8)

De publicatie is te koop bij SCHUNCK Museumshop Heerlen,

Limburgs Museum Venlo en Chabot Museum Rotterdam.

Dit artikel maakt deel uit van de Publicatie TEGENDRAADS | Aad de Haas 100 jaar.

Met daarin een nieuw perspectief op Aads werk, persoon en tijdsgeest. Met bijdragen van onder

meer A.H.J. (Anton) Dautzenberg, Wiel Beijer, Ben van Melick, Doris Wintgens, Sandra Smets,

Berend Vonk en Maria Barnas.

Ook vindt je her-publiceerde columns van vriend en tijdgenoot Cor Betrand en

interviews met personen die vanuit hun eigen persoonlijke achtergrond vandaag de dag nog steeds een directe link voelen

met deze eigenzinnige kunstenaar.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Een ander punt waarop multiculturalisten bekritiseerd kunnen worden, is dat zij de seculiere grondslagen van het klassieke model van de democratische rechtsstaat ondermijnen,

Deze nog niet uitgekomen knoppen worden door Japanners gebruikt voor een middel tegen kanker, waarvan sinds 2015 het effect wetenschappelijk zou zijn aangetoond.. Auteur: Santi

Het ministerie van Algemene Zaken (wijzigingen van de Grondwet worden standaard mede door de Minister-President ondertekend), het ministerie van Binnenlandse Zaken

Het ligt in de rede dat de verkiezing zal worden georganiseerd door de gemeente Den Haag; die is nu reeds verantwoordelijk voor de registratie van de Nederlanders die vanuit

De tussenfase (ca. ¡915) met veel vormgeving uit de tijd van de overgangsstijl. Van Heukelum bepaalde op een bijna dictatoriale wijze de stijl van de nieuw te bouwen kerken in

Deze vooringenomenheden zijn bij de meeste HRM-afdelingen niet bekend; hierdoor wordt er veelal niet aan vrouwen gedacht voor bepaalde functies 27 en hebben ze ook niet altijd

Within this heyday of the medium the research project Projecting knowledge focuses specifically on the transfer of scientific knowledge with the optical lantern by academics,

In de Wet langdurige zorg (Wlz) is expliciet geregeld dat de partner van een echtpaar waarvan een van beiden een geldige indicatie heeft voor opname in een instelling, opgenomen kan