• No results found

“Invloed van Enterprise Risk Management op de ondernemingsprestaties”

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "“Invloed van Enterprise Risk Management op de ondernemingsprestaties” "

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

“Invloed van Enterprise Risk Management op de ondernemingsprestaties”

Perceptie op risicomanagement

Rijksuniversiteit van Groningen Esra Aktas

S2446677

e.aktas@student.rug.nl

(2)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om inzicht te krijgen in de perceptie van ondernemingsprestaties bij het gebruik van het Enterprise Risk Management. De veronderstelling was dat de hoogte van het rapportcijfer oftewel de waardering van het risicomanagement systeem, het genoten voordeel op het gebied van de ondernemingsprestaties weerspiegeld. De verwachting is hoe hoger de waardering van het risicomanagement systeem, hoe meer voordelen de ondernemingen kunnen behalen. Het implementeren en gebruik van risicomanagement systeem is geen kosteloze activiteit. De vraag is of risicomanagement systeem waarneembare resultaten oplevert, want anders kan de uitvoering ervan in twijfel worden getrokken. In dit onderzoek wordt gekeken of de waardering van het risicomanagement evenredig stijgt met de gepercipieerde voordelen. Dit onderzoek zal deel uitmaken van het „Nationaal Onderzoek Risicomanagement in Nederland 2014‟. Het nationaal onderzoek was in 2009 uitgevoerd en werd in praktijk hoog gewaardeerd. In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van het onderzoeksdata die ook in het nationaal onderzoek zal worden gebruikt. Dit komt ten gunste van de betrouwbaarheid van dit onderzoek.

Het onderzoek werd uitgevoerd door middel van een survey methode met data afkomstig van 727

in Nederland gevestigde bedrijven. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het

risicomanagement systeem geen invloed heeft op de perceptie groeimogelijkheden en de perceptie

winstgevendheid. Daarentegen is een positieve (significante) effect gevonden op de perceptie

vermogenskosten en de perceptie reputatie.

(3)

Inhoudsopgave

Samenvatting 2

1. Inleiding 4

1.1. Introductie 4

1.2. Probleemstelling 4

1.3. Centrale vraagstelling 5

1.4. Relevantie en relatie met eerdere onderzoeken 5

1.6 . Onderzoeksopzet 5

2. Theoretisch kader 6

2.1. Reeds bestaande onderzoeken 6

2.2 Enterprise Risk Management 8

2.3. Factoren die van invloed zijn op het risicomanagement implementatie 9

2.4. Wetenschappelijke theorieën 12

2.4.1. Contingentietheorie 12

2.4.2. Legitimiteittheorie 13

2.5. Proposities 14

2.5.1. Groeimogelijkheden 14

2.5.2. Winstgevendheid 14

2.5.3. Vermogenskosten 15

2.5.4. Reputatie 15

2.6. Conceptueel model 17

3. Methodologie 18

3.1. Variabelen 18

3.2. Data 20

3.3. Analyse 22

4. Resultaten 24

4.1. Beschrijvende statistiek 24

4.2. Correlaties 27

4.3. Meervoudige regressieanalyse 28

5. Conclusie, discussie, beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek 31

5.1. Conclusie 31

5.2. Discussie 34

5.3. Beperkingen 35

5.4. Verder onderzoek 36

Bijlagen

I Literatuurlijst

II Beschrijvende statistieken III Verdeling van de variabelen IV Correlatietabel

V Meervoudige regressieanalyse

(4)

1. Inleiding

1.1. Introductie

Het onderzoek richt zich op de toegevoegde waarde van risicomanagement. Het doel van dit onderzoek is om het effect van risicomanagement uitvoerig te onderzoeken en vast te stellen of bedrijven daadwerkelijk waarneembare resultaten in overeenstemming met de verwachte voordelen van risicomanagement bereiken. Het onderzoek zal enerzijds theoretische argumenten bevatten en anderzijds richten op een brede kijk op de toegevoegde waarde van ERM door eerdere onderzoeken met verschillende perspectieven en uitkomsten te combineren in een onderzoek.

1.2. Probleemstelling

De belangstelling voor Enterprise Risk Management (ERM) is blijven groeien in de afgelopen jaar. Steeds meer organisaties hebben ERM geïmplementeerd of overwegen ERM te implementeren. In tegenstelling tot traditioneel risicomanagement, waar individuele risicocategorieën afzonderlijk worden beheerd in risico silo's, neemt ERM een holistische kijk op het risicomanagement. Deze holistische benadering van risico's van een organisatie leidt volgens eerdere onderzoeken tot verbetering van de ondernemingsprestaties. (Gordon et al. 2009; Barton et al. 2001; Stulz 1996; Hoyt en Liebenberg 2011). Veel organisaties passen ERM toe met als bedoeling dat ERM de bedrijfsprestaties zal verbeteren (Gates en Hexter; 2005).

Het primaire doel van ERM is om de kans op de financiële nood te verminderen en bedrijven in staat te stellen om hun strategieën voor te zetten door het effect, van resultaat of cashflow veroorzaakt door onverwachte gebeurtenissen te verminderen. Naarmate het resultaat en cashflow minder volatiel is heeft een bedrijf meer mogelijkheid om de groeimogelijkheden na te streven en zelfs meer winstgevend zijn. Zo kunnen meer voordelen van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties voortvloeien.

Het doel van dit onderzoek is om wat licht te werpen op de fundamentele vraag: Hoe kan

risicomanagement waarde creëren? Het onderzoek zal specifiek richten op de relatie tussen de

waardering van het risicomanagement en de ondernemingsprestaties. Daarnaast levert de

onderzoeksopzet en survey het bewijs van de vraag of het management van de ondernemingen

ERM als een nuttige en waarde creërende activiteit zien.

(5)

1.3. Centrale vraagstelling

Op basis van de probleemstelling is de volgende centrale onderzoeksvraag ontstaan:

"Wat is de gepercipieerde toegevoegde waarde van risicomanagement op de ondernemingsprestaties?"

Om tot een conclusie te komen over bovengenoemde onderzoeksvraag, zal gedurende het onderzoek voor het theoretisch gedeelte van dit onderzoek antwoord worden verkregen op aantal deelvragen. De deelvragen zijn deductief afgeleidt uit de centrale vraagstelling.

 Welke effecten van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties zijn er onderkend?

 Wat is Enterprise Risk Management en wat is het doel van Enterprise Risk Management?

 Welke factoren zijn van invloed op het risicomanagement implementatie?

1.4. Relevantie en relatie met eerder onderzoek

Op basis van het literatuuronderzoek en de enquêtegegevens probeert deze scriptie nieuwe gegevens te bieden over de factoren die (positief) invloed kan hebben op de ondernemingsprestaties in relatie tot de waardering van het risicomanagement systeem. Het effect van risicomanagement op de ondernemingsprestaties is reeds onderzocht vanuit verschillende perspectieven. Deze scriptie sluit aan op eerdere onderzoeken van Pagach & Warr (2010), Liebenberg & Hoyt (2003), Paape & Spekle (2012). Verschillende perspectieven en relevante onderwerpen in het voorgaande onderzoeken zullen in de scriptie verder aan de orde komen.

