• No results found

bevolkingsevolutie in west-vlaanderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "bevolkingsevolutie in west-vlaanderen"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

bevolkingsevolutie in west-vlaanderen

Volgens gegevens die de Gewestelijke Ontwikkelings­

maatschappij voor West-Vlaanderen verkreeg van de onderscheiden gemeenten, steeg het bevolkingscijfer in West-Vlaanderen van 1.076.603 op 1 januari 1979 tot

1.078.239 op 1 januari 1980, dit is met 1.636 eenheden.

In 1978 had de toename slechts 796 personen bedragen.

De aangroei van het jaar 1979 is op het jaar 1978 na, de laagste van de ganse naoorlogse periode,

In 1979 was er een daling van het bevolkingscijfer in de arrondissementen leper (— 158) en Diksmuide (— 10) ; de evolutie was iets gunstiger dan in 1978 in het

arrondissement Diksmuide (— 83 in 1978) en ongunstiger dan in 1978 in het arrondissement leper (— 93 in 1978).

In 1978 was er in het arrondissement Oostende een daling (— 378) en in 1979 opnieuw een beperkte aangroei (+ 62).

Op te merken valt dat het arrondissement Oostende in de ganse naoorlogse periode enkel in 1978 een dalend bevolkingscijfer heeft gekend. Een opvallende verbetering in vergelijking met 1978 was er in de arrondissementen Roeselare (+ 635 tegenover + 174) en Veurne (+ 234 tegenover + 97) en in mindere mate in het arrondissement Kortrijk (+ 335 tegenover + 262). Heel wat minder goed was het verloop in het arrondissement Tielt (+ 20 tegenover + 219). In het arrondissement Brugge was de toename in 1979 iets geringer dan in 1978 (4- 518 tegenover + 598).

Arrondissement Bevolking Bevolkingsverloop

1.1.1979 1.1.1980 1978 1979

Brugge 253.028 253.546 + 598 + 518

Diksmuide 47.579 47.569 — 83 — 10

leper 104.137 103.979 — 93 — 158

Kortrijk 271.150 271.485 + 262 + 335

Oostende 132.811 132.873 — 378 + 62

Roeselare 135.824 136.459 + 174 + 635

Tielt 84.643 84.663 + 219 + 20

Veurne 47.431 47.665 + 97 + 234

West-Vlaanderen 1.076.603 1.078.239 + 796 + 1.636

De grootste toename in absolute cijfers werd genoteerd te Waregem (+ 376), Koksijde (4- 279), Hooglede (+ 216).

Roeselare (+ 211), Beernem (+ 206), Oostkamp (+204), Wevelgem (+ 201), Ichtegem (+ 175), Moorslede (+ 139), Nieuwpoort (+ 125). Zedelgem (+ 120), Harelbeke (+ 1 17), leper (+ 166), Jabbeke (+ 101), Anzegem (+ 99) en Blankenberge (+ 97). Van de 64 Westvlaamse gemeenten waren er 39 met een groeiend bevolkingscijfer en een gemeente (Mesen) met een status quo.

De gemeenten met de grootste daling van het

bevolkingscijfer waren Kortrijk (— 350), Oostende (— 303), Brugge (— 281), Menen (— 209), Zonnebeke (— 86).

en Langemark-Poelkapelle (— 82).

In de kustzone steeg de bevolking in 1979 van 177.451 tot 177.737 personen, dit is met 286 personen of 0,2 % ; in 1978 was er een daling geweest van 431 personen of 0,2 %. Te wijzen valt op een terugloop van de bevolking aan de Middenkust (— 546 in 1978 en — 181 in 1979), ingevolge de daling in de stad Oostende. In het gebied Brugge-Kortrijk was het bevolkingscijfer stijgend van 667.210 tot 668.793 personen, dit is met 1.583 personen of 0,2 % ; in 1978 was er hier een toename geweest van 1.395 personen of eveneens 0,2 %. De Westhoek verliest nog steeds aan bevolking. In 1979 was er in de Westhoek een daling van 231.942 tot 231.707 personen, dit is met 235 personen of 0,1 % ; in 1978 was er een daling met

I 68 personen (0,1 %).

In vergelijking met het voorgaande jaar was er in West-Vlaanderen een lichte toename van het aantal geboorten (+ 54), een daling van het aantal sterfgevallen (— 86) en een geringer vertrekoverschot (— 696).

De natuurlijke groei van de bevolking (verschil tussen geboorten en sterfte) bereikte in 1979 2.330 eenheden tegenover 2.190 in 1978. Er was in 1979 een vertrek­

overschot van 696 personen tegenover 1.394 in 1978.

In 1978 was het aantal sterfgevallen groter dan het aantal geboorten in het arrondissement Veurne (— 14) ; in 1979 was er een gering geboortenoverschot (+ 32).

In 1979 waren er 14 gemeenten met meer sterf­

gevallen dan geboorten ; in 1978 waren het er 19. Er waren 5 kustgemeenten (Knokke-Heist, Blankenberge, De Haan, Oostende, De Panne) die zowel in 1978 als in 1979 meer sterfgevallen hadden dan geboorten ; in 3 andere gemeenten (Lo-Reninge, Vleteren, Alveringem) was dit eveneens het geval. In 6 gemeenten was het natuurlijk akkres negatief in 1979 in tegenstelling met het jaar 1978 (Houthulst, Langemark-Poelkapelle, Mesen, Zonnebeke,

Evolutie van de bevolkingskomponenten in West-Vlaanderen, 1978-79

Arrondissement Geboorten Sterfte Migratiesaldo Per 1.000 inw. in 1979

1978 1979 1978 1979 1978 1979 Geboorte Sterfte

Brugge 3.127 3.151 2.547 2.616 + 18 — 17 12,4 10,3

Diksmuide 572 606 536 530 — 119 — 86 12.7 11.1

leper 1.366 1.330 1.210 1.214 — 249 — 274 12.8 11,7

Kortrijk 3.681 3.781 2.959 2.831 — 460 — 616 13,9 10,4

Oostende 1.521 1.459 1.410 1.429 — 489 + 32 11.0 10.8

Roeselare 1.825 1.786 1.438 1.399 — 213 + 248 13,1 10,3

Tielt 1.143 1.124 931 920 + 7 — 184 13,3 10,9

Veurne 549 601 563 569 + 111 + 201 12,6 11,9

West-Viaanderen 13.784 13.838 11.594 11.508 — 1.394 — 696 12,8 10,7

49

(2)

Dentergem, Ruiselede). Er waren daarentegen 11

gemeenten die in 1979 een geboortenoverschot hadden in tegenstelling met het jaar 1978 (Zuienkerke, Diksm ui de, Koekelare, Poperinge, Avelgem, Lendelede, Menen, Spiere-Helkijn, Moorslede, Ardooie, Nieuwpoort).

Het aantal geboorten was in het gebied Brugge- Kortrijk in 1979 iets geringer dan in 1978 en was lichtjes stijgend in de Westhoek en in de kustzone. In het gebied Brugge-Kortrijk waren er in 1979 8.956 geboorten tegen­

over 8.997 in 1978 ; in de Westhoek was er een toename van 2.871 tot 2.946 en in de kustzone van 1.916 tot 1.936 (met een daling aan de Middenkust van 1.188 tot 1.100).

Het aantal geboorten per 1.000 inwoners blijft duidelijk groter in het gebied Brugge-Kortrijk (13,4 p.d.) dan in de Westhoek (12,7 p.d.) en in de kustzone (10,9 p.d.).

Het aantal sterfgevallen liep zowel in het gebied Brugge-Kortrijk als in de Westhoek en in de kustzone iets terug, zij het overal in geringe mate. Het aantal sterf­

gevallen per 1.000 inwoners is het grootst in de Westhoek (11,5 p.d.), gevolgd door de kustzone (11,1 p.d.) en het gebied Brugge-Kortrijk (10,3 p.d.). In de kustzone waren er in 1979 meer sterfgevallen dan geboorten (— 34), zij het dat het verschil is verkleind (— 77 in 1978). In de West­

hoek steeg het natuurlijk akkres van 164 in 1978 tot 276 in 1979 en in het gebied Brugge-Kortrijk was er een daling van 2.103 tot 2.088 eenheden.

Het natuurlijk akkres bereikte in 1979 in het gebied Brugge-Kortrijk nog 3,1 per 1.000 inwoners tegenover amper 1,2 p.d. in de Westhoek ; in de kustzone was het resultaat negatief (— 0,2 p.d.).

Zoals in 1978 was er ook in 1979 een vertrekoverschot

in de arrondissementen Diksmuide, leper en Kortrijk. Het arrondissement Brugge noteerde voor het eerst sinds vele jaren een vertrekoverschot, zij het zeer gering. In het arrondissement Oostende dat in 1978, voor het eerst sinds vele jaren, een uitwijkingsoverschot had genoteerd, was er in 1979 opnieuw een vestigingsoverschot, echter zeer gering. In het arrondissement Veurne was het vestigings­

overschot in 1979 groter dan in 1978. Opvallend is het vestigingsoverschot in 1979 in het arrondissement Roeselare (+ 248) in vergelijking met het aanzienlijk vertrekoverschot (— 213) in 1978. In het arrondissement Tielt daarentegen was er in 1979 een vertrekoverschot (— 184) tegenover een klein vestigingsoverschot (+ 7) in 1978.

De belangrijkste vestigingsoverschotten werden in 1979 genoteerd te Koksijde (+ 234), Waregem (+ 198), Beernem (+ 176), Hooglede (+ 161), Blankenberge (+ 132),

Ichtegem (+ 132), Moorslede (+ 111), Nieuwpcort (+ 101), Oostkamp (+ 97) en De Haan (+ 93).

