• No results found

Buitengebied in Ontwikkeling, structuurvisie Asten-Ommel maart 2009

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Buitengebied in Ontwikkeling, structuurvisie Asten-Ommel maart 2009"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

BLZ

1. INLEIDING ... 3

1.1. Aanleiding...3

1.2. Toetsingsmethode...4

1.3. Functionele mogelijkheden...4

1.4. Milieucategorieën ...10

2. BELEIDSKADER ... 11

2.1. Provincie...11

2.2. Gemeente...21

3. TOETSING BEBOUWINGSCONCENTRATIES . 27 3.1. Opzet ...27

3.2. Wensbeelden ...29

4. VISIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES ... 31

4.1. Beleidsanalyse ...31

4.2. Ruimtelijke analyse ...34

4.3. Bebouwingsconcentraties Asten ...37

4.3.1. Laarbroek...37

4.3.2. Dijkstraat ...41

4.3.3. Ostade ...45

4.3.4. Voordeldonk...49

4.3.5. Venbergweg...53

4.4. Bebouwingsconcentraties Ommel...57

4.4.1. Ommel-Noord ...57

4.4.2. Ommel-oost ...61

4.4.3. Diesdonk ...65

COLOFON ... 69

(2)
(3)

1. INLEIDING

Voorliggende visie betreft “Buitengebied in Ontwikkeling” in Asten. Het Noord-Brabantse Asten is een plattelandsgemeente met circa 16.400 inwoners. Asten bestaat uit de kern Asten en de kerkdorpen Heusden en Ommel. De voorliggende visie heeft betrekking op het landelijke gebied rond de kernen Asten en Ommel.

1.1. Aanleiding

De afgelopen jaren vinden grote veranderingen plaats in de agrarische sector. Deze ontwikkelingen zetten zich ook de komende jaren voort. Eén van de gevolgen is, dat veel agrarische bedrijven hun functie hebben verloren of zullen verliezen. Gemeenten worden geconfronteerd met de problematiek van vrijkomende agrarische bedrijven (VAB’s) en andere vrijkomende bebouwing.

Gebleken is dat de primaire doelstelling van ontstening (sloop) ook bij de huidige planologische en financiële regelingen, niet voldoende van de grond komt. Gevolg is verpaupering en het sluimerend ontstaan van ongewenst gebruik.

Ook groeit het besef, dat een vitale landbouw vooral wordt verkregen voor bedrijven, waarvan de productieomstandigheden zo optimaal mogelijk zijn. Bedrijven in woonconcentraties en kernranden hebben deze perspectieven veelal niet. Hier zal de sociaal- economische structuur moeten veranderen. In deze situaties bestaat de behoefte aan meer actief beleid, waarbij een vrijwillige verplaatsing en/of beëindiging van het bedrijf ook haalbaar wordt door een nieuwe, ruimtelijk en economisch verantwoorde invulling. Hergebruik van VAB’s (en andere vrijkomende bebouwing) zal op deze wijze een bijdrage leveren aan de leefbaarheid.

Te denken valt aan vestiging van zorgfuncties, kleinschalige vormen van dienstverlening, werkgelegenheid, wonen, recreatie en soms ook detailhandel.

Door provincie en gemeenten is geconstateerd dat de bestaande Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening, waarbij inmiddels specifieke beleidslijnen zijn inbegrepen zoals “Ruimte voor Ruimte”, het VAB-beleid, verbrede landbouw, “Paardenhouderijen” etc. al veel mogelijkheden bieden voor ruimtelijke en functionele verandering. In

bebouwingsconcentraties (kernrandzones, bebouwingslinten en -concentraties) is meer beleidsruimte gewenst. Hiervoor heeft de provincie de beleidsnota “Buitengebied in ontwikkeling” gepubliceerd (juli 2004).

Op basis van deze nota wordt in bebouwingsconcentraties hergebruik van VAB’s voor diverse niet-agrarische functies mogelijk, in afwijking van de mogelijkheden die het reguliere VAB-beleid al biedt. In dat kader is bijvoorbeeld incidenteel een (beperkte) toevoeging van nieuw bouwvolume mogelijk, ook bij niet-agrarische functies.

De provincie vraagt aan gemeenten om een integrale visie op deze bebouwingsconcentraties op te stellen. Voorliggende visie heeft betrekking op de beschreven bebouwingsconcentraties in het buitengebied rond de kernen Asten en Ommel (kaart).

(4)

1.2. Toetsingsmethode

Uitgangspunt is dat een initiatiefnemer de gemeente benadert en zijn initiatief voor een eerste beoordeling voorlegt. Hieruit kan volgen dat:

1. het initiatief reeds mogelijk is op basis van bestaand planologisch beleid:

het gebruik kan worden toegestaan of er kan een bouwvergunning worden aangevraagd, cq verzoek tot ontheffing of wijziging zoals bedoeld in het bestemmingsplan.

2. het initiatief strijdig is met provinciaal of gemeentelijk beleid:

het gebruik of de bebouwing zal ook niet in het kader van Buitengebied in Ontwikkeling worden toegestaan.

3. het initiatief past in beginsel binnen de (her-)gebruiksmogelijkheden zoals vastgelegd in de BiO-visie van de gemeente;

het verzoek kan door de gemeente in behandeling worden genomen, waarbij in overleg met initiatiefnemer wordt gekomen tot een plan dat naast het (her-)gebruik voldoende ruimtelijke kwaliteit genereert. Voorliggende nota dient hiervoor als toetsingskader.

1.3. Functionele mogelijkheden

De mogelijkheden voor functieverandering of uitbreiding van bestaande functies wordt mede bepaald door de functies en het gebruik van de bebouwing. Het totale pakket aan mogelijke functies, dat in aanmerking komt voor hergebruik van vrijkomende bebouwing in en buiten bebouwingsconcentraties ziet er als volgt uit:

• Agrarische bedrijven;

Agrarisch technische hulpbedrijven, zoals;

o loonbedrijf o veevoerhandelaar o veetransport

Agrarische verwante bedrijven, zoals;

o hovenier

o kleinschalig tuincentrum o dierenpension

• Wonen;

• Verblijfsrecreatie, zoals;

o kamperen (bij de boer) o trekkershutten o logies en ontbijt

• Dagrecreatie, zoals;

o kleinschalige horeca (terras, theeschenkerij) o speelboerderij o huifkar- en fietsverhuur o sauna, fitness

• Detailhandel;

Sociale culturele voorzieningen, zoals;

o kinderopvang

o zorgboerderij (dag- en nachtverblijf) o museum, tentoonstelling

o atelier, galerie

Niet agrarische bedrijvigheid;

Zakelijke dienstverlening, zoals;

(5)

De toelaatbare verkeersintensiteit en het type voertuigen worden bepaald door de bestaande infrastructuur. De bedrijfsmatige vestigingsmogelijkheden kunnen worden aangewend voor bestaande en startende ondernemers. Juist het buitengebied kan een

“kraamkamer” vormen voor startende ondernemers met bedrijfsvormen die niet veel milieulast veroorzaken.

De functies die hierna zijn toegelicht zijn functies die in het kader van BiO op meerdere locaties ontwikkeld zouden kunnen worden. Deze hebben met elkaar overeenkomstig dat de ontwikkelingen naar aard en omvang passen binnen of aansluiten bij de gedachte van het BiO-beleid. Dat wil zeggen dat de functies gericht zijn op hergebruik van bebouwing, beperkte

verkeersaantrekking, beperkte milieu-invloed etc. In alle gevallen gaat het om een hoofdfunctie met mogelijk daaraan ondergeschikte nevenfuncties, zoals aan een recreatiebedrijf ondergeschikt horeca of verkoop van eigen producten bij een ambachtsbedrijf. Bedrijfsverzamelgebouwen etc. zijn niet toegestaan in het kader van BiO.

Voor zover ontwikkelingen meer grootschalig zijn (naar aard en verschijning), dienen deze niet in het kader van BiO-beleid beoordeeld te worden, maar zal hiervoor een maatwerk beoordeling moeten plaatsvinden. Te denken valt aan functies als een volwaardige camping, golfterrein, manege etc. Dergelijke ontwikkelingen worden niet in het kader van BiO mogelijk gemaakt en zullen door de gemeente als op zichzelf staande plannen worden beoordeeld.

Maatvoering

Hierna zijn bij de verschillende functionele ontwikkelingsmogelijkheden tevens maximale oppervlaktematen aangegeven voor bebouwing die voor de betreffende functie mag worden ingezet. Indien de oppervlakte aan aanwezige bebouwing (of

bouwrechten) kleiner is dan het aangegeven maximum, mag de aanwezige oppervlakte niet worden vergroot ten behoeve van het hergebruik. Dit geldt ook voor gecombineerd gebruik voor verschillende functies. Indien de oppervlakte aan aanwezige bebouwing groter is dan het aangegeven maximum, dient het meerdere volledig afgebroken te worden. Uitzondering hierop is de aanwezigheid van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing die behouden mag blijven (in dat geval wordt de overmaat aan niet waardevolle bebouwing gesloopt).

In geval een bedrijfspand gedeeltelijk gesloopt moet worden om te voldoen aan de maximale maatvoering maar deze sloop bouwkundig onmogelijk of niet wenselijk is, is maatwerk voor het meerdere aan oppervlak van toepassing. Nieuwbouw voor BiO- functies is niet toegestaan, tenzij het vervanging betreft van te slopen bebouwing, waarbij ook geen toename van bebouwing ontstaat.

