• No results found

Middelengebruik en jeugddelinquentie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Middelengebruik en jeugddelinquentie"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Middelengebruik en Jeugddelinquentie Juliëtte van der Woude

10547428

Universiteit van Amsterdam Tessa van den Berg

27 januari 2019 Aantal woorden: 5470

(2)

Samenvatting

Huidig literatuuronderzoek heeft het verband tussen het gebruik van middelen en delinquent gedrag onder jongeren van 12 tot 23 jaar onderzocht. Er is een verband gevonden tussen het gebruik van zowel alcohol als softdrugs en jeugddelinquentie. Gewelddadig gedrag is het meest voorkomende delinquente gedrag dat jongeren laten zien onder invloed van alcohol en softdrugs. Het gebruik van harddrugs en jeugddelinquentie laat geen verband zien. Echter is er wel een verband gevonden tussen het verkrijgen van harddrugs en jeugddelinquentie. Leeftijdsgenoten zijn zowel bij softdrugs als harddrugs een invloed voor het delinquent gedrag en het gebruiken van middelen. Verder blijkt gewelddadig gedrag door middelen de meest voorkomende vorm van delinquent gedrag te zijn onder jongeren van 12 tot 23 jaar.

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 4

Alcohol en Delinquent Gedrag bij Jongeren 8

Softdrugs en Delinquent Gedrag bij Jongeren 12

Harddrugs en Delinquent Gedrag bij Jongeren 15

Discussie en Conclusie 18

(4)

Middelengebruik en Jeugddelinquentie

De adolescentie is een periode waarin jongeren zich in grote mate ontwikkelen. In deze periode wordt door veel jongeren geëxperimenteerd met alcohol en drugs (Collins, 2001). De leeftijd waarin voornamelijk geëxperimenteerd wordt, ligt tussen de 12 en 23 jaar oud (Labouvie, & White, 2002). Volgens onderzoek in Nederland heeft ongeveer 10% van de jongeren in de leeftijd van 12 tot 16 jaar wel eens cannabis gebruikt (Van Dorsselaer et al., 2016). Naast cannabisgebruik heeft 43% van de jongeren in de leeftijd van 12 tot en met 17 aangegeven ooit te hebben gedronken en is 14% een zware drinker (CBS, 2018). Alcohol is een stof dat de dopamine en serotonine aanmaak in de nucleus accumbens in de hersenen stimuleert, wat zorgt voor het gevoel van verlangen en bevrediging (Boileau et al., 2003). Door het drinken van alcohol versnellen de hartslag en ademhaling en het gezichtsvermogen gaat achteruit. Daarnaast kan alcohol zorgen voor afwezigheid en aantasting van het geheugen (Yoshimoto, McBride, Lumeng, & Li, 1991).

Naast het gebruik van alcohol, worden er door sommige adolescenten ook drugs gebruikt. Bij drugs wordt een onderscheid gemaakt in softdrugs en harddrugs. Volgens de Nederlandse Opiumwet wordt onder softdrugs onder anderen hasj, wiet en slaapmiddelen verstaan (Rijksoverheid, 2018). Als er langdurig door een persoon gebruik wordt gemaakt van softdrugs kan dit leiden tot een verminderd functioneren in het dagelijks leven en

fysiologische schade aan de hersenen (Fernandes-Serrano, 2012). Het langdurig gebruik van softdrugs kan in de hersenen leiden tot een verkleining van de hippocampus. Schade aan de hippocampus kan zorgen voor verlies van informatie in het korte termijn geheugen en disoriëntatie. Bij ernstige schade kan het ertoe leiden dat iemand geen nieuwe herinneringen kan opslaan (Yücel et al., 2008). Naast softdrugs wordt door sommige adolescenten ook gebruik gemaakt van harddrugs. Onder harddrugs worden onder andere heroïne, cocaïne, amfetamine, XTC en GHB verstaan (Rijksoverheid, 2018). De werkende stoffen in harddrugs

(5)

zijn onder andere endorfine en dopamine. Deze stoffen verminderen vermoeidheid en verhogen de alertheid (Heal, Gosden, & Smith, 2014).

In dit literatuuronderzoek zal over middelengebruik gesproken worden als het over alcohol, tabak, slaap- en kalmeringsmiddelen en prestatieverhogende middelen gaat. Deze middelen worden onderverdeeld in alcohol, softdrugs en harddrugs (Van Rooij,

Schoenmakers, & Van de Mheen, 2009). Echter is er een onderscheid te maken tussen soft- en hard drugs. Softdrugs veroorzaken minder afhankelijkheid dan harddrugs. Harddrugs zijn vaak illegale drugs waar iemand zowel psychisch als lichamelijk afhankelijk van kan worden (De Ridder, 2006). Middelengebruik door jongeren kan zorgen voor het overtreden van de wet. De ernst van de overtredingen ligt echter wel aan de hoeveelheid middelen en wat voor middelen er gebruikt worden door de jongeren (Loeber, Slot, & Sergeant, 2001).

Om te experimenteren met het gebruik van middelen, gebruiken jongeren vaak het uitgaansleven om te onderzoeken welke soorten alcohol en drugs bestaan (Van der Poel et al., 2010). Echter kan het gebruik van middelen in het uitgaansleven, maar ook in het dagelijks leven, zorgen voor veel problemen (Schnitzer et al., 2010). Door kunnen ruzies of zelfs gevechten ontstaan, waarbij veel geweld gebruikt wordt (Lemmens, 1991). Als jongeren betrokken zijn bij dit geweld, kan dit gezien worden als jeugddelinquentie. Er wordt

gesproken van jeugddelinquentie als dat de wet door de jongere overtreden wordt (Lammers et al., 2012). Door Loeber et al. (2001) worden twee definities van jeugddelinquentie

gegeven. ‘Ernstige jeugddelicten’ wordt omschreven als ernstig crimineel, maar niet

gewelddadig gedrag door jongeren. Hierbij kan gedacht worden aan diefstal, autodiefstal en handel in verboden middelen. Over ‘gewelddadige jeugddelicten’ wordt gesproken als jongeren zich schuldig maken aan moord, verkrachting, beroving, mishandeling met een wapen of ontvoering. Al jarenlang wordt er onderzoek gedaan naar jeugddelinquentie en proberen onderzoekers meer inzicht te krijgen in de eventuele oplossingen om

(6)

jeugddelinquentie te verminderen. Het gebruik van middelen, zoals alcohol of drugs, gaat regelmatig samen met delinquent gedrag bij jongeren (Monshouwer et al., 2006).

