• No results found

De politiek ingroeien met maatschappijleer

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De politiek ingroeien met maatschappijleer"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De politiek ingroeien met maatschappijleer

Een sterke democratie impliceert dat burgers betrokken kunnen zijn bij de beslissingen die impact hebben op hun leven. Het ontwikkelen van betrokken burger gaat niet vanzelf. Er is tegenwoordig grote consensus dat het onderwijs hier een belangrijke rol bij vervult. Dit is voor leraren maatschappijleer niet nieuw omdat alle vakinhoud direct verbonden is met burgerschap.

De rol van maatschappijleer is niet te onderschatten omdat het een van de weinig plekken in het onderwijs is waar de politieke aspecten van burgerschap stevig, genuanceerd en vanuit verschillende perspectieven naar voren komen. Burgerschap wordt bij veel vakken en programma’s veelal benaderd als iets dat te maken heeft met zelfredzaamheid van leerlingen (gezondheid, financiën, seksualiteit) of in het leren ‘omgaan met diversiteit’ (wat dat dan ook mag betekenen). Dit terwijl burgerschap van oorsprong juist een politiek karakter had. Leerlingen moeten leren dat zij ook onderdeel uitmaken van politieke gemeenschappen, dat zij er toe (moeten) doen en dat zij de ruimte (moeten) hebben om de samenleving mede vorm te geven. Voor jongeren is dit allemaal niet vanzelfsprekend, velen groeien op in relatief a-politieke omgevingen. Juist hierom is het van belang dat leraren maatschappijleer op hun school voortrekkers zijn bij het burgerschapsaanbod. Daarmee kunnen zij ervoor zorgen dat programma’s niet enkel gericht zijn op sociale cohesie en ‘braaf burgerschap’

maar ook dat leerlingen begeleid worden bij het ‘de politiek ingroeien’.

Voor het in september 2019 verschenen Handboek vakdidactiek maatschappijleer heb ik twee hoofdstukken over burgerschapsonderwijs geschreven. Hieronder vat ik enkele aspecten daarvan samen.

Drie bronnen van kennis

Bij het ontwerpen van burgerschapsonderwijs kan, in elk geval, gebruik gemaakt worden van drie soorten kennis: over de betekenis van burgerschap (politieke theorie), over burgerschapscompetenties van jongeren (politieke socialisatie) en over effectieve manieren om onderwijs vorm te geven (onderwijswetenschap).

Conceptualisering van burgerschap

Er bestaan verschillende omschrijvingen van burgerschap. Overeenstemming bestaat erin dat het betrekking heeft op het sociale, maatschappelijke en politieke functioneren van mensen.

1

(2)

Wat dit precies betekent is onderdeel van fundamenteel debat en het is nuttig om leerlingen daar (op gepaste manier) in mee te nemen (bijvoorbeeld: wat betekent gelijkheid?; kan iedereen een zelfde rol spelen bij de politiek?; hoe gaan sociale cohesie en vrijheid samen?).

Bij de invulling van burgerschap het belangrijk te beseffen dat er grote overeenstemming bestaat over het gedeelde kader: burgerschap kan eigenlijk alleen uitgeoefend worden binnen een democratische rechtsstaat. Allerlei kwesties waar scholen zich nu ten aanzien van burgerschap op richten (pesten, financiële zelfredzaamheid, ‘vitaal burgerschap), hebben eigenlijk beperkte betrekking op burgerschap, nog een reden waarom er zo weinig aandacht is voor democratie en politiek.

Verder gaat het bij burgerschap om oplossingen te vinden voor belangen– en waardentegenstellingen en moet gekeken worden welke instituties daar het beste bij passen.

Instituties zijn daarmee niet zozeer een doel op zichzelf maar een instrument daartoe (bijvoorbeeld het mogelijk maken van grootschalige politieke participatie). Leerlingen moeten dus de ruimte hebben om na te denken om te bedenken op welke manieren zij een rechtvaardigere samenleving voor zich zien en welke institutionele en culturele inrichting zij daarbij van belang achten. Verbeelding van alternatieven voor de samenleving zoals die nu geordend is, is daarmee een belangrijk vermogen van burgers.

Burgerschapscompetenties van kinderen en jongeren

Wanneer je onderwijs vormgeeft is het belangrijk om te weten wat leerlingen al weten, kunnen en vinden. Zicht op politieke socialisatie-literatuur is daarom van belang bij burgerschapsonderwijs. In het Handboek staat een uitgebreide beschrijving hiervan. Kort gezegd zou je kunnen stellen dat leerlingen beperkte kennis hebben van burgerschap en over het algemeen positief staan ten opzichte van centrale burgerschapswaarden (gelijkheid, vrijheid, democratie) maar deze niet per definitie meer leren waarderen naar mate zij ouder worden. Bij het ontwerpen van onderwijs moet dus rekening gehouden worden dat leerlingen beperkte kennis hebben maar veelal niet onwelwillend staan ten opzichte van burgerschap en democratie. Leerlingen hebben doorgaan weinig interesse in politiek en verwante instituties maar wel veel affiniteit met burgerschapsvraagstukken (zoals: hoe verhoud een meerderheidswens zich tot minderheidsbelangen, in welke mate mag je vrijheid inperken ten behoeve van collectieve goederen, mag de vrijheid van meningsuiting onbeperkt zijn of moeten er bij wet grenzen gesteld worden?). Leraren moeten leerlingen dus verder uitdagen om zich te leren verhouden tot (abstracte) burgerschapsthema’s.