Voor de verschillende potentiële functies die in het kader van het BiO-beleid denkbaar zijn, gelden de volgende criteria:

(6)

Agrarische bedrijven

Nieuwvestiging van intensieve agrarische bedrijven op nieuwe locaties is alleen mogelijk in de landbouwontwikkelingsgebieden, die niet binnen de gemeente zijn gesitueerd. Op duurzame locaties in verwevingsgebieden (zie reconstructieplan) is ook hervestiging en omschakeling op een bestaand bouwblok van een intensief veehouderijbedrijf toegestaan. Bij voorkeur worden bedrijven op enige afstand van de kernen opgericht, waardoor de ontwikkelingsruimte minder snel een knelpunt vormt.

In Asten wordt, conform het provinciaal beleid, een rijhal van maximaal 1.000 m2 voor een productiegerichte paardenhouderij toegestaan (recreatieve vormen uitgesloten) indien het gaat om een volwaardige paardenhouderij.

Agrarisch technische hulpbedrijven

Kenmerkend voor deze bedrijven is dat de toenemende omvang van machines eisen stelt aan een goede ontsluiting. Vestiging wordt uitgesloten in de GHS. Door de vaak seizoensgebonden bedrijvigheid die dan ook ’s nachts doorgaat en het relatief zware verkeer, is een vestiging in een dunner bevolkte concentratie en buiten fietsroutes meer wenselijk dan in een kernrand. Een agrarisch technisch hulpbedrijf dient gevestigd te worden binnen de op een locatie reeds bestaande bebouwing. De toegestane bedrijfsoppervlakte wordt veelal gekoppeld aan de feitelijke gebruiksruimte, waarbij het toegestane bebouwingsoppervlakte nader kan worden gelimiteerd.

Agrarische verwante bedrijven

In het gehele buitengebied denkbaar, maar afhankelijk van de functie dicht bij de doelgroep van de betreffende functie. Vestiging wordt uitgesloten in de GHS. Een agrarisch technisch hulpbedrijf dient gevestigd te worden binnen de op een locatie reeds bestaande bebouwing. De toegestane bedrijfsoppervlakte wordt veelal gekoppeld aan de feitelijke gebruiksruimte, waarbij het toegestane bebouwingsoppervlakte nader kan worden gelimiteerd.

Wonen

In de “Bebouwingsconcentraties” zijn ruimere mogelijkheden: behoudens de expliciet benoemde waardevolle open ruimtes of doorzichten kan binnen de begrenzing van deze concentraties op alle percelen worden gebouwd, mits wordt voldaan aan de algemene randvoorwaarden. Te denken valt aan gebruik van VAB’s maar ook bijvoorbeeld nieuwe woningen in het kader van een sloopregeling (rood voor rood ) dan wel nieuwe woningen tezamen met natuur- of landschapsontwikkeling (rood voor groen).

In het kader van voorliggende visie biedt de gemeente mogelijkheden voor de realisatie van pensions in VAB’s. Deze worden toegestaan buiten de GHS.

(7)

die deel uitmaken van een agrarisch bedrijf als die al een woonbestemming hebben. Woningen die in het kader van BiO of Ruimte-voor-ruimte zijn gerealiseerd, komen niet in aanmerking voor de splitsingsregeling.

Bij woningbouw en woningsplitsing gelden de volgende maatvoeringseisen:

• De nieuwbouw van een woning: 600 m3 inhoud, met een tegenprestatie (sloopbonusregeling) uitbreidbaar tot 900 m3 inhoud;

• Bij nieuwbouw van een woning of bij woningsplitsing van een niet-beeldbepalende woning geldt een tegenprestatie;

• Bijgebouwen bij de woning: 80 m2 bij de woning, met een tegenprestatie (sloopbonus) uitbreidbaar tot 200 m2;

• Een in het kader van BiO verruimde woning, een Ruimte voor Ruimtewoning of BiO woning komt niet in aanmerking voor splitsing.

Mogelijkheden zijn er voor zowel regulier zelfstandig wonen als woongroepen en verzorgd wonen. Gebruik wordt gemaakt van de

“Ruimte voor Ruimte”-regeling, de “Ruimte voor Ruimte verbreed”-regeling en de mogelijkheid om “BiO-woningen” te realiseren.

Voor het meerdere zoals hierboven genoemd, geldt een tegenprestatie. Hiervoor wordt verwezen naar de nota “Tegenprestatie”

ontwikkelingsmogelijkheden Buitengebied in Ontwikkeling”. Voor bestaande woningen blijft een maximale inhoudsmaat van 600 m3 van toepassing.

Verblijfsrecreatie

Verblijfsrecreatie is in buitengebied mogelijk in het recreatief ontwikkelingsgebied. De voorwaarden aan type infrastructuur is afhankelijk van de maat en schaal. Verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalige hotel/pension accommodaties is met

bijbehorende horeca mogelijk. Met kleinschalig wordt een voorziening of accommodatie bedoeld voor maximaal enkele tientallen gasten, in de vorm van 1 groepsaccommodatie en/of maximaal 5 appartementen in bestaande bebouwing.

Bebouwde voorzieningen voor verblijfsrecreatie zijn maximaal 400 m2 groot. Dit is ook het maximum indien de functie zich neutraal verhoudt tot de gebiedsdoelstelling. Indien de functie versterkend is en bijdraagt aan de gebiedsdoelstelling, kan deze worden uitgebreid tot maximaal 800 m2.

Grootschalige vestigingen van bijvoorbeeld een nieuwe camping is in het kader van voorliggende nota niet mogelijk. Dergelijke ontwikkelingen dienen als zelfstandige verzoeken beoordeeld te worden en passen naar aard en schaal niet binnen de kaders van herontwikkeling. Wel kan kamperen bij de boer tot maximaal 25 standplaatsen worden vergroot.

Dagrecreatie

De gemeente staat in beginsel een zo breed mogelijk pakket aan dagrecreatieve voorzieningen toe, zolang maar aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• Geen overbelasting door een te grote verkeersaantrekking;

(8)

• Uitgesloten zijn grote centrumstedelijke voorzieningen, zoals feestzalen, filmhuis, restaurants en bovenlokale voorzieningen zoals pretpark, golfbaan etc (deze laatste groep dient los van voorliggende beleidsnota getoetst te worden);

• In GHS-landbouw en GHS-natuur alleen in VAB’s.

Op basis van deze criteria kunnen bebouwde voorzieningen voor dagrecreatie maximaal 400 m2 groot zijn. Dit is ook het

maximum indien de functie zich neutraal verhoudt tot de gebiedsdoelstelling. Indien de functie versterkend is en bijdraagt aan de gebiedsdoelstelling, kan deze worden uitgebreid tot maximaal 800 m2.

Detailhandel

Detailhandel in het buitengebied zal altijd gekoppeld zijn aan een andere hoofdfunctie. Te denken valt aan verkoop van

streekproducten op een boerderij, van kunst en kleding in een atelier, van producten die door het desbetreffende bedrijf worden gemaakt en van ijs bij een fietsverhuur. Door deze afhankelijkheid en ondergeschiktheid wordt voorkomen dat de

detailhandelsspreiding t.o.v. de kernen ongelijk wordt en dat het buitengebied te zwaar wordt belast door verkeersstromen. De bebouwde oppervlakte van een dergelijke voorziening is onderdeel van de toegestane oppervlakte voor de functie waaraan de detailhandel is gekoppeld (zoals niet-agrarisch bedrijf, nevenactiviteit, verbrede landbouw etc.).

Voor horeca geldt eenzelfde principe als voor detailhandel. Zelfstandige horecavestigingen zijn in beginsel niet mogelijk, behalve een theehuis o.i.d. met een weinig intensief gebruik en gericht op uitsluitend ondersteuning van de routegebonden recreatie. Wel zijn combinaties denkbaar bij een boerderij, minicamping, logies en ontbijt etc. De bebouwde oppervlakte van een dergelijke voorziening is onderdeel van de toegestane oppervlakte voor de functie waaraan de horeca is gekoppeld (zoals recreatiebedrijf, nevenactiviteit, verbrede landbouw etc.).

Sociaal culturele voorzieningen / zorgvoorzieningen

Dergelijke voorzieningen vormen een meerwaarde voor de leefbaarheid in kernen en worden daarom bij voorkeur dicht bij de kern op een goed ontsloten, sociaal veilig bereikbare locatie gevestigd. Bebouwde sociaal culturele voorzieningen zijn maximaal 400 m2 groot. Dit is ook het maximum indien de functie zich neutraal verhoudt tot de gebiedsdoelstelling. Indien de functie versterkend is en bijdraagt aan de gebiedsdoelstelling, kan deze worden uitgebreid tot maximaal 800 m2.

Niet agrarische bedrijven

Tot de toegestane vormen van niet agrarische bedrijven (niet zijnde de in dit hoofdstuk genoemde andere bedrijfsvormen)

(9)

dient uiteraard een nadere afstemming op de gebiedskarakteristiek plaats te vinden. Deze is in voorgaande paragrafen voor wat betreft de functionele mogelijkheden toegelicht. Bebouwde voorzieningen voor bedrijvigheid zijn maximaal 400 m2 groot. Dit is ook het maximum indien de functie zich neutraal verhoudt tot de gebiedsdoelstelling. Indien de functie versterkend is en bijdraagt aan de gebiedsdoelstelling, kan deze worden uitgebreid tot maximaal 600 m2.

Opslag moet inpandig plaatsvinden binnen de genoemde oppervlaktematen. Deze maten leiden tot bedrijvigheid van beperkte omvang waardoor de verkeersaantrekkende werking ook gering zal zijn.

Omschakeling van een niet agrarisch bedrijf naar een andere vorm van een niet agrarisch bedrijf met minder omgevingseffecten (afname geluid, licht, stof, verkeer etc) is overigens altijd mogelijk. Indien door agrarische bedrijfsbeëindiging een niet-agrarische nevenactiviteit tot hoofdactiviteit wordt, zal alsnog een toetsing aan het BiO-beleid plaatsvinden.