1.5. Onderzoeksopzet

Hoofdstuk twee geeft een theoretische uiteenzetting van de aspecten die met dit onderzoek te maken hebben. Het behandelt stuk voor stuk de aspecten van de onderzoeksvraag en komt daarnaast met een aantal proposities op het gebied van variabelen die invloed kunnen hebben op de ondernemingsprestaties. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met het conceptueel model, waarin wordt voorgesteld welke variabelen invloed kunnen hebben op de ondernemingsprestaties. In hoofdstuk drie zullen de methodes van het onderzoek worden toegelicht. Hierin wordt duidelijk hoe resultaten tot stand zijn gekomen en hoe het antwoord op de onderzoeksvraag is gevonden.

De resultaten komen vervolgens aan bod in hoofdstuk vier. In het concluderende hoofdstuk vijf vindt een terugkoppeling naar het theoretisch kader plaats en wordt in het onderdeel “discussie‟

een kritische beschouwing gegeven op het uitgevoerde onderzoek. Tevens worden er suggesties

gedaan voor verder onderzoek.

(6)

2. Theoretisch kader

In het voorgaande hoofdstuk is de probleemstelling tot stand gekomen, namelijk; Wat is de toegevoegde waarde van risicomanagement op de ondernemingsprestaties? In het theoretische kader wordt een basis gelegd voor het verdere onderzoek en worden een aantal definities gegeven.

De verschillende factoren en achtergronden die hiermee samenhangen zullen in dit hoofdstuk toegelicht worden. Bovendien worden er proposities gevormd die de basis vormen voor de beantwoording van de onderzoeksvraag.

2.1. Reeds bestaande onderzoeken

In de afgelopen jaren is Enterprise Risk Management (ERM) steeds belangrijker geworden om de risico‟s te beheersen. In tegenstelling tot de traditionele silo benadering, houdt ERM rekening met het volledige risico portfolio op een geïntegreerde en holistische wijze waarin strategische-, operationele- , rapportage- en complaince risico‟s gelijktijdig worden behandeld. Een dergelijke aanpak moet de bedrijven helpen effectief om te gaan met kansen en risico‟s en versterking van de capaciteit. De noodzaak en de vraag naar ERM als een holistische en bedrijfsbreed risicomanagement framework is een gevolg van verschillende veranderende interne en externe factoren in de zakelijke omgeving. Dit resulteert in bredere risicoscope, hogere complexiteit risico en het verhoging van interacties en afhankelijkheden tussen risicobronnen. Relevante externe factoren omvatten bijvoorbeeld globalisering, technologische vooruitgang en deregulering (Hoyt en Liebenberg 2011).

De voordelen en nadelen voor het implementeren van een risicomanagement systeem kunnen niet eenduidig worden geschetst. Er zijn veel onderzoeken verricht naar de invloed van ERM op de ondernemingsprestaties (bijv. Beasley, Pagach en Warr, 2008) en de factoren die van invloed zijn op de ERM implementatie (bijv. Beasley et al 2005, Kleffner, Lee en McGannon 2003, Liebenberg en Hoyt 2003).

Vele voorstanders beweren dat een bijkomend voordeel van ERM systeem is dat de bedrijven de

mogelijkheid hebben om kansen te grijpen doordat managers beter identificeren, effectief

kapitaalbehoefte beoordelen en allocatie van kapitaal verbeteren (COSO 2004). De vraag is of een

ERM systeem de gestelde doelen bereikt. Er wordt veel tijd, kennis en middelen geïnvesteerd in

het ontwikkelen en implementeren van een risicomanagement systeem. De vraag is of de

voordelen gemaakte kosten overschrijden. Risicomanagement systeem is geen kosteloze activiteit

en als geen waarneembare resultaten oplevert, dan kan de uitvoering ervan in twijfel worden

getrokken (Pagach en Warr 2010). Toch zou een goed geïmplementeerd risicomanagement

systeem in staat moeten zijn om de productiviteit te verhogen en de kans op faillissementrisico te

(7)

identificeren (Harrington en Niehaus, 2002). Nocco en Stulz (2006) stelt dat ERM waarde toevoegt door de kwantificering van de risico‟s en het verhogen van de efficiency. ERM vormt een deel van de algemene bedrijfsstrategie en is bedoeld om bij te dragen aan de bescherming en verbetering van de aandeelhouderswaarde (Hoyt en Liebenberg 2011).

Pagach en Warr (2010) vinden in hun onderzoek onvoldoende bewijs dat de bedrijven die ERM systeem implementeren significante veranderingen in diverse ondernemingsprestaties ervaren.

Daar en tegen vinden ze ook een beperkt bewijs over de verwachtingen om van ERM systeem te profiteren. Gates, Nicolas en Walker (2012) concluderen dat ERM implementatie bedrijven kunnen helpen verbeteren van de prestaties doordat de leidinggevende functies de ondernemingen beter beheren. De resultaten tonen dat verbetering voortkomt van de uitvoering van het proces, waarna de onderneming betere beslissingen neemt.

Hoyt en Liebenberg (2011) hebben onderzoek gedaan waarbij ze de bedrijven hebben geclassificeerd als ERM gebruikers beginnend met eerste jaar. Er werd gebruik gemaakt van een maximum likelihood om de impact van ERM te schatten en de relatie tussen ERM en vaste waarde, waarna ze in staat waren om Tobin‟s Q te berekenen. Ze vinden een positieve relatie tussen de bedrijfswaarde en het gebruik van ERM.

Het COSO (2004) ERM model stelt dat ERM de operationele verassingen en verliezen verminderd doordat managers de potentiële gebeurtenissen die dergelijke verrassingen veroorzaken beter identificeren. Bedrijven kunnen dan reacties op de effecten van deze verassingen verminderen. Pooser (2012) vindt een bewijs dat de bedrijven die ERM systeem hebben geïmplementeerd minder tegen negatieve verassingen aanlopen en heeft een gunstig effect op de ondernemingsprestaties.

Gordon, Loeb, Tseng ( 2009) hebben onderzocht of de volgende factoren impact hebben op de ERM- bedrijfsprestaties. Deze factoren zijn onzekerheid in de omgeving, concurrentie binnen de bedrijfstak, stevig complexiteit, grootte van de onderneming en de Raad van Toezicht op de bestuurders. Uit hun onderzoek komt naar voren dat bovenstaande factoren een positieve relatie hebben op de ondernemingsprestaties.

In sommige gevallen wordt ERM gezien als een management tool die winstgevende

mogelijkheden om aandeelhouderswaarde te verbeteren kan identificeren. Hoewel er een

aanzienlijke groei is in het aantal ERM uitvoering, hebben we geen duidelijke begrip van de

impact van ERM op de ondernemingsprestaties. Hoewel de risico‟s in het algemeen wordt

beschouwd als de mogelijkheid van uitkomsten die afwijken van wat werd verwacht, is het vooral

negatieve resultaten die van het grootste belang voor bedrijven (Stulz 1996, 2003).

(8)

Pagach en Warr (2011) hebben door middel van een Cox proportioneel hazard model onderzocht naar de kenmerken van bedrijven die een CRO inhuren. Ze vonden dat de aanwezigheid van een CRO bijdraagt aan de ERM systeem implementatie, maar de belangrijkste conclusie was dat de bedrijven die een ERM systeem implementeren dit niet alleen deden om aan de regelgeving te voldoen maar ook voor directe economische voordelen.

