• No results found

ADMINISTRATIE: aan een. natuurlijk persoon en dat deze zelf het bedrijf moet uitoefenen. Bij overlijden of bij beëindigen van het bedrijf vervalt

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "ADMINISTRATIE: aan een. natuurlijk persoon en dat deze zelf het bedrijf moet uitoefenen. Bij overlijden of bij beëindigen van het bedrijf vervalt"

Copied!
12
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

16 MAART 1935. 64e JAARGANG N0.,^3273

WEEKBLAD

DER DIRECTE BELASTINGEN, INVOERRECHTEN EN ACCIJNZEN

onder Redactie van Mr.

j.

VAN DER

POEL,

M.

J. PRINSEN,

K. VAN SCHOUWEN en S. HOEKSTRA.

Stukken voordeRedactie te zendenaanden Heer Mr. J.

VAN DERPOEL,Mathenesserlaan 440 R’dam(W). Vragen betreffende Ink.bel., Verm bel., Div. enTant.bel.» Coupon- bel. en Bel.v. d. Doode Hand zende men aan den Heer M.J PRINSEN teDrachten,deoverigevragenaanden Heer S.HOEKSTRA,te Laren(N.-H.). Vakvereenlgingsnieuws en Berichten tezenden aan den Heer K. VAN SCHOUWEN,

Van Llnschotenstraat38, ’s-Hage.

Opgavevan advertentiënenabonnementen aande Administratie.

ADMINISTRATIE:

EMMAPLEIN 2

’S-HERTOGENBOSCH

POSTREKENING 44483

DITBLAD

VERSCHIJNT

ELKEN ZATERDAG Prijs per kwartaal fr.p. p. bij

vooruitbetaling

f3.

Afzon derl. nos. f 0.30.

PRIJS DER ADVERTENTIËN:

Voor de eerste 5 regelsf 2.50

en voor eiken regel meer f 0.30.

Bij jaarcontract aanzienlijke korting.

INHOUD: De Fiscus en de Vergunninghouder. (J. J.de Kierck.) Art. 10 Par. 1 der Wet opde PersoneeleBelasting. (Siot.) (J. P. Croin).

’sRijks Rechten. Uit de Pers.

Boekaankondiging

en Bespre- king. Overzicht van Tijdschriftartikeien. Vereenigingen en Ver- gaderingen. Vragenrubriek. Staten-Generaai. Tweede Kamer.

Examen-Vraagstukken. Rechtzaken. Uit de Staatscourant.

Renseignementen. Ministerieeie benoemingen enz. Berichten.

Advertentiën.

De

Fiscus

en

de Vergunninghouder.

Den Isten

April

1932 is de wetvan 26 November 1931 S.no.

476,

houdende

bepalingen

tot

regeling,

van den kleinhandel in alcohol- houdende dranken in

werking getreden. Tegelijkertijd

verviel de oude Drankwet van28

Juni

1881 S. no.97.

:

De ambtenaren der directe

belastingen,

invoerrechtenen

accijnzen komen,

behalve doorhun,

zij

het

beperkte opsporingsbevoegdheid (art. 64),

met de Drankwet in

aanraking bij

het

regelen

van

aanslagen

in de

belastingen

naar inkomen en

vermogen van kleinhandelaren in alcoholhoudende dranken. Wanneer die kleinhandelaar een

rechtspersoon is,

is het

navolgende

ook van

belang

voor de toe-

passing

van de wet op de dividend-en

tantièmebelasting.

Teneinde niet te

uitvoerig

te worden laat ik alles wat

samenhangt

met de verloven voor zwak-alcoholische en

alcoholvrije

dranken buiten

beschouwing,

ook al omdat ditvan geen, althansvan zeer

geringen

invloed is op het inkomen of vermogen van de

belang-

hebbenden.

Besproken

zullen alleen worden een aantal

bepalingen

uit de

Drankwet,

die verband houden met de

vergunningen,

en dit nog inzeer

beknopten

vorm.

Het doelvan de Drankwet ishet

beteugelen

vanalcoholmisbruik.

Men tracht dit doel te bereiken door slechts in

beperkte

mate

gelegenheid

te geven tot

verkoop

van sterken drank in ’t

klein,

en

gaat

daartoe uitvan het stelsel van absoluut verbod van klein- handel in

alcoholica,

behoudens

vergunning

van

overheidswege.

Voor de gewone

vergunningen (volledige vergunning, tapvergunning

of

slijtvergunning) zijn burgemeester

enwethoudersde

autoriteiten,

die de

toestemming verleenen,

nadat aan vele door de wet ge- eischte voorwaarden is voldaan.

Voor elke

gemeente

is een maximum

vastgesteld

waarboven het aantal

vergunningen

niet mag

stijgen.

De

bedoeling

nu is om het aantal

vergunningen

steeds verder te

beperken.

In art. 6 der Drank- wet 1931 is o.a. aan de Kroon de

bevoegdheid

verleend om na

afloop

van een

periode

van

vijf jaar

het maximum aantal vergun-

ningen

in een

gemeente

te

verlagen

en zelfs is de

mogelijkheid opengelaten

om te

bepalen,

dat allena 1 Mei 1904 verleendever-

gunningen

vervallen.

Opgemerkt wordt,

dat die datum niet wille-

keurig

is

gekozen,

doch verband houdt met de op dien datum in

werking getreden wijzigingen

van deDrankwetvan 1881. Door art. 6 derwet wordt echter

duidelijk aangetoond

hoe

gering

de rechts- zekerheid is ten aanzien van het

vergunningsrecht.

De

vergunning

wordt verleend voor één

jaar, aanvangende

1

Mei,

telkens auto- matisch

verlengd

met één

jaar, tenzij

er

aanleiding

bestaat om tot

intrekking

overte gaan.

'In de wet is

vastgelegd,

dat de

vergunning

alleen verleend wordt

aan een

natuurlijk

persoon en dat deze zelf het

bedrijf

moet uit- oefenen.

Bij overlijden

of

bij beëindigen

van het

bedrijf

vervalt tevens de

verpnning.

Een novum in de wet van 1931

is,

dat de

vergunning bij overlijden

van den

vergunninghouder

nog éénmaal kan worden

overgeschreven,

’t

zij

op naam van de

weduwe,

’t

zij

op naam van één der

kinderen,

mits

zij

het

bedrijf

voortzetten. Dat er

gezien

het stelsel van de Drankwet

geen

aanleiding

bestaat om

aan

rechtspersonen

een

vergunning

te verleenen is

duidelijk.

