• No results found

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB minitoets bij opdracht 13

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB minitoets bij opdracht 13"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

landbouw en natuurlijke omgeving 2011 dierhouderij en -verzorging productiedieren CSPE KB

minitoets bij opdracht 13 variant a

Meerkeuzevragen

- Omcirkel het goede antwoord (voorbeeld 1).

- Geef verbeteringen aan volgens voorbeeld 2 of 3.

1p 1 Duiven hebben drie magen. In een van de magen moeten steeds scherpe maagkiezels aanwezig zijn. Samen met de samentrekkende bewegingen van de maag helpen deze kiezels (door hun onregelmatige vorm) het voedsel te

vermalen.

Naam kandidaat _______________________________ Kandidaatnummer ______________

A B C

{

D

{

A B

C D

B X

(2) (3)

X

{ X

A B C D

{ {

(1)

(2)

1p 2 Hier staan beweringen over duiven.

Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is.

juist onjuist

Duiven hebben een krop.

Duivinnen koeren net als doffers.

Jonge duiven zijn nestblijvers.

Een duif is een carnivoor.

1p 3 Een zwarte labrador-reu wordt gekruist met een blonde labrador-teef.

X

De kleur zwart is dominant over de blonde kleur. De reu is heterozygoot zwart.

Hoeveel procent kans is er op een homozygoot blonde pup?

A 25%

B 50%

C 75%

D 100%

1p 4 Er moet een aquarium worden ingericht met guppen.

Een standaardregel is dat je per liter water 1 cm vis in het aquarium mag houden. Een gup is gemiddeld 5 cm lang.

Het aquarium is 40 cm hoog, 50 cm lang en 30 cm diep. Het aquarium wordt voor ¾ deel gevuld.

Hoeveel guppen mogen maximaal in dit aquarium?

...

(3)

1p 5 Deze grafiek geeft de ideale schofthoogte en het ideale gewicht aan in relatie tot de leeftijd bij kalveren.

Legenda:

schofthoogte gewicht

periode van inseminatie

0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 0

100 200 300 400 500 600 700

80 90 100 110 120 130 140 150

gewicht (kg) hoogte (cm)

leeftijd (maanden)

Wat is de ideale schofthoogte in cm van een kalf van 10 maanden?

……… cm

(4)

1p 6 Hier staan drie omschrijvingen van huisvestingssystemen voor de pluimveehouderij.

omschrijving 1

De hennen leven in stallen met maximaal 6 dieren per m2. De uitloop is per leghen minstens 4 m2. Ook worden er eisen aan het voer en de snavels gesteld.

omschrijving 2

De leghennen leven in stallen waarin ze zich vrij kunnen bewegen. Er ligt

strooisel op de grond en ook zijn legnesten aanwezig waarin de hen ongestoord haar ei kan leggen. Per m2 worden tot 9 leghennen gehouden.

omschrijving 3

De kippen leven in een stal met 3 tot 5 legkippen per verblijf. Ieder dier beschikt over 550 cm2 vloeroppervlak.

Geef aan welk huisvestingssysteem bij welke omschrijving hoort.

scharrel biologisch kooi

omschrijving 1

omschrijving 2

omschrijving 3

1p 7 Hier staan beweringen over kippeneieren.

Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is.

juist onjuist

Een kip kan maximaal 1 ei per dag leggen.

Een vers ei heeft een grotere luchtkamer dan een oud ei.

Een oud ei heeft veel dunwit ten opzichte van dikwit.

Een windei is een ei zonder schaal.

(5)

1p 8 Hier staat een tabel met de mestproductie in de stalperiode (in m3) per rund in relatie tot leeftijd.

hoeveelheid

mest bij 6 maanden op stal in m3

hoeveelheid mest bij 7 maanden op stal in m3

hoeveelheid mest bij 8 maanden op stal in m3 8.000 kilo melk per koe

melkkoeien 13,1 15,3 17,5

kalveren ouder dan 1 jaar 7,7 9,0 10,3 kalveren jonger dan 1 jaar 3,6 4,2 4,8

10.000 kilo melk per koe

melkkoeien 14,8 17,3 19,7

kalveren ouder dan 1 jaar 7,7 9,0 10,3 kalveren jonger dan 1 jaar 3,6 4,2 4,8

Een melkveebedrijf telt:

− 80 melkkoeien met een productie van 10.000 kilo melk per koe

− 15 kalveren ouder dan 1 jaar

− 20 kalveren jonger dan 1 jaar

De melkveehouder heeft de dieren van 1 oktober tot 1 mei op stal.

Hoeveel m3 mest produceren de dieren in totaal van 1 oktober tot 1 mei?

...

Q-koorts komt de laatste jaren steeds meer voor in Nederland. Het is een infectieziekte die van dieren kan overgaan op mensen. In Nederland zijn vooral besmette melkgeiten en melkschapen de bron van de ziekte bij mensen.

De mens loopt Q-koorts op door het inademen van lucht met de bacterie Coxiella burnetii, vooral tijdens de lammerperiode van geiten en schapen.

Deze periode loopt van februari tot en met mei. Geiten en schapen kunnen door Q-koorts een spontane abortus krijgen. Hierbij komen er vele miljoenen

Q-koortsbacteriën vrij. De bacterie kan maanden tot jaren overleven.

(6)

1p 10 Wanneer spreken we van een spontane abortus bij schapen?

A als het schaap zonder hulp van de boer aflammert

B als het schaap te vroeg aflammert en de lammeren dood worden geboren C als het schaap na dekking niet drachtig blijkt te zijn

D als het schaap op tijd aflammert maar de lammeren dood worden geboren

1p 11 Hier is een grafiek te zien met het aantal gemelde patiënten met Q-koorts van 2007 tot halverwege het jaar 2010.

