• No results found

Achtergrondinformatie bij VO-canonles in LessonUp: Gebruik je verstand - Ideeën van de Verlichting

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Achtergrondinformatie bij VO-canonles in LessonUp: Gebruik je verstand - Ideeën van de Verlichting"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Verlichting – in het Duits Aufklärung, in het Engels Age of Enlightenment of Age of Reason – was een intellectuele beweging uit de achttiende eeuw, waarbij wetenschappelijk denken vanuit rationalisme en empirisme centraal stond. Hierdoor ontstond een nieuw wereldbeeld, dat gebaseerd was op een sterk vertrouwen op de rede en een algehele vooruitgang op het gebied van wetenschap, onderwijs, sociale hervorming en politiek. De beweging van de Verlichting had vooral invloed in Europa en de Verenigde Staten. Wat waren de wortels, kerngedachten, hoofdpersonen en gevolgen van de Verlichting?

De Verlichting is – net als bijvoorbeeld de Renaissance, de Industriële Revolutie of de Barok – een chro- nologisch moeilijk af te bakenen historisch tijdvak. De Verlichting beleefde haar hoogtepunt in de acht- tiende eeuw, maar de intensiteit ervan verschilde van land tot land.

In veel schoolboeken en lesmethoden wordt de term rationalisme wel gepropageerd als synoniem voor de term Verlichting (waarbij de geest ‘verlicht’ wordt), maar dat is enigszins misleidend en niet geheel juist. De Verlichting leunde sterk op het rationele denken, maar – zoals we verderop zullen zien – waren er in de tijd van de Verlichting twee wetenschappelijke methoden dominant: het rationalisme (op het con- tinent, met name Frankrijk) en het empirisme (met name in Engeland). Beide gingen uit van een andere kennisbron, respectievelijk het intellect en de zintuiglijke ervaring of waarneming. Ook waren er Verlich- tingsdenkers, onder wie Immanuel Kant (1724-1804), die het empirische en rationalistische uitgangspunt probeerden te combineren. Dezelfde Kant definieerde de kern van de Verlichting in zijn essay ‘Was ist Aufklärung?’ (Wat is Verlichting?) als volgt, waarbij de frase sapere aude (‘durf te weten’) de grondge- dachte daarvan weergaf:

“Verlichting is het uittreden van de mens uit zijn onmondigheid waaraan hij zelf schuldig is. Onmon- digheid is het onvermogen gebruik te maken van zijn verstand zonder leiding van een ander. Aan deze onmondigheid is men zelf schuldig wanneer de oorzaak ervan niet ligt in gebrek aan verstand maar ligt in het gebrek aan beslissing en moed het verstand te gebruiken zonder leiding van een ander. ‘Sapere aude!’: ‘Heb de moed te weten’ (d.i. gebruik te maken van uw eigen verstand), is derhalve het devies van de Verlichting’.”

Wortels & begin- en eindpunt van de Verlichting

De Verlichting als intellectuele beweging had haar wortels in de wetenschappelijke revolutie van de ze- ventiende eeuw, die op zijn beurt weer mogelijk was gemaakt door de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450.

Veel historici beschouwen het werk Principia (1687) – voluit: Philosophiae naturalis principia mathema- tica – van Isaac Newton (1643-1727) als hét startpunt van de Verlichting. In dit werk ontvouwde Newton zijn universele bewegingsleer, de wetten van de zwaartekracht en een mathematische en empirische benadering van de natuurkunde. Maar ook de democratisering in Engeland tijdens de Glorious Revoluti- on (1688) wordt wel als begin van de Verlichting aangemerkt.

De Franse Revolutie wordt vaak genoemd als het ‘eindpunt’ van de Verlichting. ‘Eindpunt’ staat tussen aanhalingstekens, want de Verlichtingsidealen bleven ook daarna bestaan.

De Verlichting

Achtergrondinformatie bij VO-canonles in LessonUp:

Gebruik je verstand - Ideeën van de Verlichting

(2)

Empirisme en rationalisme:

belangrijkste wetenschappelijke methoden uit de tijd van de Verlichting

Engeland werd de thuisbasis van empiristische verlichte denkers en filosofen, onder wie de Verlichtings- denkers John Locke (1632-1704), George Berkeley (1685-1753) en David Hume (1711-1776). Het empirisme dat zij als wetenschappelijke methode toepasten, was door zintuiglijke waarneming en/of proefonder- vindelijke ervaringen van individuele gevallen tot algemene hypothesen te komen.