Immers een

rechtspersoon

kan steeds in ’t leven worden

gehouden,

zoodateen

vergunning eeuwigdurend

zou

blijven

bestaan. Het zou

natuurlijk altijd mogeMjk zijn

om een

vergunning

in te

trekken, doch,

deze weg is nietvan hardheidontbloot.Uit de

overgangsbepalingen,

opgenomen in de wet van 1931

volgt,

dat men meer

langs lijnen

van

geleidelijkheid

tot

vermindering

van het aantal

vergunningen

wenscht te komen.

Op

den

regel,

dat

rechtspersonen

na

inwerking- treding

der nieuwe Drankwetgeen

vergunning

meeropnaamkunnen

krijgen

bestaat een

uitzondering.

Art. 8 lid 1 kent de z.g.

vergunningen

voor

inrichtingen

van

maatschappelijk

verkeer, nit beteekent

nog

niet,

dat elke naamlooze

vennootschap

nu maar een

verkeersvergunning

kan

krijgen. Bij gebreke

aan een

zoodanige

ver-

gunning

kan de N.V.

geen.sterke

drank

tappen

of

verkoopen.

De directeur van de

vennootschap,

die dan wel op

eigen

naam een

vergunning heeft, drijft

dan z.g. voor

eigen rekening

in ’t

perceel

van de

vennootschap

een kleinhandel in sterken drank. De kwi- tanties van drankleveranciers staan dan ook ten name van den directeur. De

noodige puzzles

voordividend-en tantièmeeninkom-

stenbelasting zijn

hier

volop aanwezig,

o.a.

mogelijkheid

van

schijn- handeling.

Met deze korte

aanduiding

meen ik te kunnenvolstaan.

Zooals

gezegd, langzamerhand

wenscht men te komen tot een

vermindering

van het aantal

vergunningen.

Dat zulks een voort- durende

beknotting

van den kleinhandel in sterken drank beteekent behoeft geen

betoog. Caféhouders, slijters

enandere

belanghebbenden zijn

dan ook alles behalve

ingenomen

met de wet van 1931. Niet dat

zij

dat wel waren met de oude wet. En de nieuwe èn de oude wet kennen dezelfde

principes,

doch de oude

bepalingen

waren van dien

aard,

dat diverse

mogelijkheden gevonden

konden worden

om door demazen der wet te

sluipen.

Zoo is o.a. aande

verpachting

van de

vergunning

door

strengere bepalingen

een einde

gemaakt.

Zooals bekend werd het

bedrijf

dan dooreen„zetbaas” uitgeoefend.

DeDrankwet van 1881 kende

oorspronkelijk

wel

vennootschaps- vergunningen.

In 1904 is deze dermate

gewijzigd,

datna 1 Mei 1904 geen nieuwe

vennootschapsvergunningen

meer werden verleend.

De voor 1 Mei 1904 verleende bleven evenwel van kracht totdat de wet van 1931 ze als vervallen verklaarde

(art.

76 lid

1).

Ter ver-

zachting

is in art. 76 lid 4 der wet de

gelegenheid geopend

om de

vennootschapsvergunning

op naam van een

natuurlijk

persoon over te

schrijven

voor 1 Mei 1934. Een

dergelijke bepaling

is ook

gemaakt

voor hen die hun

vergunning verpachtten,

dus voor de

natuurlijke personen-verpachters.

Art. 79 lid 1

bepaalt daaromtrent,

dat een

vergunning

kan worden

overgeschreven

op naam van

dengene,

die op 1 Mei 1931 den houdervan de

vergunning verving

of voor wiens

rekening

op 1 Mei 1931 het

bedrijf

werd

uitgeoefend.

Deze

overschrijving

moet ook voor 1 Mei 1934 hebben

plaats

ge- vonden.

121

(2)

De

wijzen,

waaropeen

vergunning

kan worden

verkregen zijn

dus velerlei.Resumeerendekom ik tot de

navolgende

:

A. Als ’t maximum aantal

vergunningen

in een

gemeente

niet is

overschreden,

wordt de

vergunning

op verzoek verleenddoor

burge-

meester enwethouders of

gedeputeerde

staten

(art. 3).

B. Is het maximum aantal

vergunningen

overschreden, dan wordt de

vergunning

op verzoek door B. en W.

verleend,

indien worden

ingeleverd verklaringen

van in leven

zijnde vergunning- houders, waarbij

deze afstand doen van twee ten hunnenname ver- leende

vergunningen (art.

8 lid

2).

C.

Overschrijving

van een

vergunning

staande tenname van een

rechtspersoon

op naam van een

natuurlijk

persoon

(art.

76 lid

4).

D.

Overschrijving

van een

vergunning

staande tennamevan een

natuurlijk

persoon

niet-exploitant

op naam van een

natuurlijk

persoon

exploitant (art.

79 lid

I).

Volledigheidshalve

is nog te noemen

overschrijving

van de ver-

gunning

ten name staande van een overledene op naam van

zijn

weduwe of één

zijner

kinderen

(art. 29).

Een en ander is

omringd

met de

noodige waarborgen

zoowel ten aanzien van den persoon, die de

vergunning

te

zijnen

name wil

hebben,

als ten aanzien van de localiteitenwaarvoor de ver-

gunning

moetdienen,ook

ingeval

van

overschrijving

op een anders naam.

Indien op geen der voren

aangehaalde wijzen

een

vergunning

kan worden

verkregen

moet

gewacht

worden tot het aantal ver-

gunningen

beneden het

vastgestelde

maximum is

gedaald.

De ge-

gadigden

worden op een

lijst geplaatst,

waarvoor

geldt,

wieheteerst

komt,

heteerst maalt. Een

laag

rangnummerop de

lijst

heeft

zijn

waarde.

Hooggenummerden

hebben er soms heel wat voor over

om het nummerop de

ranglijst

van een voorgangerte

verkrijgen.

Onder de oude wet

gebeurde

dit

veelvuldig,

daar ieder zonder onder- zoek op de

lijst geplaatst

weid. De nieuwe wet laat

plaatsing

op de

lijst

alleen toevoor serieusecandidaten,zoodat deze dan ook minder bereid zullen

zijn

om hun eenmaal

verkregen

nummer

prijs

te

geven.

