• No results found

Nederland-Deutschland NRD

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederland-Deutschland NRD"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Peter Dijk Hasso Krull Gerard Stout Henk Egberts Ria Westerhuis Rouke Broersma Martin G. Koster John B. Vorenkamp

N umme r 1. V oo rjaa r 2013 Eur o 5,00 Literatu u r & Kunst

NRD

Nederland-Deutschland

ISS N: 2214-2525

(2)

2

Tussen top en bodem is veel literair en kunstzinnig werk te vinden. Veel blijft onopgemerkt ondanks inspanning van schrijver, dichter, fotograaf, kunstenaar.

In NRD, een idee van Martin Koster die zijn sporen in de Drentse litera- tuur heeft getrokken, bieden wij ruimte aan de top en de subtop op het ter- rein van proza, poëzie, fotografie en beeldende kunst. Kwaliteit in en met kleur is onze basis. Moin, moi, de dagelijkse groet uit het Nedersaksisch taalgebied. Goeie, zoals onze Friezen zeggen. Wolkom.

We kiezen voor een blik over de grens, Noord-Nederland is grenzenloos wat ons betreft. De pagina’s zijn ook voor (Europese) minderheidstalen, al dan niet vertaald. Ost-Friesland hoort bij NRD, en andersom.

NRD heeft geen website, geen digitale sociale ruimte, er is geen App voor onze kunsten. We praten met elkaar, zonodig Ohne Worte. We hech- ten aan aandacht en zorgvuldigheid. Kunst vraagt om inspanning. Zonder zweet geen tranen, al sluiten we melancholische en romantische bijdragen niet uit. Bildung, om een traditie voort te zetten.

In dit nummer is de redactie oververtegenwoordigd. Laat dat niet zo blij- ven. Iedereen kan bijdragen sturen. Zoek ons op, we zijn te vinden.

We maken dit tijdschrift omdat we de noodzaak voelen de generatie aandachtige lezers en kijkers te bedienen.

Wie een literaire en/of kunstzinnige boodschap heeft, of een boeiende schepping de wereld in wil sturen, betaalt daarvoor een prijs.

Als uw bijdrage goed of uitstekend is, plaatsen we uw geesteskind graag. U betaalt - naar analogie van gerenommeerde wetenschappelijke tijdschriften - een bijdrage voor de kosten. Noem het bedelen, noem het crowdfunding, noem het therapie of libertaire economie.

We maken geen winst, we genereren winst, dat is ons profijt.

colofon

Redactie: betrokken en kundige schrijvers en kunstenaars.

Nummer 1. Voorjaar 2013.

© van teksten en afbeeldingen bij de auteurs.

Contact: gerardstout@kpnmail.nl

Beukenlaan 17, 9321 GP Peize. Tel.: +31 (0)50-5033927 Losse nummers per post € 7,50

Omslag: Emslandtunnel bij Leer (D).

Martin. G. Koster: mgkosterdejong@online.nl (Avereest, 1950) Literator, leraar Nederlands.

Rouke Broersma: rouke@planet.nl (Amsterdam, 1940) Schrijver, essayist.

John B. Vorenkamp: j.b.vorenkamp@gmail.com (Groningen, 1953). Dichter, leraar Nederlands.

Peter Dijk: peterdijk@peterdijk.nl (Groningen, 1948) Beeldend kunstenaar.

Henk Egberts: hegberts@xs4all.nl (Hardenberg, 1954) Engelse taal & letter- kunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Leraar. Plicht- en ambitieloos.

Ria Westerhuis: westerlah@gmail.com (Avereest, 1959) Dichter.

www.riawesterhuis.nl

NRD Nr. 2 verschijnt zomer 2013. Met o.a. Flip Drukker, Erik Bilion, Chrétien Schouteten, Carl-Heinz Dirks (Emden), Gerd Constapel (Leer).

Moin

Übersetzung

Literatur erfordert Anstrengung. Wenn Sie die

Sprache nicht ganz verstehen, fordern Sie eine

Übersetzung. gerardstout@kpnmail.nl

(3)

3

‘Ik lees The German Genius van Peter Watson. Het boek laat me niet los. De schrijver beweert dat de vooruitgang in de wereld te danken is aan Duitsers, met name aan Duitsers. We willen dat niet zien, zegt hij, omdat we gefixeerd zijn op de Tweede Wereld- oorlog. Net alsof er voor 1939 nog geen Duitsers bestonden. Duitsland bestaat nog niet zo lang. - Dat geldt ook voor Nederland. - De staatjes besloten pas na een paar nederlagen (tegen Frankrijk) samen te gaan en hun krachten te bundelen. Maar ook al voor die Bondsrepubliek een feit was, bestonden Duitsers, waren er universiteiten, zeiden filosofen en psycho- logen en natuurwetenschappers wat ze van de Oude Grieken vonden, van de katholieke kerk en van het protestantisme. Na Copernicus, Galileï, Mendel, Dar- win en Freud, na Nietzsche was God dood en was de mens slechts een scheet in het heelal. Leven zonder doel en zonder zin. En hoe nu verder?

