• No results found

Berckmansstraat BRUSSEL. de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Berckmansstraat BRUSSEL. de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

nr. 243 510 van 30 oktober 2020 in de zaak RvV X / IV

In zake: X

Gekozen woonplaats: ten kantore van advocaat G. GASPART Berckmansstraat 89

1060 BRUSSEL

tegen:

de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen

DE WND. VOORZITTER VAN DE IVde KAMER,

Gezien het verzoekschrift dat X, die verklaart van Mexicaanse nationaliteit te zijn, op 8 mei 2020 heeft ingediend tegen de beslissing van de commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen van 6 april 2020.

Gelet op artikel 51/4 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.

Gezien het administratief dossier.

Gelet op de beschikking van 10 september 2020 waarbij de terechtzitting wordt bepaald op 16 oktober 2020.

Gehoord het verslag van rechter in vreemdelingenzaken M. MAES.

Gehoord de opmerkingen van de verzoekende partij en haar advocaat G. GASPART en van attaché M SOMMEN, die verschijnt voor de verwerende partij.

WIJST NA BERAAD HET VOLGENDE ARREST:

1. Over de gegevens van de zaak

1.1. Verzoeker dient op 8 februari 2019 een verzoek om internationale bescherming in. Hij wordt gehoord op het Commissariaat-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: het CGVS) op 6 juni en 4 september 2019.

1.2. De commissaris-generaal voor de vluchtelingen en de staatlozen (hierna: de commissaris-generaal) neemt op 6 april 2020 een beslissing tot weigering van de vluchtelingenstatus en weigering van de subsidiaire beschermingsstatus. Dit is de bestreden beslissing, die luidt als volgt:

(2)

“A. Feitenrelaas

Volgens uw verklaringen heeft u de Mexicaanse nationaliteit. U bent geboren in Jalisco, Mexico en in 1997 verhuisde u met uw moeder naar El Salvador omdat zij een El Salvadoraans staatsburger leerde kennen. U verbleef illegaal in El Salvador. U ondernam verschillende pogingen om een legale verblijfsstatus en of de nationaliteit in El Salvador te bekomen, maar dit is nooit gelukt. In 2013 begon u een relatie met M.P.K.L.(…) (…), een El Salvadoraans staatsburger. Jullie konden niet officieel huwen omdat K.(…) niet kon voldoen aan de vereisten (stabiel werk en inkomen) die gevraagd werden. Jullie hebben samen een minderjarige dochter, die El Salvadoraans staatsburger is. In 2014 ging u samenwonen met K.(…) in de residentie Montemar Las Arboledas in Lourdes-Colon (El Salvador).

Begin 2015 begon u samen met uw partner een Mexicaans eetkraam op straat in de wijk waar jullie woonden. Begin 2017 werd u tijdens het werk aangesproken door een persoon op een moto. Hij noemde zichzelf Skinny, was een lid van de bende MS – de bende die in uw residentie actief was – en vertelde u dat u reeds enkele maanden in het oog werd gehouden. Er werd u tevens gezegd dat u wekelijks een bedrag van 50 dollar diende te betalen. Indien u dat niet zou doen, zou u gedood worden.

U begon wekelijks 50 dollar te betalen. Soms kwam er iemand bij u langs, soms diende u naar een plek te gaan om het geld af te geven. Na twee weken vertelde u aan uw partner dat u geld diende te betalen.

Soms diende u hen ook maaltijden te geven of belkredieten of diende u uw helm aan hen uit te lenen. In augustus 2018 werd u telefonisch door Droopy – een ander bendelid - voor het eerst om een verhoging van jullie wekelijkse bijdrage gevraagd. U vertelde dat u niet meer geld had, waarop de bende lastig werd, u zei dat dit hun probleem niet was en dat u dit diende te betalen. Sindsdien ontving u geregeld bedreigingen en herinneringen dat ze u zouden doden en dat ze nu al lang genoeg gewacht hadden. Op 21 oktober 2018 werd u dan opnieuw opgebeld door Droopey en bedreigde hij u. U diende de zone binnen de 24 uur te verlaten anders zou u vermoord worden. U bracht nog de nacht door in uw woning en op 22 oktober 2018 gingen jullie inwonen bij de ouders van uw partner in San Juan Opico (El Salvador), op zo’n 21 kilometer van Las Arboledas, in een wijk die ook onder controle van MS stond. Op 14 januari waren u en uw partner algemeen onderhoud aan het doen aan de woning van haar ouders waarbij u buiten aan het werk was – de ouders van uw partner waren er niet -, wanneer er een motor met twee personen op langskwam. Zij overhandigden u een telefoon en aan de andere kant van de lijn werd u aangesproken door Meme, de leider van de bende in Las Arboledas. Er werd u gezegd dat ze u gevonden hadden, ze u daar niet meer wouden zien en dat ze u anders zouden doden. U en uw partner gingen hierop met de motor naar San Salvador omdat jullie dachten dat zij zouden terugkeren en vroegen hier de geboorteakte van jullie dochter op. ’s Avonds keerden jullie terug en gingen jullie naar de woning van de oom van uw partner, naast de woning van haar ouders, omdat dit huis beter beveiligd was. Op 17 januari 2019 deed uw partner een aangifte bij de politie voor de bedreigingen. U verliet daarna nog een aantal keer deze woning om onder andere uw moeder te bezoeken, uw motor te verkopen en om nog naar de dienst migratie te gaan. Voor dit laatste gebruikte u de bus. Op 24 januari 2019 verlieten u, uw partner en uw dochter El Salvador en reisden jullie per vliegtuig via Costa Rica en Duitsland naar Nederland. Jullie namen vervolgens de trein naar België waar jullie op 25 januari 2019 toekwamen. Op 8 februari 2019 diende u een verzoek tot internationale bescherming in. U vreest in El Salvador gedood te worden door de bende MS. U kan evenmin naar Mexico terug aangezien deze bende ook daar actief is. U wijst verder op de algemene problematiek van drugstrafiek in Mexico als reden waarom u niet naar Mexico terug kan. Tot slot stelt u dat u niemand heeft in Mexico en dat Centraal-Amerikanen (zoals uw partner en kind) niet graag gezien worden in Mexico.