Om de term jongeren in deze literatuurstudie te definiëren, zal de leeftijdsschaal van dit onderzoek een leeftijd van 12 tot 23 jaar zijn. Deze schaal is gekozen omdat jongeren tussen 12 en 18 die een strafbaar feit plegen, worden gestraft volgens het jeugdrecht. Het jeugdstrafrecht kan daarnaast ook in sommige gevallen toegepast worden door het

adolescentenstrafrecht op jongvolwassenen tot 23 jaar (Dekker, 2018).Daarnaast ontwikkelen de hersenen zich tot een persoon ongeveer 23 jaar oud is. Tot deze tijd zijn de hersenen erg kwetsbaar en kan het gebruik van middelen de hersenen onherstelbaar beschadigen (Salomon, 2012).

De maatschappij kampt door middelengebruik met een aantal problemen.

Middelengebruik zorgt voor een onveilig gevoel voor de gemeenschap, doordat de gebruiker zich vreemd gedraagt of de lege drank flessen of gerij om drugs mee te gebruiken op straat gooit. Daarbij kan ook voor overlast gezorgd worden door de gebruikers (European

Monitoring Centre For Drugs and Drug Addiction, 2005). Drugs- en alcohol gerelateerde delinquentie brengt daarnaast bij jongeren hoge kosten met zich mee. Om de jongeren van het drugsgebruik en het drinken van alcohol af te helpen, wordt door de gezondheidszorg gezorgd voor professionele hulp (Cuijpers, 1998). Daarnaast kan het niet op tijd terugdringen van het middelengebruik zorgen voor werkeloosheid en arbeidsongeschiktheid in de toekomst. Dit kan problemen veroorzaken voor de economie (Geirnaert, & Lambrechts, 2004). Vervolgens worden door straftoeneming, strafuitvoering, vervolging en opsporing justitie gerichte kosten gemaakt (De Ruyter et al., 2008). De problemen die druggerelateerde jeugddelinquentie met zich mee brengt, zoals sociaal-economische problemen, psychische problemen en fysische klachten, moeten aangepakt worden (Brook, Brook, & Pahl, 2006). Het is daarom van belang om deze problemen terug te dringen in de maatschappij.

(7)

Naast de maatschappelijke problemen, is het voor de wetenschap ook erg belangrijk om onderzoek te doen naar drugs gerelateerde en alcohol gerelateerde jeugddelinquentie. Eerder zijn er literatuurstudies geschreven over jeugddelinquentie en middelengebruik, hoewel deze studies inmiddels redelijk gedateerd zijn. Het is daarom van belang voor de wetenschap om een literatuurstudie te schrijven over jeugddelinquentie en middelengebruik waarin meer recente artikelen gebruikt worden (Lakens, Haans, & Koole, 2012). Deze literatuurstudie kan meer informatie geven over hoe deze problemen preventief aangepakt kunnen worden in de huidige situaties.

Echter kan in het dagelijks leven geobserveerd worden dat alcohol en drugs samengaan met delinquent gedrag, maar wat het verband tussen middelengebruik en delinquentie is blijft onduidelijk. Om meer duidelijkheid te geven in het verband tussen jeugddelinquentie en middelengebruik zal deze studie een overzicht geven door antwoord te geven op drie deelvragen. De deelvragen die beantwoord gaan worden zullen alle kenmerken van middelengebruik omvatten, namelijk alcohol, softdrugs en harddrugs in combinatie met jeugddelinquentie. Vervolgens kunnen mogelijke conclusies getrokken worden door de verschillende middelen met elkaar te vergelijken. Deze literatuurstudie zal antwoord proberen te geven op de hoofdvraag: Wat is het verband tussen het gebruik van middelen en delinquent gedrag onder jongeren van 12 tot 23 jaar? Het antwoord op de hoofdvraag wordt daarbij ondersteund door de volgende drie deelvragen, namelijk: Wat voor een verband heeft alcohol met delinquent gedrag?, Wat voor een verband hebben softdrugs met delinquent gedrag? en Wat voor een verband hebben harddrugs met delinquent gedrag?

Verwacht wordt dat er zowel tussen het gebruik van alcohol, softdrugs als harddrugs en jeugddelinquentie een verband wordt gevonden. Dit wordt verwacht omdat bekend is dat de maatschappij met meerdere problemen kampt wat betreft middelengebruik en

(8)

Alcohol en Delinquent gedrag bij Jongeren

In Nederland is alcohol het meest gebruikte verdovende middel (Korf, 2008). Overmatig gebruik van alcohol, met als gevolg psychische en lichamelijke afhankelijkheid, komt meestal voor bij risicojongeren. Risicojongeren wordt hier gedefinieerd als

zwerfjongeren, jongeren die speciaal onderwijs volgen, spijbelen, jeugddetentie ontvangen en hulpverlening krijgen (Korf, 2008).Het onderzoek van McIvor, Murray en Jamieson (2004) heeft aangetoond dat het gebruik van alcohol sterk geassocieerd wordt met jeugddelinquentie. Er zijn meer recente onderzoeken in de afgelopen jaren uitgevoerd die het verband tussen alcohol en jeugddelinquentie onderzocht hebben.

In een longitudinaal onderzoek uitgevoerd door Turner, Daneback en Skarner (2018) is onderzocht wat de associatie is tussen middelengebruik en delinquentie, gedurende de adolescentie. Hierbij is gekeken naar effecten in de omgeving van de persoon, maar ook effecten binnen de persoon zelf. De studie is uitgevoerd in Zweden bij 2150 adolescenten van gemiddeld 13 jaar oud. De respondenten zijn drie jaar achter elkaar onderzocht. In dit

onderzoek is gekeken naar dronkenschap in plaats van alleen het gebruik van alcohol, in combinatie met jeugddelinquentie. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er een verband is tussen zware drinkers en delinquent gedrag. Daarnaast is uit de resultaten naar voren gekomen dat jongeren die al vroeg zijn begonnen met drinken een groter risico hebben op het ontwikkelen van psychosociale problemen in de toekomst. Tevens is gebleken dat dronkenschap geassocieerd wordt met toekomstig gebruik van drugs (Turner et al., 2018).

Daarnaast is delinquentie een positieve voorspeller voor het gebruiken van middelen door jongeren. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat depressieve klachten een risico zijn voor het gebruiken van middelen (Mason, Hitchings, & Spoth, 2007). De mate waarin de effecten van delinquentie en depressiviteit met elkaar samenhangen is afhankelijk van het moment waarop de jongere onderzocht wordt. De onderzoekers hebben op vijf momenten een

(9)

meting gedaan bij de respondenten. De respondenten bestonden uit 222 meisjes en 207 jongens. De meting is gedaan van het 11e tot en met het 16e levensjaar. Uit het onderzoek is

gebleken dat delinquentie in het elfde levensjaar een voorspeller is voor het gebruiken van alcohol in het zestiende levensjaar (Mason et al., 2007).