De

practijk

heeft

uitgewezen,

dat de vraag naar

vergunningen

veel

grooter

is dan erbeschikbaar

zijn.

Vooral in

begin

1932, even voordat de Drankwet 1931 in

werking trad,

werden er door de

gegadigden

voor een

vergunning

soms niet

onaanzienlijke

offers

gebracht.

De sommen die besteed

zijn

om een

vergunning

op

eigen

naam te

krijgen

varieerenvanf 2000 tot f 12.000. Vooreennormaal

cafébedrijf bedroeg

de

prijs begin

1932 f 6000 a f 8000. Later in 1933 en 1934 is er een

daling

in

getreden.

De

genoemde bedragen

worden in de

wandeling aangeduid

als de

koopprijs

der

vergunning,

eenterm die

onjuist

is. Beter is de

benaming verkrijgingskosten.

In grove trekkenheb,ik naar ik

hoop,

een beeldgegeven van de

Drankwet,

voorzoover

noodig

tot

toepassing

der wetten op de inkomsten, vermogens en dividenden

tantiemebelasting.

{SM volgt.) J- J-

de KLERCK.

Art.

lo Par. i der

Wet

op de

Personeele Belasting

(Slot.)

Een tweede

jurisprudentie,

die m.i.

geheel

anders had kun-

nen

zijn,

betreft de woorden „van dezelfde of meest

nabijkomende

soort.” De arresten van den

Hoogen

Raad van de laatste

jaren

leeren,dat dit

College

deze woordenzeer ruim

interpreteert.

Offer- haus

schrijft

nog

i); „Het gaat

niet aan een villa te

vergelijken

met een

landbouwerswoning,

op dezen

grond

dat beide een woon- huis

zijn”.

Maar ik

geloof,

dat we daar niet ver meer vanaf

zijn.

Indien

perceelen

van een

grootte

van ruim 40 mogen

gebruikt

worden als

vergelijkingsperceelen

voor het schatten van de huur- waarde van een

perceel

van 587

(arrest

van 18

Sept.

1929 B.

4576),

dan wordt m.i. over het hoofd

gezien,

dat

dergelijke

ver- schillen in den

regel

nietmeer

gradueel zijn,

maar essentieelworden, dat n.l. de

vergeleken perceelen geheel

en al in karakter gaan ver- schillen. Waarom ik

dergelijke vergelijkingen

uit den booze acht ?

1) De Wet op de PersoneeleBelasting blz. 121.

Eenvoudig

hierom,dat dan de constructievan de huurwaardevan het

groote perceel

uit die van hetkleine

bijna

onuitvoerbaar wordt en tot

groote

willekeur en sterk

afwijkende

uitkomsten

aanleiding geeft.

Deze toch reeds zoo

moeilijke

materie

gaat

dan

bijna

tothet

onmogelijke

behooren.

Zelfs

gaat

men zich

afvragen,

als men het arrest van 19

Juni

1931

(B. 4997) leest,

waar

vergelijking

van een

logement,

meteen

heerenhuis,

waarin

regeeringsbureaux gevestigd zijn,

is

toegelaten,

wat er, ik zeg nietvan

„dezelfde”,

maar van de

„meest nabijkomen-

desoort”

overblijft

? Hoe die soort hier te benoemen ? Wordt dan ten slotte niet alles

„nabijkomende

soort” ? Of moeten de woorden

~meest nabijkomende

soort” zóó verstaan

worden,

datmen b.v. in

een

dorp

met een kasteel enverder niets dan verhuurde arbeiders-

woningen,

de huurwaarde van het kasteel uit die der arbeiders-

woningen

kan afleiden om de

eenvoudige reden,

dat geen soort

perceelen

in die

gemeente

het kasteel meer

nabij komt,

dan de

arbeiderswoningen,

zoodat dezevan de

„meest nabijkomende

soort”

zijn.

We zouden danhet

criterium,

door Offerhaus verworpen,reeds zijn

voorbijgestreefd.

Ook hier zou, zoo de

Hooge

Raad

zijn uitleg

wat

beperkter

had

gemaakt,

het aantal

gevallen vergroot worden,

dat geen

vergelij- kingsperceel aanwezig is,

endat dus art. 10 par. 2 van

toepassing

wordt.

Dit acht ik geen nadeel, maar een voordeel. Immers, wil men niet de rechtstreeksche

redactie,

welke ik hierboven aanbeval:

„De

huurwaardevan niet

gehuurde perceelen

enz. wordt

bepaald

op den

prijs,

die daarvoor

bij verhuring

onder normale

omstandig-

heden valt te

bedingen”

en onze wet kent nu eenmaal deze redactie niet dan sluiteen

percentage

der

verkoopwaarde

wel het nauwst aan

bij

het

beginsel

der

verteringsbelasting.

Wat toch verteert men, door een

eigen

huis te bewonen ? De rente van het in dat

perceel geïnvesteerde kapitaal.

Van den

kostprijs

dus ?

Neen,

van het

bedrag,

dat men op het

oogenblik,

datvoor de be-f

lastingheffing maatgevend

is, voor het

perceel

zou kunnen

krijgen

enop andere

wijze rentegevend

maken. De

vertering

der nouveaux

pauvres is niethooger, dan dat

bedrag.

Indien men dus de reeds eerder aanbevolen

redactie,

die elke

redelijke wijze

van

bepaling

van de huurwaarde

omvat,

omdatmen de voorkeur

geeft,

aan een vast criterium, dan zou dit m.i. moeten

zijn

een

percentage

van de

verkoopwaarde.

Nu zal

men

mij tegenwerpen,

dat ook deze

verkoopwaarde

niet absoluut vaststaat. Dit is zoo. Maar deze

verkoopwaarde

is toch als

regel,

zoo

noodig

met

behulp

van een

deskundige,

wel

vrij nauwkeurig

te

bepalen.

Ook voor auto’s enz. staat men voor hetzelfde feit,, Bovendien moet men de

verkoopwaarde

toch schatten voor de.

vermogensbelasting,

zoodat het aantal fiscale

moeilijkheden

hier-

door nietvergroot wordt.

'

Hoe men de redactievan art.

10,

par. 1 en

2,

nu ook doetluiden, door te belasten

hetzij

den te maken

huurprijs, hetzij

een

percentage

der

verkoopwaarde,

de

crisisslachtoffers,

die thans nog

groote perceelen

bewonen, worden hierdoor

aanzienlijk geholpen.