Maar het echte zenuwcentrum van de Verlichting was Parijs, van waaruit zich het rationale verlichte denken over Europa verspreidde via de philosophes. De bekendste filosofen onder hen waren Charles Montesquieu (1689-1755), Voltaire (1694-1778), Jean-Jacques Rousseau (1712-1778) en de redacteuren van de Encyclopédie Denis Diderot (1713-1784) en Jean le Rond d’Alembert (1717-1783). Het rationalisme is een wetenschappelijke methode die uitgaat van universele, algemene natuurwetten, die altijd geldig zijn (wetmatig) en van waaruit je individuele conclusies kunt trekken. Het empirisme redeneert dus van meerdere losse zintuiglijke waarnemingen naar een hypothese (‘vier koeien zijn zwart en wit’, dat kan ik zien, dus is de hypothese ‘alle koeien zijn zwart en wit’; althans tot er een tegenvoorbeeld komt = induc- tie). Het rationalisme gaat uit van een algemene hypothese (natuurwet), waaruit je voortdurend losse, individuele conclusies kunt trekken (als a+b < c dan is c > a, bijvoorbeeld = deductie).

Een filosoof die beide methodische stromingen – empirisme en rationalisme – probeerde te combineren, was de Duitse Verlichtingsfilosoof Immanuel Kant (1724-1804). verstandelijke kennis stemde volgens hem overeen met de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid, maar dat kwam omdat het menselijk ver- stand die werkelijkheid structureerde.

De Verlichting kenmerkte zich door de volgende belangrijke opvattingen:

Ratio in plaats van religio (vooral in Frankrijk, in Nederland minder stringent): gebruik van het verstand en waarneming in plaats van vooringenomen geloof. Zowel het empirisme als rationalis-

me gaan niet uit van voorgegeven waarheden vanuit een Bijbel of geloof, maar van de idee dat je kennis verkrijgt via waarneming/ervaringen en/of via redeneren/nadenken.

Vooruitgangsgeloof: nadenken over de werkelijkheid – via de ratio en/of op basis van waarne ming & ervaring – leidt hoe dan ook tot vooruitgang en progressie. Hieruit volgt een sterk geloof in de maakbaarheid van de samenleving, vertrouwen in wetenschap en onderwijs, en een be- klemtoning van de individuele verantwoordelijkheid om jezelf te ontplooien.

Emancipatie: kennis is belangrijker dan afkomst, iedereen is gelijk. De empiristen zeiden bijvoor beeld: iedereen wordt geboren als een tabula rasa (leeg blad) en doet lopende zijn leven kennis en ervaringen op. Ieder mens maakt dezelfde start, dus verdient iedereen ook emancipatiekansen en dient er in de politiek naar democratisering gestreefd te worden.

Gevolgen van de Verlichting

De Verlichting heeft diepgaande maatschappelijke gevolgen gehad op met name de westerse wereld, specifiek in Europa en de Verenigde Staten. De belangrijkste lange termijn- en korte termijngevolgen van de Verlichting zijn:

Politiek: er vond rond 1750 een overgang plaats van absolutisme naar verlicht absolutisme of verlicht despotisme. Vorsten als de Pruisische koning Frederik de Grote (1712-1786) en de Russi- sche tsarina Catharina de Grote (1729-1796) voerden enkele verlichte waarden en ideeën door en gaven hun onderdanen meer vrijheden en inspraak. In andere landen en gebieden stimuleer- den de Verlichtingsidealen revoluties waar de zittende vorst het veld moest ruimen, zoals de Glo- rious Revolution (1688) in Engeland, de Amerikaanse Revolutie (1776), de Patriottentijd (1781-1786) in de Nederlanden en de Franse Revolutie (1789). De democratiseringsbeweging in de negentiende eeuw is ook een rechtstreeks politiek gevolg van de Verlichting.