Ter ondersteuning van uw identiteit en of verzoek tot internationale bescherming diende u volgende documenten in: uw originele paspoort; twee paspoorten van uzelf die vervallen zijn; een originele geboorteakte; een foto van uw eetkraam in El Salvador; een originele geboorteakte van uw dochter. Na uw eerste persoonlijk onderhoud legde u op 12 juni 2019 nog negentien foto's neer waarop u, uw partner en jullie eetkraam te zien zijn.

B. Motivering

Na grondige analyse van het geheel van de gegevens in uw administratief dossier, moet vooreerst worden vastgesteld dat u géén elementen kenbaar hebt gemaakt waaruit eventuele bijzondere procedurele noden kunnen blijken, en dat het Commissariaat-generaal evenmin dergelijke noden in uw hoofde heeft kunnen vaststellen.

Bijgevolg werden er u geen specifieke steunmaatregelen verleend, aangezien er in het kader van onderhavige procedure redelijkerwijze kan worden aangenomen dat uw rechten gerespecteerd worden en dat u in de gegeven omstandigheden kunt voldoen aan uw verplichtingen.

(3)

Na onderzoek van uw verklaringen en alle elementen in uw administratieve dossier dient te worden besloten dat u noch het vluchtelingenstatuut noch de subsidiaire bescherming kan worden toegekend.

U verklaarde dat u El Salvador had verlaten omwille van problemen met de bende MS 13 in uw woonplaats Las Arboledas, Lourdes Colon in El Salvador.

Vooreerst dient te worden vastgesteld dat een verzoek tot internationale bescherming moet worden onderzocht ten opzichte van het land van herkomst, in het bijzonder het land of de landen waarvan de verzoeker de nationaliteit bezit, of indien hij staatloos is, het land waar hij gewoonlijk verbleef. U verklaarde de Mexicaanse nationaliteit te hebben (CGVS I, p. 2). Aldus dient uw vrees ten aanzien van Mexico, waar u vanaf uw geboorte tot 1997 woonde, beoordeeld te worden.

U verklaarde dat het gevaarlijk is om u opnieuw in Mexico te vestigen omdat daar ook zones zijn die beheerst worden door de bende die u in El Salvador viseerde en omdat er ook drugskartels actief zijn in Mexico. U stelde dat het dan ook een kwestie zou zijn van maanden alvorens u daar gelokaliseerd zou worden (CGVS I, p. 18). Dit zijn echter hypothetische uitspraken daar u, wanneer gevraagd naar concrete aanwijzingen waaruit moet blijken dat u in Mexico met dergelijke problemen geconfronteerd zou worden, enkel repliceerde dat u veel angst had en dat u geen Mexicaans praat waardoor ze u makkelijk zouden kunnen vinden en dat in Mexico de CentraalAmerikaan niet graag gezien is (CGVS I, p. 18). Dergelijke algemene stellingen volstaan evenwel niet om in uw hoofde een persoonlijk risico af te leiden.