Zoowe) toch in den te maken

huurprijs

als in den te maken

verkoopprijs,

komt de

daling

ten volle tot

uitdrukking,

zooals dit later met een.

eventueele

stijging

evenzeer het

geval

zal

zijn.

Hetbovenstaande

geeft mij

ten slotte nog

aanleiding,

ommeteen enkel woordoverdehuurwaardevan

gehuurde perceelen

te

spreken.

Men zal

geneigd zijn geweest,

toen men

mij

zag verwerpen het

bezigen

van oude huurcontracten van

vergelijkingsperceelen,

om daaruit de huurwaarde van niet

gehuurde perceelen

af te

leiden,

op te merken : maar de arme slachtoffers zelve dan van die verou-, derdehuurcontracten ! Ook die zouden

tegemoet gekomen

kunnen worden dooreen

bepaling, dat,

zoo de

huurprijs hooger

is dan die, welke onder normale

omstandigheden bij

den aanvang van het

belastingjaar

ware te

bedingen,

deze laatste in de

plaats

treedt

van denwerkelijk betaalden

huurprijs.

Het zou niet

billijk zijn,

de bezitters van een oud

laag

huurcon- tract op

analoge wijze

te behandelen: hun

vertering

is nueenmaal niet

grooter

dan de door hen betaalde huur.

.

In het artikelvan Mr. v. d. Poel is de nadruk

gelegd

op het feit,

No. 3273 122

(3)

dat de

personeele belasting

nu eenmaal

een-bepaald bedrag

moet

öpbrengen, 'hetgeén

klemmender is'

géwordén

nu ze de functie vervult van

sluitpost

op de

gemeentebegrooting.

Dit mag waar

zijn,

maaris geen beletsel om die

belasting

zoo

juist mogelijk

over de contribuabelenom te

slaan,

n.l. in verband met het

bedrag

hun-

ner

werkelijke vertering.

Rotterdam,

1 Februari 1935.

J.

P. CROIN.

Onderschrift

der redactie. Het

probleem

hier

gesteld

is inderdaad sinds 1932 nog

moeilijker geworden. Mag

ik

echter,

zonder op details in te gaan op drie

punten wijzen.

1“. Dat hier niet mag worden

gedacht

aan een

~fiscaal”

stand-

punt

van administratieen

Hoogen

Raadomdat hetzelfde

standpunt

steeds is

ingenomen,

dus ook toen voortdurende

stijging belang- rijker

soms nog, ook in verband met de voor het huis betaalde bouwkosten aande

daling

van heden alle

aanleiding gaf,

tot het

inzicht,

dat velen

tengevolge

dezer

wetsbepaling

nu

feitelijk

te

weinig

betaalden.

2“. Dat

uitgaande

van het

feit,

dat de

gemeentebegrooting

een

bepaalde opbrengst

uit Pers. Bel.

noodzakelijk

maakt en men

(theoretisch I) vrij

iszelf de tarieven te

regelen

hetzeerde vraag

is,

of een inderdaad

billijker verdeeling

op deze

wijze

ware tever-

krijgen.

3". De

heffing

der

belasting

zou op deze

wijze buitengewoon

worden

bemoeilijkt,

veel meer

geld kosten,

en een

eenigszins behoorlijk

inzicht in wat op een

bepaald

moment als normaal

aan te merken

peil is, bijna

niet

zijn

te

verkrijgen.

Alleenom deze redenen

reeds,

komt het

mij

voor, dat er om een

juiste

en

billijke belastingheffing

te

bevorderen,

beter

is,

met deze

omstandigheden

van het verleenenvan

afschrijving

op ruimer schaal

rekening

te

houden,

al is het ook dat dan alleen aan de meest harde

gevallen

wordt

tegemoet gekomen.

De administratie zal verder nog tot een

billijke wetstoepassing

kunnen medewerken door zich

bij

het kiezen van

vergelijkingsperceelen

niet op een te

eng

standpunt

te stellen. V. d. P,

’s Rijks Rechten.

Cadeaustetsel. Over de gevolgen van de onlangs aangenomen

wet tegen het cadeaustelsel bereiken ons allermerkwaardigste

*ü_V berichten, zegtde HaagschePost. Men herinnert zich, dat de wet aan fabrikantenen winkeliers verbood,den rookers cadeaux tegeven.

De wetgeverheeft echter eenkleinigheid over het hoofd gezien,nl. dat de fabrikantenhet recht behielden, den winkeliers geschenken aan te

bieden. En wat ziet men nu? Het kwaad, dat de wetgeverhoopte te

keeren,tiertingewljzigdenvormweligvoort. Thanspogen de fabrikanten elkaar teovertreffenin het overladen van dewinkeliers metgeschenken.

Evenals vroeger, valt dit verschijnsel weer speciaal in de sigaretten- industriete constateeren. Het cadeauverbcdbeoogdetweeërlei; 1.den rooker waar voorzijn geldte garandeeren; 2. de eoncurrentie tusschen

de fabrikantentebeperken tot sigaretten. Welnu,ten eerste krijgen de rookei's ook thansweer nietde volle waarde voor hun geld; heteenige verschil met

vroegeris, dat zij nude geschenkenvoor de winkeliers be- talen inplaats van die voor henzelf! Ten tweede is het lieve leven van de cadeau-coneurrentie tusschen de fabrikanten weer in vollen

gang.

Maar de toestand is nu misschien nogernstiger dan vóór dewet werd ingevoerd, want nu koopt de winkelier, zooals vroeger de rooker, de sigaretten omde cadeaux,waardoor hijverleid wordtgrootervoorraden in te slaan dan hij wellicht vooreerst kan afzetten, hetgeen, geziende financieelepositie van demeestewinkeliers,nietgeheel onbedenkelijkis.

En het eene kwaad brengt het andere mee: bestonden vroeger de toegiften veelal uit pruilaria,

tegenwoordig

zijn het nuttige en soms kostbare

gebruiksvoorwerpen,

die de winkeliers anders bij hun collega’s moesten koopen. Mochtde winkelier te veel overhemden of tafelzilver hebben,geen nood. ~Ons geschenk blijft zijn waarde houden. Hebt gij hetzelf reeds, dan kunt gij het uwvrienden cadeau geven of'het aan anderen verkoopen,” deelteen fabrikantzijn klanten mede.