De conclusie is dat de literatuur verdeeld is over de invloed van ERM systeem op de ondernemingsprestaties. Het is een onderzoeksgebied dat nog verder moet worden ontdekt om een eventuele eenduidige relatie aan te kunnen tonen. Er is daarom nog voldoende ruimte om een eigen onderzoek uit te voeren in dit vakgebied. Dit onderzoek draagt bij aan de verdere uitbreiding van de literatuur. Bevindingen over dit onderwerp zijn gemengd.

2.2. Enterprise Risk Management

De veronderstelling achter Enterprise Risk Management is dat iedere onderneming zijn bestaansrecht ontleent aan het creëren van waarde voor zijn stakeholders. De laatste jaren zijn verschillende conceptuele kaders ontwikkeld en gepubliceerd die voorzien van de belangrijkste elementen van ERM. COSO (the Committee Of Sponsoring Organisations of the Threadway Commission) definieert ERM als volgt:

“Enterprise Risk Management is een proces, aangestuurd door de Raad van Commissarissen van een onderneming, management en andere personeel, toegepast bij de bepaling van de strategie en binnen het geheel van de onderneming, ontworpen om potentiële gebeurtenissen die de onderneming zouden kunnen bedreigen, te onderkennen waardoor risico‟s binnen de kaders van risicovoorkeur gemanaged kunnen worden, teneinde een redelijke zekerheid te verschaffen dat de doelstellingen van de onderneming worden bereikt”.

Zoals uit de definitie van COSO blijkt is voor een brede insteek gekozen. Alle risico‟s die het behalen van doelstellingen in de weg kan staan zijn voorwerp van identificatie, prioritering, analyse en beheersing. Qua scope sluit dit aan op hetgeen de Monitoring Commissie Corporate Governance Code (code Tabaksblat) verlangt van bestuurders te verklaren inzake interne risicobeheersings- en controlesystemen.

In tegenstelling tot andere concepten op het gebied van risicomanagement biedt ERM een concept

dat zicht richt op de organisatie als geheel in plaats van functies of functiegebieden, risico‟s niet

alleen reduceert maar ook managet, geschikt is voor het managen van alle typen branches en

typen risico, duidelijk missie en strategie koppelt aan risico, stimuleert het denken in termen van

(9)

risico portfolio‟s in plaats van risico‟s geïsoleerd te beschouwen, ingebed is in het managementproces en daarvan een vanzelfsprekend onderdeel uitmaakt bij het plannen, organiseren, meten en bijsturen.¹

De risicobenadering volgens de traditionele aanpak is meer bedoeld als bescherming tegen ongunstige financieel scenario‟s. Met ERM is de focus geschoven naar een meer diepgaande benadering door integratie van ERM in de strategie en de besluitvorming om bij te dragen aan de aandeelhouderswaarde (Gatzert en Martin, 2013).

Een algemene opvatting is dat ERM niet kan slagen zonder een sterke ondersteuning in de onderneming op het hoog niveau, met inbegrip van rapporteren van directie aan de Chief Executieve Officer of Chief Financial Officer (Walker, Shenkir en Barton, 2002). ERM is ontworpen om ervoor te zorgen dat het risicoprofiel van een onderneming binnen de risicotolerantie van de belanghebbenden is (Beasley, Clune en Hermanson, 2005). Het senior management is verantwoordelijk voor het definiëren van de doelstellingen, integreren in een strategie en zorgen dat de risico‟s de gedefinieerde risicobereidheid niet wordt overschreden (Gatzert en Martin, 2013). ERM omvat daardoor meestal de benoeming van een CRO die als begeleider en coördinator optreedt bij het risicomanagement aanpak (Liebenberg en Hoyt, 2003).

CRO is belast met effectief en efficiënt geïntegreerde risicobeheersingsysteem, communicatiefunctie door middel van rapporteringen aan Raad van Bestuur en aandeelhouders met betrekking tot risico‟s en het risicoprofiel van de onderneming (Gatzert en Martin, 2013). Om ERM te laten werken is het dus essentieel dat de hele organisatie begrijpt waarom ERM waarde creëert (Nocco & Stulz, 2006).

2.3. Factoren die van invloed zijn op het risicomanagement implementatie

Uitvoeren en vaststellen van een goed functionerende ERM systeem wordt steeds belangrijker. Er zijn vele factoren die van invloed kunnen zijn op de implementatie van de ERM systeem. Er is geen eenduidige antwoord op waarom sommige bedrijven ERM systeem goed implementeren en de anderen niet. Daarom is het van cruciaal belang om eerst inzicht te krijgen in de factoren die van invloed kunnen zijn op de ERM implementatie zodat passende systemen en procedures kunnen worden ontwikkeld om een succesvolle implementatie te waarborgen.

Er zijn tal van onderzoeken over de uitvoering en factoren die van invloed zijn op de ERM

implementatie. Sommige onderzoeken hebben een kwalitatieve focus, waarbij het onderzoek

wordt uitgevoerd op basis van enquêtes, vragenlijsten of interviews (bijvoorbeeld Altuntas, Berry-

Stölzle en Hoyt, 2011). Anderzijds zijn er ook onderzoeken die een meer kwantitatieve focus

(10)

Beasley, Clune en Hermanson, 2003) of de relatie tussen aandeelhouderswaarde en prestaties als gevolg van ERM implementatie (Beasley, Pagach en Warr, 2008; Hoyt en Liebenberg, 2008). De veronderstelde factoren gerelateerd aan een ERM implementatie omvat bedrijfsspecifieke variabelen, zoals groei, organisatieomvang of eigendomskenmerken etc..

Hieronder wordt de meest geanalyseerde hypothesen weergegeven en daarachter volgt de algemene beschrijving van de veronderstelde relatie.

Tabel 1: Meest geanalyseerde hypothesen

In de meeste empirische studies is de invloed van de organisatieomvang op ERM is geïdentificeerd als een (significante) positieve factor. Beasley, Clune en Hermanson (2005), Hoyt en Liebenberg (2008), Hoyt en Liebenberg (2011) en Paape en Speklé (2012) suggereren dat grotere bedrijven meer kans hebben om ERM te implementeren vanwege hun relatief hoge complexiteit, grotere behoefte aan effectiever bedrijfsbrede risicomanagement technieken gezien het feit dat ze worden geconfronteerd met breder scala van risico en hun institutionele grootte die hen in staat stelt om de administratieve kosten van ERM implementatie te dragen.

Auteurs

Organisatie omvang

Chief Risk Officer (CRO)

Mate van leverage

Beurs- notering

Audit- kantoor

Institutio- nele eigendom

Beasley, Clune en Hermanson (2005)

+ + + +

Hoyt en Liebenberg (2008)

+ + - +

Beasley, Pagach en

Warr (2008)

+ -

Hoyt en Liebenberg (2011)

+ + - +

Pagach en

Warr (2011)

+ + - +

Paape en Speklé (2012)

+ + + - -

Golshan en

Rasid (2012)

- + + + -

(11)

Liebenberg en Hoyt (2003), Beasley, Clune en Hermanson (2005), Razali, Yazid en Tahir (2011), Paape en Speklé (2012) en Golshan en Rasid (2012) hebben het logistische regressiemodel gebruikt om de kenmerken van de bedrijven die een CRO inhuren te onderzoeken. Pagach en Warr (2011) hebben de hazard model (COX model) en Hoyt en Liebenberg (2008, 2011) de maximum- likelihood toegepast in hun onderzoek. Ook is het opvallend dat een klein aantal bedrijven een CRO inhuren. Ook vinden ze de aanwezigheid van een CRO bij te dragen aan de mate van ERM implementatie. CRO wordt gezien als een krachtig katalysator voor organisatorische verandering en kan het proces van het ERM implementatie aanzienlijk versnellen.