Dat u niemand kent in Mexico (CGVS I, p. 19), is evenmin afdoende om te gewagen van een vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin of ernstige schade zoals bepaald in de definitie van subsidiaire bescherming. Bovendien blijkt dat u zich wel degelijk geïnformeerd had over en zelfs de mogelijkheid had overwogen om u met uw partner en dochter – die de El Salvadoraanse nationaliteit hebben – in Mexico te vestigen. U stelde dat u wel degelijk een rechtstreekse vlucht kon nemen, maar dat uw gezin dan een periode in El Salvador zou moeten wachten alvorens u aan de formaliteiten voldeed voor gezinshereniging (CGVS I, p. 18-19). Wat betreft de toepassing van gezinshereniging in Mexico moet opgemerkt worden dat het de regeling van de toegang tot het grondgebied, het verblijf en de verwijdering van vreemdelingen tot de soevereine bevoegdheid van de verschillende nationale staten behoort. Het loutere feit dat u, uw partner en minderjarige dochter enkele voorwaarden dienen te vervullen alvorens jullie als gezin in Mexico kunnen leven volstaat dan ook niet om te besluiten tot een vervolging in de zin van de Geneefse Conventie. Evenmin is er sprake van het lijden van ernstige schade overeenkomstig artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980.

U heeft dan ook niet aannemelijk gemaakt dat er in uw hoofde een vrees voor vervolging in de zin van de Vluchtelingenconventie zou bestaan ten aanzien van Mexico, noch dat u in geval van een terugkeer naar Mexico een reëel risico op ernstige schade zou lopen zoals bedoeld in artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet.

Verder kan aan een verzoeker ook de subsidiaire beschermingsstatus toegekend worden, overeenkomstig artikel 48/4, §2, c) van de vreemdelingenwet, wanneer er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een ernstige bedreiging van zijn leven of persoon als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict. Uit een grondige analyse van de veiligheidssituatie blijkt dat in Mexico het geweld wijdverspreid is en er onder meer de vorm aanneemt van gemeenrechtelijke criminaliteit, zoals moorden, ontvoeringen, afpersing en drugshandel, waarop de autoriteiten met disproportioneel geweld kunnen reageren. Het merendeel van de misdaden wordt gepleegd door individuele misdadigers of bendes, maar ook corrupte overheden kunnen betrokken zijn. Dit gemeenrechtelijk crimineel geweld kadert evenwel niet binnen een gewapend conflict in de zin van art. 48/4, § 2, c Vw., met name een situatie waarin de reguliere strijdkrachten van een staat confrontaties aangaan met gewapende groeperingen, of waarin twee of meer gewapende groeperingen onderling strijden. Bovendien blijkt uit de aard en/of de vorm waarin dit crimineel geweld plaatsvindt dat de slachtoffers van dit type geweld geviseerd worden voor een welbepaalde reden of doel (bv. wraak, losgeld, macht,etc.). Het (crimineel) geweld in Mexico is dan ook in wezen doelgericht, en niet willekeurig van aard. Uit dezelfde informatie blijkt voorts dat jaarlijks miljoenen Mexicanen zowel naar het buitenland als binnen Mexico reizen en dat Mexico een belangrijke toeristische bestemming is voor miljoenen toeristen. De Commissarisgeneraal beschikt over een zekere appreciatiemarge en is gezien hogervermelde vaststellingen en na grondige analyse van de beschikbare informatie tot de

(4)

conclusie gekomen dat er voor burgers in Mexico actueel geen reëel risico bestaat om het slachtoffer te worden van een ernstige bedreiging van hun leven of hun persoon als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict. U bracht geen informatie aan waaruit het tegendeel zou blijken.

De informatie waarop het Commissariaat-generaal zich baseert werd aan uw administratieve dossier toegevoegd.

Uw documenten zijn niet in staat om bovenstaande vaststellingen te wijzigen. Uw identiteit en deze van uw dochter worden hier niet betwist. De foto's van uw eetkraam tonen enkel dat u een eetkraam had, wat hier niet wordt betwist.

C. Conclusie

Op basis van de elementen uit uw dossier, kom ik tot de vaststelling dat u niet als vluchteling in de zin van artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet kan worden erkend. Verder komt u niet in aanmerking voor subsidiaire bescherming in de zin van artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet.”

2. Het verzoekschrift en stukken

2.1. In een enig middel voert verzoeker de schending aan van de artikelen 48/3, 48/4, 48/6 en 48/7 van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen (hierna: Vreemdelingenwet), van de formele motiveringsplicht meer bepaald de artikelen 2 en 3 van de wet van 29 juli 1991 betreffende de uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen, alsmede de schending van artikel 62 van de Vreemdelingenwet, van de rechten van verdediging en van het zorgvuldigheidsbeginsel. Verzoeker voert tevens een beoordelingsfout aan.

Na korte samenvatting van de bestreden beslissing en een theoretische uiteenzetting over voormelde rechtsregels en -beginselen, gaat verzoeker in op de geloofwaardigheid van de aangehaalde feiten en gebeurtenissen. Hij licht toe als volgt:

“Verwerende partij stelt de geloofwaardigheid van het relaas van verzoeker niet in twijfel en blijkt geloof te hechten op zijn minst aan het bestaan van problemen met de bende MS13 in Lourdes Colon, in la Residencia Las Arboledas.

