• No results found

Kloosterkerk Prof.dr.E.Noort. 1 e lezing: Hebreeën 11:24-27; 11: e lezing: Exodus 33: 18-23

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Kloosterkerk Prof.dr.E.Noort. 1 e lezing: Hebreeën 11:24-27; 11: e lezing: Exodus 33: 18-23"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kloosterkerk 14.6.2015 Prof.dr.E.Noort

1e lezing: Hebreeën 11:24-27; 11:13-16 2e lezing: Exodus 33: 18-23

18 ‘Laat mij toch uw MAJESTEIT zien,’ zei Mozes.

19 Hij (God) antwoordde:

‘Ik zal [in] mijn volle LUISTER voor je langs (laten) gaan en in jouw bijzijn de NAAM HEER (JHWH) uitroepen:

ik schenk GENADE aan wie ik genade wil schenken, en ik ben BARMHARTIG voor wie ik barmhartig wil zijn.

20 Maar,’ zei hij, ‘mijn GEZICHT zul je niet kunnen zien, want geen MENS kan mij zien en in leven blijven.’

21 Toen sprak de HEER:

‘Er is een plaats op de rots

waar je dicht bij mij kunt komen staan.

22 Als dan mijn MAJESTEIT voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen

en mijn hand beschermend voor je houden tot ik voorbij ben.

23 Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien;

maar mijn GEZICHT kan niemand zien.’

UITLEG: ONGRIJPBAARHEID?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus,

Het zijn maar weinigen, die zoiets kunnen opschrijven als de grote geleerde Blaise Pascal: „Het jaar van de genade 1654, maandag 23 november van half elf tot half één ’s nachts. VUUR: God van Abraham, God van Izaak, God van Jakob, NIET de God van filosofen en geleerden. Zekerheid..Gevoel, Vreugde, Vrede. God van Jezus Christus……” Dat was zijn persoonlijke ervaring, op een briefje

opgeschreven en gevonden in de zoom van zijn mantel na zijn dood.

Daar kun je jaloers op worden, of het niet helemaal vertrouwen. Ik denk, dat de meesten van ons aangewezen zijn op het samen beleven, samen zoeken binnen wat wij “gemeente” noemen.

Gemeente zijn, dat is leven met mensen, die bereid zijn zich in te laten op dat griezelige avontuur dat „uitlegging van de Schrift“ genoemd wordt, ook wanneer ons daar vreemde, niet in ons verwachtingspatroon passende teksten over de weg lopen.

Gemeente, dat zijn mensen, die erop vertrouwen dat anderen voor hem of haar verder zingen wanneer hun eigen stem hapert of stokt. Die zich gedragen weten

(2)

door mensen om hen heen midden in die bonte, verwarrende veelkleurigheid van geloven en denken.

Gemeente, dat is het volk van God onderweg, dat zijn mensen , die de

nieuwsgierigheid van God naar mensen beantwoorden met een nieuwsgierigheid naar God en zijn sporen in ons leven.

De tijden dat wij grote kathedralen bouwden en onze maatschappij vanzelfsprekend

„christelijk“ noemden, zijn voorbij. Hoe imposant ook, maar wij bouwen geen kathedralen meer, eerder herbergen, waar mensen kunnen schuilen tegen de gevaren van de nacht. Is een kloosterkerk, dit magnifieke gebouw waar we samenkomen, niet ook een herberg?

Er zijn verhalen waarbij die beide momenten door elkaar lopen. Meer een Pascal- verhaal waar Mozes vraagt Go eens echt te mogen zien en meer een gemeente verhaal waar de hoop en de verwachting van generaties worden gespiegeld.

Wat gebeurt er in dit juweel van een verhaal? In het centrum staat Mozes, de gigant bij de uittocht uit Egypte, Mozes de wetgever, aan wie steeds meer spelregels voor het leven van alledag werden toegeschreven, Mozes, de man tussen God en Israel. En niet alleen dat, hier in het 33. hoofdstuk van Exodus is al veel inkt verbruikt voor de verhalen uit de woestijn.

Israel is al aangekomen bij de berg van God . Donder, bliksem en vuur zijn hun deel als God verschijnt. De tien geboden zijn gesproken en het volk reageert met schrik en ontzetting en vraagt Mozes maar verder met God te praten en het daarna hun te vertellen. „ Toen ging Mozes de berg op (Exodus 24:18) en bleef daar 40 dagen en 40 nachten“ zegt de tekst. Beneden, aan de voet van de berg wordt het feest rondom het gouden kalf steeds wilder en wilder en in heilige toorn gooit Mozes de tabletten met de tien geboden kapot. Op het nippertje voorkomt Mozes een katastrofe en de geschiedenis gaat verder. God zal toch meetrekken.