Wij

kunnen

onsniet voorstellen,dat de wetgeverzich de toepassingvan het cadeau- verbod aldus heeft voorgesteld1 Wil hij het cadeaustelsel werkelijk uit-

roeien,danzal hijhet moetenuitbreidentot aliegroepen, winkeliers incluis.

Uit de Pers.

Tegen geknoei

en

smokkelarij.

In Het Vaderland van 15 Februari

j.l.

komt een artikel voor over

bovengenoemd onderwerp

naar

aanleiding

van'eén

onderhoud,

dat de redactie heeft

gehad

met den Voorzitter van den Centralen

Crisis-Controle-Dienst.

Na een

belangwekkend

overzicht van de

inrichting

ende

werking

van den dienst betreffende de controleop den steurr aan landbouw

en veeteelt

vervolgt

het artikel:

':c‘

En de

smokkelarij?

Wordt er nog veel

„gewerkt”

aan de grens ? vroegen

wij.

Het is wel niet

goed denkbaar,

dat er ooit een einde'zal komen aan alle kleine

smokkelarij

voor de

consumptie,

zooluidde het ant- woord, maar dank

zij

het

optreden

van de douane en van ons is de omvang der smokkelzaken

ongetwijfeld

veel

geringer geworden

in den laatsten

tijd.

Zoo is de

tijd

van de

gepantserde

smokkel-

wagens b.v.

voorbij;

deze mogen in Nederland niet meer voor- komen; wordt er nog ergens een

gevonden,

dan ‘wordt er direct

beslag

op

gelegd.

De

bewaking

aan de grens is.ook

belangrijk

ver- sterkt en zatnog verder versterkt worden. 'lntusschen is het

doel,

dat men zich

gesteld heeft,

nog

lang

niet bereikt.

De

smokkelarij

heeft

volgens

den heer Sirks wel

degelijk

econo- mische

beteekenis;

het

zijn groote partijen goederen,

die aldus

over de grens komen. Zelfs nu

nog.

Sommige

benden

zijn

zeer sterk

georganiseerd

; in den laatsten

tijd

werkt men weermeer met

dragers,

die ieder zoowat

vijftig

kilo’s

meebrengen.

Soms gaaner 2JO van die

dragers tegelijk

de grens over;

zij

worden

voorafgegaan

door kinderen en somsook door

speurhonden

; eriseen

smokkelaar,

die ook thans nog met een auto

werkt,

maar

daarbij

niet minder dan

vijf -motorrijwielen

vooruitzendt.

Margarine

en suiker

zijn

de twee

belangrijkste

smokkelartikelen.

In een stad als Maastricht gaan

talrijke

kinderen na

schooltijd

de grens over om

margarine

en suiker te

koopen. Daartegen

is niet veel te doen.

'Volgens sommigen

is de toestand echter wel zoo, dat in een breede

grensstrook

de

margarine

ende

suiker,

die men

gebruikt,

voor het

overgroote

deel smokkelwaar is.

Vroeger

was er ook veel

gesmokkelde margarine

in het Westland; dat

schijnt

thans minder te worden. Vele

winkeliers,

die

niet-gesmokkelde margarine verkoopen,

hebben althans weer een beteren afzet ge-

kregen,

wat

zij hoofdzakelijk toeschrijven

aan den

achteruitgang

—dank

zij

de

strengere

controle van de smokkelaffaire.

.

Dat deze

smokkelarij

een niet

onbelangrijke

factor is in onze

crisiseconomie,

wordt ook

geillustreerd

door het

feit,

dat het

Depar-

tement van Economische Zaken sinds

eenigen tijd

een subsidie

geeft

van anderhalve tonvoorde

versterking

van dendouanedienst.

Op

onze vraag naar de

samenwerking

met de

Belgische

en met de Duitsche douane werd ons

geantwoord,

dat men

tegenwoordig

zeer

goed

kan

opschieten

met de

Belgische

autoriteitenen datmen

bij

het onderzoek van enkele

belangrijke quaesties

de

grootste tegemoetkoming

heeft ondervonden.

Terwijl

men hier te lande de

Belgische

douane vroeger wel eens

slordigheid

enz.

verweet,

meenden de

Belgen

van hun kant te mogen

spreken

van de onverwoestbare smokkeldrift van de Hol- landers. 'Wat de Duitsche douane

betreft,

deze is

volgens

den heer Sirks op

waarlijk voorbeeldige wijze 'ingericht

en werkt

prachtig.

Er valt trouwens minder te smokkelen uit Duitschland ; in den

laatsten

tijd

ondervindtmen alleen maar wat last van

Belgische margarine,

die men via Duitschland tracht in

voeren.

Boekaankondiging en Bespreking.

Beslissingen

in

Belastingzaken,

onder hoofdredactievan Mr. Dr.

J.

H. R.

Simiinghe

Damsté.

Uitg.

L.

J.

Véen’s

Uitg. Mij.,

N.V., Amsterdam. 15de

Druk,

afl. 3.

(Njs 5721—5765)

f

3,60.

Somer: Arresten

Hoógeh

Raad der Nederlanden in

belasting- zaken,-2e halfjaar

1934.

Uig.

N.V. Boekhandel

v/h

Gebr.-

fielinfante,

’s-Gravenhage. Prijs

per

Jg.

f

25,

—.

123 No. 327^

(4)

Overzicht van Tijdschriftartikelen.

(Verstrekt

door den Bibliothecaris der Rotterdamsche Mandeis-

hoogeschool).

ALGEMEEN.

The Ace. Tax

Suppl.

p. 55.

Robson,

L. W. Economie

aspects

of taxation.

NEDERLAND.

A., Jg. 32,

No. 357. blz. 169.

Berg,

B.vanden. Effecten in

bedrijf

en

inkomstenbelasting

; blz. 175.

Berg,

B. vanden.

Niet-toepasselijk-

heid van art. 14 Wet

inkomstenbelasting.

Jg.

33, No.

358,

blz. 7.

Nijst, J. J.

M. H. De Wet Doode Hand in de

practijk

1.

Jg. 32,

No.

357,

blz. 164. Stil

Jr.,

L. Wet op de

belasting

van de Doode Hand 1934.

M.

8., Jg. 41,

No.

481,

blz. 137.

Berg,

B. van den.

Eenige

recht-

spraak

in zake

goodwill.

E. S. B.

Jg. 20,

No.

999,

blz. 174.

Polak,

N.