Dit blijkt ook uit de beslissing ten aanzien van de partner van verzoekende partij (stuk 9).

In deze beslissing wordt echter de geloofwaardigheid van de feiten die zich in San Juan Opico afspeelden in vraag gesteld. In dit kader werd er in het verzoekschrift voor de partner van vezoekende partij het volgende gesteld :

“De geloofwaardigheid van de feiten die zich afspelen in Lourdes Colon, zijnde de afpersing van verzoekende partij en de doodsbedreigingen in oktober 2018 worden door verwerende partij niet betwist.

Dit is de conclusie van de verwerende partij na onderzoek van de door verzoekende partij en haar partner afgelegde verklaringen en neergelegde documenten. Verzoekers verklaringen werden als waar- schijnlijk, geloofwaardig en eerlijk geacht aangezien zij coherent, aannemelijk, voldoende gedetailleerd, specifiek en accuraat zijn. Zonder flagrante tegenstrijdigheden, inconsistenties, vaagheden of onwaarschijnlijkheden.

Daarnaast hebben verzoekers inspanningen gedaan om hun verklaringen te staven met documenten, wat uiteraard bemoeilijkt werd door het informeel karakter van hun zaak.

De gang van zaken van de beschreven feiten stemt ook overeen met de informatie beschikbaar over El Salvador en de praktijk van afpersingen door de bendes.

Wat de eerste fase van het onderzoek met betrekking tot de vaststelling van de feitelijke omstandig- heden in Lourdes Colon betreft bestaat er geen discussie.

Indien er enige tegenstrijdigheden zouden opgemerkt kunnen worden tussen verzoekende partij en haar partner heeft de verwerende partij geacht dat zij niet van dien aard zijn dat zij zouden moeten leiden tot de conclusie dat hun relaas ongeloofwaardig is. Deze eventuele tegenstrijdigheden wegen niet op tegen de specificiteit, coherentie en detaillering van het relaas van verzoekende partij en haar partner.

Wat de feiten die zich afspeelden in San Juan Opico, bevestigd verzoekende partij haar verklaringen.

ER dient ook te woorden onderlijnd dat verzoekende partij en haar partner al hadden beslist dat zij het land moesten verlaten om te ontsnappen aan de bedreigingen van de bende MSI 3. De feiten die zich in San Juan Opico afspeelden zijn voor verzoekende partij en haar partner een bevestiging dat zij in gevaar zijn in El Salvador, maar niet het kantelpunt. Het risico bestond al.

De geloofwaardige feiten die zich afspeelden in Lourdes Colon volstaan om over te gaan tot het verlenen van een internationale bescherming (zie hieronder punt C).

(5)

Verzoekende partij kan niet akkoord gaan met de motivatie en de conclusie van verwerende partij in verband met de geloofwaardigheid van de feiten in San Juan Opico.

Ten eerste wat de tegenstrijdigheid over de aanwezigheid van de vader van verzoekende partij betreft, wenst zij haar verklaringen aanpassen. De vader van verzoekende partij was aan het werken. De werkplaats van de vader van verzoekende partij is in dicht bij het huis gelegen, in dezelfde straat. Vanuit zijn werkplaats ziet haar vader zijn huis. Hij was dus wel getuige van de feiten en heeft ze gezien. Horen wat er gezegd was kon niet. Haar vader is onmiddellijk naar het huis gekomen na het vertrek van de twee bendeleden.

De familie van verzoekende partij is traditioneel gezind. Zij hebben grond gekocht en hebben zich samen heel dicht bij mekaar gevestigd. De huizen van verschillende familieleden zijn naast mekaar, alsook de werkplaats van haar vader.

Ten tweede, wat de tegenstrijdigheid over hun vervoermiddel om naar het commercieel centrum Metrocentro te gaan betreft, wenst zij haar verklaringen te wijzigen. Zij gingen er met de motor, niet met de bus. Enkel de laatste verplaatsingen, na de verkoop van de motor werden met de bus gemaakt.

Dat tegenstrijdigheden negatieve aanwijzingen zijn op vlak van geloof vaardigheid wordt niet betwist.

Maar de aanwezigheid van tegenstrijdigheden volstaat niet om te besluiten tot de ongeloof vaardigheid van een relaas. Er moet een afweging plaatsvinden tussen de eventuele tegenstrijdigheden en de andere elementen van het relaas. Indien deze coherent, aannemelijk, voldoende gedetailleerd, specifiek en accuraat zijn moet dit gegeven ook in overweging worden genomen.

In casu moet er worden vastgesteld dat de door verwerende partij aangehaalde tegenstrijdigheden uit gelegd kunnen worden (wat de aanwezigheid van haar vader) of een randelement van het relaas betreft (wat het vervoermiddel naar het commercieel centrum betreft) wat niet weegt tegen de coherentie en detaillering van het relaas wat alle andere elementen betreffen.