Specifiek voor de bouw van carnavalswagens geldt dat dit vanwege het tijdelijke karakter als ondergeschikt aan woon- of bedrijfsfuncties wordt beschouwd. Wel moet dit inpandig plaatsvinden.

De mogelijkheden voor aan huis gebonden beroepen (in huis of in aanbouw) en bedrijven en voor nevenactiviteiten zijn reeds in de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening en bestemmingsplan landelijk gebied bepaald.

Deze mogelijkheden gelden in beginsel op alle woonlocaties en zijn niet gebonden aan de bebouwingsconcentraties.

Zakelijke dienstverlening

Vesting vindt bij voorkeur dicht bij de kern plaats aan een goed begaanbare weg. Het aantal werknemers dient beperkt te zijn en de milieubelasting moet eveneens beperkt zijn. Tot slot mag de publieksaantrekkende werking niet groot zijn. In andere gevallen moet uitgeweken worden naar een geschikte locatie in de kern of op een bedrijventerrein. De maximale bebouwde oppervlakte voor een dergelijke functie bedraagt 250 m2 en is gekoppeld aan een sloopregeling.

Opslag

Opslag en stalling als zelfstandige functie zal in alle gevallen inpandig moeten plaatsvinden en een statisch karakter moeten hebben. Buitenpandige opslag en opslag in kassen is pertinent uitgesloten. Er geldt een “ja-mits” benadering waarbij

landschappelijke inpassing wordt geëist. Hierdoor wordt de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving verzekerd en blijft de verkeersaantrekkende werking van de functie beperkt. Statische opslag mag niet gericht zijn op opslag van/voor een niet- agrarisch bedrijf dat elders is gesitueerd. De bebouwde oppervlakte van de opslag is maximaal 1.000 m2. Opslag is gekoppeld aan een sloopregeling. In aanvulling op het bestemmingsplan wordt in het kader van BiO op daarvoor geschikte vrijkomende locaties verruiming van de oppervlakte statische opslag mogelijk gemaakt. Onder statische opslag wordt verstaan de stalling van caravans, kampers, aanhangwagens, boten, oldtimers, of andere vergelijkbare goederen, waarbij op de locatie geen handel mag plaatsvinden, het gemiddeld aantal verkeersbewegingen van en naar de locatie maximaal 50 per week bedragen. De

initiatiefnemer dient in een beknopt overzicht naar de gemeente aan te geven wat de aard is van de opslag en de gemiddelde

(10)

duur, c.q. intensiteit van halen en brengen van het opgeslagen goed. Daarbij wordt aannemelijk gemaakt dat het aantal verkeersbewegingen beperkt blijft.

1.4. Milieucategorieën

Opgemerkt wordt, dat met het nastreven van vestiging van kleinschalige en middelgrote bedrijven (productie- recreatie of dienstverleningsgericht) op individuele locaties in principe wordt aangesloten bij het provinciaal beleid. De provincie streeft er naar lichte bedrijven uit de milieucategorieën 1 en 2 en tot een bebouwingsoppervlak van maximaal 1.000 m2 niet langer op bedrijventerreinen te huisvesten. Het buitengebied kan hiervoor een alternatief bieden. In alle situatie geldt dat buitenopslag niet is toegestaan.

In de bebouwingsconcentraties en zones rond woonkernen wordt in principe gestreefd naar bedrijven met een beperkte milieubelasting. Deze zullen zich in de milieucategorieën 1 en 2 bevinden. Hiermee wordt het karakter van de linten en zones rond woonkernen gerespecteerd. Ook weinig belastende bedrijven uit de milieucategorie 3.1 zijn toelaatbaar. Bij de uitwerking van het beleid is gebruik gemaakt van de zogenaamde staat van bedrijfsactiviteiten (= de “bedrijvenlijst”) van de VNG. De bedrijvenlijst legt een koppeling tussen de aard van de bedrijven en de ter plaatse acceptabele milieubelasting. Per milieufactor (geur, stof, geluid en/of gevaar) wordt voor de verschillende bedrijven een afstand genoemd tot de dichtstbijzijnde

woonbebouwing. De indeling in milieucategorieën is afgeleid van de voor dat bedrijf geldende "grootste afstand" tot woonbebouwing. De toegestane vormen van bedrijvigheid zijn genoemd in de bijlage “bedrijvenlijst” bij deze visie.

milieucategorie "grootste afstand" varieert van

1 0 m t/m 10 m

2 t/m 30 m

3.1 t/m 50 m

Vanzelfsprekend blijft de milieuregelgeving (zoals milieuvergunning en melding in het kader van het Activiteitenbesluit) van toepassing.

(11)

2. BELEIDSKADER

De ruimtelijke structuur van de gemeente Asten is in het verleden veelvuldig onderzocht en vormt de basis voor het huidige ruimtelijke en functionele beleid zoals vastgelegd in bijvoorbeeld de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening, reconstructieplan, intergemeentelijke structuurvisie en bestemmingsplannen. Het streefbeeld buitengebied, de functionele zonering, begrenzing van concentraties etc. in deze nota zijn afgeleid uit deze veelheid aan analyses en

beleidskaders. Dit hoofdstuk bevat als achtergrondinformatie een beschrijving op hoofdlijnen van het beleidskader.

2.1. Provincie

De Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening

Het uitgangspunt voor de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed evenwicht tussen mens, economie en natuur. Hiervoor worden vijf leidende principes gehanteerd:

1. aandacht voor de onderste lagen (watersysteem, bodemgesteldheid en de hiermee samenhangende natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden respectievelijk de infrastructuur);

2. zuinig ruimtegebruik (middels inbreiden, herstructureren en intensiveren);

3. concentratie van verstedelijking;

4. zonering van buitengebied (in een agrarische en groene hoofdstructuur);

5. grensoverschrijdend denken en handelen.

Om in het landelijk gebied de drie hoofdfuncties (landbouw, natuur en recreatie) maximaal tot hun recht te laten komen wordt een groene hoofdstructuur (GHS) en een agrarische hoofdstructuur (AHS) onderscheiden, waarin de natuur respectievelijk de

landbouw het primaat heeft.

Binnen de gemeente zijn delen van de Groene hoofdstructuur (GHS) van de provincie Noord-Brabant aanwezig. In de GHS is in beginsel alleen plaats voor natuur, extensieve landbouw, extensieve recreatie en andere laagdynamische functies, zoals bosbouw en waterbeheer. Tot de GHS behoren:

1. ‘de Groote Peel’, ‘de Berken’ en enkele gronden in het beekdal van de Astense Aa; Betreffende gronden zijn aangeduid als GHS-natuur, natuurparel. Dit betreft bos- en natuurgebieden die bijzondere natuurwaarden hebben vanwege specifieke omstandigheden van de bodem of het (grond)water.

2. de bestaande bosgebieden (Dennendijkse Bossen, Oostappense Heide en de Witte Bergen); Betreffende gronden zijn aangeduid als GHS-natuur, overig bos- en natuurgebied.

(12)

3. enkele gebieden, met name nabij het beekdal van de Astense Aa, het beekdal van de Aa en gronden rondom de Groote Peel; Betreffende gronden zijn aangeduid als “GHS-landbouw leefgebied kwetsbare soorten”. Dit betreft veelal

landbouwgronden waarop zeldzame planten of dieren (zoals weidevogels, amfibieën en/of reptielen) voorkomen, die hoge eisen stellen aan de inrichting en het gebruik van hun omgeving.

4. gronden in het noordwesten, zuidwesten en zuidoosten van de gemeente; Betreffende gronden zijn aangeduid als “GHS- landbouw, leefgebied struweelvogels”. Dit betreft veelal landbouwgronden waarop struweelvogels (zoals geelgors en roodborsttapuit) gedijen. Deze vogels zijn minder gevoelig voor ruimtelijke ingrepen dan kwetsbare soorten;

(13)

In de Agrarische Hoofdstructuur (AHS) staat instandhouding en versterking van de landbouw voorop, waarbij ook volop mogelijkheden voor toerisme en recreatie worden geboden. Binnen de gemeente Asten behoren hiertoe:

5. Enkele landbouwgronden ten noordwesten van het Peelgebied, nabij de Aa; Betreffende gronden zijn aangeduid als waterpotentiegebied (AHS-landschap, waterpotentiegebied). Het betreft gronden die vanwege de watersituatie geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur. Deze gronden zijn echter ook uitstekend geschikt voor de landbouw, mits goede waterbeheersingsmaatregelen worden getroffen. Aangezien geen concreet uitzicht op natuurontwikkeling bestaat, dienen deze gebieden enkel hun geschiktheid te behouden voor mogelijke natuurontwikkeling in de verre toekomst.

6. gronden in het zuiden de gemeente; Betreffende gronden maken deel uit van de “Regionale Natuur- en Landschaps Eenheid (RNLE), de Peelvenen”. Deze RNLE-gebieden zijn aangeduid om grotere en robuustere natuur- en landschapseenheden te realiseren. In deze gebieden staan de bescherming en ontwikkeling van natuur-, landschap- en cultuurhistorische waarden centraal, maar dient tevens het agrarisch grondgebruik gewaarborgd te worden. Grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen dienen geweerd te worden, Vanwege hun ligging binnen de RNLE zijn landbouwgronden nabij het veengebied in het zuidoosten van de gemeente aangeduid als “AHS-landschap, RNLE-deel”.

7. overige gronden; Betreffende gronden zijn hoofdzakelijk aangeduid als “AHS-landbouw”. Hier krijgt de landbouw in beginsel ruimte om zich in de door haar gewenste richting te ontwikkelen.

