• No results found

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project:

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project:"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, cel Mer Graaf de Ferrarisgebouw

Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL

tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75

Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Project:

Restauratie en uitbreiding van het sluizenwerk van de Schemelbertmolen op de Molenbeek te Puurs-Liezele

Initiatiefnemer:

Polder Vliet en Zielbeek Stationsstraat 25

2870 Puurs

25 november 2005

PRMER-0059-GK

(2)

1. Inleiding

De waterloopbeheer, tevens de initiatiefnemer, heeft het voornemen om in Liezele (Puurs) het sluizenwerk van de Schemelbertmolen, een beschermd monument, te restaureren en uit te breiden. Dit is nodig om de waterstanden te optimaliseren in functie van het versterken van de natuurwaarden en het beveiligen tegen wateroverlast van de stroomopwaarts gelegen verkaveling “Hof ter Bollen”. Omdat in de huidige situatie het water gestuwd wordt t.b.v. de werking van de Schemelbertmolen bestaat er ook een barrière voor vismigratie. Het is ook de bedoeling om aan de uitbreiding van de sluis een visdoorgang te koppelen waardoor vismigratie mogelijk zal worden.

De initiatiefnemer van dit project is het polderbestuur van de Polder Vliet en Zielbeek, Stationsstraat 25, 2870 Puurs.

Het m.e.r.-proces werd opgestart onder het Besluit van de Vlaamse Regering van 23 maart 1989 houdende bepalingen voor het Vlaamse Gewest van de categorieën van werken en handelingen, andere dan hinderlijke inrichtingen, waarvoor een milieueffectrapport is vereist voor de volledigheid van de aanvraag voor de bouwvergunning. Op dat moment was het project onderworpen aan de MER-plicht volgens artikel 2, sub 15 van dit besluit, met name:

"waterhuishoudingsprojecten die het waterregime beïnvloeden in één of meer van de volgende gebieden:

- ofwel een volgens het Gewestplan vastgesteld natuur- en/of reservaatgebied;

- ofwel een volgens het Gewestplan vastgesteld ecologisch waardevol gebied;

- ofwel een vogelbeschermingsgebied vastgesteld in toepassing van de richtlijn 97/409/EEG van 2 april 1979 en/of Ramsar-gebied.".

Omwille van de mogelijke invloed op de waterhuishouding van de waterhuishoudingswerken op een volgens het Gewestplan vastgesteld natuurgebied was dit project dus project-MER- plichtig.

Overeenkomstig de huidige inzichten is deze activiteit onderworpen aan een milieubeoordelingsplicht volgens bijlage II, rubriek 1c 2°, van het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststellingen van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage met name: “Waterbeheersingsprojecten op onbevaarbare waterlopen, zoals de aanleg van overstromingsgebieden, wachtbekkens of van nieuwe waterlopen, die gelegen zijn in of een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied, met uitzondering van instandhoudings-, herstel- of onderhoudswerken” en rubriek 10 h, m.n. “Werken … ter beperking van overstromingen, met inbegrip van de aanleg van sluizen, stuwen, dijken, overstromingsgebieden en wachtbekkens, die gelegen zijn in of een aanzienlijke invloed kunnen hebben op een bijzonder beschermd gebied.”

Aangezien het project zich gedeeltelijk bevindt in een bijzonder beschermd gebied, is onderhavig project milieubeoordelingsplichtig. De initiatiefnemer heeft er echter voor gekozen om het opgestarte m.e.r.-proces voor de opmaak van een MER te finaliseren en geen verzoek tot ontheffing voor het opstellen van een MER in te dienen.

De milieubeoordeling (in dit geval het MER) is vereist voor het vervolledigen van de aanvraag voor een stedenbouwkundige vergunning.

(3)

Het kennisgevingdossier is door de Cel Mer van de afdeling algemeen Milieu- en Natuurbeleid volledig verklaard op 4 maart 2004. Afschriften van dit volledig verklaarde kennisgevingdossier werden door de initiatiefnemer rondgestuurd op 11 maart 2004. De ter inzagelegging bij het gemeentebestuur van Puurs liep van 16 maart 2004 tot 14 april 2004.