Verzoekende partij is het ook oneens wanneer verwerende partij stelt dat zij en haar partner talrijke onnodige verplaatsingen heeft gedaan.

Het verlaten van een land in enkele weken vraagt voorbereiding en er moeten verschillende formaliteiten worden afgelegd.

Zijn verplaatsingen waren noodzakelijk om zijn vertrek te regelen. Hij moest zijn passpoort in orde brengen, moest daarvoor documenten verzamelen, en boete betalen wat de grote meerderheid van de verplaatsingen rechtvaardigt. Dit zijn noodzakelijke verplaatsingen.

Dat haar partner zijn motor moest verkopen was ook een noodzakelijke verplaatsing. Verzoekende partij verlaten het land waar zij woonden en weten niet precies hoe zij financieel gaan rondkomen na hun aankomst in Europa. Het leek hen noodzakelijk om over enige financiële middelen te beschikken bij hun aankomst.

De enige eventuele onnodige verplaatsing is wanneer de partner van verzoekende partij zijn moeder gaat bezoeken. Voor verzoekende partij was het echter op menselijk vlak onmogelijk om zijn land te verlaten zonder zijn moeder vaarwel te zeggen. Deze houding is niet onverzoenbaar met de houding van iemand die bedreigd is.

Het relaas van verzoekende partij moet geloofwaardig worden geacht op basis van haar verklaringen, de verklaringen van haar partner, de neergelegde documenten en de beschikbare landeninformatie over El Salvador.’’

Op basis hiervan moet er worden besloten dat het relaas van verzoeker geloofwaardig is.

De vrees van verzoekende partij dat de bende hem in Mexico zouden terugvinden is volgens verwerende partij enkel op algemene stellingen gebaseerd.

De concrete feiten die aanleiding geven tot deze vrees is de eerdere ervaring van verzoekende partij: hij werd geviseerd door de bende MSI3 op zijn woonplaats in Lourdes Colon en op zijn schuilplaats na zijn verhuis in San Juan Opico. Hij wordt dus geviseerd door de bende. Dit werd niet ernstig betwist door verwerende partij.

Verzoekende partij heeft ook kennis van de aanwezigheid van de bende MS 13 in Mexico. Dit wordt ook bevestigd door informatie over die bende (stuk 3).

De vrees van verzoeker is dus niet gestaafd op algemene stellingen maar wel op zijn persoonlijke ervaring en het risico wordt bevestigd door objectieve informatie.

Op verwerende partij berust de taak om algemene informatie te verzamelen en op basis hiervan de verklaringen van verzoeker te toetsen om uiteindelijk te kunnen besluiten of er al dan niet een risico op vervolging bestaat in geval van terugkeer.

Verwerende partij heeft dit nagelaten wat de vernietiging van de bestreden beslissing rechtvaardigt ten einde de invloed van de bende MS 13 in Mexico te onderzoeken, en bijgevolg de gegrondheid van verzoekers vrees te kunnen beoordelen.

Om al deze redenen moet het statuut van vluchteling worden toegekend, op basis van de toege- schreven politieke opinies. Het weigeren van de renta te betalen wordt gezien als een politieke daad van verzet tegen het gezag van de bende.

(6)

Minstens maken verzoekers deel uit van de sociale groep van de personen die zich omwille van gewetensredenen verzetten tegen de bestendiging van de macht van de bendes.

Indien er geen vervolgingsgrond in de zin van de vluchtelingenconventie zou worden aangenomen moet op zijn minst de subsidiaire bescherming op basis van artikel 48/4, §2, b) worden toegekend.”

2.2. Verzoeker voegt ter ondersteuning van zijn verzoekschrift een Wikipedia-artikel betreffende MS-13 toe.

3. Beoordeling in het licht van artikel 48/3 en artikel 48/4, § 2, a) en b) van de Vreemdelingenwet

3.1. Uit de artikelen 48/3, § 1 en 48/4, § 1 van de Vreemdelingenwet volgt dat de nood aan bescherming, geboden door deze artikelen, moet worden getoetst ten aanzien van het land of de landen van de nationaliteit van de verzoeker of, voor staatlozen, van de vroegere gewone verblijfplaats. Deze vereiste vloeit voort uit de noodzaak om te beoordelen indien de verzoeker de bescherming van dit land niet kan inroepen of indien hij geldige redenen aanvoert om te weigeren er zich op te beroepen.

Verzoeker verklaart in Jalisco, Mexico, te zijn geboren en de Mexicaanse nationaliteit te bezitten.

Ofschoon hij in 1997 verhuisde naar El Salvador waar hij illegaal verbleef tot zijn vertrek naar België, dient zijn vrees te worden beoordeeld ten aanzien van Mexico, zijn land van nationaliteit. Verzoeker betwist dit in zijn verzoekschrift niet.