J.

Intercommunale

belastingverdeeling.

W. D. I. A. No. 3268.

Busscher, J.

Verzoek om kwitantie een

blijk

van wantrouwen ? No. 3266.

Drielsma,

H. A. Onder testa- mentairbewind

gesteld

vermogen als

executie-object

voor belas-

tingschulden

; No. 3267.Feen, R. van der.

Berekening

der

afschrij- ving

op een

periodieke uitkeering;

No. 3268. Hennes,

Vorderingen,

o.a. van ouders op kinderen; No. 3267.

Klop.

Onder testamentair bewind

gesteld

vermogenals executiemiddelvoor

belastingschulden

; No. 3268.

Loman,

G. P. De

belasting

van de Doode Hand en de

vergoeding

door de

gemeenten

te betalen

ingevolge

art. 235 L. O.

Wet 1920; No. 3266. P. Art. 63 par. la pers. bel. Onderschrift

van

H.;

No. 3270. Rienstra. De

geestelijke

stand; No.

3269,

3270.

Smeets,

M.

J.

H. De beteekenisvan

~opbrengst”

in de Cou-

ponbelastingwet 1;

No. 3269. Z.

Kerkelijke organisaties

in verband met de

belasting

op de Doode Hand.

W. P. N. R. No.

3396,

3397.

Adriani,

P.

J.

A. Het

begrip

„ver-

mogen”

in het

belastingrecht

I.

NEDERLANDSCH

OOST-INDIË.

Econ. Weekbl.

Jg. 3,

No.

41,

blz.1613...

Besier,

A. A.H. Desta- tistiek van de

vermogensbelasting

in 1932.

N.V.

Jg. 13,

No.

10,

blz. 297.

Gruisen, J.

O. van. De

invoering

eener

loonbelasting

in Nederlandsch-lndië.

Econ. Weekbl.

Jg. 4,

No.

2,

blz. 40. W.

Vervanging

motorvoer-

tuigenbelasting

door

verhooging benzineaccijns.

Mdbl. d. V.V.

Insp.

v. Fin.

Jg. 10,

No. 1.

Oosterbaan, J.

De

grond- slagen

van de

vereenvoudigde

administratie der

kohierbelastingen, gevoerd

op de

belastingkantoren

der

inspecties

van Financiën ;

Steensma,

Th.

J.

B. Kroniek

(de Loonbelasting).

Mdbl.V.

Belastingrecht. Jg. 3,

No. 9.

Lijppens,

H. A.

Speculatie.

BRITSCHE

RIJK.

The Acc. Tax.

Suppl.

p. 49. Allocation of income for taxation purposes ; p. 50.

Blumenthal,

A.

Depreciation

of short-lived

assests;

p. 33.

Company

formation and income tax

liability;

p. 69. Deduc- tion of intereston loan ; p. 41. Defalcations

by employees;

p. 34.

Tax allowance on furnished

letting.

DUITSCHLAND.

Bank-A.

Jg. 34,

80.

8,

S. 176. Holt. Das neue

Kapitalverkehr- steuergesetz.

Der D. Oekon.

Jg. 53,

No.

4,

S. 101. Aichele.

Senkung

der Haus- zinssteuer, Mieten und Zinsen.

Zweckbindung

der

Steuersenkung

?

Jg. 53,

No.

6,

S. 177.

Heyer, Georg. Senkung

der Hauszinssteuer und

Entschuldung.

D.

Wirtschafts-Zg. Jg. 32,

No.

4,

S. 73. Bühler. Die Steuerbilanz nach dem neuen Einkommen- und

Körperschaftsteuergesetz

und ihr Verhaltnis zur Handelsbilanz I

Jg.

32. No.

4,

S. 80.

Grasshoff,

Erich. Die

Abanderung

der Tarif- stelle

7,

Abs. 5 und 9 des preuss.

Stempelsteuergesetzes

Finanz-A. Bd.

3,

No. 1, S. 131.

Fricke, Rolf.

Die Kartellsteuer

(Umsatzsteuer)

als

Grundlage

der Finanzreform.

FRANKRIJK.

Recueil Dalloz. 12e

année,

No.

6,

p. 9. La déclaration relative a rétablissement de

l’impöt général

sur Ie revenu.

VEREENIGDE STATEN.

The

J.

of Ace. Vol.

59,

No.

1,

p. 28.

Matthews, Wright.

Revenue Act of 1934.

Vereenigingen en Vergaderingen.

Dienstvakaangelegenheden.

Bond van

Belastingconsulenten.

Van dezen bond Secretariaat: Schietbaanlaan

128, Rotterdam,

is verschenen een programma voor het examen tot

toelating

als Lid van den Bond van

Belastingconsulenten.

Het examen is in twee deelen

gesplitst

enwordt op twee achter-

eenvolgende dagen gehouden.

Deel I omvat:

Staatsinrichting, Recht, Economie,

Statistiek

en Boekhouden.

Deel II omvat; het

Belastingrecht,

ook in

zijn samenhang

met de vakken van het eerste deel.

De

splitsing

is

facultatief,

d.w.z. de examinandus kan te

zijner

keuze het examen

gesplitst afleggen

of

volledig.

Verzoekenom

vrijstelling

moeten

bij

de examen-aanvrage worden

ingediend

en de

bewijsstukken,

zooals

diploma’s,

moeten

tijdens

het examen worden

getoond.

Voor alle verdere

inlichtingen

wende men zich tot het Secretariaat van den Bond.

Opheffing

vanden dienst der

Grondbelasting.

Naar

wij

vernemen is aan de

toegevoegde

controleurs der Grond-

belasting medegedeeld,

dat

zij

in verband met voorgenomen op-

heffing

van den dienst der

Grondbelasting gelegenheid

hebben tot sollicitatienaar vacante

ontvangkantoren.

Ook

hoofden

van controlen kunnen

desgewenscht

nu reeds sollici- teeren.

De nieuwe

~reorganisatie”

is

blijkbaar

nog niet in details

gereed.

Hoe

zij

er zal uitzien kan derhalve nog niet worden

medegedeeld.

V r agenrubri ek.

(Vragenbetreffende Ink. Bel.,Verm.Bel., Div.enTant.Bel., Coupon-Bel.

enBel.v. d.Doode Hand,te zenden aanden HeerM.J. Prinsen, Stations-

weg, Drachten; alle andere aanden HeerS. Hoekstra, te Laren,N.-H.)