Uit de resultaten van zowel het onderzoek van Turner en collega’s (2018), als het onderzoek van Mason en collega’s (2007) is gebleken dat het gebruiken van alcohol en delinquentie een voorspeller is voor problemen in de toekomst. Daaraan voegt het onderzoek van Green, Doherty, Zebrak, & Ensminger (2011) toe dat het preventief voorkomen van overmatig gebruik van alcohol, gebruik van gewelddadig gedrag in de toekomst kan doen afnemen. Uit dit onderzoek is met een longitudinale studie een regressie analyse onderzoek gedaan naar de risicofactoren van het drinken van alcohol in de kindertijd en in de

adolescentie. De participanten waren in de leeftijd van 6 tot en met 42 jaar oud. De data zijn verkregen op basis van zelf-rapportage vragenlijsten en uit officiële criminele rapporten. Uit de resultaten blijkt dat veel en frequent drinken van alcohol er voor kan zorgen dat jonge adolescenten meer gewelddadig gedrag laten zien, ook als een volwassen leeftijd bereikt is. Echter blijft het bij gewelddadig gedrag en zijn er verder geen criminele activiteiten ontdekt. Hierbij dronken de jonge adolescenten het meeste alcohol op zestienjarige leeftijd (Green et al., 2011).

Niet alleen Green et al. (2011) tonen aan dat jongeren al op jonge leeftijd beginnen met drinken. Ook in het onderzoek van Lloys, Tafoya en Merritt (2014) is onderzoek gedaan naar drinken van alcohol en antisociaal gedrag op jonge leeftijd. De participanten van dit onderzoek waren tussen 11 en 15 jaar oud en kwamen uit Engeland. Onder antisociaal gedrag werd in dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen het overmatig maken van ongewenste geluiden, schelden en intimidatie. De jongeren die participeerden in dit onderzoek, hingen rond in parken en dronken alcohol op openbare plekken. Dit gedrag zorgde voor spanningen

(10)

tussen de politie en de jongeren, wat vervolgens leidde tot een negatieve atmosfeer. Het doel van dit onderzoek is om een interventie te ontwikkelen waardoor antisociaal gedrag door vroegtijdige drinkers verminderd en aangepakt wordt. Uit dit onderzoek blijkt dat de jongeren die op straat drinken het meest antisociale gedrag laten zien. Een oorzaak voor het drinken op straat en vervolgens antisociaal gedrag laten zien is de vrijetijdsbesteding die de jongeren hebben, de druk van leeftijdsgenoten en de lokale toegankelijkheid om alcohol te verkrijgen. Alcoholgebruik onder jongeren, de schaarste aan vrijetijdsbestedingen en jeugddelinquentie zijn nauw met elkaar verbonden (Lloys et al., 2014).

Naast de bevindingen van de onderzoeken van Turner et al. (2018), Mason et al. (2007), Green et al. (2012) en Lloys et al. (2014), laten meer studies zien dat alcohol kan leiden tot antisociaal en illegaal gedrag. White, Tice, Loeber en Stouthamer-Loeber (2002) hebben onderzoek gedaan naar het vertonen van illegale activiteiten bij adolescenten door onder invloed te zijn van alcohol en drugs. Er is vier jaar lang een longitudinale studie gedaan onder 506 mannelijke adolescenten in Pittsburgh. Hierbij werden de mannelijke adolescenten iedere zes maanden onderzocht. De personen die hebben aangegeven illegale activiteiten te hebben uitgevoerd, wel eens een overtreding te hebben begaan of zijn gearresteerd, begingen deze activiteiten eerder onder invloed van alcohol dan personen die niet onder invloed waren. Daarnaast waren de overtredingen frequenter op het moment dat de personen zwaardere alcohol- en drugsgebruikers waren, dus groot gebruikers waren. Van de participanten van het onderzoek kwam 23.1% in aanraking met een gevecht wanneer deze personen onder invloed waren van alcohol. Daarnaast kwam 17.5% in de problemen met de politie tijdens het gebruiken van alcohol. Ook is gebleken dat vriendengroepen een grote invloed kunnen hebben op het plegen van overtredingen onder invloed van alcohol. Deze overtredingen komen dan vanuit impulsiviteit. Het veranderen van vriendengroep kan een oplossing zijn

(11)

voor het doen afnemen van de percentages overtredingen onder invloed van alcohol (White et al., 2002).

De onderzoeken van Turner et al. (2018), Mason et al. (2007), Green et al. (2012), Lloys et al. (2014) en White et al. (2002), hebben allemaal onderzocht wat het verband is tussen alcoholgebruik en gewelddadig of ander delinquent gedrag. Echter zijn er verschillende leeftijdsschalen gebruik in de besproken onderzoeken. Om meer inzicht te krijgen in de leeftijdsgebonden verschillen in de relaties tussen het alcoholgebruik en de verschillende leeftijden onder de jongeren hebben Salas-Wright, Reinle Gonzalez, Vaughn, Schwartz en Jetelina (2016) verschillende leeftijden onderzocht. Van 2002 tot 2013 zijn gegevens uit de nationale enquête over drugsgebruik en gezondheid met elkaar vergeleken. De leeftijden waar onderzoek naar is gedaan liepen van 12 tot en met 24 jaar. Uit de resultaten kan

geconcludeerd worden dat het drinken van alcohol op dertien jarige leeftijd niet tot nauwelijks geassocieerd wordt met gewelddadig gedrag. Wanneer er meer werd gedronken door de jongeren, verschoof de leeftijd van dertien naar twintig jaar, en was er wel een relatie met geweld. Echter op het moment dat de jongeren de leeftijd bereikten dat de jongeren volgens de wet mochten drinken, verdween de relatie tussen het gebruiken van alcohol en het plegen van geweld. In dit onderzoek lag deze leeftijd op 21 jaar oud (Salas-Wright et al., 2016).

Hieruit volgt dat er verschillende uitkomsten te zien zijn bij onderzoek naar het

verband tussen alcohol en jeugddelinquentie. In het onderzoek van Turner en collega’s (2018) is een verband gevonden tussen zware drinkers en delinquent gedrag. De gemiddelde

respondent was in dit onderzoek 13 jaar oud. Uit het onderzoek van Green en collega’s (2011) is gebleken dat wanneer kinderen alcohol drinken, meer gewelddadig gedrag gezien wordt in de vroege adolescentie. Overtredingen zijn daarnaast frequenter bij jongeren die zware alcoholgebruikers zijn, wat ook beschreven wordt in het onderzoek van White en collega’s (2002). Ten slotte geeft ook het onderzoek van Lloys en collega’s (2014) aan dat jongeren die

(12)

op straat drinken het meeste antisociale gedrag laten zien en hierdoor in aanraking kunnen komen met de politie. Uit de besproken resultaten over alcoholgebruik en jeugddelinquentie kan geconcludeerd worden dat er een positief verband is tussen alcohol en jeugddelinquentie. Het gebruik van alcohol gaat dus samen met jeugddelinquentie. Echter worden er geen grote strafbare feiten gepleegd. Alcohol veroorzaakt voornamelijk agressief en antisociaal gedrag wat zich kan uiten in gewelddadig gedrag.