Regionaal structuurplan (RSP)

Op 8 maart 2005 hebben Gedeputeerde Staten het Provinciaal uitwerkingsplan Zuidoost-Brabant vastgesteld. Het RSP is gelijk aan het Uitwerkingsplan van het Streekplan Noord-Brabant. Met het in werkingtreden van de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening heeft het RSP zijn formele status verloren. De regio blijft het RSP echter wel hanteren als kader voor haar ruimtelijk beleid.

Het uitwerkingsplan is een ruimtelijk plan op regionaal schaalniveau en vormt een kader voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Daarnaast maakt het uitwerkingsplan deel uit van het provinciale toetsingskader op grond waarvan ruimtelijke plannen en initiatieven van gemeenten worden beoordeeld. In het RSP worden de ambities van de regio Zuidoost Brabant en de daarbij behorende speerpunten van beleid beschreven. De belangrijke regionale ambities zijn uitgewerkt in speerpunten van beleid:

• De positie als economisch kerngebied en brainport uitbouwen;

• De twee gezichten van de regio behouden;

• De belevingswaarde van het landelijk gebied versterken.

(14)

In het noordelijk deel van het plangebied is een zone gelegen welke op de kaart van het Regionaal Structuurplan is aangewezen als ‘zoekgebied verstedelijking, transformatie afweegbaar’(locatie bedrijventerrein Diesdonk). In het Regionaal Structuurplan is hiervoor een uitwerkingsopdracht opgenomen, op basis waarvan het zogeheten MEROS-project is opgestart.

Het project MEROS heeft als doel om te komen tot een regionaal politiek en bestuurlijk breed gedragen locatiekeuze voor de realisering van de (regionale) verstedelijkingsopgave van Helmond, gebaseerd op een transparant en zorgvuldig uitgevoerde afweging. Voordat een locatiekeuze gemaakt kan worden, dient eerst de MER-procedure te worden doorlopen.

Op dit moment bevindt het MER-onderzoek zich in de laatste fase. Naar verwachting zal het milieueffectrapport in de loop van 2009 kunnen worden afgerond. Vervolgens zal het voorstel voor de locatiekeuze en de fasering van de uitvoering, inclusief een toelichting op de gemaakte integrale afweging, ter besluitvorming aan de colleges en gemeenteraden van de betreffende gemeenten worden aangeboden.

Reconstructieplan De Peel

Ter uitvoering van de Reconstructiewet zijn in Noord-Brabant zeven Reconstructiegebieden aangewezen. Voor ieder deelgebied is een Reconstructieplan opgesteld waarin de zoneringen en gebiedsgerichte maatregelen ter verbetering van het economische, ecologische en sociaal-culturele functioneren van het buitengebied zijn vastgelegd. De gemeente Asten valt geheel binnen het Reconstructieplan ‘De Peel’.

Belangrijk uitgangspunt van het reconstructieplan betreft de integrale zonering van het plangebied in drie zones:

1. landbouwontwikkelingsgebieden;

Ruimtelijk begrensd gedeelte met het primaat landbouw. In dit deel wordt geheel of gedeeltelijk voorzien in de mogelijkheid tot uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van intensieve veehouderij. De landschappelijke en natuurwaarden zijn in deze gebieden afgestemd op de landbouwkundige functie. Dergelijke gebieden zijn niet aanwezig binnen de gemeente Asten.

2. verwevingsgebieden;

Ruimtelijk begrensd deel gericht op verweving van landbouw, wonen en natuur. Hier is hervestiging of uitbreiding van

intensieve veehouderij mogelijk mits de ruimtelijke kwaliteit of functies zich daar niet tegen verzetten. Er is perspectief voor de meeste vormen van landbouw, terwijl er ook ruimte is voor groene dooradering van het landschap. Het betreft navolgende gebieden: zoekgebieden voor waterberging, gebieden met landschappelijke en cultuurhistorische waarden, GHS-landbouw,

(15)

Uitsnede reconstructieplan de Peel, plankaart 2, sociale en economische vitaliteit.

3. extensiveringsgebieden;

Ruimtelijk begrensd deel met het primaat wonen of natuur, waar uitbreiding, hervestiging of nieuwvestiging van in ieder geval intensieve veehouderij onmogelijk is of in het kader van de reconstructie onmogelijk zal worden gemaakt. Natuurwaarden ofwel stedelijke functies kunnen voorkomen naast of verweven zijn met grondgebonden landbouw, of met kleinschalige extensieve recreatie.

Het betreft alle bestaande en nieuwe natuur (reeds begrensde EHS), waterwingebieden, kernrandgebieden, GHS-landbouw subzone kwetsbare soorten m.u.v. weidevogels en 250 meter rondom zeer kwetsbare natuurgebieden (A-gebieden).

Binnen het extensiveringsgebied is onderscheid gemaakt in extensiveringgebieden met het primaat natuur en overige extensiveringsgebieden. Dit onderscheid is van belang vanwege de geurregelgeving.

(16)

Navolgend worden de belangrijkste ruimtelijke consequenties van het reconstructieplan voor de gemeente Asten beschreven:

• Op voldoende afstand van de natuurgebieden (extensiveringsgebied natuur) en de bebouwde kom (extensiveringsgebied overig) kunnen intensieve veehouderijbedrijven zich onder voorwaarden in de gemeente Asten in verwevingsgebied verder ontwikkelen.

• Ten westen van de kern Asten en Heusden en ten zuidoosten van Heusden zijn de bestaande glastuinbouwgebieden aangewezen als vestigingsgebied glastuinbouw, waar een concentratie van glastuinbouwbedrijven wordt voorgestaan.

Nabij de Kleine Heitrak is een doorgroeigebied glastuinbouw geprojecteerd, alwaar voor bestaande

glastuinbouwbedrijven nog enige ruimte voor groei mogelijk is. Hiervoor is een aparte bestemmingsplanprocedure doorlopen.

• De Oostappense heide en de Witte Bergen zijn aangeduid als intensief recreatief gebied. In deze gebieden is een clustering mogelijk van recreatieve bedrijven. De gebieden bieden ruimte voor kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en kwaliteitsuitbreiding van bestaande bedrijven en incidentele nieuwvestiging. Voor de ontwikkeling van deze gebieden wordt een aparte ruimtelijke procedure gevolgd.

• In het oosten en zuiden van de gemeente liggen het stroomgebied van de Astense aa en het natuurgebied de Groote Peel. De bescherming van laatstgenoemd natuurgebied krijgt de hoogste prioriteit. De realisatie van EHS en waterdoelen hebben daarom voorrang. De gronden ten noorden van de Groote Peel zijn van belang als ganzenleefgebied en voor het realiseren van de gewenste grondwaterstand in het natuurgebied. Agrarisch gebruik dient daarbij gewaarborgd te worden.

• Het gebied Diesdonk, in het noordwesten van de gemeente, is aangewezen als in te richten waterbergingsgebied. Over de exacte begrenzing en verdere invulling van de overblijvende ruimte wordt nog nader onderzoek verricht. Op basis van de hieruit voortvloeiende resultaten zal het waterschap de definitieve omvang en locatie op perceelsniveau vast leggen en een inrichtingsplan opstellen. Daarnaast zijn binnen de gemeente Asten enkele voorlopige reserveringsgebieden waterberging opgenomen.

• Het zuiden van de gemeente is onderdeel van de RNLE Peelvenen.

(17)

Beleidsnota Buitengebied in ontwikkeling

Belangrijkste doelstelling van het beleid is dat de ruimtelijke kwaliteit behouden wordt en waar mogelijk versterkt door middel van het stimuleren van economische functies op het platteland die tevens zorgen voor een duurzaam beheer en behoud van

gebiedseigen kwaliteiten en passen bij die functies van het landelijk gebied. Hierbij vormen de vijf leidende principes uit de Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening het uitgangspunt, zie verder Ruimte-voor-ruimte regeling.

De regeling heeft een directe verbetering van de ruimtelijke kwaliteit tot doel. De regeling is gericht op sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen. Om dit te bereiken wordt nieuwbouw van woningen toegestaan op planologisch verantwoorde locaties in extensiveringsgebied overig. Inmiddels is ook de verbrede ruimte voor ruimteregeling van toepassing (zie hierna).

Via de RvR kan worden afgeweken van de programmering voor woningbouw en zonodig ook van de regel dat aan het buitengebied geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd. In ruil voor de sloop van ten minste 1000 m2 aan agrarische bedrijfsgebouwen en het uit de markt halen van tenminste 3500kg fosfaat in een reconstructiegebied is nieuwbouw van een burgerwoning in het buitengebied mogelijk. Uiteraard zal een planologische afweging plaats moeten vinden om te beoordelen of een locatie geschikt is.

De regeling ‘ruimte-voor-ruimte’ luidt als volgt.

1. In ruil voor sloop van agrarische bedrijfsgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten minste 1.000 m2 en het uit de markt halen van tenminste 3500kg fosfaat in een reconstructiegebied mag een woning worden gebouwd; er geldt een ondergrens van ten minste 200 m2 voor saldering.

2. De bouw van de woning mag uitsluitend binnen de bebouwde kom plaatsvinden dan wel binnen een kernrandzone of een bebouwingscluster en dient bovendien zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande bebouwing. Tevens kan een locatie worden benut die in het kader van een structuurvisiePlus door Gedeputeerde Staten als geschikt voor

woningbouw is aanvaard.

3. De bouw van de woning dient te passen binnen de ruimtelijke structuur van de gemeente.

4. Bouw van een woning in de groene hoofdstructuur is niet toegestaan.

5. Cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waarden moeten behouden dan wel versterkt worden. De milieuhygiënische en waterhuishoudkundige situatie ter plaatse moet zoveel mogelijk verbeterd worden.

6. De agrarische ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de nabijheid van de woning worden niet beknot.

7. Een goede landschappelijke en architectonische inpassing van de woning in de omgeving dient gewaarborgd te zijn door middel van een beeldkwaliteitsplan dan wel een vergelijkbaar instrument.