Aanzienlijke vertrekoverschotten waren er te Brugge (— 497), Kortrijk (— 452), Menen (— 244), Oostende (— 229), Zwevegem (— 1 1 7). Wielsbeke (— 92). Zonnebeke (— 85) en Heuvelland (— 81). Van de 64 Westvlaamse gemeenten waren er 33 met een vertrekoverschot.

In de Westhoek is het vertrekoverschot gestegen van 332 in 1978 tot 511 in 1979. In het gebied Brugge-Kortrijk verminderde het vertrekoverschot van 708 in 1978 tot 505 in 1979. In de kustzone werd er in 1978 een uitwijkings­

overschot genoteerd van 354 personen en in 1979 was er opnieuw een vestigingsoverschot van 320 personen ; de verbetering in vergelijking met het jaar 1978 valt vooral terug op de stad Oostende die in 1978 een vertrekoverschot had van 855 personen en in 1979 van 229 personen.

Evolutie van geboorten en sterfte in West-Vlaanderen, 1921-79 (jaargemiddelden).

(3)

evolutie van de

ekonomische sektoren

Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid, West-Vlaanderen, maart 1978 - maart 1979

De meest recente cijfers betreffende het aantal bezoldigden tewerkgesteld in Westvlaamse bedrijven zijn die van 31 maart 1979, vertrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

De statistische informatie voor deze telling vertrekt niet van geregionaliseerde gegevens, maar van de telling op basis van de werkgevers, gelokaliseerd naar de voornaamste bedrijfszetel ; ten einde een vergelijkbare statistiek met de geregionaliseerde statistiek van de telling op 30 juni te verkrijgen, werden de gegevens van de opgave op 31 maart 1979 door de RSZ aangepast overeenkomstig de resultaten van de geregionaliseerde statistiek van de tewerkstelling op 30 juni 1978. De graad van nauwkeurigheid is derhalve minder groot dan bij de tellingen van 30 juni.

Het aantal getelde werknemers omvat diegenen die de laatste dag van het kwartaal op het werk aanwezig waren evenals de verzekeringsplichtige werknemers van wie de arbeidsovereenkomst geschorst is door ziekte, ongeval, zwangerschaps- of bevallingsrust en diegenen die afwezig waren ingevolge verlof, staking of gedeeltelijke of toevallige werkloosheid of al dan niet verantwoorde afwezigheid.

Bij vergelijking van de gegevens van eind maart 1978 en eind maart 1979 wordt de evolutie iets gedeflatteerd, omdat de benuttiging van het arbeidseffektief in maart 1979 iets groter was dan in maart 1978 ; volgens de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening was het daggemiddelde van de gedeeltelijke werkloosheid in West-Vlaanderen in maart 1979 slechts 7.787 tegenover 10.133 in maart 1978.

De vergelijking wordt, vooral voor de handels- en dienstensektor, bemoeilijkt omdat in 1978 Pasen viel op de laatste zondag van maart en in 1979 slechts midden april ; de seizoentewerkstelling in toerisme en aanverwante aktiviteiten die er was eind maart 1978 was er niet eind maart 1979.

Sinds 1978 zijn in de sociale zekerheid ook opgenomen de personen tewerkgesteld in het Bijzonder Tijdelijk Kader, die in feite werkzoekenden zijn ; eind maart 1978 betrof

het voor West-Vlaanderen amper een 20-tal personen, doch eind maart 1979 ging het reeds om 2.646 personen. In onderhavige analyse werd de tewerkstelling in het Bijzonder Tijdelijk Kader geweerd uit de cijfers van maart 1979.

Volgens de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid bedroeg het aantal in de sociale zekerheid opgenomen werknemers (exclusief binnenschippers en zeelieden ter koopvaardij) in West-Vlaanderen op 31 maart 1979 293.144 personen (exclusief Bijzonder Tijdelijk Kader) tegenover 298.495 op 31 maart 1978.

Ook indien rekening wordt gehouden met het

seizoenmatig karakter van een deel van de werkgelegenheid in de handels- en dienstensektor in maart 1978 in

tegenstelling met maart 1979, dan nog kan besloten worden tot een terugloop van de bezoldigde werk­

gelegenheid.

Zoals tijdens het voorgaande jaar situeert de daling zich in de industrie, maar thans ook in het bouwbedrijf.

Volgens de gegevens van de RSZ was er in industrie (inclusief energie en waterhuishouding) in West-Vlaanderen tussen maart 1978 en maart 1979 een terugloop van 5.342 bezoldigden of 4,4 % ; het voorgaande jaar (maart

1977 - maart 1978) was de daling in de industrie geringer, namelijk 4.531 bezoldigden of 3,6 %. In geen enkele andere provincie was de evolutie ongunstiger tussen maart 1978 en maart 1979 dan tijdens het voorgaande jaar. De procentuele vermindering was tussen maart 1978 en maart 1979 onder alle provincies het grootst in West- Vlaanderen, behoudens de provincie Luik.

Procentuele evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid in de secundaire sektor, maart 1977 - maart 1978 - maart 1979

Industrie en energie Bouwbedrijf Maart 1977- Maart 1978-

maart 1978 maart 1979 Maart 1977-

maart 1978Maart 1978- maart 1979

West-Vlaanderen — 3,6 — 4.4 + 5,9 — L2

Oost-Vlaanderen — 5,3 — 2.8 — 0,7 — 4,3

Antwerpen — 2.8 — 2.8 — 3,3 — 3,5

Limburg — 1,2 — 0,4 — 3.8 + 0,4

Arrondissement

Halle-Vilvoorde — 6.4 — 1.8 — 4.0 + 1,2

Vlaams gewest — 3,7 — 2,7 — 0,9 — 2,1

Luik — 6,7 — 5,3 — 1,4 — 3,6

Henegouwen — 6,7 — 4.3 — 3.4 — 4,7

Namen — 2,1 + 0.2 + 1,8 + 3,6

Luxemburg — 17.8 + 3.7 + 4.6 + 7,4

Arrondissement

Nijvel — 4,1 — 5,3 — 10,1 — 8,4

Waals gewest — 6,4 — 4.2 — 2,2 — 2,7

Arrondissement

Brussel-hoofdstad — 4.2 — 0,5 — 8,3 — 5,1

Het Rijk — 4,6 — 2,9 — 2,3 — 2,7

De metaalnijverheid, bijzonderste industriële bedrijfs­

tak in West-Vlaamderen, kende tussen maart 1978 en maart 1979 in West-Vlaanderen (— 5,3 %) een grotere daling

51

(4)

Verloop van de bezoldigde werkgelegenheid in West-Vlaanderen, maart 1978 - maart 1979

31 maart 31 maart Index

1978 1979

West-Vlaanderen Het Rijk

Landbouw, bosbouw 1.623 1.612 99,3 92,9

Visserij 1.021 1.025 100,4 99,4

Primaire sektor 2.644 2.637 99.7 93,5

Metaalverwerkende industrie, winning en eerste verwerking

metalen, fijnmechanische en optische industrie 42.031 39.821 94,7 97,3

T extielnijverheid 23.986 22.420 93,5 91.8

Houtnijverheid 13.491 12.938 95,9 92,2

Kledingnijverheid (exclusief schoenen) 10.864 10.479 96,5 92,2

Voedingsnijverheid 10.017 9.960 99,4 101,3

Vervaardiging niet-metaalhoudende delfstoffen 4.443 4.267 96.0 95,0

Grafische nijverheid, uitgeverijen 2.689 2.703 100,5 98,9

Elektriciteit, gas, water 2.326 2.327 100.0 98.7

Chemische industrie, kunstmatige vezels 1.801 1.696 94,2 100,6

Drankbereiding 1.567 1.528 97,5 100,8

Plasticverwerkende industrie 1.532 1.522 99,3 98.8

Glasindustrie 1.407 1.259 89,5 93,5

Schoennijverheid 926 845 91,3 89,7

Overige industrie 3.241 3.214 99,2 99,6

Totaal industrie en energie 120.321 114.979 95,6 97,1

Bouwnijverheid 31.265 30.887 98,8 97,3

Secundaire sektor 151.586 145.866 96,2 97,1

Onderwijs 28.465 28.917 101,6 101,5

Algemeen overheidsbestuur, defensie,

wettelijke sociale verzekering 20.725 20.600 99,4 102.4

Vervoer en verkeer 16.286 16.513 101,4 101,3

Groothandel, rekuperatie, tussenpersonen in de handel 13.612 13.239 97,3 95,9

Kleinhandel 13.135 12.728 96,9 100,9

Volksgezondheid en diergeneeskunde 12.409 13.565 109,3 107,4

Andere maatschappelijke dienstverlenende instellingen 7.964 8.508 106,8 107,9

Maaltijden-, dranken- en logiesverstrekkende bedrijven 8.765 7.070 80,7 95,8

Dienstverlening aan ondernemingen, verhuur goederen 5.282 5.595 105,9 104,0

Bank- en kredietwezen 4.911 5.117 104,2 102,6

Reparatie van gebruiksgoederen en voertuigen 3.270 3.333 101,9 100,8

Persoonlijke diensten 2.657 2.580 97.1 97,6

Diensten inzake rekreatie en kuituur 2.364 2.383 100,8 100,8

Overige 4.420 4.493 101,6 99,9

Tertiaire sektor 144.265 144.641 100.3 101,5

(a)

Algemeen totaal 298.495 293.144 98.2 99.7

(a) (a) Exclusief Bijzonder Tijdelijk Kader (2.646 personen).

van de werkgelegenheid dan gemiddeld in het Rijk (— 2,7 %). De daling in de textielnijverheid daarentegen, hoewel aanzienlijk, was in Vlaanderen (— 6,5 %) geringer dan in het Rijk (— 8,2 %). Ook de houtnijverheid kende een geringere daling dan in het Rijk (— 4,1 % tegenover

—'7,8 %) en dit gold ook voor de kledingnijverheid (— 3,5 % tegenover — 7,8 %). De voedingsnijverheid deed het minder goed dan in het Rijk (— 0,6 % tegenover

+ 1,3 %).