Deze ter inzage legging werd aan de bevolking aangekondigd d.m.v. aanplakking aan het gemeentehuis. Parallel werden adviezen bij administraties en openbare besturen gevraagd.

Rekening houdend met de geformuleerde opmerkingen en de resultaten van een overlegvergadering met alle betrokken partijen op 21 april 2004 te Antwerpen heeft de Cel Mer richtlijnen op 19 mei 2004 betekend. Tijdens de milieueffectrapportage werd er overleg gepleegd. De richtlijnen vormden de leidraad voor de bespreking van het ontwerprapport, dat voor opmerkingen naar de verschillende administraties werd rondgestuurd. De ontwerptekstbespreking vond plaats op 4 oktober 2005. Het definitieve milieueffectrapport werd ontvangen op 20 oktober 2005 en de goedkeuring ervan wordt samen met dit goedkeuringsverslag uiterlijk op 27 november 2005 betekend.

Aan de hand van de criteria die vooropgesteld werden in de eerder betekende richtlijnen werd dit goedkeuringsverslag opgesteld. Het milieueffectrapport heeft voldoende invulling gegeven aan de richtlijnen die overeenkomstig artikel 4.3.5§1 van het decreet betreffende de milieueffect - en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (BS 13 februari 2003) werden vastgesteld. Het MER bevat voldoende informatie om het aspect milieu een volwaardige plaats te geven bij de besluitvorming.

2. Vorm en presentatie

Het voorliggende milieueffectrapport, bestaande uit 2 boekdelen (een tekstbundel en een kaartenbundel) is naar presentatie en lay-out een zeer verzorgd document geworden. De figuren en bijlagen zijn steeds van een zeer goede kwaliteit, zeer verzorgd en verduidelijkend.

Het rapport bevat een duidelijke inhoudsopgave, lijsten met figuren en tabellen, een literatuurlijst en een verklarende woordenlijst. Alle relevante kaarten zijn in bijlage achteraan het rapport aanwezig en verwijzingen ernaar zijn in de tekst verwerkt. De effecten en milderende maatregelen worden cartografisch gesitueerd.

Het rapport bevat een leeswijzer zoals bedoeld in het Richtlijnenboek m.e.r.. Deze leeswijzer is nuttig t.b.v. de leestoegankelijkheid van het MER. De leeswijzer duidt per onderwerp aan wat de cruciale informatie is en duidt aan wat de te volgen leesstrategie is, wat de plaats is van belangrijke informatie en wat de functie is van de tekstonderdelen.

Het voorwoord beschrijft beknopt de verschillende stappen van de milieueffectrapportage.

Het bevat ook een summiere situering van deze MER binnen de vergunningsprocedure. De vervolgmogelijkheden voor actieve en passieve openbaarheid van het MER zijn opgenomen in deel 1. Het voorwoord geeft wel het concrete doel van dit milieueffectrapport aan. De niet- technische samenvatting werd achteraan in het rapport opgenomen. De kwaliteitsbeoordeling van deze samenvatting volgt verder in §12 van dit verslag.

De taak van elke betrokken partij wordt in deel 1 van het MER duidelijk verwoord.

(4)

De bijlage bevat verduidelijkende achtergrondinformatie.

3. Doelstelling, verantwoording en besluitvorming

art.4.3.7.§ 1,1°, a en b

De doelstelling en de verantwoording, duidelijk toegelicht in deel 2 van het MER, geeft aan dat de voorgestelde activiteit een oplossing wil bieden enerzijds voor de dreigende wateroverlast in het stroomgebied van de Vliet, de Grote Molenbeek en de Molenbeek en anderzijds aan een gedeeltelijke restauratie van de Schemerbertmolen. Deze molen is beschermd als monument, de omgeving ervan als dorpsgezicht. Tevens wordt er in dit MER ook naar een oplossing onderzocht om het vismigratieknelpunt op te lossen. Het MER heeft de rol en de noodzaak van deze gewenste situatie en de keuzes van de ingrepen duidelijk toegelicht. De doelstelling en de verantwoording werden gestaafd aan de hand van reeds uitgevoerde voorstudies (o.a. modelleringen).