Weekkrediet.

Vr. 1. Door een weekkrediet

genietend expediteur

wordt een trans- actie aanvaard ter

afdoening

van een

bekeuring

wegens

aangifte

van

goederen

onder een verkeerde

benaming {art.

213

A.W.)

Boete

f

15, ontdoken invoerrecht

f

3,20. Kan voor deze

bedragen

weekkrediet worden

genoten?

Indien het antwoord

bevestigend

mocht

luiden, zij

het

mij vergund

nog op te merken, dat transactie niet kan worden

aangegaandan na

betaling

der vereischte

gelden. Ingevolge

het zesde lid van

§ 75

V.C.

worden de

voorgeschreven voldaanteekeningen

vervangen door „ver-

klaringen

omtrent de

debiteering.”

Naar

mijn meening

is voor het

opmaken

van het

transactieformulier

deze

„verklaring”

onvoldoende.

C.

Antw. I. Het antwoord moet ontkennend luiden.

Met den inzender ben ik van

meening,

dat de

betaling

van de

verschuldigde gelden

aan de transactie dient vooraf te gaan en dat de

debiteering

daarmede niet kan worden

gelijk gesteld.

H.

Nö. 3273 124

(5)

Staten-Generaal.

TWEEDE KAMER.

Wijziging der wet van 15 Juli 1929 (Staatsblad No. 388).

75. 2.

( Vervolg.)

Tijdstip van indiening.

§4. V. Verscheidene ieden betreurden het, dat de onderhavige wetsontwerpenniet eerder zijn ingediend. Immersdeontwerp-begrooting moet op 1 September bij den gemeenteraadworden

ingediend,

zoadat

het college van burgemeester en wethouders zich geruimen tijd vóór dien datum een beeld heeft moeten kunnen vormen van de financieele

positie der gemeentein het komende

begrootingsjaar.

Is hetontwerpen

eener

gemeentebegrooting

in dezen tijd, nu de gemeenten zoowei met betrekking tot haar inkomsten als tot haar uitgaven in het onzekere verkeeren steeds zeermoeilijk, deze

moeilijkheid

wordt uit denaard der zaak nagenoegonoverkomelijk, indien de betreffende werkzaamheden worden doorkruist door

Regeeringsvoorstellen

gelijk deonderhavige, die, indien zij wet worden,in definanciënder gemeentenzeerdiepzullen in-

giijpen. Welerkenden deze leden,dat de Ministervan Binnenlandsche Zaken getracht heeft, aan deze bezwaren zooveel

mogelijk tegemoet tekomen door bij rondschrijven van 28 Juli j.l. den gemeentebesturen kennis te geven van den te verwachten inhoudvan hetwetsontwerp No.

144, terwijl het wetsontwerpNo. 75 is ingediendop 13 Juli 1934, doch zij meenden, dat in veie gemeenten de begroetingen door decolleges

van

burgemeesters

enwethouderstoen reeds warenontworpen.Het hoofd- bezwaar van deze leden wasevenwel, dat men de gemeentebesturenvoor

eenbijkans ónmogelijketaak stelt, door te vergen datzijin deontwerp- begrooting van eenig jaar rekening houden met voornemens van de

Regeering,

waarvan niet vaststaat of, althans met welke wijzigingen, zij in de wet zullen worden neergelegd.

Enkele van deze leden merkten op, dat het tijdstip van indiening

ook hieromongunstig gekozen is, omdat geletop denoodzakelijkheid

van snelle

behandeling

de lijd ontbreekt om de gevolgen van deze ingrijpende

wijziging

voordeverschillende gemeentenrustigte overwegen.

Hetwarehunlievergeweest,

indiendeRegeeringeenontwerp tot tijdelijke

korting

van de uitkeeringuithet gemeentefondsover 1935—1936had in- gediend,datoverdattijdperkeengelijkresultaatzou hebbenopgeleverd, als ditontwerp. Ook deden de onzekere

tijdsomstandigheden

bij hen de vraag rijzen, of een

ingrijpende

wijziging van de wet van 1929 op dit oogenblikwel wenschelijk is te achten.

A. Gok de

Regeering

betreurthet, datde wetsontwerpenniet eerder konden worden ingediend. Zij is er ten volle van doordrongen,dat het groote bezwaren voor de gemeentebesturenmet zich brengt, wanneer

zij korten tijd voorde

indiening

der

gemeentebegrooting

eerstkomen te vernemen,dat de Regeering

wijziging

in definancieeleverhoudingtusschen het Rijk ende

gemeenten overweegt, terwijl zij dannog moetenafwachten of het voorgestelde in ongewijzigde vorm tot wet zal worden verheven.

Hetwasechtereenvolstrekte onmogelijkheidomde wetsontwerpenvroe-

ger in te dienen dan is geschied.

Wijziging

der financieeleverhouding vordert eenmaal een grooten voorbereidenden arbeid. Allerlei stelseis behooren, wat hun voor- en nadeelen

betreft,

te worden onderzocht,

proefberekeningen

moeten worden gemaakt en adviezen, die met het Qog op een behoorlijke

bewerking

der materie niet kunnen worden ge- mist, moeten worden ingewonnen. Met dit alles is veel tijd gemoeid.

De

Regeering

had zich nu wel kunnenbeperken tot hetopnieuw treffen eener

noodvoorziening

voor een enkel jaar, doch zij achtte dit toch wel zeer weinig gewenscht, omdat de gemeentendan alleen zouden weten, waarop zij voor het jaar 1935/36konden rekenen, doch in hetonzekere zouden blijven, wathaar voor 1936/37en volgende jarenzou tewachten staan. Thans wordt haar hetperspectiefvooreenreeks van jaren geopend

en de gelegenheidgegeven,om zich

geleidelijk

bij den nieuwen toestand aan te

passen. Bovendien mag niet uit hetoog worden verloren,datdoor de voorgestelde

garantieregeling

het bedrag,datde

gemeentenover het jaar 1935/36minderzullen ontvangendan over hetvorige jaar,verhou-

dingsgewijs

van geringebeteekenis is.