In het bouwbedrijf was de bezoldigde werkgelegenheid

in West-Vlaanderen nog stijgend geweest tussen maart 1977 en maart 1978 ; tussen maart 1978 en maart 1979 was er een daling van 378 bezoldigden of 1,2 %. Zowel in Vlaanderen als in Wallonië was de evolutie ongunstig, met toch wel duidelijke verschillen van provincie tot provincie.

In de tertiaire sektor was de bezoldigde werk­

gelegenheid in het algemeen stijgend. Opvallend voor West-Vlaanderen is de daling in de sektor algemeen overheidsbestuur, defensie en wettelijke sociale verzekering (— 0,6 %) tegenover een aangroei in het Rijk (+ 2,4 %),

(5)

aangroei die in alle andere provincies werd gevonden.

Gewezen kan ook worden op de daling in groot- en klein­

handel, waarbij echter rekening is te houden met de seizoentewerkstelling in 1978 (Pasen) in tegenstelling met 1979.

Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid, per arrondissement 30 juni 1977 - 30 juni 1978

f e t .

Een analyse op het niveau van de bestuurlijke

arrondissementen is enkel mogelijk op basis van de opname op 30 juni ; de laatst beschikbare cijfers zijn die vain juni 1978.

Het totaal van de bezoldigde werkgelegenheid (exclusief tewerkgestelden in het Bijzonder Tijdelijk Kader) in West- Vlaanderen daalde van 299.278 op 30 juni 1977 tot 298.428 op 30 juni 1978, dit is met 850 eenheden of 0,3 % ; in het Rijk was er eveneens een daling van 0,3 %.

In West-Vlaanderen onderscheidden de arrondissemen­

ten Brugge, Diksmuide en Tielt zich door een toename in de periode 1977-78.

Evolutie van de totale bezoldigde werkgelegenheid, 1977-78 (30 juni)

Arrondissement

1977

Index 1978 (1977=100) 1978 (a)

1978 Per 1.000 inwoners

Brugge 75.055 75.814 101,0 300,3

Diksmuide 7.483 7.716 103,1 161,9

leper 21.968 21.721 98,9 208,4

Kortrijk 88.586 87.692 99,0 323,7

Oostende 33.697 83.360 99,0 250,5

Roeselare 41.269 40.826 98,9 301,0

Tielt 18.717 18.858 100,8 223,4

Veurne 12.503 12.441 99,5 262,8

West-Vlaanderen 299.278 298.428 99,7 277,4

(a) Exclusief Bijzonder Tijdelijk Kader.

De terugloop was gering in het arrondissement Veurne (— 0,5 %) en ongeveer even groot in de arrondissementen leper (— 1,1 %), Roeselare (— 1.1 %), Kortrijk (— 1,0% ) en Oostende (— 1,0 %).

Achtereenvolgens zal aandacht worden gegeven aan het verloop van de bezoldigde werkgelegenheid in de sektoren landbouw, visserij, industrie, bouwbedrijf en de tertiaire sektor.

Landbouw

De werkgelegenheid in de landbouw omvat hoofd­

zakelijk beddjfshoofden en meewerkende familieleden. Het aantal personen onderworpen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid is vrij gering.

Volgens de gegevens van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid waren er op 30 juni 1978 in West-Vlaanderen

1.700 personen werkzaam in land- en tuinbouw, die onderworpen waren aan de RSZ. Op 30 juni 1977 bedroeg dit aantal 1.634 personen, zodat er een toename was van 66 eenheden of 4,0 %. In de arrondissementen Brugge en Oostende was het aantal bezoldigden dalend en in de overige arrondissementen stijgend of stabiel.

Evolutie van het aantal bezoldigden in de land- en tuinbouw, 1977-78 (30 juni)

Arrondissement

1977 1978

1978 Per 1.000 inwoners

Brugge 320 299 1,2

Diksmuide 103 115 2,4

leper 237 237 2,3

Kortrijk 302 307 1.1

Oostende 48 44 0,3

Roeselare 291 315 2,3

Tielt 263 296 3,5

Veurne 70 87 1,8

1.634 1.700 1,6

Het aantal bezoldigden in de land- en tuinbouw uitgedrukt per 1.000 inwoners is het grootst in het arrondissement Tielt (3,5 p.d.), gevolgd door de arrondissementen Diksmuide (2,4), leper (2,3) en Roeselare (2,3) en is bijzonder laag in het arrondissement Oostende (0,3 p.d.).

Visserij

De werkgelegenheid in de zeevisserij, die zich situeert in de kustarrondissementen, verloopt dalend.

Het aantal bezoldigden in West-Vlaanderen liep terug van 1.081 op 30 juni 1977 tot 1.029 op 30 juni 1978. dit is met 52 eenheden of 4,8 %.

De vermindering was relatief het grootst in het arrondissement Brugge.

Arrondissement 1978

Per 1.000

1977 1978 inwoners

Brugge 612 558 2,2

Oostende 320 313 2,4

Veurne 149 158 3,3

West-Vlanderen 1.081 1.029 1,0

Industrie en energie

In de sektor industrie en energie is het aantal bezoldigden in West-Vlaanderen, zoals in het Rijk in zijn geheel, na 1974 jaar na jaar verminderd ; ook tussen

1977 en 1978 is dit het geval geweest.

In alle Westvlaamse arrondissementen werd een daling genoteerd, die verhoudingsgewijze eerder gering bleef in de arrondissementen Diksmuide (—• 2,2 %) en Tielt (— 2,2 %) en het grootst was in de arrondissementen Oostende (— 8,6 %), leper (— 6,2 %) en Kortrijk (— 5,2 %). In het arrondissement Oostende, waar de industriële werk­

gelegenheid zeer gering is (33,6 per 1.000 inwoners tegenover gemiddeld 109,5 p.d. in West-Vlaanderen), is de procentuele daling van de industriële werkgelegenheid voor de periode 1974-78 (—■ 19,7 %) het grootst van alle Westvlaamse arrondissementen, en niet alleen groter dan het gemiddelde van West-Vlaanderen (— 15,9 %) maar ook groter dan het gemiddelde van het Rijk (—• 16,6 %).

53

(6)

Foto H. Maertens, Brugge

(7)

Evolutie van het aantal bezoldigden in industrie en energie, 1977-78 (30 juni)

Arrondissement Index 1978 1978

(1977=100) Per 1.000

1977 1978 inwoners

Brugge 25.288 24.504 96,9 97,1

Diksmuide 2.555 2.498 97,8 52.4

leper 8.781 8.240 93,8 79,1

Kortrijk 47.244 44.774 94,8 165,3

Oostende 4.896 4.476 91.4 33,6

Roeselare 21.883 21.112 96,5 155,6

Tielt 10.276 10.046 97.8 119.0

Veurne 2.194 2.102 95,8 44.4

West-Vlaanderen 123.117 117.752 95,6 109,5

Tussen 30 juni 1977 en 30 juni 1978 was de vermindering in West-Vlaanderen relatief groot in de textielnijverheid (— 2.476 of — 9,6 %), de kleding- nijverheid (— 767 of — 6,3 %) en de houtnijverheid (— 719 of — 5,1 %) ; in de metaalnijverheid, als belangrijkste bedrijfstak in West-Vlaanderen, bleef de daling eerder beperkt (— 973 of — 2,3 %). In de drukkerijen was het arbeidseffektief stijgend met 139 bezoldigden of 5,5 %.

In de textielnijverheid was er in het arrondissement Kortrijk een daling met 1.614 bezoldigden, in het

arrondissement Tielt met 316, in het arrondissement leper met 259 en in het arrondissement Roeselare met 219 bezoldigden. In de kledingnijverheid valt te wijzen op een terugloop met 295 personen in het arrondissement Kortrijk, 136 in het arrondissement Roeselare, 135 in het arrondisse­

ment Brugge en 115 in het arrondissement Oostende. In de houtnijverheid was de daling in absolute cijfers het grootst in de arrondissementen Kortrijk (— 284), Roeselare (—■ 133) en Oostende (— 92) en in de metaalnijverheid in de arrondissementen Brugge (— 393), Roeselare (— 230) en Kortrijk (— 154). De toename bij de drukkerijen situeerde zich vooral in de arrondissement Roeselare (+ 73) en Kortrijk (+ 37).

Bouwbedrijf

In het bouwbedrijf is de bezoldigde werkgelegenheid in West-Vlaanderen sinds 1974 ononderbroken jaar na Evolutie van het aantal bezoldigden in het bouwbedrijf, 1977-78 (30 juni)

Arrondissement Index 1978 1978

(1977 = 100) Per 1.000

1977 1978 inwoners

Brugge 7.030 7.335 104,3 29,1

Diksmuide 1.195 1.281 107,2 26,9

leper 3.311 3.263 98.6 31,3

Kortrijk 7.948 8.316 104,6 30,7

Oostende 3.336 3.270 98,0 24,6

Roeselare 3.568 3.544 99,3 26.1

Tielt 2.472 2.529 102,3 30,0

Veurne 1.613 1.702 105,5 29,0

West-Vlaanderen 30.473 31.240 105.5 29,0

jaar gestegen. Tussen juni 1977 en juni 1978 was er in West-Vlaanderen een toename van 767 bezoldigden of 2.5 %, terwijl in het Rijk een daling werd genoteerd van 1.5 % ; in de periode 1974-78 noteerde West-Vlaanderen een aangroei van 14,3 % tegenover amper 0,7 % in het Rijk.

Tussen 1977 en 1978 was er een daling in de arrondissementen Oostende, leper en Roeselare. Het arrondissement Oostende, als kustarrondissement, heeft de geringste tewerkstelling in de bouwsektor per 1.000 inwoners, en is het enige Westvlaams arrondissement waar de bezoldigde werkgelegenheid in het bouwbedrijf in de periode 1974-78 is gedaald (— 4,7 %).