Het MER is niet alleen een hulp bij de besluitvorming maar volgens art. 4.1.7. van het decreet moeten ook de conclusies ook “doorwerken in de besluitvorming”. Het MER heeft bij de formulering van de mogelijke alternatieven, de milderende of compenserende maatregelen daar duidelijk rekening mee gehouden.

De termijnen waarop het project zal worden vergund (en uitgevoerd) zijn niet aangegeven.

Deel 1 heeft wel opgave gedaan van de aan te vragen vergunningen en van de te volgen vervolgprocedure.

4. Voorgenomen project en alternatieven

art.4.3.7.§ 1,1°,c, d en e

Het MER beschrijft in deel 4 op een voldoende wijze het project dat verder in het rapport wordt behandeld.

Om aan de bovenstaande doelstellingen te kunnen beantwoorden worden verschillende ingrepen gepland in het projectgebied:

• restauratie van het volledige sluizenwerk,

• bijkomende lossluis (ontdubbeling van het bestaande sluizencomplex) met visdoorgang;

• aanpassing duiker t.h.v. de Hof ter Bolledreef.

Alle activiteiten en deelactiviteiten van aanleg- en exploitatiefase in het kader van het voorgenomen project zijn in het rapport volledig beschreven en waar relevant op een duidelijke wijze cartografisch gepresenteerd. Alle ingrepen en deelingrepen in het kader van het voorgenomen project worden dan in deel 6 op een duidelijke manier in een ingreep- effectschema weergegeven.

(5)

In het kader van de uit te voeren werkzaamheden waarvan de locaties nog niet precies gekend zijn, heeft het MER mogelijke sites aangeduid op basis van minimale (tijdelijke) effecten.

Deze omvatten o.a. opslagruimtes voor in te zetten materieel, de werfkeet,…

In deel 4 van het rapport zijn ook alle relevante alternatieven, vooral m.b.t. het oplossen van het vismigratieknelpunt, die de initiatiefnemer heeft overwogen behandeld. Voor- en nadelen zijn er tevens voldoende beschreven. Ook werd voldoende gemotiveerd waarom verder in het MER geen uitvoeringsalternatieven op hun milieueffecten worden onderzocht.

5. Juridische en beleidsmatige context

art.4.3.7.§ 1,f

Deel 3 in het MER heeft uitgebreid opgave gedaan van het juridisch en beleidsmatige kader dat voor dit project van belang is. Het rapport geeft telkens duidelijk aan waar de projectrelevantie zich situeert. De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden met een duidelijk ruimtelijke component worden duidelijk cartografisch gepresenteerd.

6. Algemene methodologische aspecten

In het hoofdstuk 5 wordt de opbouw en de uitgangspunten van de effectenstudie beschreven, m.n. de afbakening van de te onderzoeken disciplines en de afbakening van de projectgrenzen en het studiegebied. De te verwachten effecten per fase en per deelingreep worden dan in hoofdstuk 6 duidelijk afgebakend. Dit werd aangegeven in een duidelijk ingreep- effectenschema (tabel 6.8).

Het vastleggen van de referentietoestand (hier de huidige situatie van het studiegebied) is behandeld in hoofdstuk 5. De gebruikte informatiebronnen voor de beschrijving van de referentiesituatie worden er binnen elke discipline aangegeven. Ook de gehanteerde methodologie voor de beschrijving van de referentiesituatie wordt voldoende aangegeven.

Tevens is opgave gedaan van mogelijke ontwikkelingsscenario's welke het beoordelingskader vormen voor de vastgestelde effecten die werden aangegeven in het ingreep-effectschema.

Per discipline wordt in hoofdstuk 7 aangegeven welke methodologie gehanteerd wordt om de effecten van het project in te schatten.