3.2. Verzoeker verklaart dat hij El Salvador heeft verlaten omwille van problemen met bendeleden van MS-13 in Las Arboledas te Lourdes Colon. Hij en zijn partner ontvingen bedreigingen nadat zij niet het extra gevraagde afpersingsgeld (renta) van 25 dollar, bovenop de aanvankelijk gevraagde 50 dollar, voor hun informele eetkraam konden betalen. Ze verlieten Lourdes Colon om te gaan inwonen bij zijn schoonouders in San Juan Opico. Later zou deze bende hen ook hebben teruggevonden in San Juan Opico en werden zij ook daar door hen bedreigd. Verzoeker verklaart dat het gevaarlijk is voor hem om zich opnieuw in Mexico te vestigen omdat daar ook zones zijn die worden beheerst door de bende die hem in El Salvador viseerde.

Daarnaast stelt verzoeker niet te kunnen terugkeren naar Mexico omdat hij er niemand kent.

3.3. Inzake de problemen die verzoeker en zijn partner hebben gekend in El Salvador met de bende MS-13, waarvan verzoeker stelt dat hij omwille hiervan door leden van diezelfde bende zal worden geviseerd in Mexico, verwijst de Raad vooreerst naar zijn arrest van 30 oktober 2020 met nr. 243 509, geveld in hoofde van zijn partner, waarbij de Raad heeft geoordeeld dat de aangevoerde problemen van financiële afpersing in Las Arboledas met een aantal bendeleden van MS-13 omdat hij en zijn partner een (informeel) eetkraam uitbaatten op straat, van lokale aard zijn. Gelet op tegenstrijdigheden en onwaarschijnlijkheden in de verklaringen van verzoeker en zijn partner, kon immers geen geloof worden gehecht aan hun beweerde problemen die zij met deze bendeleden zouden hebben gekend in de periode dat zij in San Juan Opico (El Salvador) verbleven.

De Raad verwijst naar wat dienaangaande wordt overwogen in punt 3 van voormeld inzake verzoekers partner M.P.K.L.

Gezien de lokale aard van de problemen die hij en zijn partner in El Salvador hebben gekend, maakt verzoeker niet aannemelijk in Mexico te worden geviseerd door leden van diezelfde bende, te meer reeds werd vastgesteld dat hij noch zijn partner in het vizier zouden zijn gekomen van bendeleden in San Juan Opico, er verder geen andere concrete indicaties zijn dat zij in het oog worden gehouden door leden van dezelfde bende in andere wijken, geen geloof kan worden gehecht aan het betoog dat de bendeleden hen zouden hebben teruggevonden in San Juan Opico en opnieuw hebben bedreigd en dus niet aannemelijk wordt gemaakt dat er voor verzoeker en zijn partner in San Juan Opico een gegronde vrees voor vervolging of een reëel risico op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 48/4, § 2, a) en b) van de Vreemdelingenwet bestaat en zij aldus niet zouden kunnen terugkeren naar San Juan Opico.

Behoudens loutere veronderstellingen en hypothetische uitspraken, brengt verzoeker geen concrete en ernstige aanwijzingen bij die aannemelijk maken dat hij vervolgd of geviseerd zal worden door leden van dezelfde bende in Mexico. Ten overstaan van het CGVS verklaarde verzoeker enkel veel angst te hebben en dat hij geen Mexicaans praat waardoor ze hem makkelijk zouden kunnen vinden en dat in Mexico de centraal-Amerikanen niet graag gezien zijn (AD CGVS, notities persoonlijk onderhoud 6 juni 2019, p. 18).

Ook het loutere feit dat de bende MS-13 ook in Mexico actief is, zoals blijkt uit het bij het verzoekschrift gevoegde artikel, vermag geen individueel en objectief risico te doen vaststellen, net zo min als de

(7)

algemene stelling dat er ook drugtrafiek is en de kinderen ervan houden om centraal-Amerikanen te bestelen (AD CGVS, notities persoonlijk onderhoud 6 juni 2019, p. 18). Dit risico dient in concreto te worden aangetoond, waartoe verzoeker in gebreke blijft nu hij niet verder komt dan het poneren van het lopen op een dergelijk risico en het volharden in ongeloofwaardig bevonden verklaringen betreffende de bedreigingen die hij in San Juan Opico zou hebben ervaren.

3.4. Wat betreft verzoekers motief niet te kunnen terugkeren naar Mexico omdat hij er niemand kent, stelt de Raad vast dat deze problematiek onafdoende is om te gewagen van vervolging of ernstige schade. Het loutere gegeven niemand in Mexico te kennen bereikt niet het vereiste minimumniveau van ernst om als vervolging of foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikelen 48/ en 48/4 van de Vreemdelingenwet te kunnen worden aangemerkt.