250 225 200 175 150 125 100 75 50 25 0 aantal meldingen

1 3 5 7 9 11 13 15 17 19 21 23 25 27 29 31 33 35 37 39 41 43 45 47 49 51 53 week van ontvangst melding Legenda:

2007 2008 2009 2010

In welke periode van het jaar zijn de meeste gevallen van Q-koortsbesmettingen bij de mens gemeld?

A in de late herfst en in de winter B in de winter en in het vroege voorjaar C in het late voorjaar en in de zomer D in de nazomer en in de herfst

1p 12 Hier staan beweringen over de infectiedruk op een bedrijf.

Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is.

juist onjuist

De infectiedruk wordt hoger naarmate de bezettingsgraad hoger wordt.

Een goede bedrijfshygiëne verhoogt de infectiedruk.

Veel uitwisseling van dieren tussen bedrijven verhoogt de infectiedruk.

(7)

Op een pak hondenvoer staat de volgende informatie.

Deze voeding is zeer geschikt voor:

− pups van kleine en middelgrote rassen in de groeifase

− gespeende pups van kleine en middelgrote rassen totdat zij 80% van hun volwassen gewicht hebben bereikt

− drachtige en zogende teven van alle rassen

− volwassen honden van alle rassen in periodes van verhoogde energiebehoefte

Deze voeding is minder geschikt voor pups van grote rassen in de groeifase.

Ingrediënten: tarwe, dierlijk vet, vismeel, maïseiwit, varkenseiwit, rijst, mineralen, karnemelkpoeder, aardappeleiwit, suiker, eieren, vitaminen en zonnebloemolie.

Specifieke kenmerken:

Een verhoogd gehalte aan energie, eiwitten, vitaminen en mineralen:

− voldoet aan de behoefte van pups van kleine en middenrassen in de groeifase en

− bevordert de normale skeletontwikkeling.

De oplosbare vezel neemt diverse malen het eigen gewicht aan vocht op.

De vezel staat bekend om zijn gunstige effect op de werking van de darmen.

1p 13 Wat voor hondenvoer is dit?

A een enkelvoudig voedermiddel met alleen dierlijke grondstoffen B een enkelvoudig voedermiddel met alleen plantaardige grondstoffen C een samengesteld voedermiddel met alleen dierlijke grondstoffen

(8)

1p 15 Voedingstoffen worden ingedeeld in bouwstoffen, brandstoffen en beschermende stoffen.

Bij welke voedingsstoffen hoort eiwit vooral?

A bij de bouwstoffen B bij de brandstoffen

C bij de beschermende stoffen

1p 16 Het schema geeft aan hoeveel voer een hond per 24 uur moet krijgen.

volwassen 50-100%*

0-50%*

huidig gewicht

g g

g kg

* percentage van volwassen gewicht

50 60 65 85 100 115 140 165 190 215 260 300 330 75

90 100 125 150 170 210 250 285 320 385 450 495 100

115 135 165 195 225 280 330 380 425 515 600 660 2

2,5 3 4 5 6 8 10 12 14 18 22 25

Een hond van een hondenras met een volwassen gewicht van 22 kg weegt nu 10 kg. De hond krijgt 3 maaltijden met gelijke porties voer per dag.

Hoeveel gram voer moet deze hond per maaltijd gevoerd krijgen volgens het schema?

...

(9)

De conditiescore van een koe is een maat voor de vetbedekking van deze koe.

Hoe hoger de conditiescore, hoe hoger de vetbedekking.

In de grafiek wordt het optimale verloop van de conditie tijdens een lactatieperiode aangegeven.

5,0 4,5 4,0 3,5 3,0 2,5 2,0 1,5 1,0

00 30 60 90 120 150 180 210 240 270 300 330 360 390 420 conditiescore-

lactatiestadium (in dagen) koeien

1

2

3

4

5

1p 17 Wat verstaan we onder een lactatieperiode bij koeien?

A de periode van melk geven

B de periode dat de koe het kalf zoogt C de periode tussen twee kalveren in

D de periode dat de koe in de melkstal staat E de periode in haar leven dat de koe melk geeft

1p 18 Waarom is de conditie van een koe in de tweede tot de vijfde maand na het afkalven lager dan voor het afkalven?

A omdat de koe dan minder eet dan normaal en dus afvalt

B omdat de koe dan regelmatig tochtig is en daardoor slechter eet C omdat de koe dan nog moet herstellen van het afkalven

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

8 Op de laatste bladzijde van deze instructie voor de examinator staat vermeld welke informatie over de inhoud van het examen vooraf verstrekt mag worden aan de kandidaten..

8 Op de laatste bladzijde van deze instructie voor de examinator staat vermeld welke informatie over de inhoud van het examen vooraf verstrekt mag worden aan de kandidaten..

Deze indeling ziet u in onderstaand schema, waarbij de naam van de opleiding staat vermeld zoals die in CROHO gebruikt wordt.. In sommige gevallen wijkt deze naam af van de

The upper limits are at the 99% confidence level (Feldman & Cousins 1998). b) Integral flux, I( >300 GeV), measured by HESS from PG 1553 +113 in each run taken

UV (Universiteit van die Vrystaat). Disaster management training and education centre for Africa. Die navorsingsproses: probleemstelling en navorsingsontwerp.

U kunt (eventueel vooraf) het restaurant vragen of ze een maaltijd zonder zout kunnen bereiden. Als u toch kiest voor een maaltijd waar zout in zit, kunt u die dag zout uitsparen

12 Haal de gare aardappel uit de oven, vouw het folie open en maak met een vork de bovenkant van de aardappel wat los.. 13 Vul de aardappel met een deel van de hüttenkäse en

 laat in de stad braak lekker braak (verspringend