7. Bestaande toestand en milieueffecten

7.1. Bestaande toestand en ontwikkelingsscenario’s

art.4.3.7.§ 1,1°, g

Per discipline wordt de referentiesituatie van het gebied in deel 5 goed en volledig beschreven

(6)

wordt maximaal gebruik gemaakt van de beschikbare informatiebronnen en ondersteunend kaartmateriaal.

In dit MER, geïntegreerd binnen elke discipline, krijgt de lezer een zeer goed overzicht van de huidige status van het studiegebied.

7.2. Milieueffecten en milderende maatregelen

art.4.3.7.§ 1,2°, a, b, c

In deel 7 van het rapport worden de effecten per discipline voldoende beschreven of voorspeld en beoordeeld. Waar mogelijk werden de effecten via modelberekening kwantitatief uitgedrukt. Na de beoordeling van de mogelijke invloeden van het project op de mogelijke ontwikkelingsscenario’s, worden in een aparte paragraaf (§7.6, p.217 e.v.) per discipline milderende maatregelen vooropgesteld.

Binnen de discipline ‘Water’ ligt de nadruk enerzijds op de effecten op het grondwater en anderzijds op de invloed van het project op de oppervlaktewaterbeheersing in de Molenbeek.

De ingrepen van het project worden op deze discipline als minimaal beschouwd voor het gebied. De effecten werden waar mogelijk duidelijk kwantitatief uitgedrukt. Voor het effect

“wijziging in waterhoogtes en mogelijke overstromingen” werd voldoende gebruikt gemaakt van gekwantificeerde modelresultaten. Locatiegebonden effecten zijn duidelijk cartografisch gepresenteerd.

In de discipline ‘Bodem’ wordt vooral de wijzigingen van bodemstructuur tijdens de uitvoering van werkzaamheden (verdichting) beoordeeld. De effecten worden lokaal als negatief beoordeeld. Locatiegebonden effecten werden duidelijk cartografisch gepresenteerd.

In de discipline ‘Monumenten en Landschappen’ worden de effecten, m.n. de invloed op cultuurhistorie, de wijzigingen van het landschapsbeeld en de mogelijke wijzigingen in de landschapsstructuur vooral, gezien de aard van het project, op microschaal op een voldoende wijze beschreven en beoordeeld. De effecten worden, afhankelijk van de effectgroep, er beoordeeld van negatief tot positief.

De biotoopwijziging, incl. biotoopwinst- en verlies, t.g.v. het functioneren van het project (bijv. via verdroging of vernatting) zijn binnen de discipline ‘Fauna & Flora’ voldoende kwantitatief toegelicht. Ook de invloed op de barrièrewerking wordt behandeld. Permanente nadelige effecten binnen deze discipline worden er trouwens niet vastgesteld.

Binnen de discipline ‘Mens’ worden de effecten op het menselijk handelen, zoals de impact op recreatie en op beleving voldoende beoordeeld. Het MER toont binnen de discipline Water wel aan dat het ontdubbelen van de sluis niet direct een grote oplossing biedt voor de wateroverlast in de woonwijk Hof ter Bolle, mede door het feit dat deze wijk ook slecht werd ingepland, m.n. in een voormalig “broekgebied” en in het natuurlijk overstromingsgebied van de Molenbeek (af te leiden van de bodemkaart). Ook tijdelijke effecten (geluid en mogelijke verkeershinder) zijn voldoende beschreven.

Deel 8 van het MER stelt dat er geen negatieve gewestgrensoverschrijdende effecten te verwachten zijn.

(7)

7.3. Vergelijking van de alternatieven

art.4.3.7.§ 1,2°, e

Zoals hierboven reeds beschreven zijn in het deel 4 van het MER de door de initiatiefnemer overwogen alternatieven besproken met hun voor- en nadelen. Deze alternatievenbespreking is voldoende uitgewerkt en onderbouwd op een voldoende wijze waarom er binnen het effectenonderzoek verder geen alternatieven meer onderzocht zijn. Van het voorliggende project kan men ook aannemen dat dit het meest milieuvriendelijk alternatief is.