De universiteiten, dichtbij Noord-Nederland waar de aarde nog lang woest en ledig bleef, - al wil ik de invloed van de universiteiten in Franeker (1585 - 1811) en Groningen (1614, met als eerste rector magnificus de Duitser Ubbo Emmius), en de Aduar- der Kring (na 1450, met o.a. Wessel Gansfort, Rudolf Agricola en de Duitser Alexander Hegius) op de ver- heffing van het volk niet onderschatten - maakten zich vrij van ingesleten en onaantastbaar geachte gedachten. Er ontstond in Duitsland een intellectuele middenklasse, later overvleugeld door natuurweten- schappelijke doeners, denkers en onderzoekers. Een scheiding van geesten tussen filosofen en scheikun- digen was het gevolg en in de Eerste Wereldoorlog kozen de niet-geziene wetenschappers - vooral de zielswetenschappers - de kant van het volk: het ge- mene volk dat achter leiders aanloopt en zich laat beïnvloeden door wie charisma, overtuigingskracht heeft. De beschrijving was voor mij een feest der her- kenning waar ik niet blij van werd, maar blijheid is geen levensdoel, dus dat geeft niet.

En na 1918 kwam de wraak. Duitsland werd ge- pakt, onder meer om Freudiaanse driften te bevre- digen. En tijdens die wraak kwam de economische crisis. Wat daarna gebeurde is bekend. De Tweede Wereldoorlog is een onderwerp op school vooral om de Duitsers te leren kennen. We kijken verlekkerd over de grenzen van het menszijn. Hoe slecht zijn anderen, die niet nadenken. Geschiedenis bestaat uit kortetermijngeheugen.

Ik zag de namen voorbijkomen van Goethe, Kant, Heidegger, Freud, Marx, Brahms, Schubert, Musil, Mann, Mendel, Haber, Schlink, Nietszche, van honder- den schrijvers, kunstenaars, componisten, filosofen.

Ik las over wereldbeschouwingen, over samen- werken, hard werken en over de Sturm und Drang de talenten te ontwikkelen. “Waarom wist ik dit niet

eerder?” dacht ik. “Hoe komt het dat op de hbs in Emmen, een steenworp van de grub, niemand mij dit heeft geleerd?” Het boek leverde me meer vragen dan antwoorden, en toen wist ik dat het een goed boek is.

En meer dan één van de beroemde en invloedrijke Duitsers was nazaat van een dominee, ook de natuur- kundige Angela Merkel is dochter van een Pastor en haar man is chemicus. Dat doet me goed, en niet al- leen als chemicus.

En wat is de rol van kunstenaars, musici en schrijvers in de wereld? Een eenvoudige vraag met lastige ant- woorden. Een mogelijk antwoord: Prettig vermaak leveren op niveau. Onderhoudende en verstrooiende literatuur en kunst naar buiten brengen. Daar is niets op tegen, daar is veel voor te zeggen.

De Duitse aanpak, Bildung, Kultur, graaft dieper.

Literatuur en kunst zorgen voor verwarring - Dada, Expressionisme, a-tonale muziek - geven een aanzet tot reflectie.

Al eeuwen is de Duitser naar binnengekeerd, zegt Peter Watson, en de Duitser heeft lang niet laten zien wat zich in zijn ziel afspeelt, maar nu wel. De binnen- kant van de Duitser is zichtbaar in politiek, kunst, cultuur, muziek.

Ik sloeg na de laatste bladzijde van The German Genius het boek opnieuw open op pagina 7. “En nu wij nog”, dacht ik. “En nu ik nog.”’

Gerard Stout

Leer mij de buren kennen

(4)

4

Lutgen had het bordje weer op Kleine Pause gedraaid.

Hij had de deur niet afgesloten en was met me mee- gewandeld in de richting van Büntings Teemuseum, naast het Heimatmuseum de belangrijkste toeristi- sche attractie in Leer. In een mandje de theekopjes, vorkjes en schoteltjes.

‘U kunt zich natuurlijk verdiepen in de teloor- gang van de taal, van Uw taal, onze taal. U kunt een verzameling streektaalboeken aanleggen en ze bewaren tot Uw slotakkoord, of tot het uit- doven van Uw Moderspraak. Het einde komt wellicht uit onverwachte hoek. Misschien krimpt de bevolking in ons land,’ -Lutgen maakte geen onderscheid, hij deed of er geen grenzen waren getrokken - ‘sneller dan de taal bij kan houden.’

Hij nam de tijd.

‘De Joodse cultuur is voor een deel verwoest, net als de Duitse. Maar er is genoeg overgeble- ven voor een nieuw begin, een doorstart die een andere verschijningsvorm heeft gekregen. Mis- schien duurt het enige tijd voor we de nieuwe vorm herkennen. Voor we het oude in de nieuwe vorm ontdekken. De oorlog heeft zes jaar ge- duurd, vijf bij U, maar er is een hele geschiedenis aan voorafgegaan. We hoeven niet te doen alsof Duitsland, Emsland, pas sinds 1933 bestaat. Er is veel meer en er zijn veel boeiender zaken dan der Krieg.’

Het was droog geworden. We stonden dichtbij de etalage van Musswessels. Buiten een tafeltje met een stoel. Asbak op het tafeltje. Laat ons roken.

‘Streektaal, streekcultuur, streektoneel, het lijkt misschien kneuterig, maar het is een volkseigen erfenis die we kunnen en moeten koesteren.

En,’ liet hij erop volgen, ‘dat is iets anders dan verheerlijken. We hoeven onszelf niet te verheer- lijken. De geschiedenis - het antiquariaat - laat zien wat beklijft. En wat we niet meer onder ogen willen of kunnen zien, verdwijnt langzaam

uit ons gezichtveld.’ Hij aarzelde. ‘De oorlog en the aftermath van de oorlog - laat ik een Engels woord gebruiken, dan komt het minder dicht- bij - vindt U niet in de streektaaliteratuur. Ik ken nauwelijks een verhaal over ‘foute’ ouders, over broers in het verzet of aan het front. Wie enkel streektaalliteratuur leest zou niet weten van de verschrikkingen.’