Daarnaast is het opmerkelijk dat de leeftijd waarbij alcohol samenhangt met

delinquentie laag ligt. Er is onderzoek gedaan naar alcohol gebruik en jeugddelinquentie bij jongeren tussen 11 en 23 jaar oud, waarbij de gemiddelde leeftijd van zware

alcoholgebruikers ligt tussen 13 en 16 jaar oud. Het onderzoek van Salas-Wright en collega’s (2016) geeft een verklaring voor het doen afnemen van het zware alcoholgebruik na het zestiende levensjaar. Het zware gebruik van alcohol neemt af op het moment dat de jongeren volgens de wet de leeftijd bereikt hebben om te mogen drinken. Er wordt dus voornamelijk alcohol gedronken in verband met jeugddelinquentie op het moment dat dit illegaal is en dus volgens de wet niet is toegestaan.

Softdrugs en Delinquent gedrag bij Jongeren

Softdrugs als wiet en hasj hebben minder vaak psychische afhankelijkheid tot gevolg dan alcohol en harddrugs, maar er kunnen nog steeds problemen zijn (Prinz, 1997).

Jeugddelinquentie kan een onderdeel van deze problemen zijn. Er zijn meerdere onderzoeken die hebben onderzocht welk verband er is tussen softdrugs en jeugddelinquentie.

In een onderzoek naar drugs gerelateerde jeugddelinquentie is de wederzijdse relatie tussen het gebruik van wiet en delinquentie tijdens de adolescentie onderzocht (Ford, 2005). Het onderzoek werd uitgevoerd op middelbare scholen in Amerika, aan de hand van enquêtes. Uit het onderzoek is gebleken dat vroeg gebruik van wiet een voorspeller is voor het

(13)

adolescentie toekomstig gebruik van wiet. Dit is te wijten aan de significante indirecte verbanden die zijn gevonden tussen het gebruik van middelen en delinquentie. Dit indirecte verband houdt in dat door het middelengebruik en het delinquente gedrag de sociale banden met de leeftijdsgenoten afzwakken, waardoor het middelengebruik en delinquente gedrag wordt voortgezet. Echter is de relatie andersom niet gevonden. Het afzwakken van sociale banden met leeftijdsgenoten komt door te weinig sociale controle om het wietgebruik te doen stoppen of de sociale contacten steken elkaar aan tot het gebruiken van meer softdrugs (Ford, 2005).

Er is door Van den Bree en Pickworth (2005) ook onderzoek gedaan naar het gebruik van wiet en welke invloed dit heeft op jongeren. Deze onderzoekers hebben aan de hand van een persoonlijk interview op de computer op twee momenten een interview afgenomen bij 16.760 jongeren tussen 11 en 21 jaar oud. Aan het onderzoek deden in totaal 134 scholen mee. De meerderheid van de jongeren die mee hebben gedaan aan het onderzoek hebben nooit eerder wiet gebruikt. Onder de jongeren die wel eens wiet hebben gebruikt was te zien dat dit zowel op moment één als op moment twee door de jongeren gebruikt werd. Echter is uit dit onderzoek, in tegenstelling tot het vorige onderzoek van Ford (2005), wel gebleken dat delinquent gedrag leidt tot het gebruik van softdrugs. Het gebruik van wiet kan komen door de invloed van leeftijdsgenoten. Op het moment dat leeftijdsgenoten delinquent gedrag laten zien, vormen deze leeftijdsgenoten een risico voor andere leeftijdsgenoten. Daarnaast is in deze studie een relatie gevonden tussen middelengebruik en delinquentie. Middelengebruik en delinquentie kan leiden tot meerdere criminele misdaden (Van den Bree, & Pickwordt, 2005). Deviante leeftijdsgenoten spelen een grote rol bij het gebruiken van middelen en het uiten van delinquent gedrag (Van den Bree, & Pickworth, 2005). Er is dus een verband gevonden tussen deviante leeftijdsgenoten, het gebruik van middelen en het uiten van delinquent gedrag.

(14)

Net als in het onderzoek van Ford (2005) en Van den Bree en Pickworth (2005) wordt in het onderzoek van Wei, Loeber en White (2004) ook onderzoek gedaan naar de associatie tussen middelengebruik en delinquentie. In dit longitudinale onderzoek hebben 503 personen deelgenomen in de leeftijd van 11 tot 20 jaar. Het onderzoek werd gericht op de 25% meest frequente softdrugs gebruikers. Er is uit de resultaten gebleken dat gedurende de gehele adolescentie de adolescenten het gebruiken van middelen belangrijker vonden dan het gebruiken van geweld. De adolescenten waren dus niet uit op gewelddadigheid. Tot

zestienjarige leeftijd was er een grotere stijging te zien in het gebruik van softdrugs, daarna nam het gebruik van softdrugs af. Daarnaast hebben de personen die softdrugs hebben gebruikt zich vaak niet tot nauwelijks schuldig gemaakt aan geweld. Echter werd frequent softdrugs gebruik significant geassocieerd met geweld. Er wordt geconcludeerd dat het begaan van geweld bij het gebruik van softdrugs ligt aan gedeelde risicofactoren met andere personen. Ook bij deze studie zijn leeftijdgenoten een voorspeller voor het plegen van delinquent gedrag onder invloed van softdrugs (Wei et al., 2004).

Risicogedrag wordt hoger bevonden bij adolescenten (Huisman, Klapper, Kalverdijk, L’Hoir, & Van Weel, 2010). Zoals eerder besproken zijn leeftijdsgenoten een grote

risicofactor in de adolescentie. In de onderzoeken over softdrugs die eerder in dit literatuuronderzoek besproken zijn, werd gekeken naar het gebruik van softdrugs en de omgeving van de adolescenten. Schmits en Glowacs (2018) hebben aan de hand van een zelf-rapportage vragenlijst onderzoek gedaan naar delinquentie en het gebruik van wiet. Er is gekeken naar individuele factoren zoals agressie, impulsiviteit, empathie en cognitieve tekortkomingen in vergelijking met het gebruik van wiet. De respondenten die deel hebben genomen aan dit onderzoek waren tussen de 15 en 25 jaar oud. Uit het onderzoek is gebleken dat impulsiviteit samenhangt met het gebruiken van wiet en dat impulsiviteit daarnaast ook

(15)

gerelateerd is aan delinquentie (Schmits, & Glowacs, 2018). Uit dit onderzoek blijkt dus dat er een verband is tussen impulsiviteit, wiet gebruik en delinquentie.