2

(3)

Effectiviteit van onderwijs

Het onderwijs kán effectief zijn bij het stimuleren van burgerschapscompetenties van leerlingen. Daarvoor gelden twee voorwaarden: er moet sprake zijn van een structureel aanbod en moet vormgegeven worden door daartoe opgeleide leraren. Burgerschap moet dus een stevige plek hebben in het curriculum en verzorgd worden door leraren die daartoe zijn opgeleid. Het idee dat alle leraren wel even goed onderwijs kunnen verzorgen over burgerschap, wordt dus niet ondersteund door onderzoek.

Het onderwijs kan, simpel gezegd, op twee manieren bijdragen aan de ontwikkeling van burgerschapscompetenties van leerlingen. Ten eerste is het pedagogisch klimaat relevant (en daarbij kunnen alle leraren een rol vervullen). Zo’n klimaat betekent dat er ruimte is om standpunten uit te wisselen, leerlingen standpunten kunnen delen waar anderen het mee oneens zijn, de leraar tegen te spreken en leerlingen het gevoel hebben dat leraren en de schoolleiding responsief is ten aanzien van opmerkingen van leerlingen over schoolaangelegenheden.

Ten tweede doet het lessenaanbod ertoe: het met grote regelmaat behandelen van burgerschapsonderwerpen. Dit lessenaanbod blijkt een zeer efficiënte en effectieve manier te zijn het burgerschap van leerlingen te stimuleren. Het maakt dan wel uit hoe die lessen eruit zien. Zo laten studies zien dat onderwijs vooral effect kan hebben op de burgerschapskennis van leerlingen en doet kennis er vervolgens bij de uiteindelijke (politieke) participatie aanzienlijk toe: meer kennis leidt tot meer en weloverwogener participatie. Bij de lessen lijkt het vervolgens vooral van belang dat leerlingen een actieve rol hebben, dat zij kennis kunnen verwerken en opvattingen delen en ontwikkelen.

Onderzoek geeft nog geen uitsluitsel welke didactische strategieën het meest effectief is maar het is goed denkbaar dat meer leraargestuurde strategieën goed werken bij kennisoverdracht en meer leerlinggestuurde strategieën vooral goed werken bij ontwikkeling van vaardigheden en houdingen (hoewel het één niet zonder het ander kan gaan).

Ter afsluiting

Bij het ontwerpen van burgerschapsonderwijs is het zinvol om gebruik te maken van de drie kennisbronnen zoals die hier beschreven zijn. Dit leidt tot een aantal uitgangspunten (zie schema) die in het Handboek uitgewerkt zijn in concrete voorbeelden. Vanwege bijvoorbeeld toenemende polarisatie en toenemende kloven in politieke participatie is de burgerschapsopdracht van scholen alleen maar urgenter geworden. Vanaf 2021-2022 zal er waarschijnlijk een nieuwe wet op burgerschapsonderwijs van kracht zijn en bij de

3

(4)

doorontwikkeling van curriculum.nu zal dit thema een centrale plek vervullen. Allemaal redenen dat leraren en scholen zich goed beraden wat zij hiermee doen. Aan de leraar maatschappijleer de taak om hier het voortouw in te nemen en leerlingen te begeleiding bij de introductie in de politieke wereld.

Uitgangspunten

Baken burgerschap voldoende af

Prioriteit de introductie van leerlingen in ‘de politieke wereld’ (elders gebeurt dat amper)

Stel de democratische rechtsstaat als kader maar biedt leerlingen de ruimte om grenzen op te zoeken en over te gaan

Neem leerlingen in dilemma’s die samenhangen met burgerschap en democratie

Start vanuit belevingswereld maar blijf daar niet hangen: uiteindelijk wil je leerlingen introduceren in de politiek, bredere samenleving en mondiale vraagstukken

Maak gebruik van de positieve oriëntaties van leerlingen ten aanzien van onder meer democratie

Ook burgerschapsonderwijs is een vak: niet iedereen kan dat

Benut het pedagogisch klimaat: alle leraren kunnen hieraan bijdragen maar sommige leraren hebben een grotere rol (vooral leraren in de maatschappijvakken)

Geef burgerschap een stevige plek in het lessenaanbod

Rob van den Boorn (red.), Handboek vakdidactiek maatschappijleer. Tweede herziene editie. Den Haag: ProDemos.

4

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

kunnen echter niet gegeneraliseerd worden naar leerlingen van andere scholen in Nederland, maar het geeft meer inzicht in de verschillende visies van de verschillende

Bij deze jaarstukken wordt voorgesteld de volgende restanten over te hevelen naar 2017 en ten laste te brengen van de Algemene reserve.. Pagina 5 van 5

De mutaties zoals opgenomen in het overzicht Mutaties reserves ad € 19.000 te verwerken in de begroting 2017 en ten laste brengen van de Algemene reserve;5. De volgende reserves

Hoe kan de burger de sa- menleving vormgeven, zolang diezelfde burger op vele manieren voorwerp is van overheidszorg (33). Rond overgang C2 begint de mars door de instituties.

RijnGouweLokaal vindt dat er de komende raadsperiode flink geluisterd naar en geïnvesteerd moet worden in jongeren, “wie de jeugd heeft, heeft de toekomst”en dat geldt

Tot slot kunnen databases met medische dossiers en veiligheidsprofielen van andere goedgekeurde geneesmiddelen uit dezelfde klasse (maar met een andere indicatie) gebruikt worden

Met deze opdracht beoogde ik twee doelen te bereiken: enerzijds zelfinzicht voor de leerlingen (wat heb ik gedaan, wat had ik anders kunnen doen?) en anderzijds tips voor

In dit onderzoek wordt gekeken naar de mate waarin binnen het maatschappijleeronderwijs verschillende groepen te onderscheiden zijn op basis van hun visies op school