Dan zijn we eindelijk bij ons hoofdstuk en het begint met de wonderbaarlijke

vriendschap tussen God en Mozes: „De HEER sprak met Mozes van aangezicht tot aangezicht , zoals je met een vriend praat“ (Ex 33:11). Dichter bij God kun je niet komen...

Maar dan is alles vergeten ... Mozes, die alles beleefd heeft, die een vriend van God is, wil het nu eindelijk één keer zeker weten. „ Toen zei Mozes: ‚laat mij toch uw majesteit zien“. Majesteit in de taal van deze tekst betekent Godzelf , zijn

lichtglans waarin hij verschijnt. Wat Mozes eigenlijk wil, is eenmaal ervaren dat het echt is, dat je niet alleen maar met een idee van jezelf te maken hebt, niet alleen maar met woorden uit de traditie die je nu eenmaal verder geeft, de eeuwen door.

Je zou het kunnen vertalen met „Laat me nu een keer zeker weten dat U God bent, groter dan ons eigen hart en denken, groter dan ons gevoel van dit of dat moment, groter dan ons heimwee naar kinderlijke eenvoud in geloof en leven.

(3)

In deze vraag: „Laat me toch één keer Uzelf zien“ wordt de ervaring van de

gemeente van alle tijden teruggekaatst. In de omgang met God beleef je hoogte en dieptepunten. De ene keer vertrouwd, praten met hem zoals met een vriend, de andere keer willen weten of het nu ook echt is en geen zelfbedrog? Houd je echt van mij en is dat echte echt, is een vraag van alle tijden.

Als dat zo is, dan is het ook niet toevallig, dat hier in de woordkeus alles bij elkaar komt wat in de traditie over God gezegd wordt. Het zijn de hoge en grote woorden die hier gebruikt worden: Gods goedheid, zijn aangezicht, de NAAM van de HEER, genade en barmhartigheid. Traditionele woorden, die we in een dogmatisch

systeem hebben opgeborgen en gerangschikt en die daarbij de dichterlijke kracht van vertelling en poëzie hebben verloren.

Wie iets meer weet van de wijze waarop bijbelboeken ooit tot stand zijn gekomen, die zal vol verwondering herkennen, dat hier verschillende stemmen tot een koor zijn samengevoegd. Dat moet toch reden zijn heel precies te luisteren wat hier gezegd wordt. Ik zou bijna zeggen, luisteren naar wat de Geest tot de gemeente zegt.

De eerste reactie op de vraag van Mozes is positief. Niets van „ben je nu helemaal mal?“ Je zou bijna kunnen zeggen de hele etalage van goddelijke eigenschappen wordt hier uitgestald. „Ik zal mijn goedheid aan jou voorbij laten gaan, mijn Naam die zegt wie ik ben, voor je uitroepen. Mijn goedheid, mijn zegen zal je omhullen als een dichte wolk. Met de klank van die godsnaam komt alles mee: Ik zal bij je zijn, ik zal met je zijn, want ik ben, die ik ben. Barmhartig en genadig.

Het eerste antwoord is dus goedheid, zegen, nabijheid, genade, ontferming . Daaraan kun je mij herkennen. Pas daarna komt de weigering: ‘Maar mijn GEZICHT zul je niet kunnen zien, want geen MENS kan mij zien en in leven

blijven.’ Het is een basisovertuiging van de bijbel, dat de mens God niet recht in het gezicht zien.

Maar de Bijbel zou de Bijbel niet zijn, wanneer daar niet ook andere heel andere verhalen opduiken. Henoch (Gen 4:24) wandelde met God en op een dag waren ze al bijna thuis (Okke Jager) toen God zei „Ach, wil je niet binnenkomen?“ Jakob vecht‚‘s nachts in zijn eenzaam avontuur bij de Jabbok met een Iemand, en hij ontdekt dat hij met God zelf te maken heeft, Jakob wint bijna en blijft niet alleen in leven, maar wordt ook nog gezegend en roept uit dat hij God gezien heeft en in leven gebleven is (Genesis 32:23-33). Die tegenspraak is niet vreemd. Elk verhaal heeft zijn eigen boodschap. Daar gaat het om.

Wat vertelt dan onze tekst?

21 ‘Er is een plaats op de rots

waar je dicht bij mij kunt komen staan.

22 Als dan mijn MAJESTEIT voor je langs gaat, zal ik je in een kloof laten schuilen

en mijn hand beschermend over je houden

(4)

tot ik voorbij ben.

23 Als ik mijn hand weghaal, zul je mij van achteren zien;

maar mijn GEZICHT kan niemand zien.’