Beasley, Clune en Hermanson (2005) en Paape en Speklé (2012) vinden dat beursgenoteerde ondernemingen een meer ontwikkelde ERM systeem hebben. Een mogelijke oorzaak is dat de beursgenoteerde onderworpen worden aan een speciale klasse van regelgeving. In Nederland worden sommige ondernemingen verplicht gesteld om governance codes te handhaven, terwijl de andere ondernemingen de optionele “best practices” hanteren. Hierdoor is in Nederland de corporate governance regeling zwak, behalve voor ondernemingen die genoteerd zijn aan de beurs van Amsterdam. Echter wanneer corporate governance codes niet bindend zijn of wanneer de handhaving zwak is, kan de druk van ERM implementatie makkelijk worden genegeerd.

Beasley, Clune en Hermanson (2005) concludeert dat de ondernemingen die Big 4 als accountantskantoor hebben een meer uitgebreide ERM systeem hebben dan de ondernemingen die niet bij de Big 4 zitten. Een mogelijke verklaring is dat dergelijke accountantskantoren meer overtuigend zijn in het aanmoedigen van hun klanten om hun ERM systemen en praktijken te verbeteren en de accountants meer betrokken zijn bij het risicobeheer. Paape en Speklé (2012) vinden dat BIG 4 accountantskantoor geen effect heeft op de ERM implementatie. Een verklaring van dit verschil kan wellicht worden gevonden in de hoge kwaliteit van het Nederlandse accountantsberoep. Ten minste de Nederlandse beroepsvereniging van registeraccountants is van mening dat de kwaliteit van de Nederlandse CPA is echt van wereldklasse, zelfs in kleinere bedrijven.

Meeste studies vinden een (significante) positieve relatie institutionele eigendom en ERM

implementatie. Hoyt en Liebenberg (2008; 2011) en Pagach en Warr (2011) concluderen dat

bedrijven met een hoger percentage van institutioneel aandelenbezit eerder een ERM

implementeren. Ze veronderstellen dat bedrijven met meer institutioneel aandelenbezit worden

blootgesteld aan hogere druk om een controlesysteem in te voeren en zijn daarom eerder geneigd

om ERM systeem te implementeren. In tegenstelling tot deze studies hebben Paape en Speklé

(2012) geen effect voor de institutionele eigendom gevonden. Een mogelijke verklaring zou

kunnen zijn dat in Nederland, de institutionele aandeelhouders minder bemoeien met het

management.

(12)

Ook hebben vele studies de relatie tussen financiële hefboom en de ERM implementatie onderzocht. Bedrijven met een grotere hefboom hebben meer kans om financiële nood te verkeren. De veronderstelling is dat een ERM systeem de blootstelling aan de risico‟s verlaagd.

Hoyt en Liebenberg (2008; 2011), Beasley, Pagach en Warr (2008) en Pagach en Warr (2011) hebben geen significante toename op de hefboomwerking gevonden. Daarentegen vonden Golshan en Rasid (2012) dat de potentiële verliezen worden verminderd indien de bedrijven met hogere hefboom hun risico‟s beheren. Hoyt en Liebenberg (2011) suggereren dat bedrijven met lagere hefboom meer financiële risico‟s kunnen nemen indien een ERM systeem is geïmplementeerd.

Zoals hierboven beschreven zijn er vele factoren die de beslissing van de bedrijven beïnvloeden om een ERM te implementeren. De benadering die wordt toegepast voor de beoordeling van de waarde of de prestaties van de implementatie van een ERM systeem kunnen vanuit het perspectief van een bedrijf aanzienlijk verschillen.

2.4. Wetenschappelijke theorieën

De meest voorkomende theorieën bij onderzoeken over het ERM systemen en de ondernemingsprestaties zijn de contingentietheorie en de legitimatietheorie. De contingentietheorie en legitimatietheorie hebben een link met het bovenstaande literatuuronderzoek en wordt verder gebruikt om de proposities te onderbouwen. Hieronder worden de theorieën kort uitgelegd en vervolgens met wetenschappelijke teksten onderbouwd.

2.4.1. Contingentietheorie

De contingentietheorie van Mintzberg (1983) stelt dat de technologische omgeving moet echter worden beschouwd als turbulent en complex. De mate van turbulentie en complexiteit lijkt alleen verder toe te nemen. De tijd tussen de ontwikkeling van een technologie en de brede toepassing ervan wordt steeds korter. Contingentietheorie van Mintzberg leert ons dat een passende reactie op een turbulente en dynamische omgeving de creatie van een adhocratie is².

De bedrijven moeten zich aanpassen aan de situatie en op de doelen die men wil realiseren. Elke onderneming is uniek en kent een eigen dynamiek. Er is geen één optimale manier die voor alle ondernemingen even doeltreffend is.

In feite is er geen algemene theoretisch kader of model dat de belangrijkste factoren die de relatie

tussen een ERM systeem en ondernemingsprestaties kan voorspellen. Derhalve afhankelijk van de

(13)

kenmerken van een individuele onderneming zou de ERM ingericht moeten worden, wat suggereert dat een definitieve verklaring over de voordelen of kosten van ERM niet mogelijk is.

Bij de ontwikkeling van de ERM model (COSO, 2004) zal een juiste ERM systeem waarschijnlijk variëren van bedrijf tot bedrijf. Er is in feite geen universeel ideaal ERM systeem, maar het dient op maat ingericht te worden voor elke bedrijf (Beasley et al., 2005). Het bepalen welke factoren ERM systeem kunnen beïnvloeden en onderzoeken of er een relatie bestaat tussen een ERM systeem en ondernemingsprestaties is verre van een exacte wetenschap. Meeste onderzoeken zijn om deze reden gericht op een bepaalde sector.

2.4.2. Legitimiteittheorie

De legitimatietheorie bekijkt de onderneming vanuit de positie die de onderneming inneemt in de maatschappij en vervolgens de acceptatie van de maatschappij van de onderneming. In deze theorie is er een veronderstelling dat de onderneming gewenste acties uitvoeren in ruil voor de goedkeuring van de doelstellingen en andere beloningen, hetgeen leidt tot de waarborg van het voortbestaan. Door middel van het implementeren van risicomanagement kunnen bedrijven hun risicobeheersingniveau verhogen. Vervolgens worden de Raad van Bestuur en aandeelhouders voorzien van een rapportage met betrekking tot risico‟s en het risicoprofiel van het bedrijf. Zo wordt de informatieasymmetrie tussen de vertegenwoordigers van de bedrijven en de aandeelhouders verminderd, waardoor ze meer legitiem worden in de ogen van de (potentiële) aandeelhouders en andere belanghebbenden (Deephouse, 1996; Hoffman,1999; Jennings en Zandbergen, 1995; Kassinis en Vafeas, 2002; Sharma en Henriques, 2004).

Dowling en Pfeffer (1975) definiëren de legitimatietheorie als volgt:

“… a condition or status which exists when an entity‟s value system is congruent with the value system of the larger social system of which the entity is a part. When a disparity, actual or potential, exists between the two value systems, there is a threat to the entity‟s legitimacy.”