‘Kurt Tucholsky, Bernard Schlink, anderen van eigen bodem hebben de oorlog naar voren gehaald en ons geconfronteerd met de holo- caust. Ze hebben ons uit de illusie van onschuld gehaald, alsof der Krieg ons is overkomen en we passieve deelnemers waren. “Wir haben es gewuβt”. En omdat we 1939-1945 onder ogen zien, kunnen we verder in het verleden kijken en achterhalen wie we zijn en waar we vandaan komen, kunnen we naar de toekomst kijken. Wij zijn Deutsche, Saksen sind wir, met een verleden waar we elkaar in kunnen vinden.’

Blijkbaar keek ik Lutgen met enig ongeloof op mijn gezicht aan.

‘De Duitsers zijn over elke grens getrokken, niet om oorlog te voeren, maar om de wereld te verkennen. Ontdekken, dat is hun Sturm und Drang.’ Lutgen vervolgt: ‘De helft van Uw mede- woners komt uit deze Heimat. Hannover, Papen- burg, Leer.’

In de Brunnenstraβe leek Lutgen bij het in- vallen van de schemering zijn hele leven aan te moeten raken, en de geschiedenis van zijn voor- vaderen, tot ver voor de Tweede Wereldoorlog.

‘In de Regionalliteratuur vind ik, vindt U niets van dat alles. Nur Romantik.’ Hij haalde diep adem en zei: ‘Romantik, das ist der Tod.’

Lutgen sprak niet langer voor zich alleen. Hij omsloot me in zijn filosofie. Ik zag de halve plank onder het raam met uitkijk op de Refor- mierter Kirchgang, de plank met Euphemia’s boeken met steeds minder boeken. De plank

Romantik, das ist der Tod

(5)

5

Fragment uit: Kleine Pause tut gut uit de verhalenbundel Skazki.

Gerard Stout. Ter Verpoozing.

onder het raam met kaarten van een ongedefini- eerd gebied. Internet als kanker in een culturele eigenheid en omgekeerd. Ik dacht aan de biogra- fieën van de oude garde van plattduutse schrij- vers die ik geen € 35,= waard vond. Ik zou deze schrijvers vergeten, ook als ik de laatste moest zijn om ze nog te herinneren. Ik wachtte tot Lut- gen zeggen zou: “Liebe, das ist der Tod”.

‘Ich bedanke mich,’ zei Lutgen.

De boekhandelaar keek me kort aan en schudde mijn hand. Ik zag hoe zijn blik zich verplaatste naar de Konditorei. Lutgen trok het mandje met theepot en glazen lichtjes in de hoogte en glimlachte door de vensterruit. Ik liet zijn hand los. Ik hoefde niet te zien wat hij zag.

Ik wist het. Hij stapte een andere wereld binnen.

De boekwinkel van Schuster Verlag was binnen schootsafstand.

Theo Schuster verzamelde goede en goed foute grappen over joden, over christenen. Zelfspot over het incorrecte en het platte. Wat hadden we als kind gelachen om Sam en Moos en over joden die weten hoe duur een viool is.

Grappen over voorhuidenverzamelaars. Ik weet niet of ik die grappen en anekdotes wil lezen. Misschien koop ik het boek om het in de trein naar huis te vergeten. Als ik met het boek naar de kassa loop, valt mijn oog op the german genius.

Lutgen had de naam Peter Watson laten vallen; au- teur.

‘Als U wilt weten wat de bijdrage van Duitsers is aan de renaissance van de wereld, en dan be- doel ik niet alleen de cultuur uit vorige eeuwen op een beperkt grondgebied in Europa, maar mondiaal en op alle terreinen, cultureel en we- tenschappelijk - scheikundig als U wilt - lees dan the german genius.’

Bijna duizend bladzijden kijken me aan.

In Fette Fractur spiraliseren op het omslag de aforis- men:

(6)

6

Tussen chaos en structuur

‘Beeldende kunst is een spiegel van de ziel.

Dat geldt voor mij. Hoe anderen dat beleven kan ik slechts naar gissen, al heeft mijn loopbaan als leraar beeldende vakken en als kunstenaar me wel wat wijzer gemaakt in de loop van de jaren. Ik schilder vooral en af en toe maak ik objecten in 3D.

Ze geven goed mijn ontwikkeling weer.

De laatste jaren houd ik me bezig met platte- gronden en kaarten. Ik ben gefascineerd door het verloop van de geschiedenis. “Hoe manifesteert het verleden zich in het heden?” Bij de tentoonstel- ling Traces kwam dit helder naar voren. Ik maakte plattegronden op basis van verdwenen steden en verwoeste gebouwen. Mijn tentoonstelling vorig jaar in Pietrasanta in Toscane sluit daar goed op aan. Op die manier geef ik de geschiedenis van die culturen vorm. Zo laat ik oude glorie herleven.

Mijn werk is abstract, maar er zijn wel telkens verbanden te ontdekken met de werkelijkheid. Het is aan de kijker om die koppelingen te maken.