Tertiaire sektor

In de tertiaire sektor blijft de bezoldigde werk­

gelegenheid ononderbroken jaar na jaar aangroeien, zowel in West-Vlaanderen als in het Rijk. Tussen 30 juni 1977 en 30 juni 1978 was er in West-Vlaanderen in de tertiaire sektor een toename van 3.733 bezoldigden (exclusief BTK) of 2,6 % tegenover 2,1 % in het Rijk.

Evolutie van de bezoldigde werkgelegenheid in de tertiaire sektor, 1977-78 (30 juni)

Arrondissement

1977 1978 (a)

Index 1978

(1977 = 100) 1978 Per 1.000 inwoners

Brugge 41.805 43.118 103.1 170,8

Diksmuide 3.630 3.822 105.3 80,2

leper 9.639 9.981 103,6 95.8

Kortrijk 33.091 34.294 103.6 126,6

Oostende 25.097 25.257 100,6 189,6

Roeselare 15.527 15.854 102.1 116,9

Tielt 5.706 5.987 104,9 70,9

Veurne 8.477 8.392 99,0 177,3

West-Vlaanderen 142.972 146.705 102,6 136,4 (a) Exclusief Bijzonder l ijdelijk Kader.

In alle Westvlaamse arrondissementen was er toename, behoudens in het arrondissement Veurne (— 1.0 %). De procentuele aangroei was het grootst in de arrondisse­

menten Diksmuide (+ 5,3 %) en Tielt (+ 4,9 %), die gekenmerkt zijn door een geringe vertegenwoordiging van de tertiaire sektor (respektievelijk 80,2 en 70,9 bezoldigden per 1.000 inwoners) ; de procentuele toename was gering in het arrondissement Oostende (+ 0,6 %), dat in relatieve termen de hoogste tewerkstelling heeft in de tertiaire sektor (189,6 per 1.000 inwoners).

Opnieuw kan worden vastgesteld, zoals voor de industrie en het bouwbedrijf, dat over de gehele periode

1974-78 beschouwd het arrondissement Oostende de minst gunstige evolutie heeft gekend ; in de periode 1974-78 steeg het aantal bezoldigden in de tertiaire sektor in het arrondissement Oostende slechts met 3,9 % tegenover 12,7 % a 17,4 % in de overige Westvlaamse arrondisse­

menten, 12,9 % in West-Vlaanderen en 8,3 % in het Rijk.

De aangroei van de bezoldigde werkgelegenheid in de tertiaire sektor in West-Vlaanderen tussen 30 juni 1977 en 30 juni 1978 viel vooral in de volgende branches : diensten voor volksgezondheid en

diergeneeskunde : + 984 of 8,2 %

(8)

maatschappelijke dienstverlenende instellingen :

onderwijs :

dienstverlening t.b.v. ondernemingen, verhuur van goederen :

overheidsbestuur, defensie, wettelijke sociale verzekering:

vervoer en verkeer bank- en kredietwezen :

+ 632 of 0° LD % + 509 of 1,8 % + 476 of 9,6 % + 404 of 2,0 % + 248 of 1,5 % + 229 of 4,7 % De daling van de werkgelegenheid in de tertiaire sektor in het arrondissement Veurne valt toe te wijzen aan de sektor landsverdediging (— 277), ten voordele van het arrondissement Brugge (+ 207) ; ook in het

arrondissement Oostende was er bij landsverdediging een daling (— 92).

Enquête over de industriële tewerkstelling in West-VIaanderen 1978-79

De GOM - West-Vlaanderen stelde aan de hand van zijn jaarlijkse enquête, waarbij alle Westvlaamse bedrijven met een personeelsbestand van minimum 20 bezoldigden werden aangeschreven, een onderzoek in naar de evolutie van de industriële tewerkstelling.

De resultaten voor de periode 30 november 1978- - 30 november 1979 hebben betrekking op 51 % van de globale tewerkstelling in de industrie en wijzen op een status quo van het personeelsbestand. Deze stagnering van de werkgelegenheid maakte een einde aan de daling die in 1975 inzette en sindsdien aanhield. In de jaren 1975, 1976, 1977 en 1978 noteerde men op basis van eenzelfde enquête een achteruitgang van respektievelijk 5,4 %, 0,9 %, 4,2 % en 2,9 %. De lichte verbetering van de resultaten in 1978 zette zich, dank zij een zekere heropleving van de konjunktuur, door in 1979.

Een reeks Westvlaamse bedrijven zijn er in geslaagd hun personeelsbestand relatief belangrijk uit te breiden :

1978 1979 Aangroei

Clark Automotive Europe 364 414 + 50

BN 1.799 1.905 + 106

Ebes 610 651 + 41

Siemens 2.503 2.571 + 68

uco

352 436 + 84

Klippan 562 654 + 92

Levi Strauss Europ 124 198 + 74

Deltex 339 384 + 45

Kortrijkse Katoenspinnerij 510 546 + 36

Clemaco 190 220 + 30

Vandemoortele 988 1.031 + 43

Stoelenfabriek « De Zetel » 94 136 + 42

Santens 180 214 + 34

Uit de enquête blijkt dat de stijging van het aantal bezoldigden, die zich voordeed bij de bedrijven van 20 tot 100 tewerkgestelden (+ 1 2 1 personen) nagenoeg gekompenseerd werd door de daling bij de bedrijven van meer dan 100 tewerkgestelden (—-139 personen).

De vergelijking van de werkverschaffing in de diverse sektoren bracht een uiteenlopende evolutie aan het licht.

Terwijl in de sektoren glas en metaal per 30 november

1979 een achteruitgang in de werkverschaffing van respektievelijk — 3,3 % en — 1,2 % tegenover 1978 kan worden vastgesteld, boekten volgende sektoren vooruit­

gang : leder en huiden (+ 7,4 %), grafische en papier­

nijverheid (+ 5,8 %), rubber en plastiek (+ 3,1 %), konfektie (+ 2,7 %) en textiel (+ 1,6 %). In de sektoren hout en meubelen, voeding en cementagglomeraten bleef de situatie status quo.

Deze ongelijke evolutie van de tewerkstelling in de diverse sektoren verklaart klaarblijkelijk deels de lichte toename van de vrouwelijke tewerkstelling (+ 0,4 %) en de daling van de mannelijke tewerkstelling (— 0,2 %) tijdens de waarnemingsperiode.

Het onderzoek naar de evolutie van de tewerkstelling per arrondissement toont aan dat Veurne (+ 5,2 %), leper (+ 2,8 %), Tielt (+ 1,8 %), Oostende (+ 0,6 %) en Brugge (+ 0,4 %) vooruitgang boekten, terwijl Diksmuide (— 0,7 %), Kortrijk (— 1,1 %) en Roeselare (— 1,3% ) met een relatief geringe achteruitgang werden

gekonfronteerd.

De aandacht weze er tenslotte op gevestigd dat bij de beoordeling van bovenvermelde cijfers geen rekening kon worden gehouden met de ondernemingen die hun aktiviteiten in 1979 hebben stopgezet zoals Furnica, Westcab, Moulron, Leurent e.a.). Bovendien kan het resultaat enigszins gunstig beïnvloed zijn doordat gemakkelijker de medewerking aan de enquête kon worden bekomen van die ondernemingen die proportioneel betere resultaten hebben behaald.

Resultaten van de expansiewetgeving

Als gevolg van de lichte herneming van de

konjunktuur die het ekonomisch leven in 1979 kenmerkte kan men een verdere stijging van de bedrijfsinvesteringen in West-Vlaanderen vaststellen. De hierna volgende tabel geeft de investeringen weer die dte jongste jaren betoelaagd werden in toepassing van de expansiewetgeving (namelijk de wetten van 30.12.1970 en 17.7.1959 doch exclusief de wet van 4 augustus 1978).

Investeringen (in mln fr.) Bijkomende arbeidsplaatsen West-

Vlaan­

deren

Vlaan­

deren Aandeel West- Vlaan­

deren West- Vlaan­

deren

Vlaan­

deren Aandeel West- Vlaan­

deren 1975 4.488 21.834 20,6 % 2.318 9.471 24,5 % 1976 6.491 44.565 14,6 % 2.221 14.082 15,8 %

1977 3.424 31.121 11,0% 1.517 8.836 17,2 %

1978 4.854 30.262 16,0 % 1.823 7.734 23,6 %

1979 6.713 43.582 15,4% 1.546 8.254 18,7 %

Het resultaat voor 1979 is inzake investeringen (nominale waarde) het beste sedert 1975. West-Vlaanderen bereikte 6,7 miljard investeringen of 15,4 % van het totaal voor Vlaanderen, dit is zowat het gemiddeld aandeel van de laatste 5 jaar ; hiermee blijft West-Vlaanderen echter onder het aandeel in de bevolking (19 %).

De investeringen goedgekeurd in 1979 zijn goed voor 1.546 nieuwe arbeidsplaatsen of bijna 19 % van het aantal arbeidsplaatsen voorzien voor Vlaanderen. Een toename van de bedrijfsinvesteringen gaat in West- Vlaanderen niet samen met een stijging van het aantal

(9)

bijkomende arbeidsplaatsen ; in Vlaanderen is het aantal bijkomende arbeidsplaatsen in 1979 groter dan in 1978.

Uit de tabel valt duidelijk af te leiden dat de investeringen in West-Vlaanderen minder kapitaalintensief zijn dan in gans Vlaanderen. Het aandeel in het aantal arbeidsplaatsen is namelijk steeds hoger dan het aandeel in het

investeringsbedrag. Toch kan men ook in West-Vlaanderen het fenomeen vaststellen dat de investeringen steeds kapitaalintensiever worden. In 1975 werd in West- Vlaanderen per arbeidsplaats slechts 1,9 miljoen fr.

geïnvesteerd, in 1979 bereikt men reeds 4,3 miljoen fr. per arbeidsplaats. De investering per arbeidsplaats stijgt tussen 1978 en 1979 veel sterker dan tijdens de voorgaande jaren, namelijk in West-Vlaanderen van 2,7 tot 4,3 miljoen fr.