Adams (2002) suggereert dat er een noodzaak is om rekening te houden met de complexiteit van

de externe en interne factoren die organisatie kunnen leiden tot het identificeren en beheersen van

de risico‟s. Een ondersteunend bewijs is te zien bij oliemaatschappijen die de milieuproblematiek

aangepakt hebben (Patten, 1992). Door respect wat de organisatie naar het milieu, en daarmee de

buitenwereld toont, krijgt ze daar vervolgens van de maatschappij waardering voor terug. Hetgeen

verbetert de reputatie. Voorts heeft de maatschappij met name vertrouwen in de financiële sector

voor onder andere de veiligheid van hun ingelegde gelden, daarmee vertrouwen ze in de integriteit

van het stelsel (Annink et al., 2006). Bedrijven die hun risicobeheersing verder ontwikkelen

kunnen voor hun inspanningen beloond worden door de financiële markten. Zo kunnen de kosten

van het eigen vermogen worden verminderd.

(14)

2.5. Proposities

Om een antwoord de te geven op de centrale probleemstelling, zijn er aantal proposities geformuleerd. In dit onderzoek is voor redeneervorm gekozen omdat een propositie alleen bij een bepaalde positie kunnen worden waargenomen. Het waarderen van het risicomanagement systeem is een waarneming waaraan de bedrijven vanuit zijn eigen positie bepaalde kenmerken verbindt.

De bedrijven hebben zelf een beeld van hun eigen risicomanagement systemen en de daarmee voortvloeiende voordelen. Dit maakt het mogelijk om de voorgestelde proposities al dan niet aan te vaarden. De proposities die worden onderzocht in dit onderzoek zijn hieronder opgesteld. Het onderzoek telt 4 proposities zoals te zien in het conceptueel model in figuur 1.

2.5.1. Groeimogelijkheden

Een algemene doelstelling van een onderneming is de continuïteit van de inkomensvoorziening handhaven door middel van groei. Ondernemingen met groei vooruitzichten worden in toenemende mate geconfronteerd met onzekerheid met betrekking tot de toekomstige kasstromen en zijn derhalve eerder geneigd om ERM te implementeren (Liebenberg en Hoyt, 2003). Indien een onderneming een strategische keuze heeft gemaakt om op waarde te sturen, zal dit uiteindelijk vertaald moeten zijn in beslissingen en acties om de beoogde waardecreatie te realiseren. In dit traject worden de risico‟s opgespoord, consequenties worden beoordeeld en waarbij de risico‟s worden beheerst. Als het risicomanagement systeem volledig aanwezig en geïmplementeerd is, zou dit moeten leiden tot meer groeimogelijkheden van een onderneming. ERM helpt niet alleen risico‟s te verminderen, maar het is ook goed voor potentiële mogelijkheden, zoals dat het groeipotentieel optimaal gerealiseerd kan worden door middel van ERM systeem. Beasley et. al (2008) en Gordon et al. (2009) veronderstellen dat ERM vooral belangrijk is voor bedrijven die aanzienlijke groei doormaken. Dergelijke bedrijven worden geconfronteerd met meer onzekerheden en vereisen beter risicobeheer om de risico‟s die ontstaan te kunnen controleren, maar ook om het risicoprofiel van diverse groeimogelijkheden in de organisatorische besluitvorming mee te nemen (Collier et al., 2007; Liebenberg & Hoyt, 2003). Bovendien wordt volgens Beasley, Pagach en Warr (2008) de groeimogelijkheden van potentiële bedrijven ondergewaardeerd, wat resulteert in hogere kosten over de schuld.

P1: de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de

perceptie groeimogelijkheden van een onderneming.

(15)

2.5.2. Winstgevendheid

Het behandelen van de risico‟s in silo‟s maakt het mogelijk om winstvolatiliteit van verschillende risicobronnen tegelijkertijd te behandelen. Deze vermindert de kans om eventuele onderlinge samenhang tussen risicoklassen over het hoofd te zien. Het doel van ERM is het verminderen van de kans dat eerdere negatieve gebeurtenissen gelijktijdig zullen voorzien. De voordelen die hieruit voortkomen hebben direct of indirect effect op de winstgevendheid. Zo vonden Meubelbroek (2003) en Liebenberg en Hoyt (2011) dat openbaarmaking van het risicomanagement de verwachte kosten van wettelijke controles verminderen. Voorts kan ERM totale risico van een onderneming verminderen, door het verminderen van de winstvolatiliteit (Hoyt en Liebenberg 2011). Beasley, Pagach en Warr (2008) stellen dat een dure ERM programma schadelijk kan zijn voor een bedrijf indien de waarde van de voordelen (risicoverlaging) niet opwegen tegen de kosten. Pagach en Warr (2011) hebben een onderzoek gedaan naar kasstroom volatiliteit in plaats van winstvolatiliteit. De conclusie was dat bedrijven met een hogere kasstroom volatiliteit meer kans hebben om van ERM te profiteren.

P2: de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de perceptie winstgevendheid van een onderneming.

2.5.3. Vermogenskosten

Kosten van een kapitaal wordt direct beïnvloed door haar risicoprofiel. Beleggers eisen een hoger rendement van een meer risicovolle onderneming in vergelijking met een onderneming die minder riskant is. Als ERM volledig aanwezig en geïmplementeerd is, beschikt de onderneming meer informatie over haar risicoprofiel. Deze informatie kan worden gedeeld met investeerders, wat leidt tot toename van de transparantie over de (toekomstige) risico‟s en verwachtingen van het bedrijf. Dergelijke informatie zou vooral belangrijk kunnen zijn voor ondernemingen met complexe activiteiten, omdat dergelijke bedrijven van buitenaf moeilijk te beoordelen zijn. Het beheren van de risico‟s verbetert de risicoperceptie van het bedrijf. Deze verbeterde perceptie zou op zijn beurt ertoe kunnen leiden dat de financiële markt lagere risicopremies op aandelen eist of hogere hefboomfinanciering toestaat. Uiteindelijk kan dit leiden tot een verlaagde totale kapitaalkosten. O‟Brien (2006) vindt dat de risicobeheersing een cruciaal element is voor de verlaging van de vermogenskosten. Stölzle en Xu (2013) vonden het bewijs dat ERM adoptie significant invloed heeft op de vermindering van de kosten van het eigen vermogen. Hagel en Leuz (2009) vinden verbeterde toelichtingen en informatie uitwisseling met investeerders helpen om informatie asymmetrie te verminderen en moet resulteren in lagere kosten van kapitaal.

Daarnaast kan een betere informatieverschaffing over het risicoprofiel dienen als een signaal van

betrokkenheid van de onderneming.

(16)

P3: de waardering van het risicomanagement systeem wordt negatief geassocieerd met de perceptie vermogenskosten.

2.5.4. Reputatie

De paragrafen over risicomanagement in de jaarverslagen impliceren dat bedrijven meer bewust zijn van de noodzaak om een breed scala van risico‟s op een rijtje te zetten en te kijken welke maatregelen zijn genomen om deze risico‟s te beperken. Dit is een soort van een verantwoording aan de externe belanghebbenden om te laten zien dat ze dit doen en komt ten goede aan de reputatie. Fombrun en Riel (1997) stellen dat het opbouwen en behouden van een goede reputatie een goede zakelijke beslissing is, omdat het zou kunnen helpen om tegen de toekomstige reputatie verassingen weer te staan.