In de bestreden beslissing wordt overigens nog het volgende opgemerkt:

“Wat betreft de toepassing van gezinshereniging in Mexico moet opgemerkt worden dat het de regeling van de toegang tot het grondgebied, het verblijf en de verwijdering van vreemdelingen tot de soevereine bevoegdheid van de verschillende nationale staten behoort. Het loutere feit dat u, uw partner en minderjarige dochter enkele voorwaarden dienen te vervullen alvorens jullie als gezin in Mexico kunnen leven volstaat dan ook niet om te besluiten tot een vervolging in de zin van de Geneefse Conventie.

Evenmin is er sprake van het lijden van ernstige schade overeenkomstig artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet van 15 december 1980.”

Verzoeker gaat hier in zijn verzoekschrift niet op in.

3.5. De door verzoeker voorgelegde documenten vermogen geen afbreuk te doen aan het voorgaande.

De Raad stelt vast dat verzoeker in voorliggend verzoekschrift geen verweer voert tegen de motieven van de bestreden beslissing waar de commissaris-generaal deze documenten correct beoordeelt als volgt: “Uw documenten zijn niet in staat om bovenstaande vaststellingen te wijzigen. Uw identiteit en deze van uw dochter worden hier niet betwist. De foto's van uw eetkraam tonen enkel dat u een eetkraam had, wat hier niet wordt betwist.”

3.6. Het voorgaande volstaat om te besluiten dat niet is voldaan aan de cumulatieve voorwaarden zoals bepaald in artikel 48/6, § 4 van de Vreemdelingenwet.

Voorgaande vaststellingen volstaan tevens voor de Raad om vast te stellen dat voor verzoeker geen vrees voor vervolging in de zin van artikel 1, A (2) van het Verdrag van Genève en artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet in aanmerking kan worden genomen, noch een reëel risico op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, § 2, a) en b) van de Vreemdelingenwet.

4. Beoordeling in het licht van artikel 48/4, § 2, c) van de Vreemdelingenwet

Overeenkomstig artikel 48/4, § 2, c), van de Vreemdelingenwet kan aan een verzoeker om internatio- nale bescherming ook de subsidiaire beschermingsstatus worden toegekend wanneer er zwaarwegende gronden zijn om aan te nemen dat een burger die terugkeert naar het betrokken land of, in voorkomend geval, naar het betrokken gebied louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een ernstige bedreiging van zijn leven of persoon als gevolg van willekeurig geweld in het geval van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.

Dienaangaande wordt in de bestreden beslissing gemotiveerd als volgt:

“Uit een grondige analyse van de veiligheidssituatie blijkt dat in Mexico het geweld wijdverspreid is en er onder meer de vorm aanneemt van gemeenrechtelijke criminaliteit, zoals moorden, ontvoeringen, afpersing en drugshandel, waarop de autoriteiten met disproportioneel geweld kunnen reageren. Het merendeel van de misdaden wordt gepleegd door individuele misdadigers of bendes, maar ook corrupte overheden kunnen betrokken zijn. Dit gemeenrechtelijk crimineel geweld kadert evenwel niet binnen een gewapend conflict in de zin van art. 48/4, § 2, c Vw., met name een situatie waarin de reguliere strijdkrachten van een staat confrontaties aangaan met gewapende groeperingen, of waarin twee of meer gewapende groeperingen onderling strijden. Bovendien blijkt uit de aard en/of de vorm waarin dit crimineel geweld plaatsvindt dat de slachtoffers van dit type geweld geviseerd worden voor een welbepaalde reden of doel (bv. wraak, losgeld, macht,etc.). Het (crimineel) geweld in Mexico is dan ook in wezen doelgericht, en niet willekeurig van aard. Uit dezelfde informatie blijkt voorts dat jaarlijks miljoenen Mexicanen zowel naar het buitenland als binnen Mexico reizen en dat Mexico een belangrijke toeristische bestemming is voor miljoenen toeristen. De Commissarisgeneraal beschikt over een zekere appreciatiemarge en is gezien hogervermelde vaststellingen en na grondige analyse van de

(8)

beschikbare informatie tot de conclusie gekomen dat er voor burgers in Mexico actueel geen reëel risico bestaat om het slachtoffer te worden van een ernstige bedreiging van hun leven of hun persoon als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een gewapend conflict.”

Verzoeker brengt geen informatie bij waaruit kan blijken dat de informatie waarop bovenstaande analyse is gebaseerd niet langer actueel of correct zou zijn of dat de commissaris-generaal hieruit verkeerde conclusies heeft getrokken.

Aldus toont verzoeker niet aan dat er in zijn geval zwaarwegende gronden bestaan om aan te nemen dat hij bij een terugkeer naar zijn land en regio van herkomst een reëel risico zou lopen op ernstige schade in de zin van artikel 48/4, § 2, c) van de Vreemdelingenwet.