(index 159) en in Vlaanderen van 3,9 tot 5,3 miljoen fr.

(index 136). Zoals meestal gebeurde het merendeel van de nieuwe investeringen in 1979 in bestaande bedrijven. Toch kwamen er 8 nieuwe bedrijven tot stand die samen circa 270 miljoen fr. investeerden. Onder deze acht bevond zich 1 Nederlands (Schoenmakers België, Gullegem, bouw) projekt. Het aandeel van de buitenlandse investeringen is opnieuw zeer laag en bereikt zelfs niet 1 % van het totale investeringsbedrag. Wel moet hier opgemerkt worden dat de investeringen van reeds gevestigde buitenlandse bedrijven in deze statistiek niet worden beschouwd als buitenlands.

Het gaat hier om een bedrag van circa 430 miljoen fr.

Zeer opvallend voor West-Vlaanderen is het laag investeringscijfer per dossier namelijk 32,3 miljoen fr. ten opzichte van 60,4 miljoen fr. als gemiddelde voor gans Vlaanderen. Op de lijst van de Westvlaamse dossiers is het aantal omvangrijke investeringen inderdaad opvallend laag. Op de 208 goedgekeurde dossiers waren er slechts 15 met een investeringsbedrag van meer dan 100 miljoen. De Westvlaamse industriële struktuur met een overwicht aan kleinere en middelgrote bedrijven biedt hier een verklaring.

Traditiegetrouw is het bedrag aan investeringen het grootst in de arrondissementen Kortrijk (40,8 %) en Roeselare (23 %) die samen bijna 2/3 van het investerings- pakket ontvangen. Vooral de investeringen te Diksmuide en te Veurne zijn aan de lage kant.

De statistieken die betrekking hebben op de resultaten van de wet van 4 augustus 1978 (namelijk de expansiewetgeving voor KMO) zijn minder volledig. Toch kunnen een aantal opvallende vaststellingen worden gedaan.

In Vlaanderen werden in het kader van deze wet 31,3 miljard fr. investeringen gesteund met een rente- toelage en 3,2 miljard fr. met een kapitaalpremie. Samen maakt dat 34,5 miljard fr. of bijna 80 % van de resultaten van de wetgeving voor grotere bedrijven. De investeringen gesteund met een kapitaalpremie werden niet provinciaal opgesplitst maar inzake investeringen gesteund met een rentetoelage haalt West-Vlaanderen 7,8 miljard fr. naar zich toe of 25 % van het investeringsbedrag in Vlaanderen.

Inzake investeringen bij KMO bereikt onze provincie duidelijk veel betere resultaten dan bij grotere bedrijven waar dit percentage slechts 15,4 % van het totale

investeringsbedrag bedraagt. Zeer opvallend is trouwens dat het investeringsbedrag bij de KMO in West-Vlaanderen namelijk 7,8 miljard fr.) heel wat hoger uitvalt dan het bedrag bij de grotere bedrijven (namelijk 6,7 miljard fr.).

Deze investeringen bij KMO zullen in Vlaanderen 8.483 arbeidsplaatsen tot stand brengen waarvan 2.074 in West-Vlaanderen. Het aantal te scheppen arbeidsplaatsen bij KMO is in West-Vlaanderen hoger dan bij de grotere bedrijven namelijk 2.074 tegenover 1.546).

Deze vaststellingen beklemtonen eens te meer het grote belang van de KMO in de Westvlaamse industrie.

Technische en konimerciële suksessen

Enkele bedrijven wisten zich in de loop van 1979 te onderscheiden door het boeken van noemenswaardige suksessen op technisch of kommercieel vlak.

Clark Automotive, Brugge, introduceerde twee nieuwe modellen van transmissies : de 18.000 transmissie, met toepassingen in wegenbouw, bosbouw en mijnontginning en de TW 500 voor inbouw in elektrische voorheftrucks Clark voor levering in West-Duitsland en de USA.

De prcduktie van deze modellen zal gepaard gaan met een belangrijk investeringsprogramma en een gevoelige uitbreiding van het personeelsbestand.

Spoorwegmaterieel en Metaalkonstruktie BN, Brugge, leverde in het afgelopen jaar spoorrijtuigen van een nieuw type voor het Belgisch net. In 1979 werd de produktie aangevat van een nieuw semi-metrorijtuig voor de Buurt­

spoorwegen, bestemd voor de lijn De Panne-Knokke en voor Charleroi. Zij kon tevens een samenwerkingsakkoord afsluiten met een Canadese onderneming voor het bouwen van spoorwegmateriaal voor de Noord-Amerikaanse markt.

Het bedrijf bekwam in 1979 de kwalifikatie voor de levering van semi-metrorijtuigen voor Manilla en Tunis.

Metaalbouw Vuylsteke, Meulebeke, kende een belangrijk kommercieel sukses met de levering van metaal- konstrukties voor twee schrijnwerkerijen van elk 36.000 m2 in Algerije. Er werden drie gebouwen voor pluimvee- kwekerijen van 3.500 m2 aan de State Enterprise for Poultry in Irak geleverd. Er kon tevens een kontrakt afgesloten worden met Indonesië voor 550 hoogspannings- py lonen.

Talpe, Kortemark, kon zijn zakencijfer in vergelijking met 1978 met 41 % verhogen. Er werd in 1979 een nieuwe selderlijn in gebruik genomen waarbij deze groente, die in belangrijke mate in West-Vlaanderen wordt geteeld, wordt ingeblikt.

Valcke Gebroeders, Oostende, kende een suksesrijke penetratie op de Afrikaanse markt en kon een kontrakt afsluiten voor levering van een petroleumopslagplaats in Burundi.

Westimex, Veurne, realiseerde een omzetstijging van 28 % in vergelijking met 1978 en werd met een markt­

aandeel van 30 % in Nederland, aldaar de belangrijkste chipsproducent. Met de ingebruikname van haar derde produktielijn werden 35 nieuwe arbeidsplaatsen gecreëerd.

Televic, Izegem, kreeg in 1979 de opdracht het gebouw van de Europese Ministerraad en het Konferentie- centrum te Luxemburg uit te rusten met een simultaan- vertalingsapparatuur met microprocessor. De KVO- Antwerpen en KVS-Brussel werden door Televic met volledige klankregie uitgerust.

Barco Electronics, Kuurne, boekte een belangrijk sukses met de verkoop van haar viewdatasysteem in Engeland. Zij kende tevens de doorbraak van de verkoop van professionele monitoren voor de computerindustrie.

In de afdeling mobiele systemen van Siemens, Oostkamp, werd begonnen met de bouw van een nieuwe generatie van zend-, ontvangst- en kodeerapparatuur.

57

(10)

Foto Archief Ministerie Openbare Werken

(11)

Western Diamond Tool, Diksmuide, kwam tot de samenstelling van syntetische diamant, die zijn toepassing vindt in de metaalverwerkende nijverheid.

Bij de wedstrijd ’ Schönste Biicher aus aller Welt ’ Internationale Buchmesse, Leipzig, waaraan 41 landen deelnamen met 1.200 inzendingen, behaalde de drukkerij- uitgeverij Lannoo uit Tielt, de bronzen medaille.

Zeevisserij

Volgens het Bestuur van het Zeewezen bedroeg het aantal bemande schepen eind 1979 197 eenheden tegenover 202 eind 1978. Het totale aantal schepen liep terug van 216 tot 205.

Zoals tijdens de voorgaande jaren, althans sinds 1976, was de tonnenmaat evenals het motorvermogen van

de zeevisserijvloot dalend. De bruto-tonnenmaat verminderde van 20.737 eind 1978 tot 20.036 ton eind

1979 en de drijfkracht was dalend van 82.355 tot 80.283 pk.

Het aantal aangemonsterde zeelieden, ononderbroken dalend sinds 1971, liep terug van 914 eind 1979 tot 899 eind 1979.

De teruggang van de vissersvloot en de bemanning situeert zich overwegend in de vissershaven van Oostende.

In de vissershaven van Oostende, die tot 1972 een hogere totale brutotonnenmaat had dan Zeebrugge, is de bruto-tonnenmaat in 1979 gedaald met 563 ton of 7,5 % tegenover gemiddeld slechts 3,4 %. Oostende had in 1979 nog slechts 34,9 % van de totale bruto-tonnenmaat (tegenover 45,9 % in 1972).

Toestand van de vissersvloot, 1978-79

Aantal schepen Aangemon­

sterde zeelieden

Bruto-tonnen­

maat

Motorvermogen pk

Totaal Bemand

1978 1979 1978 1979 1978 1979 1978 1979 1978 1979

Zeebrugge 110 106 104 103 487 480 10.414 10.398 43.793 44.315

Oostende 70 64 65 60 292 277 7.551 6.988 27.792 25.492

Nieuwpoort 33 32 30 31 124 130 2.484 2.362 9.705 9.411

Blankenberge 3 3 3 3 11 12 288 288 1.065 1.065

Totaal 2116 205 202 197 914 899 20.737 20.036 82.355 80.283

Bron : Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart.

Aanvoer visserijprodukten

Door Belgische vaartuigen Door vreemde vissersvaartuigen

in Belgische havens in Belgische havens

Hoeveelheid Waarde in Hoeveelheid Waarde in

in ton miljoen fr. in ton duizend fr.