Op basis van bovenstaande informatie kunnen een aantal conclusies getrokken worden. In zowel het onderzoek van Ford (2005) als het onderzoek van Van den Bree en Pickworth (2005) is uit de resultaten gebleken dat delinquentie vaak leidt tot het gebruiken van wiet en hasj in de toekomst. Daarnaast hebben in beide onderzoeken leeftijdsgenoten een grote invloed op het gebruiken van de softdrugs. Ook heeft het onderzoek van Wei, Loeber en White (2004) aangetoond dat leeftijdsgenoten elkaar sneller beïnvloeden als er gedeelde risicofactoren tussen personen aanwezig zijn om delinquent gedrag te plegen.

Uit de onderzoeken die besproken zijn over het verband tussen het gebruik van softdrugs en jeugddelinquentie is gebleken dat leeftijdsgenoten een grote invloed hebben op het plegen van delinquent gedrag. Daarnaast is het plegen van geweld de meest voorkomende delinquente actie op het moment dat een persoon onder invloed is van softdrugs.

Harddrugs en Delinquent gedrag bij Jongeren

Zoals eerder besproken in de inleiding wordt de term harddrugs onder andere gebruikt voor heroïne, cocaïne, amfetamine, XTC en GHB (Rijksoverheid, 2018). Opiaten zoals heroïne zorgen voor een ontspannen, aandacht verminderend, pijnstillend en euforie opwekkend gevoel. De stof in heroïne zorgt voor het opwekken van het geluksgevoel. Dit geluksgevoel wordt in de nucleus accumbens aangemaakt. Doordat de stof de endorfine productie verminderd zijn opiaten erg verslavend. Op het moment dat de stof is uitgewerkt voelt de persoon die de drug gebruikt zich niet meer gelukkig en zal steeds meer drugs in moeten nemen om wel het gewenste geluksgevoel te behalen (Brox, & Ellenbroek, 2018). Voor veel personen wordt het gebruik van harddrugs gerelateerd aan criminaliteit. De oorzaak van deze gedachte is dat geweld vaak gezien wordt in combinatie met het gebruik van

(16)

aan harddrugs te komen (Schroeder, Giordano, & Cernkovich, 2007). De volgende onderzoeken hebben onderzoek gedaan naar het verband tussen harddrugs en jeugddelinquentie.

De studie van Kirschbaum, Grigoleit, Hess, Madea en Musshoff (2013) heeft onderzoek gedaan naar de relatie tussen het gebruiken van illegale harddrugs en het begaan van een strafbaar feit. De informatie uit dit onderzoek is verkregen door politie rapporten. Er zijn 4816 casussen gelezen om tot de informatie van dit onderzoek te komen. De harddrugs waar naar gekeken is zijn amfetamine, opiaten, cocaïne, methadon en benzodiazepine. Uit de resultaten is gebleken dat er geen sterk verband is aangetoond tussen het gebruik van illegale harddrugs en het verrichten van een strafbaar feit in vergelijking met personen die geen illegale harddrugs gebruikt hebben. Echter zijn er wel verbanden gevonden tussen het plegen van een strafbaar feit om illegale harddrugs te verkrijgen wegens geldoverwegingen. Hierbij zijn de harddrugs nog niet gebruikt, maar werd een strafbaar feit gepleegd om aan illegale harddrugs te komen (Kirschbaum et al., 2013).

Daarentegen heeft Passini (2012) wel een verband gevonden tussen drugsgebruik en het verrichten van een strafbaar feit. In het onderzoek van Passini (2012) zijn sociale reputatie en morele onthechting onderzocht als voorspeller voor drugsgebruik en gewelddadige

criminaliteit. Hierbij is onderzoek gedaan in Italië onder 336 jongeren in de leeftijd van 14 tot en met 20 jaar. De jongeren is gevraagd om een vragenlijst in te vullen hoe frequent zij gebruik maken van wiet, cocaïne en ecstasy op een zespunts Likertschaal. Uit de resultaten is gebleken dat sociale reputatie een voorspeller is voor het plegen van delinquentie. Hierbij is het afhankelijk welke drugs er worden gebruikt en hoe zwaar het drugsgebruik daadwerkelijk is. Echter kan over het algemeen geconcludeerd worden dat het gebruik van harddrugs en het vertonen van delinquent gedrag vaak samen voorkomt. Sociale reputatie is hierbij een grote voorspeller voor het gebruiken van harddrugs. De verklaring die wordt gegeven als

(17)

voorspeller voor het gebruiken van harddrugs, is dat drugs worden gebruikt om op te

scheppen en als een stoer persoon over te komen (Passini, 2012). Dus doordat personen graag op een bepaalde manier over willen komen gaan zij drugs gebruiken en laten zij sneller delinquent gedrag zien.

De artikelen van Kirschbaum en collega’s (2013) en Passini (2012) laten risicofactoren zien als oorzaak van het begaan van strafbare feiten door harddrugs. De risicofactor in het artikel van Kirschbaum en collega’s (2013) is de sociaal economische status van de personen die een strafbaar feit begaan om aan harddrugs te komen. In het artikel van Passini (2012) is sociale reputatie een risicofactor voor het gebruiken van harddrugs en vervolgens het uiten van delinquent gedrag. Echter zijn er naast risicofactoren ook

beschermende factoren, die het gebruiken van harddrugs en het tonen van delinquent gedrag verminderen. In het artikel van Jang (2018) is onderzoek gedaan naar de wederkerige relatie tussen gelovigheid, criminaliteit en drugsgebruik van een individu onder jeugdige

delinquenten. De harddrugs die hierbij zijn gebruikt, zijn cocaïne en heroïne. De gegevens zijn verkregen door data te analyseren van jongeren die veroordeeld zijn of schuldig zijn bevonden aan een ernstig misdrijf in twee staten in Amerika. Gelovigheid is zowel objectief als subjectief gemeten. Er is een bidirectionele en unidirectionele relatie gevonden tussen gelovigheid en criminaliteit. Hierbij werden geen harddrugs gebruikt. Daarnaast is er alleen een unidirectioneel verband gevonden tussen gelovigheid en drugsgebruik, waarbij

gelovigheid dus zorgt voor het verminderen van het drugsgebruik en het plegen van misdaden en dus een beschermende factor is (Jang, 2018).

Hoewel in de artikelen over alcohol en softdrugs over het algemeen wel een verband is gevonden tussen het middel en jeugddelinquentie, is dit bij harddrugs niet het geval. In het onderzoek van Kirschbaum en collega’s (2007) is onderzoek gedaan op basis van eerdere literatuur naar het gebruik van illegale harddrugs en het plegen van een strafbaar feit. Er is

(18)

geen sterk verband gevonden tussen het gebruiken van illegale harddrugs en het plegen van een strafbaar feit. Echter is er wel een verband gevonden tussen het plegen van een strafbaar feit en het verkrijgen van illegale harddrugs. Het strafbare feit werd hier gepleegd om de harddrugs te verkrijgen voor de handel, maar niet om de drugs zelf te gebruiken. In

tegenstelling tot het onderzoek van Kirschbaum en collega’s (2007), waarbij geen verband is gevonden tussen harddrugs gebruik en jeugddelinquentie, is dit in het onderzoek van Passini (2012) wel het geval. Uit de resultaten van dit onderzoek is gebleken dat sociale reputatie van de jongeren een voorspeller is voor het plegen van delinquent gedrag.