Economisch: de onderzoekende geest van de Verlichting stimuleerde de Industriële Revolutie en het ‘kapitalisme’. Er werden nieuwe uitvindingen gedaan. Tevens legde de Verlichting de ba- sis voor nieuw economisch denken, zoals het liberalisme en vrijemarktdenken (laissez faire) van

(3)

Adam Smith (1723-1790) en het utilitarisme (pragmatisch denken in termen van ‘algemeen nut’) van John Stuart Mill (1806-1873).

Sociaal: de Verlichting stimuleerde de opkomst van emancipatiebewegingen en burgerrechten- groeperingen vanuit de idee dat iedereen gelijk(waardig) is. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de Société des Amis des Noirs, opgericht in 1788, die gelijke burgerrechten voor (vrije) Zwarten na- streefde. Ze bereiken hun doel in 1792! Ook de opkomst van een zelfbewuste burgerij die verlichte idealen aanhing (persoonlijke ontwikkeling, Bildung) was een uitvloeisel van de Verlichtingsidea- len.

Religieus: de Verlichting leidde tot religieuze modernisering. Zo ontstond het deïsme, dat wel geloofde dat er een God bestond, maar dat die zich niet met de aarde bemoeide. God had de aarde en natuurwetten als een soort horlogemaker in elkaar gezet, de klok opgewonden, maar bemoeide zich verder niet meer met de wereld. Tal van theologen gingen verder dan de deïsten en kwamen tot scepticisme, atheïsme of materialisme. Bekend zijn de moderne verlichte theo- logen in Duitsland, de zogeheten Neologen.

Intellectueel-maatschappelijk: een belangrijk gevolg van de Verlichting was het ontstaan van een ‘publieke ruimte’ (public sphere) die ruimte bood voor rationele, open en maatschappelijke discussies. Voorbeelden hiervan zijn de salons in Frankrijk, cafés, literaire clubs, maar ook de op- komst van allerlei kritische en beschouwelijke tijdschriften (zoals De Hollandsche Spectator van Justus van Effen), nieuwe vormen van onderwijs, de vrijmetselarij (die vrijdenken stimuleerde) of de opkomst van het fenomeen ‘vereniging’ in de negentiende eeuw.

Tegenbewegingen: de Verlichting riep ook tegenbewegingen op. Het meest bekend zijn onder meer de Romantiek in de negentiende eeuw, het conservatisme van Edmund Burke in Engeland en de opkomst van het gereformeerde (neo)calvinisme in Nederland onder Guillaume Groen van Prinsterer (1801-1876) en Abraham Kuyper (1837-1920). Beide heren stonden aan de basis van de Antirevolutionaire Partij (ARP, 1879), die zich keerde tegen de Verlichtingsidealen van de Franse Revolutie.

Bron: https://historiek.net/de-verlichting-stroming/79841/

Eise Eisinga (1744-1828)

Eise Eisinga werd geboren op 21 februari 1744 in Dronryp. Zijn vader was wolkammer. Zoals gewoon was in die tijd kon Eise tot zijn twaalfde naar school. Daarna leerde hij het beroep van zijn vader.

Eises vader hield van wiskunde, sterrenkunde en het bouwen van modellen. Hij leerde dit ook aan Eise.

Eise was zo slim dat zijn ouders ervoor zorgden dat hij vanaf zijn twaalfde één keer per week les kreeg in wiskunde. Zij betaalden daarvoor een vriend van zijn vader, Willem Wytzes.

Toen Eise 15 was schreef hij alles op wat hij tot dan toe geleerd had. Het werd een boek van ongeveer 650 bladzijdes (hij schreef dus feitelijk geen boek, maar noteerde zijn opdrachten). Twee jaar later schreef hij een boekje over sterrenkunde.

Eise Eisinga mocht ook meedoen met een groep mensen in Friesland die zich met sterrenkunde bezig hielden. In die tijd waren er bijzondere dingen te zien aan de hemel. Zo verschenen er rond 1765 kome- ten aan de hemel. Veel mensen dachten dat hierdoor rampen zouden komen en de paniek was zo groot dat sommigen zelfs hun huis verkochten. Negen jaar later, op 8 mei 1774, stonden vier planeten en de maan op een rij aan de hemel. Dominee Eelco Alta, die zich net als Eise ook met wetenschap bezig hield, schreef anoniem een boekje waarin hij zei dat door de onderlinge krachten van de planeten het hele zonnestelsel uit elkaar getrokken zou worden. De aarde zou vergaan. Het provinciebestuur wilde een- zelfde paniek als negen jaar ervoor voorkomen en verbood de publicatie van het boekje. Het mocht pas verschijnen na 8 mei. In de Leeuwarder Courant verschenen wel ingezonden brieven van mensen die het wel of niet eens waren met wat in het boekje stond.