8. De te slopen bedrijfsgebouwen mogen geen bijzondere cultuurhistorische waarde hebben.

9. Zeker gesteld moet zijn dat de te slopen bedrijfsgebouwen niet worden vervangen door nieuwe bebouwing en dat aan

(18)

de voormalige agrarische bedrijfslocatie een passende andere bestemming wordt toegekend. Van deze vereisten kan worden afgeweken in het belang van de revitalisering van het buitengebied.

Beleidsnota verbrede aanpak Ruimte voor ruimte (2005)

In navolging van hetgeen reeds was aangegeven in het Streekplan Noord-Brabant 2002, namelijk dat de regeling ruimte voor ruimte kan worden ingezet ter bevordering van de sloop van kassen in kwetsbare gebieden, de sloop van niet meer voor intensieve veehouderij in gebruik zijnde agrarische bedrijfsgebouwen of de sloop van andere ongewenste (agrarische)

bebouwing in het buitengebied, is een nieuwe stimuleringsregeling opgesteld. In deze verbrede inzet van de regeling ruimte voor ruimte kunnen de slooplocaties zich in de hele provincie bevinden. Dit in tegenstelling tot de (basis)aanpak ruimte voor ruimte, volgens welke de slooplocaties in het reconstructiegebied moeten liggen.

Naar verwachting zullen in het kader van de regeling ruimte voor ruimte ongeveer 2400 woningen worden ontwikkeld en kunnen vervolgens nog eens minstens 600 woningen worden ontwikkeld in het kader van de verbrede aanpak ruimte voor ruimte. Hier zijn door GS wel een aantal beleidsregels aangekoppeld.

1. deze woningen vallen onder de afspraken uit het Pact van Brakkenstein1.

2. De woningen kunnen indien nodig worden gebouwd in afwijking van de beleidslijnen voor zuinig ruimtegebruik of de beleidslijn dat geen burgerwoningen mogen worden toegevoegd aan het buitengebied.

3. De woningen mogen alleen worden gebouwd op locaties die voldoen aan de planologische voorwaarden voor een ruimte voor ruimteontwikkeling zoals vastgelegd in de regels 4 t/m 9 van de regeling ruimte voor ruimte in het Streekplan Noord-Brabant 2002 (en de recentelijk vastgestelde Interimstructuurvisie Noord-Brabant en de Paraplunota ruimtelijke ordening).

4. De woningen mogen alleen worden ontwikkeld indien in een overeenkomst tussen de provincie en de ontwikkelaar van of bouwer op de locatie is zeker gesteld dat er, voor de ontstening en de ontglazing van delen van het buitengebied die vanuit een oogpunt van natuur en landschap kwetsbaar zijn, minimaal € 100.000 per kavel aan de provincie wordt overgemaakt en dat indien de netto-opbrengst van de kavel hoger uitvalt dan € 100.000, de netto-opbrengst wordt afgedragen aan de provincie.

5. De provincie stort de opbrengsten die zij in dit kader ontvangt in een fonds dat wordt ingezet voor de bekostiging van de beëindiging en de sloop van glastuinbouwbedrijven en de sloop van andere bebouwing in delen van het buitengebied die vanuit een oogpunt van natuur en landschap kwetsbaar zijn.

(19)

Waterhuishoudingsplan 2 “Samen werken aan water” (1998 – 2002)

Het waterhuishoudkundig beleid van de provincie Noord-Brabant is gericht op het bereiken en in stand houden van

watersystemen, die ruimte bieden aan een gezond leefmilieu voor mens, dier en plant. Daarbij zijn economische en ecologische ontwikkelingen met elkaar in evenwicht en is het hebben en houden van een veilige en bewoonbare provincie een

randvoorwaarde. Doel is dat de waterhuishoudkundige situaties zodanig zijn dat de grond- en oppervlaktewatersystemen – in kwalitatief en kwantitatief opzicht – een geschikte basis vormen voor menselijk gebruik en voor natuurlijke ontwikkelingen.

Partiële herziening op het Waterhuishoudingsplan 2, 2003- 2006

Op de herziene plankaart worden conform de systematiek van de Interimstructuurvisie Noord-Brabant de navolgende functies onderscheiden:

• water voor de GHS-natuur;

• water voor de GHS-landbouw;

• water voor de AHS-landschap;

• water voor de AHS-landbouw.

• deelfunctie ecologische verbindingszone langs waterloop;

Per deelfunctie kiest de provincie voor een eigen waterhuishoudkundige instrumenten-mix van beschermingsbeleid en ontwikkelingsbeleid.

De Provincie heeft het voornemen een vernieuwd provinciaal Waterhuishoudingsplan (WHP) op te stellen. De Brabantse waterschappen Aa en Maas, De Dommel en Brabantse Delta gaan daarnaast ook hun Waterbeheersplannen (WBP’s) actualiseren. De plannen hebben tot doel het bereiken van een goede chemische en ecologische toestand voor het

oppervlaktewater en een goede chemische en kwantitatieve toestand van het grondwater. Verder zijn de plannen gericht op het op orde houden van het watersysteem qua veiligheid en wateroverlast, op aanpak van watertekorten en het terugdringen van verdroging en verzilting. Omdat de genoemde plannen wettelijk verplicht zijn en omdat ze een kader (kunnen) vormen voor toekomstige milieueffectrapportage-plichtige besluiten zal een zogenoemde strategische milieueffectrapportage (plan-mer) procedure gevolgd worden.

(20)
(21)

2.2. Gemeente

Gemeentelijke toekomstvisie ‘De Avance’

In de door de gemeente vastgestelde toekomstvisie ‘De Avance’ is een ruimtelijk model beschreven, waarin de ruimtelijke en functionele keuzen voor de komende 15 jaar zijn weergegeven. Het ruimtelijk model is opgesteld aan de hand van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de strategiekaart. Het ‘Duurzaam Ruimtelijk Structuurbeeld’ geeft inzicht in de kwaliteiten van de gemeente en geeft aan wat behouden, verbeterd en veranderd moet worden. Hiertoe zijn binnen de gemeente Asten zeven verschillende, ruimtelijk samenhangende gebieden onderscheiden. De onderscheiden gebiedstypen zijn: het Beekdal, de Groote Peel, het Gesloten boslandschap, het Half gesloten agrarisch landschap, het Open agrarisch landschap, de Recreatie- gebieden en de Kernen.

Op de ‘Strategiekaart’ staan de ontwikkelingsmogelijkheden op de lange termijn. De strategiekaart geeft een dynamisch beeld van strategieën voor behoud, herstel, (her)ontwikkeling van de aangegeven kwaliteiten en/of de toevoeging van nieuwe kwaliteiten. Op basis van het duurzaam ruimtelijk structuurbeeld en de strategie kaart is uiteindelijk het ‘Ruimtelijk Model’

opgesteld (zie figuur blz. 18-19), dat de keuzes weer geeft die voor de middellange termijn worden gemaakt ten einde de gewenste ontwikkelingen te realiseren. Daarbij gaat het niet alleen om kwantitatieve, maar vooral ook om kwalitatieve aspecten van de ruimtebehoefte. Het maakt inzichtelijk op welke manier de benodigde woningen, bedrijven en voorzieningen een plek krijgen binnen de gemeentelijk ruimtelijk structuur, rekening houdend met de aanwezige duurzame waarden.

In hoofdlijnen streeft de gemeente naar een Ruimtelijk Model dat inspeelt op de (boven)regionale ontwikkelingen. Asten ziet kansen voor wonen, werken en stedelijke vormen van recreatie en toerisme. Door deze kansen te benutten kan de functie als motor van de Peel duurzaam worden versterkt.

(22)

Voor de ontwikkeling van recreatie, natuur en landschap kiest de gemeente in hoofdlijnen voor de beekdalen en de Groote Peel.

Langs de gehele Aa, van Diesdonk tot aan de Gezandebaan wordt landschapsontwikkeling voorgestaan. Diesdonk fungeert als groene contramal in het verstedelijkte gebied van zowel Helmond als de Peel.

• De Astense aa vormt een belangrijke drager voor hydrologische, ecologische en landschappelijke waarden en derhalve wordt gestreefd naar realisering van een ecologische verbindingszone tezamen met vergroting van de waterbergende functie. De zone zal gaan bestaan uit een ononderbroken strook natuur met een minimale breedte van 25 m, die in beperkte mate toegankelijk zal zijn voor extensieve vormen van recreatie.

• Aansluitend aan de ecologische verbindingszone wordt met name tussen de Berken en Dennendijkse Bossen gestreefd naar versterking van de regionale bosstructuur door strategische bosaanplant in het geval van

compensatieverplichtingen. Bovendien wordt onderzocht in hoeverre de huidige barrière werking van de A67 kan worden verminderd.

Het Duurzaam Ruimtelijke Structuurbeeld (links) en de Strategie kaart (rechts)

(23)

Duurzaam ruimtelijk structuurbeeld, Ruimtelijk model (Bron: Toekomstvisie de Avance, 2006)

(24)

Rondom de kernen bevinden zich verschillende, al dan niet historische bebouwingslinten en buurtschappen. Het doel is deze linten te behouden en mogelijk in kwalitatieve zin te versterken. Dit kan zowel verdichting als verdunning betekenen.

Het grote middengebied betreft het belangrijkste verwevingsgebied van de gemeente. Waar mogelijk dient de landbouw hier de ruimte te krijgen.

• De gemeente wenst aan agrarische bedrijven een duurzaam perspectief te bieden, binnen de gestelde randvoorwaarden van het reconstructieplan. Ten aanzien van de hooggewaardeerde glastuinbouwsector1 zal onderzoek plaatsvinden naar nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden, mede gezien het feit dat de huidige locatie in het beekdal van de Aa op de lange termijn geen duurzame toekomstwaarde heeft.