Bij veel schilderijen laat ik me inspireren door Van Doesburg, zowel wat kleurstelling aangaat als de vorm. Door gebruik van kaders en lijnen schep ik orde in de chaos. Het lijkt soms tegenstrijdig, maar verwarring is nodig om ordening bloot te leggen. Ik ben op zoek naar rust vanuit de chao- tische wereld. Om dat te bereiken gebruik ik veel technieken door elkaar, schilderen met de kwast, maar ook met plamuurmes en ook collages op het- zelfde werk. Dikke lagen en gladde oppervlakken, olieverf en acryl. Uit die veelheid maak ik een har- monieus geheel.

Geschiedenis, rangschikking, planmatige aan- pak, verwarring, dat zijn elementen van mijn in- spiratie. Met name de spanning die ik voel tussen structuur en chaos. Ik zie sporen van Malevitsch in mijn werk. Dat voortbouwen op vorige generaties kunstenaars staat me aan.’

ag en da&w er k: w w w.p et er di jk.n l

Peter Dijk

Gunkanjima Traces, acryl op doek.. 230 x 100 cm.

El Masmak Rekem, acryl op doek. 80 x 90 cm.

(7)

7

Tiemen Kloppenburg had met een paletmes ribbels blauwe verf uitgesmeerd en er met een grove kwast contouren ingedrukt, iedere keer opnieuw. Op het doek stelde het misschien weinig voor, maar hij had ruim een week geworsteld met de blauwe rand, de rest van de abstracties was vanzelf gegaan. Bovenaan het doek, scheef tegen de rand, lagen geometrische figuren in zwart, rood en okergeel die aan een plat- tegrond deden denken. Het waren schetsen van een bouwplan van een klooster. Naar het midden van het doek lagen witte blokjes die willekeurig leken uitge- strooid. Middeleeuwse boerenplaatsen naast onder- komens van de geestelijkheid, maar voor hetzelfde geld waren het plaggenhutten naast een havezate. En wie wilde kon er een abstracte figuur in vinden zon- der betekenis. Kortom, het kon van alles zijn, maar dat was het niet.

‘Ik zoek God in elk schilderij,’ zei de bezoeker. ‘Mis- schien vindt u dat vreemd, maar dat is nu eenmaal zo. Ik zie God in elk schilderij en als ik Hem niet zie, ga ik op zoek.’

Tiemen Kloppenburg hield beide handen in zijn zakken. Hij hoorde de hoofdletters. In zijn linker- broekzak had hij een tweemaal dubbelgevouwen A4 met trefwoorden voor zijn toespraak. Over een kwar- tier was de preview voorbij en mocht hij een verbin- dende toespraak houden; vice versa en weer terug.

Hij had niets over het opperwezen te melden. Het zou gaan over Oss en ‘t Compas en wat daartussen voor kunstenaars te vinden was, ook voor mensen die niets waren verloren of kwijtgeraakt.

‘God is niet populair bij kunstenaars,’ ging de be- zoeker verder.

‘Overigens, ik heet Wittebol. Wittebol. Maar mijn moeder noemde me Pius, Pius, dat mag ook.’

Wittebol, alias Pius Wittebol, kaal en een grauw- grijze haarrand achterlangs van het ene oor naar het andere oor, stak zijn hand uit. Een hoed zou Witte- bol niet misstaan, wellicht was een kalotje passender dan een hoed.

‘God is niet populair, ook niet bij mij, maar ik heb er mijn eigen invulling aangegeven.’

Wittebol kwam in een flow, leek het, als wilde hij zijn filosofie aan zichzelf in herhaling verhelderen.

‘Hebt u wel eens alle titels van de schilderijen en sculpturen achter elkaar opgeschreven? Vast niet.

Ik doe dat. Ik doe dat in mijn hoofd. Dat kan ik heel goed. Ik heb een goed geheugen voor titels. Deze zijn zonder titel, komt vaker voor. Zonder titel.’

Wittebol deed een stap terug.

‘God is hier niet aanwezig,’ zei Wittebol, ‘kijk maar naar de afbeeldingen, lees de titels. Er is weinig ver- nieuwends te zien, niets dat provoceert. Ik zie de achttiende eeuw in een bloemenvaas en een vleugje barok, maar waar zijn de heftige schilderijen, waar zijn de uitspattingen van het expressionisme, waar is het sociaal realisme?’ Wittebol liep een beetje rood aan, niet van verontwaardiging, meer omdat hij een gehoor had gevonden.

‘Ik mis de naakten, nee, niet om de naaktheid, maar,’ hij aarzelde, ‘maar om de naaktheid van het bestaan,’ preekte hij, vooral tegen zichzelf.

‘God is creativiteit. God zit niet op een troon. God heeft de wereld en de kosmos niet geschapen, God schept voortdurend. God zit in de verandering en juist niet in het vaststaande.’ En of het niet genoeg was. En het was niet genoeg.

‘Nergens zie ik oorlog, armoede, welvaart en vre- de. Als ik mijn ogen op een kier zet, zie ik wit tegen een witte muur. En wat God ook is, God is niet wit, niet blank.’

Vice Versa

Fragment uit de verhalenbundel Skazki.

Gerard Stout. Ter Verpoozing.

Lucca dérive Lucca, mixed op papier 75 x 57 cm.

(8)

8

Verloren

En als je voorbij bent in mijn lege vlaktes laat je geen enkel spoor en even raadselachtig ben ik verloren lief

en hevig uit de tijd getild in het onbereikbaar niets verdwenen.

Je sluipt in en uit

mijn gerimpelde behuizing en hunkert te ontsnappen aan onherroepelijk verlies als zwart op wit

ben je in een ogenblik zo duidelijk tegelijk van nu en toen.