Er is, overigens, geen sprake van een conflict tussen geloof en wetenschap. Voor Eisinga en Alta vormden die twee geen tegenstelling.

Ergens in 1774 begon Eise ook met het bouwen van zijn Planetarium, in zijn woonkamer (waar ook nog

(4)

eens geslapen werd). Eise kon dit doen omdat het intussen heel goed ging met zijn wolkammerij. Hij had geld en tijd om naast het werk als wolkammer het Planetarium te bouwen. Eise schrijft ergens dat hij twee redenen had om het te bouwen: voor zichzelf en om het aan anderen te laten zien. Hij wilde met zijn Planetarium kunnen uitleggen wat we zien aan de hemel en waarom dat zo is.

Zeven jaar later had hij het klaar. Vlak daarvoor kwamen drie professoren van de Universiteit van Frane- ker langs. Eén van die drie, professor Van Swinden, kwam nog twee keer terug en was zo onder de indruk dat hij een boek met een beschrijving van het Planetarium maakte. Ook schreef hij erover aan collega’s.

Via die brieven kwam het ook in heel Europa in de krant. Zelfs in de Verenigde Staten werd over het Planetarium geschreven.

Strijd van de Patriotten

In 1787 brak een opstand uit van de Patriotten. Zij wilden meer invloed van de burgers op het bestuur, ten koste van de Stadhouder. Die kreeg hulp van zijn zwager, de koning van Pruisen. De koning stuur- de soldaten naar de Stadhouder. Eise was een actieve patriot. Hij zat in het stadsbestuur en werd vaak ingeschakeld als er iets met financiën geregeld moest worden. Hij kon immers goed rekenen. Samen met anderen moest hij vluchten. Via Duitsland kwam hij terecht in Visvliet, in de provincie Groningen. Daar werd hij alsnog opgepakt, in Leeuwarden gevangen gezet en na een jaar veroordeeld tot verbanning uit Friesland. Zo kwam hij weer terug in Visvliet.

Zijn huis werd intussen verhuurd. Al een jaar na zijn vlucht overleed zijn vrouw. In Visvliet hertrouwde hij.

Toen de Fransen naar Nederland kwamen konden Eise en de andere patriotten weer terug naar huis.

In 1818 kreeg Eise hoog bezoek: koning Willem I en zijn broer kwamen langs. De koning was zo onder de indruk van het Planetarium dat hij een paar jaar later, in 1825, het pand door de Staat liet kopen.

Op 27 augustus 1828 overleed Eise, 84 jaar oud. Hij werd begraven op het kerkhof van Dronryp, bij zijn vader.

Bron: Eise Eisingas Planetarium

Pieter Teyler (1702-1778)

Pieter Teyler werd in Haarlem geboren als zoon van Isaac Teyler (1669-1750) en Maria van der Hulst.

Beide ouders waren afkomstig uit zeer welgestelde doopsgezinde families. Teylers stamvader was in de 16e eeuw om religieuze redenen vanuit Schotland naar Haarlem uitgeweken. Na de dood van zijn moeder (1721) voegde Teyler haar familienaam Van der Hulst toe aan zijn eigen naam. In 1728 trouwde hij met Helena Wynands Verschaave.

Net als zijn vader was Teyler werkzaam in de textielnijverheid en na diens overlijden nam de dan 48-ja- rige Teyler dan ook de zaak over. Op latere leeftijd richtte hij zich meer op het bankwezen waarmee hij veel geld verdiende. Hij leende bijvoorbeeld geld uit an stadhouder Willem IV en V (die daarmee vervol- gens oorlogen financierden). Hij had aandelen in de VOC. Maar hij had geen rechtstreekse bezittingen in plantages.