Uit de resultaten van het onderzoek van Jang (2018) kan niet zozeer gesproken worden van een verband tussen harddrugs en jeugddelinquentie. Echter is wel gebleken dat

gelovigheid criminaliteit en het gebruiken van harddrugs verminderd. Hierbij is gelovigheid een beschermende factor voor het plegen van strafbare feiten en het gebruiken van harddrugs. Bij harddrugs gaat het dus meer om de omgevingsfactoren wat leidt tot het plegen van een strafbaar feit, dan wanneer de drug is ingenomen en er dan een strafbaar feit wordt gepleegd. Bij alcohol en softdrugs zijn de resultaten wel gebaseerd op het innemen van het middel.

Discussie en Conclusie

Huidig onderzoek heeft door middel van drie deelvragen antwoord proberen te geven op de hoofvraag: Wat is het verband tussen het gebruik van middelen en delinquent gedrag onder jongeren van 12 tot 23 jaar? De deelvragen zijn beantwoord door middel van eerder uitgevoerde onderzoeken en studies. In de discussie zal een overzicht worden geven van de bevindingen en overeenkomsten tussen de voorgaand besproken onderzoeken, om vervolgens antwoord te geven op de hoofdvraag. Ook zullen de beperkingen en de sterke punten van dit onderzoek besproken worden.

In dit literatuuronderzoek is gekeken naar de verbanden tussen middelengebruik en jeugddelinquentie. Er is een verband gevonden tussen alcohol en jeugddelinquentie. Echter

(19)

worden er onder invloed van alcohol geen grote strafbare feiten gepleegd. Onder invloed van alcohol laten jongeren eerder agressief en antisociaal gedrag zien, wat zich kan uiten in gewelddadig gedrag. Agressiviteit bleek vaker voor te komen bij gebruikers van alcohol dan bij gebruikers van wiet. Naast dat er een verband is gevonden tussen alcohol en

jeugddelinquentie, is er ook een verband gevonden tussen het gebruik van softdrugs en jeugddelinquentie. Leeftijdsgenoten hebben een grote invloed op het plegen van delinquent gedrag onder invloed van softdrugs. Ook bij het gebruik van softdrugs is geweld het meest voorkomende delinquente gedrag. In tegenstelling tot de verbanden die zijn gevonden tussen alcohol, softdrugs en jeugddelinquentie, is er geen verband gevonden tussen het gebruik van harddrugs en jeugddelinquentie. Een verklaring waarom er geen verband is gevonden tussen harddrugs en jeugddelinquentie kan zijn dat personen een zelfrapportagetest niet naar

waarheid invullen. In het geval van harddrugs zullen personen dit minder snel naar waarheid invullen omdat harddrugs illegaal zijn. Daarnaast kan een geloofsovertuiging een factor zijn waardoor de zelfrapportagetest niet naar waarheid wordt ingevuld, omdat in bepaalde culturen het verboden is om middelen te gebruiken (Snikkers, 2016).

Voornamelijk omgevingsfactoren, zoals leeftijdsgenoten, leiden tot het plegen van strafbare feiten. Hierbij hoeven geen harddrugs gebruikt te worden, maar gaat het meer om reputatie en de handel in harddrugs. Het verband tussen middelen en delinquent gedrag onder jongeren van 12 tot 23 jaar is dus dat er voornamelijk gewelddadige delicten gepleegd worden door de jongeren onder het genot van middelen of om de middelen te verkrijgen. Daarnaast speelt de invloed van leeftijdsgenoten een grote rol.

De hypothese dat er een verband zal zijn tussen middelen en jeugddelinquentie is dus gedeeltelijk waar. Er is inderdaad een verband gevonden tussen het gebruik van alcohol en softdrugs, en jeugddelinquentie. Echter is er geen verband gevonden tussen het gebruik van harddrugs en jeugddelinquentie. Daarnaast is ook gebleken dat het middelengebruik zorgt

(20)

voor maatschappelijke problemen, namelijk gewelddadig gedrag op het moment dat de jongeren onder invloed zijn.

Binnen dit literatuuronderzoek kunnen beperkingen geplaatst worden. In een aantal onderzoeken zijn zelfrapportage vragenlijsten gebruikt. Deze vragenlijsten kunnen een vertekend beeld geven van de werkelijkheid. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek van Passini (2012). In dit onderzoek is een vragenlijst gegeven over hoe frequent de drugs gebruikt werden. Er werd eerder aangegeven dat er vaker softdrugs werden gebruikt dan harddrugs. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de jongeren die mee hebben gedaan aan dit onderzoek, geen eerlijk antwoord durfden te geven over het werkelijke gebruik. Hierdoor zouden de resultaten niet volledig betrouwbaar kunnen zijn. Voor vervolg

onderzoek is het beter om te kijken naar nog meer longitudinale studies of studies waarbij de data verkregen is door observaties of interviews, in plaats van zelfrapportage vragenlijsten. Hierdoor zouden meer betrouwbare conclusies getrokken kunnen worden.

Een andere beperking van dit onderzoek is dat over harddrugs geen artikelen zijn gebruikt waarbij onderzoek is gedaan naar het gebruiken van harddrugs, maar alleen naar het verkrijgen van harddrugs. Het zou kunnen zijn dat nog weinig tot geen onderzoek gedaan is naar het gebruiken van harddrugs en jeugddelinquentie. Voor vervolgstudies zou dit een relevant onderwerp zijn om onderzoek naar te doen, omdat hier nog weinig over bekend is.

Een sterk punt van huidig onderzoek is dat er een aantal longitudinale studies gebruikt zijn. De gegevens van de longitudinale onderzoeken zijn op meerdere momenten verkregen, waardoor deze gegevens betrouwbaarder zijn dan wanneer maar op één moment onderzocht is (Agresti, & Franklin, 2015). Een ander sterk punt van huidig onderzoek is dat de informatie die verkregen is heeft geleid tot een vernieuwd overzicht van middelengebruik en

jeugddelinquentie. Dit heeft zelfs geleid tot het vinden van een duidelijk verband, terwijl er voorheen nog geen sprake was van een duidelijk verband.