John B. Vorenkamp

(9)

9

(10)

10

Hij stak zijn hand in zijn broekzak en haalde er een stuk hout uit dat hij langdurig bekeek. Het was de vo- rige avond door zijn vader in de vorm van een dolk gesneden.

Maar op een dag zijn er heel wat tegelijk neergestort boven Schiphol. Neergeschoten door ons afweergeschut.

Geen Nederlandse maar Duitse. Wat dacht je dan? Mof- fen natuurlijk. De een na de ander smakte brandend neer.

Een dag of wat geleden had hij bij het spelen in het zand het lemmet van een mes gevonden of van een dolk, dat wist hij niet precies meer. Hij had er- mee getekend in de mulle grond. Vreemde tekens, die niemand kon begrijpen, ook hijzelf niet. Toen zijn moeder had geroepen, had hij het lemmet de aarde in gedreven. Een gedeelte was nog zichtbaar geweest.

Het blonk in de ondergaande zon.

We hadden het druk gehad de vorige dag. Het was nog donker en heel vroeg in de morgen toen het gebeurde.

Er werd op de ruiten gebonsd en door de brievenbus ge- schreeuwd. Papa sprong als een haas uit bed, dat kun je begrijpen. Ik dacht: wat zullen we nou krijgen? Ik kleedde me aan en rende de winkel in. Terwijl ik de sleutel om- draaide, hoorde ik een afschuwelijk gebrom en gierende geluiden in de lucht. Daar gaat er weer een, hoorde ik de mensen op straat roepen. Anderen riepen: hoera!

Twee dagen later droegen de jongens uit de straat opeens allemaal schilden, stokken en houten dolken.

Hij had aan zijn vader gevraagd een dolk voor hem te snijden. En toen die daar gisteravond mee bezig was, had de jongen opeens moeten denken aan het ijzeren lemmet dat hij ergens in het zand had achtergelaten.

Toen was het plan in hem opgekomen het lemmet aan de houten dolk bevestigen. Dan zou het een echt wapen zijn. Dat had niemand.

Ben je nu vandaag alweer met natte voeten thuisgeko- men? Hoe moet dat nou met jou?

De jongen bukte zich en kroop op handen en voe- ten verder. De hitte had zich zelfs tussen de schaarse graspollen genesteld, die de jongen zo nu en dan doorwoelde met zijn handen. Nadat hij zo een tijd- lang had rondgekropen en hier en daar in het zand gewroet, gaf hij het op. Misschien moest hij verderop zijn. Hij kwam overeind en slenterde met de handen in de zakken door, voortdurend uitziend naar moge- lijke herkenningspunten. Soms schopte hij een steen- tje weg. Daarbij stoven wolkjes zand op, dat door de zachte wind tegen zijn benen terugsloeg. De zand- korrels prikten in zijn huid.

Ga niet te ver. Denk erom dat je niet bij het water komt.

Dat moeras daar is levensgevaarlijk.

Hij probeerde tegen de zon in te kijken, knipperde met de ogen.

Ja kereltje, buiten stonden de buren te kijken en nog een heleboel andere mensen, naar de dijk. Allemaal nog in pyjama. De lucht boven de dijk was knalrood. Overal zoeklichten. Kanonnen en mitrailleurs vuurden op Duitse vliegtuigen. Een en al lawaai en vuur en licht en rook, niet te geloven.

Op zijn netvlies ontstond een ster met ontelbare stralen, een ster die uiteen viel in vele kleine sterren.

Daarna kwamen er donkere vlekken. Hij zonk neer en kroop weer rond.

Zorg dat we je altijd kunnen zien, jonkie.

Zonder resultaat zocht hij. Maar teleurstelling voelde hij niet. Hij voelde bijna niets. De zandkorrels drongen diep in het vel van zijn knieën. Hij merkte dit wel, maar de pijn deed geen pijn, alsof hij aan zijn ei- gen lichaam ontsnapt was. Straaltjes zweet liepen in zijn ogen. De zon was nog nooit zo dichtbij geweest, dacht hij. De hele wereld was een grote muil vol hete klamme adem. Al zijn gedachten en gevoelens waren vaag en verdwenen ten slotte achter de dreigende stemmen die geen hinder van de hitte schenen te hebben.

… en wat heeft mama nou gezegd? Blijf bij het water weg en let altijd goed op. Er zijn boze, slechte mannen die je mee willen nemen. Vergeet nooit wat er met Elsje van de buren is gebeurd.

Misschien wilde hij wel te veel en te snel, mis- schien moest hij juist net doen of hij helemaal niets wenste. Hij liet de houten dolk vallen… misschien werd dan het lemmet wel zijn deel. En hij vermeed erop te letten waar de dolk neerkwam. Alleen wan- neer hij er volkomen afstand van deed, zou hij in het bezit komen van een echte, een van staal.

… en die mitrailleurs maar ratelen en plotseling vloog een van de vijandelijke toestellen in brand.

Onderwijl was hij, zonder het te beseffen, in de buurt van het bosje gekomen. In de schaduw van een kleine struik knielde hij voor de derde keer.

Plotseling wordt het gegons in zijn hoofd verdre- ven door andere stemmen. Hij kijkt op en ontdekt een troep jongens, misschien wel honderd meter bij hem vandaan. Zelfs over deze afstand ziet hij, hoewel niet duidelijk, dat de jongens wapens bij zich hebben.