P4: de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de

perceptie reputatie.

(17)

Perceived riskmanagementsystem effectiveness

Ondernemingsprestaties

2.6. Conceptueel model

In het onderstaande conceptueel model worden de variabelen en de proposities schematisch weergegeven.

Figuur 1: Conceptueel model

Het conceptueel model geeft een visuele weergave van hetgeen wat in dit onderzoek wordt onderzocht. Uit het model kan worden afgeleidt welke verbanden er wordt gelegd en welke richting de variabelen hebben. Conceptueel model is nodig om de totaalbeeld van de probleemstelling in kaart te brengen en vanuit dit model verder uit te werken.

Groeimogelijkheden (P1)

Winstgevendheid (P2) Waardering

risicomanagement systeem

Vermogenskosten (P3)

Reputatie (P4) Organisatieomvang

(controle variabele)

(18)

3. Methodologie

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de methode en technieken die zijn toegepast om de onderzoeksvraag te beantwoorden. In paragraaf 3.1. komen de afhankelijke-, onafhankelijke- en controle variabele in orde. Paragraaf 3.2. geeft een beschrijving van de onderzoeksmethode en de dataset waar de onderzoeksresultaten op zijn gebaseerd. Hierin wordt ingegaan waarom voor survey methode is gekozen en hoe het proces is verlopen. In de daarop volgende paragraaf 3.3.

wordt de analysemethode toegelicht, waaronder een kort uitleg wordt gegeven over de eisen van de gehanteerde analysemethode.

3.1. Variabelen

In deze paragraaf zal duidelijk worden uitgelegd wat er onder ieder concept in het conceptueel model wordt verstaan. Verder wordt van de theorie naar de praktijk een koppeling gemaakt, oftewel hoe de metingen daadwerkelijk plaatsvinden. Door deze metingen kan onderzocht worden welke variabelen invloed uitoefenen op de waardering van het risicomanagement systeem.

Afhankelijke variabelen

De afhankelijke variabel is de waardering van het risicomanagement systeem. Voor sommige bedrijven is de waardering van ERM systeem groter dan voor de andere bedrijven. Hieraan kunnen verschillende factoren ten grondslag liggen, bijvoorbeeld; factoren die de ERM implementatie beïnvloeden en de mate van volwassenheid van het risicomanagement systeem.

De waardering van het risicomanagement systeem wordt gemeten door middel van het rapportcijfer die de ondernemingen zichzelf toekennen. Het rapportcijfer wordt gegeven op een schaal van 1 (laagste score) tot 10 (hoogste score).

Onafhankelijke variabelen

De onafhankelijke variabelen in dit onderzoek zijn de percepties over de prestaties van de ondernemingen. Ondernemingsprestaties kunnen op verschillende manieren worden gemeten. In dit onderzoek is gekozen voor de volgende variabelen: perceptie groeimogelijkheden, perceptie winstgevendheid, perceptie vermogenskosten en perceptie reputatie. Deze variabelen kunnen direct of indirect invloed hebben op de ondernemingsprestaties.

Hieronder zal een kort uitleg worden gegeven wat er onder ieder variabele wordt verstaan.

 Perceptie groeimogelijkheden: Bedrijven die een groei doormaken of potentiële

groeimogelijkheden hebben worden geconfronteerd met meer onzekerheden en vereisen

beter risicobeheer om de risico‟s die ontstaan te kunnen controleren, maar ook om het

(19)

risicoprofiel van diverse groeimogelijkheden in de organisatorische besluitvorming mee te nemen (Collier et al., 2007; Liebenberg en Hoyt, 2003).

 Perceptie winstgevendheid: Winstvolatiliteit van verschillende risicobronnen tegelijkertijd behandelen om de kans op negatieve gebeurtenissen gelijktijdig te verminderen. De voordelen die hieruit voortkomen, zullen direct of indirect invloed hebben op de winstgevendheid (Liebenberg en Hoyt, 2011).

 Perceptie vermogenskosten: Voor risicovolle bedrijven eisen de beleggers hogere rendementen. Bij een ERM implementatie komt er meer informatie beschikbaar over het risicoprofiel van een bedrijf en dit leidt tot meer transparantie. Het beheren van de risico‟s verbetert de risicoperceptie die op zijn beurt leidt dat een verlaagde kapitaalkosten.

 Perceptie reputatie: Door het publiceren van de paragrafen over risicomanagement impliceren de bedrijven meer bewust te zijn van de noodzaak om risico‟s op een rijtje te zetten en te kijken welke maatregelen zijn genomen om risico‟s te beperken. Dit is een soort verantwoording aan de externe belanghebbenden om te laten zien dat ze dit doen.

De gegevens zijn verzameld met behulp van een 5 punts Likert scale vragenlijst. De vragen over de variabele zijn in de survey gesteld in de vorm van stellingen, waarbij 1 stond voor “geen voordeel” en 5 “heel veel voordeel”. De perceptie van ondernemingsprestaties zijn met de volgende stellingen gemeten:

In welke mate heeft uw organisatie voordeel van het risicomanagement systeem van uw organisatie?

geen heel veel

voordeel voordeel

 Meer groei / marktaandeel 1 – 2 – 3 – 4 – 5

 Hogere winstgevendheid 1 – 2 – 3 – 4 – 5

 Lagere vermogenskosten („lower cost of capital‟) 1 – 2 – 3 – 4 – 5

 Betere reputatie 1 – 2 – 3 – 4 – 5

Controle variabele

In het onderzoek wordt een controle variabele meegnomen om de betrouwbaarheid van het

onderzoek te vergroten. Voor de controle variabele is het belangrijk dat er een aannemelijke kans

is dat er een relatie bestaat tussen controle variabele en de afhankelijke variabele (waardering van

het risicomanagement systeem). Vele studies, waaronder Beasley, Clune en Hermanson (2005) en

Liebenberg en Hoyt (2008) concluderen dat grotere bedrijven in een hoger stadium van

risicomanagement verkeren dan kleine organisaties. Om deze reden is in dit onderzoek gekozen

om de organisatieomvang als controle variabele mee te nemen. De grootte van bedrijven wordt in

de survey gemeten door te vragen naar de omzet/budget van bedrijven.

(20)

3.2. Data

Deze paragraaf geeft een beschrijving van de onderzoeksmethode en de dataset waar de onderzoeksresultaten op zijn gebaseerd. Verder wordt ingegaan op de survey methode en hoe het proces is verlopen.

Het onderzoek naar de gepercipieerde toegevoegde waarde richt zich op de Nederlandse setting met een omzet > 10 miljoen EUR. In dit onderzoek zijn alle industrieën en zowel commerciële als non-profit- en semi- overheidsbedrijven betrokken.

Het onderzoek is tot stand gekomen door middel van een survey onderzoek. De vragen in de survey waren gebaseerd op de vragenlijst die in het onderzoek van 2009 werd gebruikt. Aan de hand van bestaande onderzoeken hebben wij als onderzoeksgroep gekeken welke vragen en stellingen mogelijk interessant en relevant kunnen zijn bij het herschrijven van het onderzoek.

Nadat de vragenlijst werd aangepast, heeft het pilot test plaatsgevonden waarbij verschillende bedrijven betrokken zijn geweest. Het pilot test is uitgevoerd om de haalbaarheid, tijd en bijwerkingen te evalueren en eventueel de vragenlijst hierop aan te passen.