(21)

Ondanks de besproken beperkingen, is dit onderzoek wel degelijk van belang geweest voor zowel de maatschappij als voor de wetenschap. Er kan geconcludeerd worden dat er een verband is tussen middelengebruik en jeugddelinquentie, hoewel het bij middelengebruik voornamelijk om omgevingsfactoren zoals leeftijdsgenoten gaat, en bij jeugddelinquentie om gewelddadig gedrag. Wel zal er meer vervolgonderzoek nodig zijn. Het is met name van belang dat er meer studies naar harddrugs en jeugddelinquentie gedaan worden. Hierdoor zouden meer concrete conclusies getrokken kunnen worden. Daarnaast zullen er meer longitudinale onderzoeken gedaan moeten worden, zodat de resultaten in de toekomstige onderzoeken betrouwbaarder zijn dan wanneer zelfrapportage studies gebruikt worden.

Doordat er wel een verband is gevonden tussen middelengebruik en jeugddelinquentie kunnen interventies zich nog meer gaan richten op het verminderen van middelengebruik. Uit de resultaten is gebleken dat de omgevingsfactoren een grote rol spelen bij het gebruiken van middelen. De interventies zouden zich dus meer moeten richten op de leeftijdsgenoten van de delinquente jeugd.

(22)

Referenties

Agresti, A., & Franklin, C. (2014). Statistics: The Art and Science of Learning from Data, Third Edition. Essex, UK: Pearson.

Boileau, I., Assaad, J. M., Pihl, R. O., Benkelfat, C., Leyton, M., Diksic, M., Tremblay, R. E., & Dagher, A. Alcohol promotes dopamine release in the human nucleus accumbens. Synapse, 49, 226 – 231. doi:10.1002/syn.10226

Brook, J. S., Brook, D. W., & Pahl, K. (2006). The developmental context for adolescent substance abuse intervention. Adolescent substance abuse. Research and clinical advances, 25 - 51. doi:10.1017/CBO9780511543968.003

Brox, B. W., & Ellenbroek, B. A. (2018). A genetic reduction in the serotonin transporter differentially influences MDMA and heroin induced behaviours.

Psychopharmacology, 235, 1907 – 1914. doi:10.1007/s00213-018-4880-1 CBS. (2018). Leeftijl en (preventief) gezondheidsonderzoek; persoonskenmerken.

Alcoholgebruik, 12 jaar of ouder. Opgehaald 14 november 2018, van

http://statline.cbs.nl/Statweb/publication/?DM=SLNL&PA=83021NED&D1=16 24&D2=0-2,5-13,15&D3=0&D4=2-3&HDR=T&STB=G1,G2,G3&P=T&VW=T Collins, M. E. (2001). Transition to adulthood for vulnerable youths: A review of research

and implications for policy. Social Service Review, 75, 271–291. doi:10.1086/322209 Cuijpers, P. (1998). Drugsgebruik en drugsproblemen bij jongeren. Handboek Kinderen &

Adolescenten, 911 - 921. doi:10.1007/978-90-313-8644-4

Dekker, S. (2018). Ministerie van Justitie en Veiligheid. Directoraat-Generaal Straffen en Beschermen. Kamerbrief beleidsreactie rapport jeugdreclassering vakmanschap binnen kaders. Opgehaald op 10 oktober 2018, van

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2018/02/21/tk-beleidsreactie rapport-jeugdreclassering-vakmanschap-binnen-kaders

(23)

Van Dorsselaer, S., Tuithof, M., Verdurmen, J., Spit, M., van Laar, M. & Monshouwer, K. (2016). Jeugd en riskant gedrag. Kerngegevens uit het Peilstationonderzoek

scholieren 2015. Utrecht: Trimbos instituut.

European Monitoring Centre For Drugs and Drug Addiction. (2005). ‘Drug-related public nuisance. Trends in policy and preventive measures’ in Annual Report 2005-Selected Issues. Opgehaald 12 oktober 2018, van

http://www.emcdda.europa.eu/system/files/publications/364/sel2005_1-en_69708.pdf Fernandez-Serrano, M. J. (2011). What are the specific vs. generalized effects of drugs of

abuse on neuropsychological performance. Neuroscience Biobehavioral Reviews, 35, 377 - 406. doi:10.1016/j.neubiorev.2010.04.008

Ford, J. A. (2005). Substance use, the social bond, and delinquency. Sociology Inquiry, 75, 109 – 128. doi:10.1111/j.1475-682X.2005.00114.x

Geirnaert, M., & Lambrechts, M. C. (2004). Alcohol-en druggebruik. Preventie en hulpverlening.
Mechelen: Kluwer.

Green, K. M., Doherty, E. E., Zebrak, K. A., & Ensminger, M. E. (2011). Association Between Adolescent Drinking and Adult Violence: Evidence From a Longitudinal Study of Urban African Americans. Journal of Studies on Alcohol and Drugs, 72, 701 710. doi:10.15288/jsad.2011.72.701

Heal, D. J., Gosden, J., & Smith, S. L. (2014). Dopamine reuptake transporter (DAT) ‘’inverse agonist’’. A novel hypothesis to explain the enigmatic pharmacology of cocaine. Neuropharmacology, 87, 19 – 40. doi:10.1016/j.neuropharm.2014.06.012 Huisman, J., Flapper, B. C. T., Kalverdijk, L. J., L’Hoir, M. P., & van Weel, E. A. F. (2010).

Gedragsproblemen bij adolescenten. Gedragsproblemen bij kinderen, 19 – 26. doi:10.1007/978-90-313-8657-4_2

(24)

Jang, S. J. (2018). Religiosity, Crime, and Drug Use Among Juvenile Offenders: A Test of Reciprocal Relationships Over Time. International Journal of Offender Therapy and Comparative Criminology, 62, 4445 – 4464. doi:10.1177/0306624X18769606 Kirschbaum, K. M., Grigoleit, L., Hess, C., Madea, B., & Musshoff, F. (2013). Illegal drugs

and delinquency. Forensic Science International, 226, 230 – 234. doi:10.1016/j.forsciint.2013.01.031

Korf, D. J. (2008) Drank en drugs. Jeugdcriminologie. Achtergronden van jeugdcriminaliteit, 237 – 259. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers.

Labouvie E, & White H. R. (2002). Drug Sequences, age of Onset, and use Trajectories as Predictors of Drug Abuse/Dependence in Young Adulthood. Stages and Pathways of Drug Involvement: Examining the Gateway Hypothesis, 19 - 41.

doi:10.1017/CBO9780511499777.004

Lakens, D., Haans, A., & Koole, S. L. (2012). Eén onderzoek is géén onderzoek: het belang van replicaties voor de psychologische wetenschap. De Psycholoog : Maandblad van het Nederlands Instituut van Psychologen, 47, 10 – 18.

Lammers, S., de Haan, H., Soe-Agnie, S., Bakkum, G., Pomp, E., & Nijman, H. (2012). Een conceptinstrument voor de risicotaxatie van verslaafde justitiabelen. Nijmegen: Radboud Universiteit Academisch Centrum voor Sociale Wetenschappen. Lemmens, P. H. H. M. (1991). Measurement and distribution of alcohol consumption.