Onmiddellijk gaat hij verder met zoeken, maar niet

Het waterpistool

(11)

11

lang, want nu de stemmen zijn verdwenen - ook de jongens verneemt hij niet meer - doen de hitte, de vermoeidheid, zweet, en het schrijnen van zijn knieën zich gelden. De kleine jongen kruipt naar een schaduwrijke struik en strekt zich uit op zijn rug. Hij sluit zijn ogen en veegt met de mouw van zijn bloes het zweet van zijn gezicht, likt zijn lippen af. Behalve het ritselen van bladeren boven zijn hoofd hoort hij niets.

Als hij zijn ogen opslaat, zijn de jongens al dicht bij hem. Ze zijn met hun vijven: een grote, magere met lange armen, grauw van kleur; twee wat kleinere jongens, waarvan de een met vuurrood haar en gro- te okerkleurige sproeten in het gezicht; en twee die nog kleiner zijn, ongeveer zo groot als het jongetje zelf. Alle vijf hebben ze hun gezicht zwart gemaakt en dragen ze van zakdoeken geknoopte mutsen. De kleinste heeft een zwart lapje over zijn ene oog. De drie grootsten dragen brede riemen om hun middel, waarachter ze hun houten wapens gestoken hebben, de twee overigen houden die in de hand. Het jongetje komt half overeind, maar hij durft niet te gaan staan.

De grootste neemt een smeulende lisdodde uit zijn mond en doet alsof hij rook uitblaast.

‘Wat moet jij hier?’ schreeuwt hij hees.

Het jongetje vertelt van het metalen lemmet. De vijf komen dichterbij, stellen zich in een cirkel rond hem op.

‘Wij hebben ook messen’, zegt de jongen met de oogklep.

‘Wij hebben dolken en zwaarden’, valt de roodha- rige hem bij.

‘Waarom wil jij een dolk?’ vraagt de grootste.

Het jongetje denkt even na.

‘Je hebt toch een waterpistool’, vervolgt de leider.

Het is even stil. Dan beginnen de anderen hard te lachen. Hun stemmen krassen tegen de stilte. De ogen van het jongetje vullen zich met vocht. Zweet of tranen, hij weet het niet.

‘Ik wil een echte dolk maken’, gilt hij radeloos.

‘Je hebt een waterpistool’, schreeuwt de hese ben- deleider, ‘en dat is voldoende.’

Zijn volgelingen beginnen mee te schreeuwend.

Hun stemmen fladderen door elkaar, zodat het jon- getje ze niet kan verstaan. Zijn keel doet pijn en voelt dik aan als hij kucht. Er trekt een huivering door hem heen als de roodharige met zijn vuile tenen, die uit de opengesneden schoenen steken, zijn bovenbeen aan-

raakt. Het jongetje balt zijn handen in de zakken en perst ze tegen zijn kruis. Hij voelt een heftige drang om te plassen.

‘Je bent een vijand, ventje, als je dat maar weet.’

‘Ja, hij is een vijand, een en-es-be-jer, een landver- rader. Een vuile rotmof.’

Het jongetje herkent de woorden. Begint te beven.

Wendt zijn blik af, staart langs de grote jongen. Op- nieuw een vliegtuig boven de dijk. Straks begint het geratel en zal de grote vogel vallen. Overal zal bloed en vuur zijn en door het zand zullen mannen rennen, mannen in uniformen en met helmen. Ze zullen me grijpen en zeggen dat het mijn schuld is en me in de Boerenwetering gooien.

‘Laat je waterpistool zien, kom op. Laat zien.’

Hij ontvouwt zijn klamme vuisten en trekt zijn zakken naar buiten. Hij heeft vanmorgen een scho- ne broek aangekregen. Zijn zakken zijn nog leeg. Hij kijkt de grootste van zijn vijanden aan en ziet dat die ook zweet. Dit stelt hem enigszins gerust.

‘Waar heb je die dolk dan?’ vraagt de leider kalmer nu. ‘Heb ik weggegooid. Ik kon het lemmet niet vinden en toen….’

‘Zie je wel, je probeert ons wat voor te liegen. Je hebt helemaal geen dolk. Jij wilt ons bespioneren en onze plannen in de war sturen. Mannen, hij heeft het waterpistool onder zijn broek verstopt. Vooruit, laat zien jij.’

Na deze woorden laat hij zijn ogen over de ande- re vier gaan. Ze knikken instemmend. Met trillende handen knoopt het jongetje zijn broek los en toont zijn net gewassen grauwe Jaeger onderbroekje.

‘Mannen, deze schurk bedriegt ons’, roept de lei- der met overslaande stem.

(Fragment)

Rouke Broersma

Uit Westland, de Ambonezen over U.

Rouke Broersma. Ter Verpoozing.

rouke@planet.nl

(12)

12

Nummer 50

- Hier mutt he stahn hebben.

- Ik see nix.

- Ji köönt ‘t sehn an de Lindebomen.

- De twee daar?

- Ja, de stunnen dicht bi ‘t Huus.

- Wee’ji noch, waar de stunnen?

- Ja, de grootste stunn dicht vör ‘t Fenster. Wi klauter- den d’r meesttieds in, umdat een daar do mackelk in- komen kunn. Un du harrst natürelk de beste Utsicht.

Wenn he bleihde, was ‘t besünners moi. Ik hebb de söte Göör noch in de Nöös.

- Un de anner?

- De stunn an d’ Sied van ‘t Huus. De stunn alltied wat in de Weg, wenn mien Pà d’ Ät mit Peer un Wa- gen langs wull.

- Ik seh d’r keen groot Verschill.

- Doch wall, ‘n paar Stappen rüggels, den süchst ‘t. De linke is de groterde.