Als vertegenwoordiger van de Verlichting had hij grote belangstelling voor kunst en wetenschap.

Daarnaast was hij zeer geïnteresseerd in theologie. Hoewel hij munten, prenten, tekeningen en boeken verzamelde bemoeide hij zich niet actief met het wetenschappelijke leven in Haarlem. Wel bekommerde hij zich om het lot van de armen en wezen van de stad. Zo zorgde hij ervoor dat een niet meer functione- rend hofje weer tot leven kwam. En hij richtte de Tekenacademie op, waar wezen en kinderen uit kansar- me gezinnen leerden tekenen. Dat was toen een vaardigheid die je in veel beroepen absoluut nodig had – waardoor je kansen op de arbeidsmarkt dus stegen.

In 1756, kort na de dood van zijn echtgenote, maakte Pieter Teyler zijn testament op. Hij vermaakte zijn aanzienlijke vermogen aan een stichting die bestuurd moest worden door vijf directeuren, gekozen onder zijn Doopsgezinde vrienden. Als doelstellingen van de stichting noemde Teyler het bevorderen van onderzoek naar godsdienst en het stimuleren van kunsten en wetenschappen. Teylers Stichting is nog steeds actief op die terreinen, middels het uitschrijven van prijsvragen door de twee geleerde Genoot- schappen die onder de stichting ressorteren. Liefdadigheid en armenzorg behoren ook tot de doelstellin- gen van Teylers Stichting.

Uit hoofde van het testament werd de Stichting in 1778, na Pieter Teylers overlijden, eigenaar van zijn

(5)

Christiaan Huygens (1629-1695)

woonhuis aan de Damstraat en van zijn verzamelingen op het gebied van natuurlijke historie, penning- en tekenkunst, alsmede van zijn boekerij. Hoewel de eerste directeuren weinig belang zagen in Teylers eigen collectie, die grotendeels van de hand gedaan werd, gaven zij Leendert Viervant in 1779 opdracht tot het ontwerpen van een ‘Boek- en Konstzael’ achter het Fundatiehuis. Zo ontstond de Ovale Zaal, die in 1784 voor het publiek openging. Teylers Museum is het oudste museum van Nederland. Sinds 2021 is ook het woonhuis van Pieter Teyler toegankelijk voor publiek.

Bronnen:

• www.teylersmuseum.nl

• www.wikipedia.nl

Christiaan Huygens werd in 1629 geboren. Hij was de tweede zoon van Suzanna van Baerle en Constan- tijn Huygens, een bekende dichter en secretaris van twee prinsen van Oranje.

Zijn vader hoopte dat hij rechten en krijgskunde zou studeren. Maar Christiaan koos voor wiskunde, natuurkunde en sterrenkunde.

Als zoon van de bekende dichter en diplomaat Constantijn Huygens groeide hij op in een welvarende familie. Zijn vader zette Huygens op het pad van de wiskunde door hem in contact te brengen met gere- nommeerde wiskundigen. Ook de filosoof René Descartes behoorde tot de vriendenkring van de familie.

Huygens studeerde tussen 1645 en 1647 rechten en wiskunde aan de universiteit van Leiden en vervolgde zijn studies daarna in Breda. In 1651 publiceerde hij zijn eerste wiskundige artikel, maar stortte zich daar- na meer op astronomie en de kansberekening. Zijn belangrijkste astronomische ontdekking volgde in 1655 toen hij, met behulp van één van zijn zelf geslepen lenzen, de grootste Saturnusmaan Titan ontdek- te.Omdat goede waarnemingen in de astronomie vallen of staan bij nauwkeurige tijdswaarneming, con- centreerde Huygens zich op methoden om tijd zo nauw mogelijk vast te kunnen stellen. In 1656 ontwik- kelde hij hiervoor het slingeruurwerk, waar hij patent op aanvroeg. In 1673 volgde een wetenschappelijk werk over het slingeruurwerk, Horologium Oscillatorium sive de motu pendulorum.

Christiaan kon het erg goed vinden met zijn oudere broer Constantijn. Hij schreef veel met hem en sa- men maakten ze sterrenkijkers. Ze slepen de glazen lenzen ook zelf. Met zo’n kijker ontdekte Christiaan in 1655 dat de planeet Saturnus een maan heeft. Hij noemde hem Titan. Even later ontdekte hij ook dat Saturnus een ring heeft. Die ring bestaat uit stof en stenen, die om de planeet heen draaien.