Eigenlijk is het een film waard. Mozes in de rotskloof. De hand van God die beschuttend over hem heen gehouden wordt. God, die God-weet-hoe aan hem voorbijgaat en als hij dan voorbij is, wordt de beschermende hand weggenomen en Mozes kan God nog net van achteren zien, net nog voordat hij om de hoek van de rots verdwijnt. Een mens die beschut wordt. Een God die als berggids

vooropgaat tussen de rotsen door. Een mens die alleen maar achter hem aan kan gaan, Gods gestalte nog net kan zien, maar zijn gezichtstrekken niet. Die moet je je voorstellen, opbouwen uit de ervaringen die je hebt opgedaan. Beschut te zijn in de donkere spleet van de rots.

Diepzinniger kun je denk ik niet vertellen, hoe het iemand vergaat op zijn of haar levensweg. Soms in stralende zekerheid dat je niets liever wilt dan achter die verdwijnende gestalte aan te gaan, navolging heet dat dan, soms met de bittere vraag of die schim die de hoek omgaat, echt de kracht is die jouw leven steunt en draagt.

De bijbelse vertellers wisten heel goed, dat een leven in en met geloof niet over rozen gaat. Maar hoe ga je aar mee om? Ik kom dan terug op wat eeuwen na ons verhaal over de het-nu-eens-zeker-willen-wetende Mozes door de schrijver van de Brief aan de Hebreeën is neergepend. “Maar hij bleef standvastig als ziende de Onzienlijke.” Misschien is dat wel het laatste geheim van het geloof.

Geloof is pelgrimeren als ziende de Onzienlijke. Is dat naïef? Vastwel.

Kun je daaraan vertwijfelen onderweg? Vastwel.

Kun je dingen verkeerd zien en achteraf een beetje beschaamd een andere koers inslaan? Vastwel!

Kun je denken dat je iets ziet en zelfs beleeft en achteraf vaststellen dat het een fata morgana was? Vastwel.

Kun je als pelgrim op weg gaan en merken dat je vaker op je neus ligt, dan dat je fier rechtop wandelt? Jazeker.

Geloof als navolging is geen betweterij, het blijft een levenslang tastend zoeken.

Geloof kan iets hebben van helder oplichten , van iets verder en helderder zien dan anderen. Dat heeft ermee te maken dat we het niet alleen hoeven te doen, dat anderen voor ons en naast ons ook die pelgrimsweg gegaan zijn.

Wij leven in tijden waarin geloof slecht papieren heeft en soms lijkt het in de mode te zijn om steeds luider te roepen wat je allemaal niet meer gelooft .

Laten we maar met Mozes schuilen in de rotsspleet en op weg gaan Hem achterna.

Geloven als pelgrimage, heeft ook iets speels, een levensspel. Een spel waarbij wij opgeroepen worden mee te doen: ALS ZIENDE DE ONZIENLIJKE.

(5)

Dat is, hoe persoonlijk je er ook bij betrokken bent, een gezelschapsspel, een spel met elkaar en voor elkaar

over de geloofswoorden van leven en dood, over de Messias en over God en Jezus Christus, over de wolk van getuigen voor ons.

Het is een spel, waarbij niet alleen gespeeld, maar ook gespeld wordt.

Op het ganzebord van ALS ZIENDE DE ONZIENLIJKE gaat het er dan om het te wagen elkaar toe te roepen:

IK ZIE, IK ZIE WAT JIJ NIET ZIET!!

AMEN.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

ongerechtigheden vergeven zijn is geen zoenoffer meer nodig.. Weest waakzaam, want gij weet niet op welk uur de Mensenzoon komt. Uit het heilig Evangelie van onze Heer Jezus

Met eigen auto’s naar voet van de Alpe d'Huez en daar mooie route rijden (diverse opties, oa Alpe d'Huez, Les Deux Alpes, Col d’Ornon, Col de Sarenne, La

Indien de eigen prijselasticiteit van zowel de vraag als het aanbod altijd positief is, dan kan de markt nooit tot een evenwicht

Maar we staan oog in oog met tranen, met verdriet, oog in oog met ons onvermogen als het water tot de lippen stijgt, oog in oog met wat de dood kan betekenen, voelen we altijd

5 090 Afschuiving Materiaal- Ruimte tussen storm- Golven- GHW Toetspeil maatgevende Hs Tp Maatgevende methode A methode B methode C r--. ~ opgetreden transport toplaag en filter

Zendt Gij uw geest, dan komt er weer leven, dan maakt Gij uw schepping weer nieuw.. Verheerlijk, mijn ziel, de Heer, wat zijt Gij groot, Heer

Van dit apparaat kunnen gevaren uitgaan als het ondeskundig of niet volgens het bedoeld gebruik wordt gebruikt door niet geïnstrueerde personen.. Zorg dat wordt voldaan aan

We mogen de middeleeuwse monniken wel dankbaar zijn, want als zij de klassieke (heidense!!) werken niet hadden overgeschreven, dan was ons beeld van de Grieken en Romeinen lang