De survey bestond uit 36 gesloten vragen, waarvan 5 survey antwoorden noodzakelijk waren voor dit onderzoek. De overige survey vragen worden in dit onderzoek niet behandeld. Alle vragen zijn ingedeeld in 5 rubrieken. De volgende rubrieken zijn gebruikt; algemene vragen, vragen inzake risico-inventarisatie en –analyse, vragen inzake risicomanagementrapportage en –monitoring, vragen inzake risicomanagement en –organisatie, vragen inzake risicocultuur.

De survey vragen die relevant zijn voor dit onderzoek werd (zoals beschreven in paragraaf 3.1) met behulp van een Likert scale opgenomen in de vragenlijst. De vragen zijn gesteld in de vorm van stellingen, waarbij de stellingen positief zijn geformuleerd. Deze stellingen geven inzicht in het perspectief van respondenten op de waardering van het risicomanagement en de voordelen die voortvloeien uit het gebruik van het risicomanagement systeem.

Om een vergelijking mogelijk te maken zijn de sectoren waarin de respondenten opereren gecategoriseerd naar de CBS indeling. Dit gaf ook de mogelijkheid om eventuele afwijkingen in waardering per sector te analyseren.

De survey is in april uitgestuurd naar bedrijven waarvan de adressen zijn verkregen uit het

databestand van “company info”. Surveys waren gericht op de hoge functionarissen die binnen

bedrijven verantwoordelijk zijn voor het risicomanagement. Dit om de betrouwbaarheid van de

ingevulde surveys te verhogen. Tabel 2 toont de functie van de respondenten.

(21)

Tabel 2:

Profiel van de respondenten

Functie Aantal Percentage

Raad van Bestuur/ Directie 283 38,9

Chief Financial Officer (CFO) 99 13,6

Controller 137 18,8

Chief Risk Officer (CRO) 50 6,9

Manager 85 11,7

Overig 73 10,0

Totaal 727 100

De meerderheid van de respondenten (52,5 procent) waren directieleden. De Chief Financial Officer – zoals gebruikelijk is – gerekend tot de categorie directieleden. Het valt op dat ongeveer meer dan de helft van de surveys door de verantwoordelijke functionaris is ingevuld. Dit komt ten goede aan de betrouwbaarheid van dit onderzoek. Van de respondenten zit 32,4 procent in een financiële functie (CFO en Controller), wat de algemene gedachtegang ondersteunt dat risicomanagement vaak wordt gestuurd door de financiële functie. Wat verder opvalt, is dat een kleiner percentage door overige functionarissen is ingevuld.

In totaal zijn er ongeveer 9.585 surveys verstuurd, waarvan er ongeveer 20 retour zijn gekomen vanwege faillissement of foute adressering. Dit heeft uiteindelijk geleidt tot 727 bruikbare surveys. De respons van 7,6 procent is vrij hoog voor een dergelijke survey. Een mogelijke verklaring voor die hoge respons is dat we hebben toegezegd een kopie van het rapport en de score op basis van de door ons ontwikkelde scoreleidraad te sturen. Daarnaast is de betrokkenheid van de opdrachtgevers een mogelijke reden voor de hoge respons. De opdrachtgevers zijn PwC, het NBA, Nyenrode Business Universiteit en de Rijksuniversiteit Groningen.

De vragenlijst bestond uit gestructureerde gesloten antwoordcategorieën. Het invullen van de vragenlijst nam ongeveer 10 tot 15 minuten in beslag. Ontvangen vragenlijsten zijn ingevoerd in een database (Excel) welke gemakkelijk aan het data analyseprogramma werd gekoppeld.

Voor de statistische analyse wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van het statische

programma SPSS. In hoofdstuk 4 zal een beschrijving worden gegeven hoe de data is

geanalyseerd.

(22)

3.3. Analyse

Er zijn twee soorten methoden waarmee een onderzoek kan worden uitgevoerd, namelijk kwalitatieve- en kwantitatieve methode. Een veelgenoemd onderscheid is dat kwalitatief onderzoek vooral theorievormend zou zijn en kwantitatief onderzoek theorietoetsend. De kwantitatieve methode biedt een cijfermatig inzicht waarmee de vragen kunnen worden beantwoord die in de termen hoeveelheid worden uitgedrukt. De kwalitatieve methode is meer gericht op de meningen, motivaties en wensen van een bepaald steekproef waarbij achterliggende informatie wordt verkregen en daarmee verklaren waarom de relatie al dan niet zou zijn.

In dit onderzoek wordt gebruik gemaakt van een kwantitatief onderzoek door verschillende verbanden te leggen tussen de waardering van het risicomanagement en de perceptie over de ondernemingsprestaties. Vervolgens wordt er gekeken of er voordelen van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties voortvloeien.

In paragraaf 3.1 zijn de afhankelijke-, onafhankelijke- en controle variabelen beschreven.

Vervolgens werd aangegeven in welke vorm de vragen in de survey zijn gesteld. De vorm waarop de vragen zijn gesteld maakt het mogelijk om meervoudige regressieanalyse uit te voeren, omdat alle vragen op interval niveau zijn gesteld.

Met behulp van een meervoudige regressie analyse zal worden gekeken welke van de vier variabelen (perceptie groeimogelijkheden, perceptie winstgevendheid, perceptie vermogenskosten en perceptie reputatie) invloed hebben op de waardering van het risicomanagement. Op deze manier wordt het genoten voordeel op de ondernemingsprestaties weerspiegeld.

Om een regressieanalyse juist te mogen uitvoeren moet worden voldaan aan een aantal assumpties, namelijk;

Onafhankelijke waarnemingen: Respondenten moeten onafhankelijk van elkaar zijn getrokken en er mag geen samenhang tussen de geobserveerde scores van de respondenten bestaan. De verwachte correlatie tussen de residuen uit de regressieanalyse zouden gelijk moeten zijn aan nul (onafhankelijkheidsassumptie). Bij afhankelijkheid zullen de geschatte standaardfouten kleiner zijn dan in werkelijkheid het geval is. De regressiecoëfficiënten worden hierdoor minder nauwkeurig geschat.

De assumptie “onafhankelijke waarnemingen” wordt in dit onderzoek niet geschonden. De

surveys zijn afzonderlijk verstuurd naar bedrijven met een omzet/budget van meer dan € 10

miljoen.

(23)

Lineair verband: Tussen de afhankelijke en onafhankelijke variabele moet een lineair verband bestaan. Voor elk set van waarden van de onafhankelijke variabele moet het verwachte gemiddelde residuen gelijk zijn aan nul.

In hoofdstuk 4 wordt een regressieanalyse uitgevoerd waarbij de Beta aanduidt welke mate er lineair verband is.

Normaal verdeeld: De residuen moeten in de populatie normaal verdeeld zijn, met een gemiddelde van nul. Schending van de normaliteitassumptie leidt tot onbetrouwbare toetsen en betrouwbaarheidsintervallen. Wanneer een steekproef erg groot is (rond de 200) en het aantal onafhankelijke variabelen erg klein (minder dan vijf) dan zorgt de centrale limietstelling ervoor dat de betrouwbaarheidsintervallen en de residuen goede benadering zijn, ondanks schending van de normaliteitassumptie.