Maastricht: Rijksuniversiteit Limburg.

Loeber, R., Slot, N. W. & Sergeant, J. A. (2001). Ernstige en gewelddadige

jeugddelinquentie: Omvang, oorzaken en interventies. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

(25)

Lloyd, H. M., Tafoya, A. E., & Merritt, R. K. (2014). Underage Drinking and Antisocial Behavior: Research to Inform a U. K. Behavioral Intervention. Journals of Child and Adolescent Substance Abuse, 24, 46 – 53. doi:10.1080/1067828X.2012.756443 Mason, W. A., Hitchings, J. E., & Spoth, R. L. (2007). Emergence of delinquency and

depressed mood throughout adolescence as predictors of late adolescent problem substance use. Psychology of Addictive Behaviors, 21, 13 – 24. doi:10.1037/0893 164X.21.1.13

McIvor, G., Murray, C., & Jamieson, J., (2004). Desistance from crime: is it different for women and girls? After crime and punishment: pathways to offender reintegration, 181 – 197. Cullompton: Willan Publishing.

Monshouwer, K., Dorsselaer, S. van, Verdurmen, J., Boft, T. ter, Graaf, R. de, & Vollebergh, W. (2006). Cannabis use and mental health in secondary school children. Findings from the Dutch 2001 Health Behaviour in School-aged Children Survey. British Journal of Psychiatry,148-153. doi:10.1192/bjp.188.2.148

Passini, S. (2012). The delinquency–drug relationship: The influence of social reputation and moral disengagement. Addictive Behaviors, 37, 577–579.

doi:10.1016/j.addbeh.2012.01.012

Prinz, A. (1997). ‘Do European drugs policies matter?’ Economic Policy, 373, 375-376.


Van Der Poel, A., Doekhie, J., Verdurmen, J., Wouters, M., Korf, D., & Van Laar, M. (2010). Feestmeter 2008-2009: uitgaan en middelengebruik onder bezoekers van party’s en clubs. Bonger Instituut voor Criminologie, Faculteit der Rechtsgeleerdheid,

Universiteit van Amsterdam. Opgehaald 13 oktober 2018, van

(26)

Rijksoverheid. (2018). Opiumwet. Opgehaald 12 november 2018, van

https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/drugs/wet-maakt-verschil-harddrugs-en softdrugs

Van Rooij, A. J., Schoenmakers, T. M., & van de Mheen, D. (2009). Nationaal Prevalentie Onderzoek Middelengebruik 2009: De Kerncijfers. Opgehaald 13 okotober 2018, van https://www.researchgate.net/profile/Antonius_Van_Rooij/publication/265218723_N tionaal_Prevalentie_Onderzoek_Middelengebruik_2009_De_kerncijfers_National_Pr valence_Study_on_Substance_Use_2009_Core_Statistics/links/55b6438208aed621d 032ae7.pdf

De Ruyter, B., Lemaître, A., Born, M., Colman, C., Pirenne, C., & van Dam, L. (2008). Definiëring en meting van druggerelateerde criminaliteit. Gent: Academia Press. Salas-Wright, C. P., Reingle Gonzalez, J. M., Vaughn, M. G., Schwartz, S. J., & Jetelina, K.

K. (2016). Age-related changes in the relationship between alcohol use and violence from early adolescence to young adulthood. Addictive Behaviors Reports, 4, 13 – 17. doi:10.1016/j.abrep.2016.05.004

Schnitzer, S., Bellis, M., Hughes, K., Calafat, A., Juan, M., & Kokkevi, A. (2010). Nightlife violence: a gender-specific view on risk factors for violence in nightlife settings: a cross- sectional study in nine European countries. Journal of interpersonal violence, 25, 1094 – 1112. doi:10.1177/0886260509340549

Schmits, E., & Glowacz, F. (2018). Delinquency and drug use among adolescents and emerging adults: The role of aggression, impulsivity, empathy, and cognitive distortions. Journal of Substance Use. doi:10.1080/14659891.2018.1531945 Schroeder, R. D., Giordano P. C. & Cernkovich, S. A. (2007). Drug use and desistance

(27)

Snikkers, E. (2016). Motieven voor middelengebruik onder jongeren en jongvolwassenen in Nederland. Faculty of Social & Behavioral Sciences, Leiden. Opgehaald op 24 januari 2019, van https://openaccess.leidenuniv.nl/handle/1887/38789

Turner, R., Daneback, K., & Skarner, A. (2018). Assessing reciprocal association between drunkenness, drug use, and delinquency during adolescence: Separating within- and between-person effects. Drug and Alcohol Dependence, 191, 286 – 293. doi:

10.1016/j.drugalcdep.2018.06.035

Wei, E. H., Loeber, R., & Raskin White, H. (2004). Teasing Apart the Developmental Associations Between Alcohol and Marijuana Uce and Violence. Journal of

Contemporary Criminal Justice, 20, 166 – 183. doi:10.1177/1043986204263777
 White, H. R., Tice, P. C., Loeber, R., & Stouthamer-Loeber, M. (2002). Illegal acts

committed by adolescents under the influence of alcohol and drugs. Journal of Research in Crime and Delinquency, 39, 131 – 152.

doi:10.1177/002242780203900201

Yoshimoto, K., McBride, W. J., Lumeng, L., & Li., Y. K. (1991). Alcohol Stimulates the Release of Dopamine and Serotonin in de Nucleus Accumbens. Alcohol, 9, 17 – 22. doi:10.1016/0741-8329(92)90004-T

Yücel, M., Solowij, N., Respondek, C., Whittle, S., Formito, A., Pantelis, C., & Lubman, D. I. (2008). Archives general Psychiatry. Regional Brain abnormalities Associated with longterm Heavy cannabis use. Archives of General Psychiatry, 65, 694 – 701. doi:10.1001/archpsyc.65.6.694

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The Organisation of European Cancer Institutes OECI working group on Health Economics and Cost Benefit in Oncology suggests four actions that are needed to improve alignment

In line with the logit model, the results show that returns and the abnormal returns have a positive and significant effect on the survival rate of PE firms and these effects are

Stel dat een internetgebruiker zich wel bewust is van het feit dat er zonder zijn toestemming cookies op zijn computer geplaatst kunnen worden, dan weet hij

In de Natuurschoonwet kwamen deze drie kwesties samen, want de wet maakte het mogelijk forse belastingverlaging te geven aan landgoedeigenaren als ze hun landgoederen

The modelling framework has two stochastic components: (i) a Poisson component, which models the observed (random) landslide count in each terrain subdivision for a given

The transfer of funds from the mining company to the financial institution providing the bank guarantee would not be deductible for tax purposes as the payment does not result from an

In order to determine what the current level of environmental awareness of the National Water Act is in the farming community in the Viljoenskroon Area, Free State, an understanding