8. Leemten in de kennis

art.4.3.7.§ 1,4°

In deel 9 werd per discipline duidelijk de leemten in de kennis behandeld. Uit de beschrijving kan duidelijk afgeleid worden over welk type van leemte het gaat: met betrekking tot inventarisatie en met betrekking tot voorspellings- en beoordelingsmethodes en met btrekking tot inzicht. Hierbij wordt meestal aangegeven hoe met die leemte in de kennis is omgegaan in het rapport.

9. Monitoring en evaluatie

art.4.3.7.§ 1,2°, d

Deel 9 van het rapport (§9.4) behandelt op een voldoende wijze een mogelijk postmonitoringprogramma. Locatiegebonden monitoring werd niet cartografisch gepresenteerd. Voorlopig worden er geen maatregelen voorgesteld die afhankelijk worden gesteld van monitoringresultaten.

10. Integratie en eindsynthese

art.4.3.7.§ 1,2°, e

Deel 10 geeft een disciplineoverschrijdende en duidelijk leesbare eindbespreking van de verwachte gevolgen voor het milieu en hoe en in welke mate de voorgestelde maatregelen deze kunnen milderen.

In deze eindbespreking wordt besloten dat het project geen onoverkomelijke milieueffecten zal teweegbrengen als de voorgestelde maatregelen worden opgenomen in het project.

11. Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen

art.4.3.7.§ 5,3°

Deel 11 “Tewerkstelling, investering en gebruikte materialen” geeft voldoende invulling aan

(8)

12. Niet-technische samenvatting

art.4.3.7.§ 1,5°

De niet-technische samenvatting vormt een duidelijk en afzonderlijk leesbaar deel van het rapport dat de essentie van de overige delen beknopt weergeeft. De tekst is begrijpelijk voor een gemiddelde lezer. Deze samenvatting verwijst in een soort van voorwoord naar de relevante figuren, kaarten of tekeningen in de kaartenbundel. Mede daardoor kan deze samenvatting als een apart geheel gelezen worden.

13. Besluit

Gelet op wat voorafgaat wordt de project-MER, ingediend door Soresma in naam van dede Polder Vliet en Zielbeek op 20 oktober 2005, goedgekeurd.

25 november 2005,

Voor het afdelingshoofd, afwezig,

ir. Luc JANSSENS

Celverantwoordelijke NTMB

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Beoordelingskader impact luchtkwaliteit (bij kwantitatieve impactbeoordeling); score toegekend voor de berekende bijdrage ten opzichte van luchtkwaliteitsdoelstellingen en

01OE 28 Wellantcollege Gouda VMBO Ronsseweg 555 2803 ZK Gouda voldoende voldoende van 1 jaar gegevens - -. 01OE 30 Wellantcollege Alphen a/d Rijn VMBO Kalkovenweg 62 2401 LK

Cochlear heeft implanteerbare hooroplossingen voor veel types gehoorverlies, inclusief gehoorverlies in de hoge frequenties, gemiddeld tot zeer ernstig sensorineuraal

In dit advies geeft de Commissie voor de milieueffectrapportage (verder ‘de Commissie’) 1 aan of het milieueffectrapport (MER) voldoende informatie geeft om een goed

Als eerste stap koopt stad Antwerpen het voormalige dominicanenklooster en de bijhorende kerk langs de Ploegstraat 25-27 en langs de Provinciestraat 112 B aan.. De panden vormen met

Met deze brief benaderen wij - het bestuur van de Groninger Bodem Beweging – alle raadsleden van de zeven gemeenten waar plannen worden gemaakt voor het versterken van

Voor complexere ketens is het dus van belang dat meer- dere uit te voeren audits in samenhang bekeken worden om daarmee een oordeel over de totale keten te kunnen geven.. Zie ook

Welkoop heeft deze locaties echter afgewezen als niet geschikt.. Volgens ons zijn er echter ook kansen om op een andere locatie