• Ten behoeve van de versterking van de herkenbaarheid van het beekdallandschap en de kasteelomgeving wordt een revitaliseringsproject gestart, waarin middels fysieke aanpassingen de zichtbaarheid zal worden vergroot maar bovendien het kasteel een meer publieke functie zal krijgen.

Recreatie en toerisme wordt gezien als een van de nieuwe economische dragers van het landelijk gebied. Er wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling, middels een duidelijke zonering. In het noorden is ruimte voor meer intensieve recreatie vormen terwijl in het zuiden en langs de beken ruimte wordt geboden aan extensievere recreatiemogelijkheden.

Uitvoeringsprogramma recreatie en toerisme 2007-2010

In het uitvoeringsprogramma recreatie en toerisme 2007-2010, Gemeente Asten staat de missie voor de ontwikkeling van recreatie en toerisme opgenomen. In de gemeentelijke recreatienota worden in het buitengebied van Asten twee specifieke gebieden aangeduid, waar de sector recreatie en toerisme meer dan wel minder groeimogelijkheden krijgt te weten:

• Het recreatief ontwikkelingsgebied (ten noorden van de A-67 en rondom de Witte Bergen): dit betreft gebieden waar reeds veel toeristisch aanbod bestaat en waar verdere toeristische ontwikkeling mogelijk is. Er wordt in deze gebieden ruimte geboden voor verdere kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en kwaliteitsuitbreiding van bestaande bedrijven.

Daarnaast is in deze gebieden ‘planologische’ ruimte voor nieuwvestiging van kleinschalige intensieve en extensieve recreatieve voorzieningen. Hiertoe is voor het gebied de Witte Bergen reeds een aparte gebiedsvisie ‘Witte Bergen’

opgesteld (vastgesteld dd. 20 10 08).

• Kansrijk extensief recreatief landelijk gebied: dit gebied is een aantrekkelijk en interessant landelijk gebied vanuit de

(25)

medegebruik, extensieve waterrecreatie en voor verschillende routestructuren. Het gaat daarbij om voorzieningen als fiets- en wandelpaden, rust- en picknickbanken, informatiepanelen, overstapjes, knuppelpaden, aanlegplaatsen, vissteigers en kano-uitstappunten. Naast het realiseren van nieuwe voorzieningen is kwaliteitsverbetering van de bestaande voorzieningen noodzakelijk. De vestiging van een landschapscamping past goed in dit gebied.

Ambities Economie Asten Someren, januari 2007

Aan de hand van een vijftal diepte-interviews is een economisch ambitieniveau voor de toekomst geformuleerd voor de gemeenten Asten en Someren. Betreffende ambitie kan als basis dienen voor nieuw economisch beleid voor de beide gemeenten.

Toekomstig economisch beeld

De economische structuur in Asten en Someren toont in het jaar 2020 qua samenstelling een vergelijkbaar beeld met 2006, maar er heeft wel een accentverschuiving plaatsgevonden richting bedrijvigheid rondom de thema’s food technology, mechatronica en hoogwaardige metaalindustrie. De werkgelegenheid is verdeeld over meer bedrijven zoals kleinschalige ambachtelijke

bedrijvigheid en dienstverlening. De rol van startende ondernemingen in de economie van Asten en Someren is in 2020 nog steeds groot. De relatief dominante positie van de landbouw heeft zich in 2020 verder gemanifesteerd. De schaalvergroting in de glastuinbouw heeft zich fors doorgezet. Het toeristisch en recreatief bedrijfsleven heeft een belangrijke kwaliteitsslag gemaakt.

Asten en Someren bieden in 2020 tezamen een gevarieerd aanbod aan vestigingsmogelijkheden voor starters, doorstarters en het gevestigd bedrijfsleven met ruimtebehoefte. Dit aanbod vind men op bedrijventerreinen en in voormalige agrarische

gebouwen in de dorpsranden. Omdat deze bedrijfsvestigingen vaak in combinatie met woonfuncties gehuisvest worden zijn het kleinschalige bedrijven in verschillende sectoren met weinig hinder voor de directe omgeving.

Economische ambities

Betreffend economisch toekomstbeeld is doorvertaald in een achttal ambities, waaronder:

1. Bestaande bedrijvigheid bevorderen/versterken en stimuleren van nieuwe economische activiteiten; onder andere gericht op kleinschalige ambachtelijke en dienstverlenende bedrijvigheid, kwaliteitsverbetering en groei van de toeristische en recreatieve bedrijvigheid en startende ondernemers.

2. het bieden van voldoende en kwalitatief passende bedrijfslocaties ten behoeve van behoud en doorgroei van bestaande bedrijvigheid; onder andere gericht op kleinschalige ambachtelijke en dienstverlenende bedrijvigheid, ontwikkeling woon- werkcombinaties, benutten VAB’s in kernrandzones en stellen van duidelijke criteria.

3. benutten toeristisch-recreatieve mogelijkheden; onder andere door ontwikkeling van recreatieve poorten, uitbreiding en verbreding van het toeristisch-recreatief aanbod, routestructuren langs toeristische faciliteiten.

(26)

4. bevordering van een pro-actieve, faciliterende en informatieve overheid; onder andere gericht op mogelijkheden in plaats van beperkingen op het gebied van ruimtelijke ordening en milieu.

(27)

3. TOETSING BEBOUWINGSCONCENTRATIES

3.1. Opzet

Om in te kunnen gaan op verzoeken van individuele initiatiefnemers is het noodzakelijk om inzicht te hebben in het karakter van de bebouwingsconcentraties. Hiertoe is een analyse uitgevoerd van alle aangewezen bebouwingsconcentraties. Uit deze analyse zijn kwaliteiten en knelpunten gedestilleerd, die samen met de analyse aan de basis staan voor de ruimtelijke en functionele visie op de verschillende concentraties. In voorliggend visie zijn per bebouwingsconcentratie de volgende aspecten belicht:

Analyse

Om tot een omschrijving en karakterisering van de verschillende bebouwingsconcentratie te komen heeft er een ruimtelijke en functionele analyse plaatsgevonden. Tevens is er gekeken naar de infrastructuur en het huidig gebiedsbeleid. Uit het voorgaande kunnen de kwaliteiten en knelpunten van de concentratie worden aangegeven.

Ruimtelijke analyse

In de ruimtelijke analyse komen aspecten als stedenbouwkundige structuur, korrelgrootte, bebouwing, groen (laanbeplanting, erfafscheiding e.d.) en de relatie met de kern en het landschap aan de orde. Wanneer er veel (kleine) gebouwen bij elkaar staan die omzoomd zijn met of afgewisseld worden door groene elementen, spreken we over een kleine of fijne korrel. De concentratie zal in de regel dan ook weinig doorzichten hebben naar het omliggende landschap en een gesloten en introvert karakter hebben.

Echter zijn er ook concentraties die bestaan uit ensembles van (voormalige) boerderijen en agrarische opstallen omzoomd met erfbeplanting, die als eilanden te midden in het meer open agrarische landschap liggen. De concentratie heeft dan een meer open karakter, waarbij het omliggende landschap van belang is in de ruimtelijke structuur.

Aan de hand van de ruimtelijke analyse en perceelsbestemmingen heeft de begrenzing van de verschillende bebouwingsconcentraties plaatsgevonden. De begrenzing is weergegeven op het kaartbeeld van de betreffende

bebouwingsconcentraties. Deze begrenzing is van belang omdat binnen de begrenzing ruimere mogelijkheden worden geboden voor sloop, herbouw en bouw in het kader van BiO. Daarbuiten geldt het reguliere beleid voor uitsluitend de percelen met een bouwtitel, zoals vastgelegd in het bestemmingsplan.

Functionele analyse

Het karakter van een bebouwingsconcentratie wordt mede bepaald door het gebruik van bebouwing en buitenruimte. Aangezien het beleid erop gericht is om het buitengebied economisch vitaal te houden, is functieverandering in de toekomst onontbeerlijk.

Met de analyse van de bebouwingsconcentraties is gekeken naar de huidige functies en functies die in de toekomst mogelijk zijn.

(28)

Infrastructuur

De belasting van de infrastructuur en de bereikbaarheid van omliggende kernen en het buitengebied zijn belangrijke aspecten, die mede bepalen of nieuwe bouwstenen inpasbaar zijn in een bebouwingsconcentratie. Het onderscheid wordt – naast de fysieke kenmerken – ook door de verkeersbelasting bepaald. Op verbindingswegen tussen kernen zijn de verkeersintensiteiten maximaal zo’n vijf à zes duizend voertuigen per etmaal. De intensiteiten op de overige wegen zijn beperkt tot veelal het

bestemmingsverkeer. Met deze opbouw dient rekening te worden gehouden in het kader van het Buitengebied in ontwikkeling.

Voorkomen moet worden, dat door een mogelijke functieverandering van de vrijkomende agrarische bedrijven nieuwe knelpunten ontstaan in de sfeer van de verkeersveiligheid en verkeersintensiteit.

Beleid

Met dit aspect wordt aangegeven hoe het huidige gebiedsgerichte beleid van invloed is op eventuele mogelijke veranderingen.

Kwaliteiten en knelpunten

Op basis van de uitgevoerde analyse zijn per bebouwingsconcentratie de belangrijkste kwaliteiten en knelpunten aangegeven.

Kwaliteiten kunnen zowel ruimtelijk als functioneel zijn en hebben een belangrijk aandeel in het karakter van een concentratie.

Een voorbeeld van de kwaliteit van een concentratie is het ritme waarmee bebouwingsensembles afwisselen met doorzichten naar het open agrarische landschap. In het wensbeeld wordt er naar gestreefd deze kwaliteit bij voorkeur te versterken, maar op zijn minst te behouden.