1978 1979 1978 1979 1978 1979 1978 1979

Zeebrugge 15.682 14.705 848,4 875,7 — 8,4 —

Oostende 20.904 16.170 669,5 615,7 2 42 80,0 1.258,9

Nieuwpoort 2.725 2.686 95,7 105,7 3 — 223,8 —

Totaal 39.311 33.561 1.613,6 1.597,1 5 42 312,2 1.258,9

Bron : Dienst voor de Zeevisserij.

Volgens de Dienst voor de Zeevisserij bedroeg in 1979 de aanvoer van vis door Belgische vissersvaartuigen in Belgische havens 33.561 ton, tegenover 39.311 ton in

1978 ; de daling was in relatieve termen het grootst in de haven van Oostende, namelijk 22,6 % tegenover 6,2 % te Zeebrugge en 1,4 % te Nieuwpoort. De waarde van de door Belgische vaartuigen in Belgische havens aangevoerde vis bereikte 1.597 miljoen fr. in 1979 tegenover 1.614 miljoen fr. in 1978. Te Zeebrugge was er toename van de besomming (van 848,4 miljoen tot 875,7 miljoen) evenals te Nieuwpoort (van 95,7 miljoen tot 105,7 miljoen fr.) maar te Oostende was er een daling (van 669,5 miljoen tot 615,7 miljoen fr.). De aanvoer van vreemde vaartuigen in Belgische havens bereikte in 1979 42 ton voor een

waarde van 1,3 miljoen fr. tegenover een aanvoer van 5 ton voor een waarde van 0,3 miljoen fr. in 1978 ; deze aanvoer situeerde zich in 1979 volledig te Oostende.

De aanvoer van Belgische vissersvaartuigen in vreemde havens steeg van 4.969 ton in 1978 tot 7.676 ton in 1979 en de waarde van 176,7 miljoen fr. tot 277,9 miljoen fr.

Zelfstandigen

Volgens het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekering der Zelfstandigen bedroeg het aantal personen die onder de toepassing vielen van het sociaal statuut der zelfstandigen op grond van een aktiviteit die als een hoofdberoep werd

59

(12)

Evolutie van het aantal zelfstandigen (hoofdberoep) en helpers, West-Vlaanderen, 1978-79

Zelfstandigen (hoofdberoep) Helpers

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1977 1978 1977 1978 1977 1978 1977 1978

Landbouw 10.695 10.483 1.789 1.821 6.391 6.351 563 534

Visserij 266 229 41 39 22 20 3 3

Nijverheid (a) 14.809 14.674 1.753 1.760 3.171 3.271 291 304

Handel (b) 14.210 14.190 10.850 10.607 2.525 2.642 836 826

Vrije beroepen 3.690 3.877 517 578 103 124 42 46

Diensten 1.729 1.784 1.628 1.700 235 252 77 80

Diverse beroepen 2.368 2.143 720 679 136 126 22 22

Totaal 47.727 47.380 17.298 17.184 12.583 12.786 1.834 1.815

(a) Omvat bouw en transport.

(b) Omvat banken, verzekeringen, tussenhandel, horeca, vermakelijkheidsbedrijven, foorkramers.

uitgeoefend in 1978 in West-Vlaanderen 64.564, dit is 461 of 0,7 % minder dan in 1977. In 1977 was er een daling geweest met 1.969 personen of 2,9 %. In het Rijk was er in 1978 een vermindering van slechts 102 personen tegenover 6.262 of 1,2 % tijdens het voorgaande jaar.

In West-Vlaanderen was er bij de mannen een daling van 347 zelfstandigen of 0,7 % en bij de vrouwen van 114 personen of eveneens 0,7 % ; in het Rijk was er een terugloop van 0,2 % bij de mannen en een toename van 0,3 % bij de vrouwen.

Het aantal helpers en helpsters steeg, volgens dezelfde bron, in West-Vlaanderen van 14.417 tot 14.601 personen, dit is met 184 eenheden of 1,3 % ; in het Rijk was er eveneens een aangroei van 1,3 %. In West-Vlaanderen was er een toename van 203 helpers of 1,6 % en een daling van 19 helpsters of 1,0 % ; in het Rijk was er een aangroei van 1,4 % bij de helpers en van 0,7 % bij de helpsters. Hierbij valt op te merken dat talrijke helpers en helpsters, zoals de echtgenoten-helpsters, niet onder toepassing vallen van voormeld statuut.

Het aantal personen onderworpen ingevolge een bijkomende bezigheid steeg in West-Vlaanderen van 5.160 tot 5.242 of met 1,6 % (1,5 % bij de mannen en 2,6 % bij de vrouwen) ; in het Rijk was er een aangroei van

1,6 % (1,2 % bij de mannen en 4,8 % bij de vrouwen).

De daling van het aantal zelfstandigen, de aktiviteit als hoofdberoep uitoefenend, situeerde zich in West- Vlaanderen vooral bij de diverse beroepen (vooral bij mannen) en handel (vooral bij vrouwen) evenals in landbouw (enkel bij mannen) en nijverheid (enkel bij mannen). Er was een aangroei bij de vrije beroepen en bij diensten. In de nijverheid was de daling bij de mannen het grootst in de sektoren voeding (—• 55), textiel en kleding (— 35) en vervoer (—• 33). In de handel was de daling bij de vrouwen het grootst in de eigenlijke handel (— 169), tussenhandel (—-104) en vermakelijkheidsbedrijven (— 67).

Bij de vrije beroepen kan vooral gewezen worden op de aangroei bij de apotekers en veeartsen (+ 119).

Resultaten van de toeristische index Kust en Achterland 1979

Op basis van de resultaten van de toeristische index van het Westvlaams Ekonomische Studiebureau, kan men 60

stellen dat de Kust en zijn Achterland, evenals vorig jaar, een terugloop van de toeristische aktiviteit kende tijdens het seizoen 1979.

Het seizoenresultaat (mei-september) van deze index bedraagt 99 (met als basis het seizoen 1978). Dit houdt een afname in van de toeristische bedrijvigheid met 1 % in vergelijking met vorig jaar.

Deze terugloop is in elk geval kleiner dan tijdens de twee voorgaande jaren : in 1977 en 1978 werd een achteruitgang met respektievelijk 5,7 en 6 % waargenomen.

Dit neemt evenwel niet weg dat de toeristische aktiviteit in 1979 reeds 12,3 % lager ligt dan in 1976.

Zowel het voorseizoen (mei-juni: —■ 1,1 %) als de maanden van het hoogseizoen (juli: — 1,1 % ; augustus :

— 0,7 %) kenden een lichte daling van de toeristische bedrijvigheid. De septembermaand, gestimuleerd door een uitzonderlijk goed weer, vertoonde een beduidende vooruitgang (+ 6,2 %).

Vier van de vijf deelposten die in de toeristische index figureren vertonen een nagenoeg identiek resultaat:

openbare nutsvoorzieningen (+ 0,9 %) overnachtingen (—'0,2 %), handelsaktiviteit (— 1,0 %) en verkeersdrukte (+ 0,7 %). De vijfde deelpost, die betrekking heeft op de ontspannings- en rekreatiesektor liep met 6,6 % terug.

Uiteraard gaat in de eerste plaats de belangstelling uit naar de deelpost overnachtingen. Het is opvallend dat de resultaten van de vier rubrieken die hiervan deel uitmaken een homogeen karakter vertonen : hotel-pension (+ 0,6 %), kamping (+ 0,3 %), appartements- en villaverhuring (— 0,4 %), inrichtingen voor sociaal toerisme (— 1 %).

Bij de diverse deelposten die betrekking hebben op de verkeersdrukte is het parallellisme in de resultaten reeds geringer. Terwijl de aktiviteit van de pechverhelpings- diensten (+ 7,4 %), het verkeer op de toeristische wegen (+ 5,1 %), het aantal verkeersongevallen (+ 4,5 %) en het reizigersverkeer op de spoorwegen (+ 2,9 %) aangroeide, kende het reizigersverkeer bij de buurtspoorwegen een terugval met 10,7 %.

Bij de derde deelpost, namelijk de handelsaktiviteit werd de daling van de omzet van handelsmrichtingen (— 3,1 %), van de dagbladenverkoop (— 3,4 %) en het aanbod van vreemde deviezen (— 3,7 %), grotendeels gekompenseerd door de forse toename van het benzine­

verbruik (+ 8,9 %).

(13)

Hoger werd reeds gewezen op de sterke terugloop van de deelpost in verband met ontspanning en rekreatie

(— 6,6%).

De drie rubrieken die hiervan deel uitmaken, namelijk het bezoek aan zwembaden, musea en ontspanningsparken liepen terug met respektievelijk 8,7, 7,8 en 2,5 %.

De deelpost met betrekking tot de openbare nuts­

voorzieningen vertoonde globaal een lichte vooruitgang (+ 0,9 %).

Drie rubrieken hiervan vertoonden een noemens­

waardige stijging (inlichtingen verstrekt door de dienst voor toerisme : + 6,6 %, telefoonverkeer : + 3,8 % en de toeristische aktiviteit in Brugge : + 2,7 %), twee andere deelrubrieken kenden vrijwel een status quo (postverkeer : + 0,6 %, patiëntenopname in de kustziekenhuizen :

— 0,4 %), terwijl het waterverbruik 4,2 % beneden het peil van vorig jaar viel.

Grensarbeid

Volgens gegevens van de « régie financière des transferts des salaires frontaliers » was het aantal grens­

arbeiders woonachtig in België en werkzaam in Noord- Frankrijk, zoals dit sinds 1959 jaar na jaar het geval is geweest, ook in 1979 verder dalend, namelijk van 8.946 eind 1978 tot 8.585 eind 1979, dit is met 4,0 %. In de textielnijverheid, waar de meeste Westvlaamse grens­

arbeiders zijn tewerkgesteld, was er een daling van 3.987 tot 3.736 personen of 6,3 %. Deze bron geeft geen

aanduidingen over het aantal Westvlamingen onder deze grensarbeiders.