5. Waar verzoeker verwijst naar artikel 48/7 van de Vreemdelingenwet, wijst de Raad erop dat hierin wordt gesteld dat er een duidelijke aanwijzing is dat de vrees voor vervolging gegrond is en het risico op ernstige schade reëel is indien een verzoeker in het verleden reeds werd vervolgd, of reeds ernstige schade heeft ondergaan, of reeds rechtstreeks is bedreigd met dergelijke vervolging of met dergelijke schade, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen.

De Raad verwijst naar wat hierboven werd besproken en waaruit volgt dat er geen concrete individuele aanwijzingen zijn dat verzoeker heden dreigt te worden vervolgd of geviseerd bij terugkeer naar Mexico.

Bijgevolg is verzoekers verwijzing naar artikel 48/7 van de Vreemdelingenwet niet dienstig.

6. Uit het administratief dossier blijkt dat verzoeker tweemaal werd gehoord op het CGVS. Tijdens deze gehoren kreeg hij de mogelijkheid zijn vluchtmotieven uiteen te zetten en zijn argumenten kracht bij te zetten, kon hij nieuwe en/of aanvullende stukken neerleggen en heeft hij zich laten bijstaan door zijn advocaat, dit alles in aanwezigheid van een tolk die het Spaans machtig is. De Raad stelt verder vast dat de commissaris-generaal zich voor het nemen van de bestreden beslissing heeft gesteund op alle gegevens van het administratief dossier, op algemeen bekende gegevens over het land van herkomst van verzoeker en op alle dienstige stukken. De stelling dat de commissaris-generaal niet zorgvuldig is te werk gegaan, kan derhalve niet worden bijgetreden.

7. Uit wat voorafgaat blijkt dat er geen essentiële elementen ontbreken waardoor de Raad niet over de grond van het beroep zou kunnen oordelen. Verzoeker heeft evenmin aangetoond dat er een substantiële onregelmatigheid aan de bestreden beslissing zou kleven in de zin van artikel 39/2, § 1, 2°

van de Vreemdelingenwet. De Raad ziet geen redenen om de bestreden beslissing te vernietigen en de zaak terug te zenden naar de commissaris-generaal. De overige aangevoerde schendingen kunnen hier, gelet op het voorgaande, dan ook evenmin leiden tot een vernietiging van de bestreden beslissing.

8. Bovenstaande vaststellingen volstaan om te besluiten dat verzoeker niet als vluchteling kan worden erkend in de zin van artikel 48/3 van de Vreemdelingenwet, noch in aanmerking komt voor de toekenning van de subsidiaire beschermingsstatus in de zin van artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet.

(9)

OM DIE REDENEN BESLUIT DE RAAD VOOR VREEMDELINGENBETWISTINGEN:

Artikel 1

De verzoekende partij wordt niet erkend als vluchteling.

Artikel 2

De subsidiaire beschermingsstatus wordt de verzoekende partij geweigerd.

Aldus te Brussel uitgesproken in openbare terechtzitting op dertig oktober tweeduizend twintig door:

mevr. M. MAES, wnd. voorzitter, rechter in vreemdelingenzaken

dhr. T. LEYSEN, griffier

De griffier, De voorzitter,

T. LEYSEN M. MAES

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

2.5.. In de bestreden beslissing wordt in de eerste plaats gesteld dat aan verzoekster op haar vraag een vrouwelijke dossierbehandelaar en vrouwelijke tolk werden toegekend.

In de verweernota van het Commissariaat-generaal wordt in dit verband evenwel op goede grond vastgesteld: “Voor zover verzoekende partijen poneren dat hun Syrische paspoorten

Artikel 48/4 van de Vreemdelingenwet stelt dat "§ 1. De subsidiaire beschermingsstatus wordt toegekend aan de vreemdeling, die niet voor de vluchtelingenstatus in aanmerking komt

Gelet op het voorgaande, waaruit blijkt dat de activiteiten van UNRWA niet zijn stopgezet, dat het agentschap zijn opdrachten voortzet en bijstand verleent aan Palestijnse

De Raad stelt, samen met verzoekster vast dat de door haar ingeroepen feiten waarvan zij en haar minderjarige kinderen het slachtoffer werden in Venezuela en de gebeurtenissen aldaar

Nogmaals steunt de verzoekende partij niet op objectieve gegevens en een correcte analyse van de omstandigheden van het vertrek. Vooreerst dient reeds te worden vastgesteld dat

Hij stelt immers vast dat (i) het bijzonder weinig steek lijkt te houden dat verzoeker een groep geharde paramilitairen eenvoudigweg wist te misleiden door te stellen dat hij

“Vooreerst dient te worden opgemerkt dat u in de derde maand van 2016 stelt Ethiopië te hebben verlaten (notities CGVS I, p.37). U zou vervolgens na een reis door Sudan en Libië in