Knelpunten doen afbreuk aan het karakter van een concentratie en zullen dan ook in het wensbeeld opgelost moeten worden.

Als knelpunt kan een grootschalig agrarisch bedrijf te midden van een fijnkorrelig wooncluster worden gezien. In het wensbeeld wordt dan aangegeven welke functies geschikt zijn voor (her)gebruik van de kavel, om zo de ruimtelijke kwaliteit van de

concentratie te verbeteren.

Wensbeeld

Aan de hand van de analyse is er per bebouwingsconcentratie beschreven welke ontwikkeling in de toekomst wenselijk wordt geacht. Het wensbeeld zal daarbij de beschreven kwaliteiten van de concentratie versterken en oplossingen aandragen voor eventuele knelpunten.

Bij het oplossen van knelpunten kan veel ruimtelijke kwaliteitsverbetering plaatsvinden, doordat overtollige en/of grootschalige bebouwing geamoveerd wordt en het landschapsgroen wordt versterkt. Deze kwaliteitsverbetering is een voorwaarde voor verruimde mogelijkheden binnen de bebouwingsconcentraties. Belangrijke aspecten hierbij zijn eventuele nieuwe functies en de

(29)

3.2. Wensbeelden

Per bebouwingsconcentratie is een kaartbeeld met daarin de analyse en het wensbeeld opgesteld. De gebruikte symbolen zullen per kaart hieronder worden toegelicht.

- Kern;

De kern is grijs weergegeven en valt buiten het plangebied waar voorliggende visie op van toepassing is. Met een bolletjeslijn is de begrenzing van het bestemmingsplan landelijk gebied aangegeven.

- Grens bebouwingsconcentratie;

Dit is de contour van een bebouwingsconcentratie waarbinnen de verruimde mogelijkheden zoals gesteld in de visie van toepassing zijn. De contour op de kaart is bepaald aan de hand van perceelindelingen en feitelijk aanwezige

landschapselementen zoals groenopstanden of watergangen.

- Achterste rooilijn;

Toekomstige bebouwing mag niet verder dan de achterste rooilijn worden gebouwd, om zo het achterliggende landschap te beschermen tegen verdichting.

- GHS-natuur en GHS landbouw;

Binnen de GHS-natuur en GHS landbouw zijn beperkingen opgelegd aan de functieontwikkelingen. Daarnaast is de indicatie van belang dat het hier gebieden betreft waar een hoge natuurdoelstelling voor geldt: substantiële verstoring van waarden door functieverandering dient te worden voorkomen. Tot slot vormt de GHS aanleiding om in het kader van de tegenprestatie de natuurwaarden te versterken.

- Bos;

De op de kaart aangegeven bosgebieden is geen verstedelijking mogelijk. Verder zijn er beperkingen opgelegd aan de functieontwikkeling. . Daarnaast is de indicatie van belang dat het hier gebieden betreft waar een hoge natuurdoelstelling voor geldt: substantiële verstoring van waarden door functieverandering dient te worden voorkomen.

- Bomenrij, bomenlaan, houtsingel en beschermde boom(groep);

Voor zover beplanting binnen of nabij een bebouwingsconcentratie waardevol of beeldbepalend is, wordt deze op kaart aangegeven. Tevens wordt hiermee aangegeven dat ter plaatse sprake is van een afgeronde groenstructuur. Dit impliceert dat elders aanvullingen mogelijk zijn, behoudens waar zichten (zie hierna) zijn aangegeven.

- Belangrijk zicht;

(30)

De belangrijke ruime open doorzichten, waarbij over een grotere lengte langs de weg een beeldbepalend direct visueel contact is met het landschap, zijn als belangrijk zicht op de kaart aangegeven. Hier is verdichting met beplanting niet gewenst en verdichting door bebouwing uitgesloten.

- Wenselijk zicht:

Op plaatsen waar kleine doorkijkjes zijn naar het landschap (vaak tussen bebouwde erven door) die karakteristiek zijn voor het beeld binnen de bebouwingscluster, zijn deze op kaart aangegeven. Dit kunnen bestaande zichten zijn die behouden moeten worden. Waar nog niet bestaande doorzichten tot structuurversterking zouden kunnen leiden, zijn deze

aangegeven. In geval er ter plaatse van zo’n niet bestaand doorzicht een functieverandering wordt ingezet, moet worden bezien of door sloop en/of herbouw het doorzicht gecreëerd kan worden.

- Waardevolle open ruimte;

Een waardevolle open ruimte is een veelal alzijdig begrensde landschappelijke eenheid waarbij de samenhang tussen de open ruimte en het groene landschapskader, danwel de insluiting door erven, beeldbepalend is. Deze waardevolle ruimte mag niet worden bebouwd en de gemeente stelt extra kwaliteitseisen aan de randen.

- Cultuurhistorisch waardevol gebouw of rijksmonument;

De als historisch waardevol gekarteerde bebouwing in het kader van het Cultuurhistorisch waardevol gebouw en de Rijksmonumenten zijn op kaart aangegeven. Hiervan gaat een signaalfunctie uit, waarbij erop wordt gewezen dat de waardevolle en beschermde panden in hun aard en verschijning behouden of hersteld dienen te worden. Dit stelt eisen aan het hergebruik en de inrichting van de buitenruimte of nieuwbouw nabij het waardevolle pand.

(31)

4. VISIE BEBOUWINGSCONCENTRATIES

De gemeente Asten is gelegen ten zuidoosten van het stedelijk netwerk Eindhoven-Helmond. De gemeente wordt horizontaal doorsneden door de A67. Aan de westgrens van de gemeente loopt de Zuid-Willemsvaart.

Ten noorden van de A67 vormt kerngebied voor ruimte-intensievere functies zoals wonen, werken en leisure. Het zuidelijk deel van de gemeente maakt onderdeel uit van een gebied met meer ruimte-extensieve functies zoals landbouw, recreatie en natuur.

Hier is het meer oorspronkelijke landschappelijke karakter met het open tot halfgesloten ontginningslandschap van de gemeente Asten herkenbaar. De openheid betreft met name de jongere ontginningen, de oudere ontginningen (rondom de kernen)

kenmerken zich door een kleinschaliger en meer besloten karakter. In het zuiden van de gemeente bevindt zich het grootschalig nog onontgonnen hoogveengebied van de Groote Peel. Daarnaast bevindt zich in de gemeente een aantal boscomplexen, met name de Oostappense Heide in het noorden en de Dennendijkse Bossen en de Berken in het oosten van de gemeente, die tezamen met de Groote Peel de groene structuur van de gemeente vormen.

Tenslotte is het landschap gevormd door de doorsnijding van de beekdalen van de Aa en de Astense Aa, die de west- respectievelijk oostgrens van de gemeente markeren.

4.1. Beleidsanalyse

Interim-structuurvisie en paraplunota

De bestaande bosgebieden ten noordwesten van de kernen Asten en Ommel en ten zuidoosten van de kern Asten maken onderdeel uit van de provinciale groene hoofdstructuur. Dit geldt ook voor gronden in en nabij het beekdal van de Astense Aa (in het oosten) en het beekdal van de Aa (in het noordwesten), die zijn aangeduid leefgebied kwetsbare soorten danwel leefgebied struweelvogels.

De overige gronden maken onderdeel uit van de agrarische hoofdstructuur en bevatten geen specifieke provinciale natuur- en landschapswaarden.

Regionaal structuurplan

In het uitwerkingsplan regionaal structuurplan Zuidoost Brabant wordt directe omgeving van de kern Asten aangeduid als een gebied waar transformatie afweegbaar is. Dit geldt tevens voor de aangeduide bebouwingsconcentraties Laarbroek, Ostade, Dijkstraat, Ommel-Oost (Jan van Havenstraat) en de Diesdonk.

Ter plekke van bebouwingsconcentratie Laarbroek is een zoekgebied voor uitbreiding van bedrijventerrein opgenomen.

(32)

Ter plekke van bebouwingsconcentratie Diesdonk is een zoekgebied voor een mogelijk bedrijventerrein geprojecteerd. Hiervoor wordt momenteel een milie-effectrapport (MER) opgesteld Naar verwachting zal het milieueffectrapport in de loop van 2009 kunnen worden afgerond. Vervolgens zal het voorstel voor de locatiekeuze en de fasering van de uitvoering, inclusief een toelichting op de gemaakte integrale afweging, ter besluitvorming aan de colleges en gemeenteraden van de betreffende gemeenten worden aangeboden.

De bebouwingsconcentraties Voordeldonk, Venbergweg en Ommel-noord maken onderdeel uit van het landschappelijk raamwerk, alwaar in begin geen transformatie naar verdere verstedelijking wordt voorgestaan.

Reconstructieplan de Peel

De kern Asten is begrensd door extensiveringsgebied, alwaar de uitbreidings- of hervestigingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven zeer beperkt zijn. De wat verder van de kern gelegen bebouwingsconcentratie Dijkstraat is gelegen in verwevingsgebied. Ter plekke dienen eventuele uitbreidingswensen van intensieve veehouderijbedrijven te worden afgewogen tegenover de ruimtelijke kwaliteit en aanwezige functies ter plaatse.

Bovendien is de bebouwingsconcentratie Dijkstraat gelegen in het aangeduid intensief recreatie gebied. In deze gebieden is ruimte voor kwaliteitsverbetering, productvernieuwing en kwaliteitsuitbreiding van bestaande bedrijven en incidentele nieuwvestiging.

Het gebied Diesdonk, in het noordwesten van de gemeente, is aangewezen als in te richten waterbergingsgebied. Over de exacte begrenzing en verdere invulling van de overblijvende ruimte wordt nog nader onderzoek verricht. Op basis van de hieruit voortvloeiende resultaten zal het waterschap de definitieve omvang en locatie op perceelsniveau vast leggen en een

inrichtingsplan opstellen. Daarnaast zijn binnen de gemeente Asten enkele voorlopige reserveringsgebieden waterberging opgenomen.