Met al deze ontdekkingen rees de ster van Huygens snel. In 1663 viel hem een grote eer ten deel toen hij verkozen werd om lid te worden van de kort daarvoor opgerichte Engelse Royal Society. In 1666 volgde een aanstelling aan de in Parijs gevestigde Académie Royal des Sciences. Huygens zette deze organisa- tie op naar het voorbeeld van de Engelse tegenhanger.

Zijn gezondheid, die al sinds zijn geboorte niet sterk was geweest, liet hem echter na een aantal jaren in Parijs in de steek, en in 1670 besloot hij terug te keren naar Nederland. Een jaar later keerde Huygens te- rug naar Frankrijk maar zag zich al snel voor een dilemma geplaatst toen de Franse koning Lodewijk XIV in 1672 Nederland binnenviel. Ondanks het feit dat hij als Nederlandse wetenschapper in het land van de

‘bezetter’ werkte, zag hij zich boven politiek verheven en zette hij zijn werk voort.

In 1676 vertrok hij, opnieuw wegens ziekte, voor twee jaar terug naar Nederland. Daar deed hij onder- zoek naar de snelheid van het licht, waarvan hij dacht dat die eindig was. Na weer een aantal jaren in Frankrijk te hebben gewerkt, keerde hij opnieuw terug naar Nederland. Een terugkeer naar Frankrijk werd daarna bemoeilijkt omdat zijn beschermheer, de Franse minister Colbert, was overleden. Toen in 1687 tevens zijn vader overleed vertrok hij, wegens het gebrek aan een wetenschappelijke gesprekspartner, in 1689 naar Engeland.

Daar kwam hij in contact met grote wetenschappers als Newton, waarmee hij reeds een leven lang een wetenschappelijke discussie over de universele zwaartekracht had uitgevochten. Een jaar voor zijn dood vertrok Huygens definitief naar Nederland waar hij tot zijn overlijden werkte aan verbeteringen aan len- zen en slingeruurwerken. Postuum verscheen van hem nog het werk Cosmotheoros (1698), dat algemeen wordt gezien als een van de eerste werken over buitenaards leven.

Huygens hoorde bij de eerste groep moderne wetenschappers in Europa. Ook na Huygens werden andere

(6)

Nederlandse wetenschappers beroemd. Herman Boerhaave (1668-1738) werd met zijn medisch onder- zoek bekend tot in China. Rond 1900 gingen veel Nobelprijzen naar Nederlandse wetenschappers. Eén van hen was Hendrik Lorentz (1853-1928), die met zijn werk de basis legde voor de relativiteitstheorie van Albert Einstein.

Bronnen:

• https://www.canonvannederland.nl/nl/christiaanhuygens

• https://historiek.net/christiaan-huygens-1629-1695/2706/

Antoni van Leeuwenhoek (1632-1722)

Antoni van Leeuwenhoek werd in 1632 geboren in Delft. Hoewel hij gedoopt werd als Thonis Philipszoon, noemde hij zichzelf later Van Leeuwenhoek. Hij kwam uit een redelijk welvarende koopmansfamilie, werd opgeleid voor de handel en begon een winkel in garen en band. Daar raakte hij bekend met het gebruik van vergrootglazen, waarmee hij de kwaliteit van de stof en de dichtheid van het weefsel controleerde.

Op den duur begon hij zijn eigen lenzen te slijpen en polijsten. Rond 1670 ontwikkelde hij de enkelvoudige microscoop, die vele malen sterker kon vergroten dan de samengestelde microscopen uit die tijd.

Het ontwerp van Van Leeuwenhoeks microscopen is relatief eenvoudig: een miniem glazen lensje dat tussen twee metalen plaatjes is geklonken. Het preparaat zat op een pinnetje dat met schroefjes op en neer en dichterbij of verder van de lens kon bewegen. Zo stelde je scherp. De meeste van Van Leeuwen- hoeks microscopen vergrootten zo’n tachtig maal. Maar er waren ook uitschieters bij met een vergro- tingsfactor van 250, wat fenomenaal was voor die tijd.