Volgens gegevens van het Rijksinstituut voor Ziekte­

en Invaliditeitsverzekering waren er in 1978 3.124

Westvlamingen in Frankrijk als grensarbeider tewerkgesteld tegenover 3.299 in 1977. Volgens dezelfde bron waren er in 1978 139 Westvlamingen in Nederland tewerkgesteld tegenover 98 in 1977.

Landbouw

Gegevens over de landbouwtellingen 15 mei 1979 zijn niet beschikbaar op het ogenblik van de rapportage.

Bedrijfssluitingen in West-Vlaanderen

Door de Riiksdienst voor Arbeidsvoorzieningen worden nominatieve lijsten opgemaakt in verband met opgetekende sluitingen van bedrijven, aan de hand van gegevens van het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werkemers

(financiële tussenkomsten in het kader van de wetten van 28.6.1966, 30.6.1967 en 20.8.1968).

Volgens deze bron waren er in 1979 in West- Vlaanderen 82 sluitingen, waaronder 60 met minder dan 20 werknemers en 22 met 20 of meer werknemers ; in 1978 waren er 91 sluitingen, waarvan 62 met minder dan 20 werknemers en 29 met 20 of meer werknemers.

Aantal bedrijven Aantal getroffen werknemers

1976 1977 1978 1979 1976 1977 1978 1979

— 20 werknemers 49 68 62 60 niet beschikbaar

20 a 50 werknemers 7 21 11 16 235 601 344 491

50 a 100 werknemers 4 8 11 1 306 529 811 73

100 a 200 werknemers 6 2 5 5 913 285 767 755

200 a 500 werknemers 4 1 2 — 1.185 229 521

500 en meer wernemers — 1 — — — 514 -- --

70 101 91 82 2.639 2.158 2.443 1.319

Arrondissement Aantal bedrijven

met minder dan 20 werknemers 20 werknemers of meer

1976 1977 1978 1979 1976 1977 1978 1979

Brugge 11 17 19 15 3 8 3 3

— 1

Diksmuide — 3 1 5 — 2

leper 1 4 2 — 1 4 2 1

Kortrijk 11 16 12 18 10 8 14 9

2 1

Oostende 11 13 5 10 3 3

Roeselare 8 4 12 6 3 4 6 3

Tielt 1 4 10 2 1 2 2 2

Veurne 6 7 1 4 — 2 — 2

49 68 62 60 21 33 29 22

Voormelde bron verstrekt inlichtingen over het aantal getroffen werknemers in bedrijven met 20 of meer bezoldigden doch niet over het aantal getroffen werk­

nemers in bedrijven met minder dan 20 werknemers.

In bedrijven met 20 of meer werknemers gingen in 1979 in West-Vlaanderen 1.319 arbeidsplaatsen verloren ; in

61

(14)

1978 waren het er 2.443. Het aandeel van West-Vlaanderen in het totale aantal in België verloren gegane arbeids­

plaatsen in bedrijven met 20 of meer werknemers bedroeg in 1979 7 %.

In vergelijking met de jaren 1976, 1977 en 1978 was het aantal getroffen werknemers duidelijk geringer.

Opvallend is het gestegen aandeel van kleine en middelgrote ondernemingen. In 1979 bedroeg het aandeel van de bedrijven met minder dan 50 werknemers (op het ogenblik van de sluiting) 92 % van het aantal gesloten bedrijven tegenover 80 a 88 % tijdens de voorgaande jaren. De bedrijven met 20 a 50 werknemers hadden in 1979 een aandeel van 37 % in de verloren gegane arbeidsplaatsen in bedrijven met 20 of meer werknemers tegenover een aandeel van 9 % in 1976, 28 % in 1977 en 14 % in 1978.

In vergelijking met de voorgaande jaren is voornamelijk in het arrondissement Veurne de toestand ongunstiger geworden.

Arrondissement Aantal getroffen werknemers

met 20 of meerin bedrijven werknemers

1976 1977 1978 1979

Abs. c. Per 100 bezoldigden (RSZ) op 30.6.1978

Brugge 376 739 138 89 0.1

Diksmuide — 58 — 30 0,4

leper 62 344 91 41 0,2

Kortrijk 1.247 491 1.301 596 0,7

Oostende 520 146 171 34 0,1

Roeselare 374 274 443 257 0,6

Tielt 60 48 299 46 0,2

Veurne — 58 — 226 1.8

2.639 2.158 2.443 1.319 0.4

Het aantal werknemers getroffen door bedrijfssluiting was in 1979 relatief groot in de arrondissementen Veurne,

Kortrijk en Roeselare ; uitgedrukt per 100 bezoldigden (onderworpenen RSZ) kwam het arrondissement Veurne tot 1,8 %, het arrondissement Kortrijk tot 0,7 % en het arrondissement Roeselare tot 0,6 % tegenover 0,6 % voor het Rijk (bedrijven met 20 of meer werknemers) en 0,4 % voor West-Vlaanderen in het geheel.

De bedrijfstakken met het grootste verlies aan arbeidsplaatsen door sluiting van bedrijven waren in 1979 in West-Vlaanderen de metaalnijverheid, de bouwnijverheid, de textielnijverheid, de houtnijverheid en de konfektie­

nijverheid, zijnde de belangrijkste bedrijfstakken van West-Vlaanderen. In verhouding tot het aantal bezoldigden (RSZ, toestand 30 juni 1978) was het aantal getroffen werknemers in bedrijven met 20 of meer bezoldigden verhoudingsgewijze groter in de konfektienijverheid (1,3 %), de houtnijverheid (1,2 %) en de textielnijverheid (1,1 %) dan in de metaalnijverheid (0,9 %) en de bouw­

nijverheid (0,9 %).

Aantal bedrijven Minder dan 20 of meer 20 werknemers werknemers

Aantal getroffen werknemers in bedrijven met 20 of meer werknemers

Metaalnijverheid 1 3 366

Bouwnijverheid 7 5 274

Textielnijverheid 6 3 264

Houtnijverheid 2 2 158

Konfektienijverheid 1 5 144

Vervoer en verkeer 3 3 88

Glasnijverheid — 1 25

Voedingsnijverheid 3 — —

Horeca 8 — —

Andere 29 — —

60 22 1.319

Bedrijven met meer dan 100 werknemers die dichtgingen behoorden tot de metaalnijverheid (Westcab, Veurne en Moulron-Deglorie, Kuurne), de textielnijverheid (Leurent, Avelgem), de houtnijverheid (Furnica, Veurne) en het bouwbedrijf (Kunststeenfabriek Vandewalle, Roeselare).

■*1

la b o ra to riu m voor in d u strië le analyses

! erkend d o or m in iste rie s

g e lu id m e tin g e n

servaco analyses + advies

tra m s tra a t 2

| (in d u strie te rre in zuid) analyses in de sektoren

1 8610 w evelgem - bouw - w egenbouw - voeding - veevoeding

te l (056) 41 01 51 - w a te r- algem ene sch e iku nd e '

(15)

Chirurgische kleding m et Bekinox van B ekaert sluit bij operaties het risico

voor elektrostatische vonken uit

Statische elektriciteit ont­

staat wanneer twee niet-gelei- dende stoffen tegen elkaar wrij­

ven en dan gescheiden worden.

Door contact met een geleider vindt een ontlading plaats die ge­

paard gaat met een vonk wat bij een operatie niet te oveiziene ge­

volgen kan hebben. Dank zij kleding met Bekinox van Be- 2 kaert wordt dit risico vermeden.

•3 Om de kleding antistatisch te 1 maken zou ze metaal moeten be- 2 vatten. D at was het uitgangspunt O bij Bekaert om een vezel te ver­

vaardigen uit zuiver staal. Lang­

durig onderzoek leverde Beki­

nox o p : een metaalvezel - 6 tot 8 keer dunner dan mensenhaar! - die geschikt is om met elk soort vezel verwerkt te worden, zonder de structuur en het uitzicht ervan te wijzigen. Textiel met Bekinox schakelt aldus elk gevaar voor ontlading uit. Daarom zijn fatale vonken bij een operatie, in labo­

ratoria of in de industrie uitge­

sloten.

Bekinox is een van de vele voorbeelden uit de reeks ont­

wikkelingen bij Bekaert waar mensen onafgebroken werken aan nieuwe ideeën, projecten en toepassingen. Op de meest uit­

eenlopende gebieden, met de meest gevarieerde problemen, met vrijwel elke bedrijfstak. Met als doel produkten te verwezen­

lijken of te helpen verwezenlij­

ken. die het leven van iedereen beter, veiliger en aangenamer maken.

BEKAERT

B-8550 Zwevegem - Tel. 056/ 75 6111

63

(16)

werkloosheid

De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening onderscheidt diverse kategorieën van werkzoekenden. In onderhavige ontleding zullen de volgende kategorieën onder het verzamelwoord ’ werkzoekenden ’ worden opgenomen : uitkeringsgerechtigde volledig werklozen

door de overheid tewerkgestelde werklozen andere verplicht ingeschreven werkzoekenden niet-werkende vrij ingeschreven werkzoekenden tewerkgestelden in het bijzonder tijdelijk kader.

De werkende vrij ingeschreven werkzoekenden worden buiten beschouwing gelaten, daar het personen betreft die op de teldatum een betrekking hadden.

Er zal ook aandacht worden gegeven aan de gedeeltelijke werkloosheid.

De jongeren die in toepassing van de wet van 30 maart 1976 (gewijzigd bij de wet van 22 december 1977) een stage vervullen, worden in onderhavige analyse niet bij de werkzoekenden geteld ; op te merken valt immers dat het hier een verplichting tot indienstneming van jongeren betreft en dat nagenoeg de helft van de jongeren die, eventueel na verlenging, hun stage beëindigen in de privésektor, nadien in dienst worden genomen.

Op te merken valt dat de gegevens in het algemeen met de nodige omzichtigheid moeten benaderd worden.