(33)
(34)

Gemeentelijke toekomstvisie ‘de Avance’

Voor de ontwikkeling van recreatie, natuur en landschap kiest de gemeente in hoofdlijnen voor de beekdalen. Langs de gehele Aa wordt landschapsontwikkeling voorgestaan. Diesdonk fungeert als groene contramal in het verstedelijkte gebied van zowel Helmond als de Peel. De Astense aa vormt een belangrijke drager voor hydrologische, ecologische en landschappelijke waarden en derhalve wordt gestreefd naar realisering van een ecologische verbindingszone tezamen met vergroting van de

waterbergende functie. De zone zal gaan bestaan uit een ononderbroken strook natuur met een minimale breedte van 25 m, die in beperkte mate toegankelijk zal zijn voor extensieve vormen van recreatie.

Recreatie en toerisme wordt gezien als een van de nieuwe economische dragers van het landelijk gebied. Er wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling, middels een duidelijke zonering. In het noorden is ruimte voor meer intensieve recreatie vormen terwijl in het zuiden en langs de beken ruimte wordt geboden aan extensievere recreatiemogelijkheden.

Bestemmingsplan buitengebied

Conform het ontwerp bestemmingsplan buitengebied zijn de meeste gronden rondom Ommel en Asten bestemd als agrarisch gebied met landschappelijke waarden met de nadere aanduiding cultuurhistorisch waardevolle akkers en kampontginningen. Dit betreft ook de bebouwingsconcentraties Ostade, Dijkstraat, Voordeldonk, Venbergweg, Ommel-Oost en Diesdonk.

De gronden ten noorden van de provinciale weg N279 en juist ten zuiden van de A67 zijn aangeduid als agrarisch gebied. Dit betreft de bebouwingsconcentraties Laarbroek en Ommel-Noord.

4.2. Ruimtelijke analyse

Geomorfologie en bodem

De kernen van Asten en Ommel zijn evenals de omliggende bebouwingsconcentraties gelegen op een dekzandrug. De bebouwingsconcentraties Diesdonk en Dijkstraat maken deel uit van het beekdalsysteem van de Aa.

De betreffende gronden bestaan hoofdzakelijk uit leemarm zeer fijn tot matig fijn zand. Sommige delen, die sinds lang als

(35)

Hydrologie

De gronden om en nabij de kernen van Asten en Ommel zijn aangeduid als intermediair gebied. Hier kan in de tijd afwisselend kwel en infiltratie plaatsvinden. De bebouwingsconcentratie Ommel-Noord is aangeduid als infiltratiegebied. Bij nieuwe functies dient de infiltratiefunctie gewaarborgd te blijven.

De gronden hebben een grondwatertrap variërend van VI tot VIII. Het betreffen derhalve droge gronden.

Archeologie

Op de indicatieve archeologische verwachtingskaart wordt voor het merendeel van de gronden rondom de kernen Asten en Ommel een hoge trefkans voor archeologische vondsten verwacht. Alle beschreven bebouwingsconcentratie, met uitzondering van het oostelijk deel van Diesdonk kennen een middelhoge of hoge archeologische verwachting. Deze verwachtingswaarden zijn gebaseerd op de combinatie van bodemsoort en grondwatertrap ter plaatse. Binnen Asten betreft dit met name de

eerdgronden en de beekdalen, alwaar van oudsher bewoning plaats vond. Nader onderzoek dient uit te wijzen of in de bodem waardevolle bewoningsresten kunnen worden aangetroffen.

Cultuurhistorie

Het merendeel van de historische wegenstructuur rondom de kernen van Asten en Ommel wordt op de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie gewaardeerd als van redelijk hoge waarde op gebied van historische geografie. De

groenstructuur nabij Dijkstraat en Hoekstraat zijn als historisch waardevol aangemerkt. Daarnaast zijn een aantal boerderij panden aan Voordeldonk, Venbergweg, Hoekstraat, Ommel-noord, Ommel-oost en Diesdonk aangeduid als historisch waardevolle bouwkunst. In de kern Asten bevindt zich aan de Molenweg een gesloten standerdmolen, die dienst doet als korenmolen. De bijbehorende molenbeschermingsbiotoop strekt zich uit tot aan de rand van de bebouwingsconcentratie Laarbroek.

Infrastructuur

De kern Asten is gelegen juist ten zuiden van de stroomweg Rijksweg A67, die daarmee de kern Asten fysiek ruimtelijk van de kern Ommel scheidt, die ten noorden van de Rijksweg A67 is gesitueerd. De kern Asten is tevens gesitueerd ten westen van de provinciale ontsluitingsweg N279, die ‘s –Hertogenbosch met Roermond verbindt. Iets meer westelijk gelegen bevindt zich de provinciale ontsluitingsweg N266, die Helmond met Weert verbindt. Daarnaast wordt de kern via gebiedsontsluitingswegen met de naburige kernen Someren, Deurne en Heusden verbonden.

Door de situering van de kern Ommel nabij de A67 een N279 zijn enkele uitvalswegen afgesneden, waaronder de Jan van Havenstraat en Kennisstraat.

(36)

Landschappelijke structuur

Asten wordt omringd door een half gesloten agrarisch landschap, ingesloten tussen een drietal infastructurele verbindingen. Ten noorden ligt de A67. De bedrijventerreinontwikkeling heeft zich georiënteerd op de A67 en heeft de potentie verder uit te groeien.

Tegelijkertijd liggen er kansen voor (stedelijke vormen van) recreatie.

Aan de westgrens van de gemeente loopt de Zuid-Willemsvaart. Het gebied ten noorden van de A67 vormt het kerngebied voor ruimte-intensievere functies zoals wonen, werken en recreatie. Het zuidelijk deel van de gemeente maakt onderdeel uit van een gebied met meer ruimte-extensieve functies zoals landbouw, recreatie en natuur. Hier is het meer oorspronkelijke

landschappelijke karakter met het open tot halfgesloten ontginningslandschap van de gemeente Asten herkenbaar. De openheid betreft met name de jongere ontginningen, de oudere ontginningen (rondom de kernen) kenmerken zich door een kleinschaliger en meer besloten karakter. In het zuiden van de gemeente bevindt zich het grootschalig nog onontgonnen hoogveengebied van de Groote Peel. Daarnaast bevindt zich in de gemeente een aantal boscomplexen, met name de Oostappense Heide in het noorden en de Dennendijkse Bossen, de natuurparel de Berken in het oosten en de Witte Bergen in het zuiden van de gemeente, die tezamen met de Groote Peel de groene structuur van de gemeente vormen.

Het landschap is mede gevormd door de doorsnijding van de beekdalen van de Aa en de Astense Aa, die de west- respectievelijk oostgrens van de gemeente markeren.

De kern Ommel is omringd door een oud akkercomplex. Ten noorden van Ommel is de bolle ligging van dit akkercomplex het meest herkenbaar en is de akker het meest waardevol. Ten zuidoosten van Ommel is het akkercomplex minder herkenbaar in het landschap en is reeds sprake van verspreide bebouwing in de vorm van agrarische bedrijfsgebouwen en woonhuizen. Het gebied maakt een verrommelende indruk.

Stedenbouwkundige structuur

Ter plaatse van de kern Asten vindt reeds geruime tijd bewoning plaats, vanwege de gunstige situering op een hoger gelegen zandrug, aan beide kanten omgeven door de rivier de Aa. Asten betrof de eerste grote plaats nabij de Peelmoerassen en kon zich daardoor snel ontwikkelen, met een concentratie aan bedrijvigheid (smederijen, kroegen en logementen). In de jaren 30 van de vorige eeuw werd veel heide- en veengrond ten gunste van land- en bosbouw in cultuur gebracht. Met de komst van een bedrijventerrein werden ook andere soorten bedrijvigheden ontwikkeld, waarna de kern zich verder uitbreidde over de omliggende akkerbodems.

Ommel is ontstaan als een verzameling boerderijen op het kruispunt Marialaan-Kloosterstraat en Kluisstraat – Jan van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het bedrag van de retributie dat is verschuldigd door eenieder (behalve bedrijven en zelfstandigen) die gebruik maakt van het recyclagepark voor de aanvoer van de in artikel 2

Niet alleen op het gebied van milieueisen en vergunningen, maar ook bouwbegeleiding bij bedrijfsuitbreidingen.’ Adviseur Milieu en Ruimtelijke Ontwikkeling Sjaak van Schaik

Aangezien de bouw van een woning ter plaatse niet haalbaar is, zal de gemeente overgaan tot het leveren van een financiële bijdrage ter compensatie van de vermogensderving.. Uw

In navolging van hetgeen reeds was aangegeven in het Streekplan Noord-Brabant 2002, namelijk dat de regeling ruimte voor ruimte kan worden ingezet ter bevordering van de sloop

Woonwensen van (toekomstige) ouderen voor de buurt of gemeente waarin zij willen wonen als ze in de toekomst (meer) zorg nodig hebben (N=198; percentages) meerdere

In de ontwerpfase van het provinciaal cultuurbeleid 2001-2004 is met gemeenten, instellingen, organisaties en individueel betrokkenen overlegd over de manier waarop wij de voor-

Onze provincie wordt geconfronteerd met nieuwe en evoluerende uitdagingen: de mobiliteitsdruk is groter dan 15 jaar geleden, de steden doen het beter maar de toenemende

De deputatie bezorgt het ontwerp van provinciaal beleidsplan ruimte vóór de start van het openbaar onderzoek aan de provinciale commissie voor ruimtelijke ordening. De deputatie