- De stunn denn ja direkt vör ‘t Fenster. Daar harren ji sömmers wall ‘n Bült Last van.

Wiederweg flegen Gosen vörbi.

- Hebben ji hier lang woont?

- Ik bün hier geboren.

- Un groot worden?

- Ok dat. Mit achtteihn bün ‘k denn wegtrucken.

- Ji, en jo Vader un Moder?

- Un mien Bröör.

- Ji hebben hier ok in d’ Oorlog (Krieg) wohnt.

- Ja, man daar weet ik egenlik neet mehr vööl van.

- Wat fallt jo toeerst daarbi in?

- Dat se mien Va haalt hebben.

- In de Oorlog?

- Nee, daarna.

- Was he so leep?

- Wat heet denn leep?

- Dat he mit de Düütsen mitdaan hett.

- Dat begriep ik ja. Ik meen: Wo leep is leep?

Dichbi bellt ‘n Düütse Scheepkerhund.

- Sölen w’wiederlopen?

- Dünkt mi neet so ‘n heel mall Idee.

- Well hett hier wohnt, Nummer 48?

- Bruunbarg.

- Wat hett de maakt in de Oorlog?

- Wat wullt hören?

Martin Koster

Uit: Diesel - dat oostfrieske bladdje nr. 50, 2004/2005.

Nummer 50

- Hier mut ‘t estaone hebben.

- Ik zieë niks.

- Ie kunt het zien an de lindebomen.

- Die twei?

- Ja, die stunden vlak veur ‘t huus.

- Weej nog waor ze stunden?

- Ja, de grootste stun vlak veur ‘t glas. Wij klummen daor ‘t mieste in, umdaj der ‘t makkelijkste inkom- men kunden. En ie hadden natuurlijk ‘t beste uut- zicht. As hij bluide, man nog antoe. Ik roeke die zute locht seins nog.

- En de aandere?

- Die stun an de ziedkaante van ‘t huus. Die stun altied wat in de weg as mien va mit peerd en wagen langs wol.

- Ik zieë niet veul verschil.

- Toch wel, aj een paar tree achteruut gaot, zuj ‘t zien.

Die linkse is de grootste.

- Die stun dus vlak veur ‘t glas. Daor haj zomers vaste een bulte last van.

Wiedweg vliegt gaanzen veurbij - Hej hier lange woond?

- Ik bin hier geboren.

- En opegruid?

- Ok dat. Toen in achttiene ware biw verhuusd.

- Ieë en oen va en moe?

- En mien breur.

- Ie hebt hier ok in de oorlog ewoond.

- Ja, maor daor wee’k vanzölf niet als te veule meer van.

- Wat bint oen eerste herinnerings?

- Dat ze mien va opheulen.

- In de oorlog?

- Nee, dernao.

- Was hij fout dan?

- Wat is fout?

- Dat hij met de Duutsers metan dee.

- Dat begriep ik ja. Ik bedoele: Hoe fout is fout?

Dichtbij blaft een Duutse herder - Zuw wieder lopen?

- Lek mij achil niet zo’n mal idee.

- Wie woont hier op nummer 48?

- Broenbarg.

- Hoe was hij in de oorlog?

- Wat wi’j heuren?

(Plattduuts en Drents.)

(13)

13

‘Ik schrijf gedichten, poëzie met diepgang en het liefst met een pro- vocerend element. Mijn gedichten ontstaan langzaam, het kan op elke plek en op elk moment begin- nen. Als ik achterin het leslokaal sta en rondkijk hoe de derdeklas- sers een opstel schrijven, of zich verdiepen in de vervoeging van sterke en zwakke werkwoorden.

Tijdens mijn werk - ik ben leraar Nederlands - maak ik geen privé- notities. Ik houd mijn werk - dich- ten - en mijn loonslaverij strikt ge- scheiden. Hoewel. Als ik thuis ben type ik mijn gedichten op de iPad van de baas, aan de keukentafel, of waar ik me ook maar bevind.

Nee, niet in bed, maar verder ken ik geen grenzen aan de dichtkunst.

De Reest en andere grensri- vieren dagen me uit. Ook de ver- schrikkingen van de mens, van Wereldoorlog II, dringen zich in herhaling aan me op. Ik was in Auschwitz, dat was genoeg, de an-

dere plaatsen met een geschiede- nis laat ik voor wat ze zijn. Geen Theresiënstad, geen Bergen Bel- sen of Dachau. Nee, als ik op pad ga dan naar Westerbork, naar Apeldoorn, Barneveld.

Spoor

De Drentse literatuur heb ik voor- uitgeholpen met mijn poëzie. Ho- tel an’t spoor wacht op de tweede druk, al meer dan een jaar. Maar wat is een jaar; 365 dagen en soms één meer. Ik zeg dat zonder ironie, cynisme, sarcasme of melancho- lie. We, de Drenten, waar ik mezelf ook toe reken, al is het historisch misschien niet verantwoord, en geografisch ook niet, zijn tijdelijke bewoners van deze provincie. De aanzet voor de krimp maken we nu mee. Het slotakkoord komt na mij.

Seele

Verhalen over de werkplek van de kunstenaar zijn niet aan me be-

steed. Overal waar ik koffie kan drinken, het liefst filterkoffie, kan ik ook dichten. Maar ik voel geen grote noodzaak om nog meer li- teratuur toe te voegen. Het liefst prikkel ik anderen om hun ziel en ook hun zaligheid bloot leggen.

Tot over de grens. Ik heb de Platt- duutsen hoch.

