• No results found

2 Tweede Kamer der Staten-Generaal

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "2 Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Tweede Kamer der Staten-Generaal

2

Vergaderjaar 2021–2022

35 925 A Vaststelling van de begrotingsstaat van het Mobiliteitsfonds voor het jaar 2022

Nr. 17 BRIEF VAN DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 10 december 2021

Hierbij bied ik u aan het ontwerp van de Regeling houdende vaststelling van regels voor het verstrekken van specifieke uitkeringen ten behoeve van lokale en regionale MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten (Regeling specifieke uitkeringen lokale en regionale MIRT-projecten en MIRT-projectpakketten)1. Voor de inhoud van de ontwerp-Regeling verwijs ik u naar de ontwerp-toelichting2.

Zoals aangekondigd in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel Mobiliteitsfonds (Kamerstuk 35 426, nr. 3), vervalt het Besluit Infrastruc- tuurfonds per 1 januari 2022. De ontwerp-Regeling zet inhoudelijk het Besluit Infrastructuurfonds (BIF) voort voor zover het lokale en regionale MIRT-projecten betreft.

Ten opzichte van het BIF worden de mogelijkheden voor een Rijksbijdrage voor lokale of regionale projecten verruimd. Naast uitkeringen voor afzonderlijke projecten, worden ook uitkeringen mogelijk gemaakt voor samenhangende projectpakketten. Projectpakketten bestaan uit infrastruc- tuurprojecten die kunnen worden aangevuld met niet-infrastructurele maatregelen. De wijzigingen corresponderen met de omvorming van het Infrastructuurfonds tot het Mobiliteitsfonds.

De beoogde inwerkingtreding van de ontwerp-Regeling is 1 april 2022.

Hiermee is tijdig een regeling beschikbaar op grond waarvan eventuele nieuwe lokale of regionale projecten of projectpakketten opgestart kunnen worden. Het huidige kabinet is demissionair. Besluitvorming over

eventuele uitkeringen aan medeoverheden voor lokale en regionale projecten en projectpakketten in het kader van deze regeling is aan een

1Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

2Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

kst-35925-A-17 ISSN 0921 - 7371

’s-Gravenhage 2021

Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten- Generaal ontvangen op 10 december 2021.

De wens om over de voorgenomen vast te stellen ministeriële regeling nadere inlichtin- gen te ontvangen kan door de Tweede Kamer of ten minste een vijfde van het grondwettelijk aantal leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 9 januari 2022.

De ministeriële regeling wordt niet eerder vastgesteld dan op 10 januari 2022, dan wel 14 dagen nadat de Tweede Kamer die de nadere inlichtingen heeft gevraagd heeft vastgesteld dat deze genoegzaam zijn verstrekt.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 35 925 A, nr. 17 1

(2)

volgend kabinet. Ook de besluitvorming over de geactualiseerde MIRT-spelregels wordt aan een volgend kabinet overgelaten.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure van artikel 7, vierde en vijfde lid, van de Wet Mobiliteitsfonds en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over de ontwerp-Regeling voordat zij zal worden vastgesteld.

Een concept van deze regeling is ter consultatie voorgelegd aan IPO, VNG, de vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

In de bijlagen treft u hun reacties aan3. Zij pleiten voor een verdere versoepeling van de voorwaarden, in het bijzonder de drempelbedragen in de ontwerp-Regeling. Naar aanleiding van de bestuurlijke consultatie is een aantal wijzigingen aangebracht in de ontwerp-Regeling en in de toelichting van de ontwerp-Regeling. De drempelbedragen in de ontwerp- Regeling zijn niet aangepast naar aanleiding van de consultatie, omdat deze belangrijke voordelen bieden. De drempelbedragen zijn ontstaan bij een decentralisatie van verkeersbudgetten die in 2004 is afgerond. Er werd besloten tot een decentralisatie, omdat de toenmalige systematiek leidde tot ongewenste Rijksbemoeienis bij (kleine) decentrale projecten en omvangrijke administratieve lasten bij zowel Rijk als de medeoverheden.

De ervaring leert dat de decentralisatie inderdaad heeft geleid tot minder administratieve lasten voor Rijk en medeoverheden en tot minder Rijksbemoeienis. De reactie van IenW aan IPO, VNG, de vervoerregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag is toegevoegd in de bijlage4. Deze reactie van IenW aan de medeoverheden gaat uitgebreid in op hun opmerkingen en op welke wijze deze zijn geadresseerd. Tevens is in paragraaf 8 van de toelichting op de ontwerp-Regeling op de consultatiereacties ingegaan.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, B. Visser

3Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

4Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021–2022, 35 925 A, nr. 17 2

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Tot slot laat de WRR zien dat nieuwe migranten niet in gelijke mate over Nederland verspreid zijn, wat voor grote verschei- denheid tussen en binnen gemeenten zorgt1.

verzoekt de regering, op korte termijn en in samenspraak met scholen en docenten te komen tot een minimumpercentage van de lumpsum per schoolsoort die aan docenten

overwegende dat de keuzes die onderwijsbestuurders hebben gemaakt op basis van de hun gegunde vrijheid van besteding die de lumpsumbekos- tiging met zich meebrengt, een daling van

constaterende dat het kabinet in de zogenoemde coronaroutekaart geen enkel scenario heeft opgenomen waarin de scholen in het funderend onderwijs weer gesloten moeten

verzoekt de regering, tevens om in dit kader het bestaande aanbod extra onder de aandacht te brengen bij leraren en in overleg met het onder- wijsveld te bezien of dit aanbod

verzoekt de regering, zo snel als mogelijk plannen naar de Kamer te sturen voor het wegwerken van onderwijsachterstanden als gevolg van de coronacrisis, bijvoorbeeld door

4 Alle energie die door deze mensen wordt ingezet om steeds meer kinderen en jongeren op school te krijgen of goede zorg te laten ontvangen is echter helaas nog niet genoeg om

Kunt u aangeven hoeveel scholen moeten betalen voor deze zzp-ers en of de inhuur van bureau’s die zzp-ers verhuren en of dat meer is dan de CAO’s voor primair onderwijs en