Onder ’ andere verplicht ingeschreven werkzoekenden ’ komen bijvoorbeeld een aantal werknemers voor met een

onvolledige dienstbetrekking, gedeeltelijk werklozen na een bepaalde periode van werkloosheid, gesanctioneerde volledig werklozen e.a. Naar blijkt zou het bestand van de tewerkgestelden in het bijzonder tijdelijk kader niet met volledige nauwkeurigheid kunnen bijgehouden worden (niet gemelde uitdiensttredingen). Vooral de cijfers van de gedeeltelijke werkloosheid blijken slechts als een benadering te mogen gehanteerd worden.

Algemeen overzicht West-Vlaanderen

Het is bekend dat vanaf 1974 de werkloosheid in sterk stijgende lijn is verlopen, met een bijzonder grote aangroei tussen 1974 en 1975. Er was een verdere toename tijdens de jaren 1976, 1977 en 1978 en ook tijdens het jaar 1979 werd een verdere stijging genoteerd. Terwijl in 1974 de werkloosheid in West-Vlaanderen bij de mannen nog duidelijk groter was dan bij de vrouwen, is het verloop dusdanig geweest dat thans het aantal werkzoekenden bij de vrouwen veel groter is dan bij de mannen. Hierbij kan worden opgemerkt dat het aantal tegen werkloosheid verzekerden bij de mannen thans niet hoger is dan in 1974 maar bij de vrouwen zeer sterk is gestegen (+ 13.200 in de periode 1974-78).

Sinds 1974 is het aantal ’ werkzoekenden ’ zowel bij de mannen als bij de vrouwen jaar na jaar gestegen ; in 1979 was er in vergelijking met het jaar 1978 een toename van het aantal werkzoekenden van 1.743 of 11,7 % bij de mannen en van 3.253 of 17,4 % bij de vrouwen. Volgens de beschikbare gegevens is de gedeeltelijke werkloosheid in West-Vlaanderen echter gedaald met circa 1.400 eenheden of 24 % bij de mannen en met circa 560 eenheden of 16 % bij de vrouwen '. De totale werkloos­

heid, omschreven als de som van het aantal werkzoekenden en de gedeeltelijke werkloosheid, steeg in West-Vlaanderen bij de mannen met circa 330 of 1,6 % en bij de vrouwen met circa 2.700 of 12 %.

Er valt te wijzen op een opmerkelijk verschil van het verloop in West-Vlaanderen en het Rijk. In West-

Vlaanderen steeg het aantal werkzoekenden verhoudings­

gewijs sterker dan in het Rijk, maar de gedeeltelijke werkloosheid verminderde in vrij aanzienlijke mate in West-Vlaanderen terwijl dit niet het geval was in het Rijk.

Het afwijkend verloop kan met de volgende cijfers worden geïllustreerd :

1 Bij de gedeeltelijke werkloosheid gaat het om daggemiddelden en voor 1979 om voorlopige cijfers. Voor de werkzoekenden betreft het maandgemiddelden vertrekkend van opnamen op het einde van iedere maand.

Procentuele evolutie van de werkloosheid in West-Vlaanderen en het Rijk, 1978-79

Mannen Vrouwen Totaal

West-

Vlaanderen Rijk West-

Vlaanderen Rijk West-

Vlaanderen

Rijk

Totaal werkzoekenden Gedeeltelijk werklozen

+ 11,7 %

— 24,4 %

+ 7,3 % + 3,4 %

+ 17,4 %

— 16,6 %

+ 13,7 %

— 6,6%

+ 14,9 %

— 21,5 %

+ 10,9 % + 0,3 %

Algemeen totaal + 1,6% + 6,4 % + 12,2 % + 11,8 % + 7,1 % + 9,3 %

(17)

Evolutie van de werkloosheid in West-Vlaanderen, 1978-79

Mannen Vrouwen Totaal

1978 1979 1978 1979 1978 1979

Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen 9.941 10.595 14.903 16.793 24.844 27.388

Door de overheid tewerkgestelde werklozen 1.703 1.914 550 671 2.253 2.585

Andere verplicht ingeschrevenen 1.885 1.905 2.121 2.569 4.006 4.474

Niet werkende vrij ingeschrevenen 559 653 769 930 1.328 1.583

Bijzonder Tijdelijk Kader 862 1.626 324 957 1.186 2.583

Totaal werkzoekenden 14.950 16.693 18.667 21.920 33.617 38.613

Gedeeltelijk werklozen 5.783 4.373 3.419 2.852 9.202 7.225

Algemeen totaal 20.733 21.066 22.086 24.772 42.819 45.838

Aandeel in het Rijk

Uitkeringsgerechtigde volledig werklozen 8,9 9,6 8,7 9,1 8,8 9,3

Door de overheid tewerkgestelde werklozen 9,0 8,9 5,5 5,3 7,8 7,6

Andere verplicht ingeschrevenen 13,3 12,9 10,3 10,8 11,5 11,6

Niet werkende vrij ingeschrevenen 8,1 8,6 8,1 8,3 8,1 8,4

Bijzonder Tijdelijk Kader 14,1 10.8 10,7 8,7 13,0 9,9

Totaal werkzoekenden 9,5 9,9 8,7 9,0 9,0 9,4

Gedeeltelijk werklozen 12,0 8.8 16.1 14,3 13,3 10,4

Algemeen totaal 10,1 9,6 9,4 9,4 9,6 9,5

Het aandeel van West-Vlaanderen in het aantal werkzoekenden in het Rijk steeg bij de mannen van 9,5 % in 1978 tot 9,9 % in 1979 en bij de vrouwen van 8,7 % tot 9,0 %. Ingevolge de terugloop van de gedeeltelijke werkloosheid was het aandeel van West-Vlaanderen in de totale werkloosheid in het Rijk toch dalend, namelijk bij de mannen van 10,1 % tot 9,6 % en bij de vrouwen bleef het aandeel behouden op 9,4 % ; voor mannen en vrouwen samen was er een lichte daling van 9,6 % tot 9,5 %.

Op te merken valt dat West-Vlaanderen een aandeel heeft van 10,3 % van de werknemersbevolking van het Rijk (10,4 % bij de mannen en 10,0 % bij de vrouwen).

Gewezen kan worden op de verhoudingsgewijze geringe mate waarop in West-Vlaanderen door de overheidsbesturen (en vzw’s) gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid om werklozen tewerk te stellen ; vooral bij de vrouwen is dit aandeel (5,3 % van het Rijk) gering.

Toen in 1978 het bijzonder tijdelijk kader werd

ingevoerd is daar in West-Vlaanderen vrij vlug een beroep op gedaan en in 1978 werd 13,0 % van deze tewerkstelling in West-Vlaanderen gesitueerd ; in 1979 is deze tewerk­

stelling gemiddeld over het jaar weliswaar hoger dan in 1978, maar het aandeel in het Rijk is teruggevallen op 10.4 % (>).

De werkloosheidsgraad kan op diverse wijzen benaderd worden ; verhoudingscijfers kunnen berekend worden ten aanzien van de beroepsbevolking, de werknemersbevolking of het aantal tegen werkloosheid verzekerden. Hierna worden ’ werkloosheidsgraden ' vermeld voor West- Vlaanderen en voor het Rijk, gebruik makend van gegevens van het sociaal-ekonomisch onderzoek april 1977 (beroepsbevolking) en van de Rijksdienst voor Arbeids­

voorziening (tegen werkloosheid verzekerden).

1 Het bijzonder tijdelijk kader werd in 1978 slechts effektief tijdens het tweede kwartaal.

Werkloosheidsgraad in West-Vlaanderen

Per 100 beroepsaktieven (a) Per 100 tegen werkloosheid verzekerden (b)

Mannen Vrouwen Totaal Mannen Vrouwen Totaal

Werkzoekenden Gedeeltelijke werklozen Totale werkloosheid

West- Vlaan­

deren

Rijk West- Vlaan­

deren

Rijk West- Vlaan­

deren

Rijk West- Vlaan­

deren

Rijk West- Vlaan­

deren

Rijk West- Vlaan­

deren Rijk

5,9 6,7 16,6 19,4 9,3 10,9 9,7 10,5 23,3 27,1 14,5 16,4

1.6 1,9 2,1 1,6 1,8 1.8 2,6 3,1 3,0 2,2 2,7 2,8

7,5 8,6 18,7 21.0 11,1 12.7 12,3 13,6 26,3 29,3 17,2 19,2

(a) Beroepsbevolking volgens sociaal-ekonomisch onderzoek april 1977 (inclusief werkzoekenden, exclusief dienstplichtigen).

(b) Op 30.6.1978 tegen werkloosheid verzekerden, op basis van gegevens RIZIV, volledig werklozen (meer dan 3 maand) en grensarbeiders.

65

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The timing synchronization converter passes only the received data signal samples equivalent to one-transmission frame size excluding the null symbol samples and the guard

Different fresh produce types: broccoli coleslaw (broccoli stems, carrots and cabbage) and lettuce samples were collected at different processing points within a

Ariel Rogers observes how both explore “the dangers of scientific inquiry by capitalistic greed, warning of humankind’s menace to the natural world, and

Therefore the appearance of the Aureum vellus in German, the Duytsche alchimie in Dutch and the Alchymists Enchiridion in English is not surprising, as they are part of an

De gebruikte methodiek in 2016 en de codering van de daken (zie Figuur 1) was overeenkomstig de telling die vorig jaar werd uitgevoerd door Natuurpunt (hoewel

Over the course of my research, I came to see that stories are told not just when the officers are giving an interview or spending time in the canteen, but also during the

In order to investigate the effect of the ratio of the shell thickness to the capsule size on the response to ultrasound pressure, the capsule dynamics were studied optically using

For the purpose of this paper analysis, it is important to describe the Bulgarian money supply and its reaction to changes in the foreign exchange reserves