Voor zover we weten zijn er elf microscopen van Antoni van Leeuwenhoek bewaard gebleven.

Rijksmuseum Boerhaave heeft vier microscopen in de collectie:

Enkelvoudige microscoop V07017, A. van Leeuwenhoek, 1673-1723 Enkelvoudige microscoop V07018, A. van Leeuwenhoek, 1673-1723 Enkelvoudige microscoop V07019, A. van Leeuwenhoek, 1675-1725 Enkelvoudige microscoop V30337, A. van Leeuwenhoek, 1673-1723

Met deze vroege microscopen onderzocht hij talloze biologische verschijnselen. De Delftenaar gaf bij- voorbeeld als eerste beschrijvingen van de bacteriën op zijn eigen tanden en onderzocht spiervezels en haarvaatjes. In 1679 nam hij ook menselijke zaadcellen ‘onder de loep’.

De autodidact was zijn tijd ver vooruit. Dankzij zijn microscopen was hij de eerste die veel biologische verschijnselen onderzocht én beschreef. Van Leeuwenhoek wilde de opgedane kennis kennelijk niet voor zichzelf houden. Hij stuurde brieven aan enkele bekende Nederlandse waarin hij vertelde over zijn onder- zoek. Een van deze Nederlanders, de Delftse arts Reinier de Graaf, was onder de indruk van het werk van Van Leeuwenhoek en introduceerde hem bij het gezaghebbende wetenschappelijk genootschap Royal Society in Londen.

In Londen was men zeer geïnteresseerd in het onderzoek van de Nederlander. Van Leeuwenhoek stuurde vanaf dat moment geregeld brieven vol informatie over allerlei ‘microscopische wezentjes’ die hij had on- derzocht. Aangezien geen van de geleerden in Londen materie nog nooit van zo dichtbij had kunnen on- derzoeken, werd lang niet alles geloofd. Om een einde te maken aan de twijfel stuurde de Royal Society een aantal geleerden naar Delft om het werk van de microscoop met eigen ogen te kunnen onderzoeken.

Een van de onderzoekers, Robert Hooke, een Britse sterren- en natuurkundige, herhaalde Van Leeuwen- hoeks proeven en constateerde dat diens bevindingen juist waren.

In 1680 werd Van Leeuwenhoek als lid van de Royal Society toegelaten. Deze organisatie bestaat nog steeds. Sinds 1979 wordt er jaarlijks een erelezing gegeven. Deze zogenaamde ‘Leeuwenhoek Lecture’

behandelt thema’s uit de microbiologie.

Antoni van Leeuwenhoek stierf in 1723 op 90-jarige leeftijd. Hij is begraven in de Oude Kerk van Delft.

Tijdens zijn leven werd hij wereldberoemd met zijn microscopen en nog altijd wordt hij beschouwd als de grondlegger van de microbiologie.

Bronnen:

• https://historiek.net/antoni-van-leeuwenhoek-1632-1723/413/

• Rijksmuseum Boerhaave

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

[r]

De aloude zegswijze ‘tot tien tellen’ is als methode wat kort door de bocht, maar geeft wel aan waar het om gaat: er is rust en tijd nodig voor het reguleren van de emotie..

Dat wordt met dit plan ernstig verstoord en zal een aanzuigende werking hebben op meer zwaar verkeer dat zich binnen 50 meter vóór de loods zal worden opgesteld!!.. Ik voorzie

In de brainstormsessie De modern werkende mens gaf Roos Wouters, directeur van de Werk- vereniging, een belangenplatform voor Modern Werkenden, ons een inkijkje in de veranderende

Vroeg moeten stoppen is soms noodzakelijk maar heeft heel wat negatieve effecten: in de eerste plaats een lager inkomen (nu, maar ook minder kunnen sparen voor als we echt oud

For Europe &amp; South Africa: Small Stone Music Publishing,

` de buitenplaatsen hebben door zichtlijnen een relatie met de historische linten Kruisstraat en de Passewaaijse Hogeweg;.. ` de richting van de historische blokverkaveling zal terug

21 a Systeem valideert dat Justitiële Informatiedienst – Almelo geen akte