Ernstiger

staatde zaak ongetwijfeld met

betrekking

tot het voorstel omtrent hetWerkloosheidssubsidiefonds. Ditontwerpkoneerst omstreeks

half September worden ingediend, als gevolg van de omstandigheid, datvoordien tijd de noodigebouwstoffen hadden ontbroken. Het wets- ontwerp is immers de vrucht van hetgeengeblekenwas bij het onder- zoek der gemeentelijke begroetingenover 1934. Gelijk verleden jaar bij de behandeling van het wetsontwerp tot tijdelijke korting op de uit- keeringen uit hetgemeentefondswerd medegedeeld,was aande gemeen- ten,dieniet in staatwarenhaarwerkloosheidsuitgavenuitdebeschikbare middelentedekken,in overweginggegeven deze bedragenuitte stooten.

Die

uitstooting

bedoelde alleende gelegenheidteopenen om vastte kun- nen stellen in hoeverrevoorde

werkloosheidsuitgaven

geendekkingaan-

wezig was, ten einde aldus het materiaalte verkrijgen, om te kunnen

beoordeelen, welke maatregelen zouden moeten worden genomen. Ten aanzien van de begroetingen der uitstootende gemeentenis allereerst

beproefd door

bezuiniging

op andere gemeentelijke uitgaven of-door verhooging van gemeentelijke inkomsten de uitgestooten bedragenge- heel of ten deele weder in de

begroeting

terugtebrengen.Het onderzoek leerdeechter, dathet niet mogelijkwas dit doelten aanzien van alle ui-t- -gestooten bedragen te bereiken. Er bleef aldus een belangrijk bedrag

over, datde

gemeenten niet konden dekken.Ten aanzien vandit bedrag bleek omstreeks het midden van dit jaar het nemen van maatregelen urgent. Het ware niet verantwoord geweest daarmede nog een jaar te wachten, met het gevolg, dat ook 1935 weer een belangrijk totaal aan

uitgestooten bedragen zou blijken op te leveren. Erzat daardoor niet anders

opdan het

aanhangig

maken van het wetsontwerptot instelling

van het

Werkloosheidssubsidiefonds,

ook al zou men daardooreenaantal gemeentenvoor moeilijkheden plaatsen. Men had hier eenvoudig van twee kwaden het minste te kiezen.

Dezemoeilijkheden zijn echter aanmerkelijk gereduceerddoorbet aan-

gehaalde rondschrijven van 28 Juli j.1., waarbij de gemeentebesturen bereids met de in

voorbereiding

zijnde maatregelen in kennis werden gesteld.

De Regeering hoopt, dat het treffen op het allerlaatste oogenbtik

van maatregelen van deze soort voor het vervolg zal kunnen worden vermeden. Het is mede om deze reden, dat zij voorstelt de regelingaan-

gaandehet Werkloosheidssubsidiefondsaanstonds voortwee jaarteaan- vaarden. De

vraag,welke regelingvoorhetjaar 1937zal moeten worden getroffen, zal dan zoo tijdig bij de Staten-Generaalaanhangigkunnen worden gemaakt, dat de gemeenten bij het opmaken harer begroeting

voordatjaar vroeg genoegzullen kunnen weten,hoe de regelingdan zal zijn.

De Regeeringheeft hierbovende grondenaangegeven,waarom zij het

weinig gewenscht zou achten,indieninplaatsvan eenblijvende wijziging derwet van 1929 opnieuween tijdelijke maatregelzou worden genomen.

Ermoet in de financieeleverhouding zoo spoedig mogelijk weer eenige continuïteit komen. Dat de

tijdsomstandigheden

voorde thans

voorge- steldeherziening weinig geschiktzoudenzijnkan zijniettoegeven. Immers die

herziening

laat de grondslagender wet van 1929 onaangetast en

brengtslechts die veranderingenin de toepassing,waarvan de ervaring, met de uitvoering der wet opgedaan, de wenschelijkheid heeft aan- getoond.

Taakverdeeling

tusschen het Rijk en de gemeenten.

§ 5. V. Enkeieie4en betoogden,datde

moeilijkheden,

voortspruiten- de uit de financieeleverhoudingtusschen hetRijk en de gemeentenbij de tegenwoordige

taakverdeling

schier onopiosbaar zijn. Naar hunmee-

ning bewijst de instelling van de beidehier aan de orde zijnde fondsen, weike bedoeld zijn als een middelomde tezwaar belaste gemeentente verlichten door haar iasten over de gezamenlijke gemeenten te ver- deelen, dat vele gemeenten voor een taak staan, die zij niet kunnen dragen.Dezeleden achtten dentijd rijpomten spoedigsteeengroot deel

van de gemeentelijke bemoeiingen naarhet Rijk over tebrengen. Aller- eerst zou daarvoor in aanmerkingkomen de geheele werkloosheidszorg,

doch dan ook de kosten vanhetonderwijs.Tevens zou naarhunmeening het reeds vaker voorgestane denkbeeld verwezenlijkt kunnen worden

omde bestaandegemeentepolitiete

vervangen door Rijkspolitie.

Vele andere leden hadden tegen deze denkbeeldenoverwegende be-

zwaren. Zijwaren evenwel van oordeel, dat hetthans niethetoogenblik was,overde iaatste twee denkbeeldenuitvoerigvangedachtentewisselen.

Zij achtten den tijd nu minderdan ooit rijp om ingrijpende wijzigingen in de

taakverdeling

tot stand tebrengen.

125

Blad 7, Staten-Generaal.

No. 3273

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Wanneer er meer geciteerd wordt dan hierboven aangegeven of minder dan het deel dat niet tussen haakjes staat geen

Open de SNS Monnie app en kies in het menu voor ‘Geld erbij en eraf’?. Geld bij het

Als onderdelen van de overeenkomst door derden worden vervuld, dan is The Inside Living niet aansprakelijk, indien en voor zover dit niet onder zijn leiding

Maar wel een bedrijf waarin mensen de ruimte hebben om zichzelf terug te vinden en langzaam hun zelfver- trouwen weer op te bouwen.” Berndsen, die zo’n vijftien jaar geleden

Toch is de vrees, dat de teksten terzake niet zouden worden ge- accepteerd (onder andere door het Vati- caan) ongegrond gebleken: Geconsta- teerd kon worden, dat

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM

Als het formulier niet wordt ingevuld, dan is niet vast te stellen welke collectieve voorzieningen specifiek voor deze werknemer gelden. Uw werknemer heeft dan niet alle informatie

Hulster Verhuur is gerechtigd alle zaken, documenten en gelden van Wederpartij die Hulster Verhuur uit welken hoofde dan ook onder zich heeft, voor rekening en risico