Zeven

Elke zeven jaar maak ik de balans op van mijn kunstenaarschap. Ga ik door, of neem ik een afslag. In de praktijk neem ik elke dag een af- slag en eens in de zeven jaar kijk ik om om vooruit te kunnen kijken.

Nee, ik ben niet onopgemerkt gebleven. Ik kijk wel uit.’

Martin G. Koster

‘Ik woon niet in mijn gedichten.’

Ieë

ieë ieë ieë 3

Martin G. Koster, Dagblad van het Noordenprijs 2011 voor zijn bun- del Hotel an’t spoor.

www.hetdrentseboek.nl

(14)

Sociaal-democratie

De grootouders van Röpcke- Zweers, dat zijn een man een vrouw, broer en zus, vele kin- deren die ergens in het buurt- schap Ane wonen in het veen.

Een heel verloederde toestand met een oude geit en een paar scharrige kippen en wat groente. Wat ze kweken, vre- ten ze op en de man is weke- lijks dronken van het maatje genever dat hij zich laat tap- pen bij de weduwe van Jan Hendrik Hulter aan ‘t Aner- veer. ‘Dan zie je dus een beeld,’

zegt Röpcke-Zweers, ‘van ar- beidersmensen, ook nog alle- maal tegen de kerk, kapitaal, kazerne, kroeg en Willem III.’

‘Wat a’j gelieke hebt,’ zegt Kat- oele, ‘mar wel dronkend intus- sen en karks. De mèensen bint ongelooflijk en onversloan- baor. D’r is honderdvéeren- dartig joar sociaal-democratie oaverhen egoane en ze deugt nog aait.’

Henk Egberts

(15)

Kruistocht

Uit de kern van jouw traan vindt het zout mijn lippen ik draag mijn haren grijs jij beide zonen

paden verdwijnen onder vermoeide zolen dorst rimpelt, honger huist we zetten door

er is nog niets verloren ergens wacht een bed een dorp

aan onze voeten

Gezel

Waar ik mij vastklamp aan zijn been en hij, hij alleen

mijn lijf mag proeven hij knielt, tilt mij hoog

en legt mij op zijn wasbord neer mijn lijf spint korte uren langer o, kon hij tot morgen blijven mij verleiden heel de nacht een claxon ergens buiten -een stille wenk - verstoort ons minnespel ik schenk een laatste slok in ons voorbije hof van Eden smijt mijn euro’s spijtig neer op zijn timide kleren

hij laat zichzelf uit ik wis de dubbele lagen de omgekeerde pijn en schrijf voldaan

zijn vers verzonnen naam op het zwaar beslagen zolderraam

Ria Westerhuis

Uit haar nieuwe bundel.

Verschijnt zomer 2013.

(16)

DIE FOLTER

Die Folter. Schon die christliche Inquisition kannte die Mittel, wie man Geständnisse

erzwingt dabeigewesen zu sein, diese Ungeheuer, die Gedanken aus dem Kopf zu zwingen von jemand, der von klein an durch den Virus

des Monotheismus geschwächt ist.

Aber die unsichtbare Folter. Der schleichende

Wahnsinn, die langsame Lähmung durch der Medien, bis selbst die Gewebe des Opfers

gespenstische Gestalt annehmen, dieselben Ideen erzeugen, vermehren, verbreiten, verstärken?

Das Unternehmen muss erfolgreich sein.

Sein Ergebnis kann nicht geändert werden.

Es kommt auf ewig wie das Sonnensystem,

wie die Pyramiden, die Brandmale, Tätowierungen, wie die Beschneidung von Männern und Frauen, die Atomtests, die Vulkanausbrüche,

kommt auf tausende Jahre, aber währt kaum ein halbes,

hört plötzlich auf, als drehe man die Musik ab,

knallt nicht und piept nicht, nur mit einem kaum wahrnehmbaren Knacks.

Hasso Krull

Von Hasso Krull, zuerst erschienen in: Talv (Winter), Tallinn 2006, aus dem Estnischen von Irja Grönholm und Gisbert Jänicke

www.transcript-review.org

Ansicht aus Estland

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De commissie op te dragen het functioneringsgesprek begin maart 2018 te houden en verder zijn eigen werkwijze

Burgers zijn meer gaan investeren in hun tuin, maar bomen en het beheer van de openbare ruimte moet misschien wel een stevige veer laten. Groen is afwezig in de lobby die

‘Galmuggen en gaasvliegen kunnen eveneens heel goed bij lindebomen worden inge- zet, daarin zit geen verschil’, besluit Willemijns. Peter Willemijns Tanja

verantwoordelijk is voor de middelen waarmee de kiezer zijn keuze maakt (de stemprinter) en waarmee de stembiljetten elektronisch worden geteld (de stemmenteller) wordt

Dat stelt iedereen in staat wat van zijn leven te maken, maar maakt mensen bijvoorbeeld ook weerbaarder bij tegenslag en voorkomt criminaliteit onder kwetsbare jongeren...

Precies daarom vraagt Sociaal Werk Nederland samen met 450 lidorganisaties waaronder Valente (voorheen Federatie Opvang en RIBW) en Vluchtelingenwerk Nederland om een

Duisternis op aard, het Vaderhart gebroken om het lijden van zijn Zoon, de striemen, spot en hoon.. Hier sta

Gerrit Krol, De schrijver, zijn schaamte en zijn spiegels.. Een goede roman is autobiografisch. Niet door de gebeurtenissen die erin beschreven worden, maar als verslag van de