Het onderzoek heeft een grote steekproef van 727 en vier onafhankelijke variabelen waardoor de normaliteitassumptie niet wordt geschonden.

(24)

4. Resultaten

In dit hoofdstuk zullen de onderzoeksresultaten besproken worden. Hierin zijn de resultaten uit de surveys opgenomen. Als eerst zal de beschrijvende statistieken in paragraaf 4.1 worden weergegeven. In de daarop volgende paragraaf wordt er getest op correlaties tussen verschillende variabelen. Tot slot zal regressie analyse worden uitgevoerd.

4.1. Beschrijvende statistiek

De resultaten van de beschrijvende statistiek van de afhankelijke-, onafhankelijk- en controle variabelen zijn opgenomen in tabel 3.

Tabel 3:

Beschrijvende statistiek van afhankelijke-, onafhankelijk- en controle variabelen.

Valid Missing Mean Median

Std. De- viation

Mini- mum

Maxi- mum

Afhankelijke variabele

Rapportcijfer 727 0 6,85 7,00 1,305 1 10

Onafhankelijke variabelen Perceptie groeimogelijkheden Perceptie winstgevendheid Perceptie vermogenskosten Perceptie reputatie

727 727 727 727

0 0 0 0

2,54 2,61 2,48 3,35

3,00 3,00 2,00 4,00

1,017 1,030 1,055 ,972

1 1 1 1

5 5 5 5

Controle variabele

Organisatieomvang * 727 0 287,25 58 1430,689 0** 21125

* jaaromzet/ budget in miljoenen euro‟s; **< 1 miljoen

De resultaten zijn gebaseerd op een steekproef van 727 surveys. Het gemiddelde cijfer dat de

bedrijven zichzelf toekennen is een 6,85 met een standaardafwijking van 1,305 (zie figuur 2 voor

de verdeling van de rapportcijfers). Bovendien hebben 89 procent van de respondenten een score

van 6 of hoger aan hun risicomanagement systeem toegekend. Bedrijven voelen zich blijkbaar vrij

zeker over de kwaliteit van hun risicomanagement systeem.

(25)

Figuur 2: verdeling van het rapportcijfer

De onafhankelijke variabelen is in de survey gesteld in de vorm van stellingen, waarbij 1 stond voor “geen voordeel” en 5 “heel veel voordeel. De resultaten tonen aan dat de respondenten van mening zijn dat het risicomanagement een klein voordeel op de ondernemingsprestaties heeft geleverd.

De minste gescoorde onafhankelijk variabel is de perceptie vermogenskosten met een gemiddelde van 2,48. Een mogelijke verklaring is dat deze variabele niet direct waarneembare of meetbare invloed heeft. Volgens het wetenschappelijke onderzoeken zou het beheren van de risico‟s de risicoperceptie van het bedrijf moeten verbeteren. De verbeterde perceptie zou op zijn beurt ertoe kunnen leiden dat de financiële markt lagere risicopremies op aandelen eist of hogere hefboomwerking toestaat. Uiteindelijk zou dit kunnen leiden tot een verlaagde kapitaalkosten.

De perceptie groeimogelijkheden en de perceptie winstgevendheid zijn daarop volgende variabelen, met een gemiddelde van respectievelijk 2,54 en 2,61. De veronderstelling is dat bedrijven die aanzienlijke groei doormaken geconfronteerd worden met meer onzekerheden en vereisen betere risicobeheer om de risico‟s die ontstaan te kunnen controleren. Blijkbaar zijn de respondenten daar niet helemaal mee eens.

Het beheren van de risico‟s maakt het mogelijk om winstvolatiliteit van verschillende bronnen

tegelijkertijd te behandelen. Eerdere studies kwamen tot conclusie dat de openbaarmaking van het

risicomanagement de verwachte kosten van wettelijke controles verminderen. Daarnaast kan

ERM systeem het totale risico van een onderneming verminderen, door het verminderen van de

(26)

winstvolatiliteit. De voordelen die hieruit voorkomen hebben direct of indirect invloed op de winstgevendheid.

Perceptie reputatie is de hoogst gescoorde variabele met een gemiddelde van 3,35, waarbij de standaardafwijking aantoont dat de mening van de respondenten bij deze variabele het minst verschillen. De respondenten vinden kennelijk dat de verantwoording van de risicoparagraaf ten goede komt aan de reputatie.

De organisatieomvang gemeten in jaaromzet/budget in miljoenen euro‟s is de controle variabele.

Bij deze variabele valt vooral het grote verschil op tussen de minimale waarde (< 0 miljoen euro)

en de maximale waarde (21,13 miljard euro). Het gemiddeld jaaromzet/ budget bij deze

steekproef is ongeveer 287 miljoen euro. De standaarddeviatie is 1,47 miljard euro wat aangeeft

dat de grootte van de organisaties redelijk ver uiteen liggen.

(27)

4.2. Correlaties

In deze paragraaf wordt er getest op correlaties tussen verschillende variabelen. De resultaten van de correlatietest zijn opgenomen in tabel 4.

Tabel 4:

Pearson correlatie tussen de variabelen (N=727)

Rapport- cijfer

Groeimoge- lijkheden

Winstge- vendheid

Vermogens- kosten

Reputatie Organisatie- omvang

Rapportcijfer Pearson Correlatie Sig. (2- tailed) Groeimogelijkheden Pearson Correlatie Sig. (2- tailed) Winstgevendheid Pearson Correlatie Sig. (2- tailed) Vermogenskosten Pearson Correlatie Sig. (2- tailed) Reputatie Pearson Correlatie Sig. (2- tailed) Organisatieomvang Pearson Correlatie Sig. (2- tailed)

1,000

,122**

,001

,122**

,001

,216**

,000

,252**

,000

,032 ,394

1,000

,655**

,000

,398**

,000

,459**

,000

,057 ,125

1,000

,404**

,000

,377**

,000

,046 ,219

1,000

,287**

,000

,079*

,034

1,000

,034 ,362

1,000

Correlatie is significant op het ** 1% level (tweezijdig) Correlatie is significant op het * 5% level (tweezijdig)

De variabelen zijn op interval niveau gemeten, waardoor er gebruik wordt gemaakt van Pearson

correlatie methode. Correlatie geeft aan in hoeverre er sprake is van lineaire relatie tussen twee

variabelen. Bij een positieve correlatie neemt de waarde van de beide variabelen toe en bij een

negatieve correlatie neemt de waarde van de variabelen af. Bij een correlatiecoëfficiënt van +1 of

-1 is er een perfect verband en bij een waarde van 0 is er geen enkele lineaire samenhang. Op deze

manier wordt er gekeken waarop de scores op de ene variabele samenhangen met de scores op de

ander variabele.

(28)

Uit de resultaten blijkt dat van de vijf variabelen er vier significant met elkaar correleren. De organisatieomvang bleek als enige bij een betrouwbaarheidsinterval van 99% niet significant was.

Dit betekent dat er geen sprake is van enige samenhang tussen de organisatieomvang en de variabelen; rapportcijfer, perceptie groeimogelijkheden, perceptie winstgevendheid en perceptie reputatie. De correlatiecoëfficiënt tussen de organisatieomvang en de vermogenskosten geeft weer dat er een significantie is (p= ,035) bij een betrouwbaarheidsinterval van 95%, maar de correlatiecoëfficiënt (r= 0,079) geeft weer dat er nauwelijks of geen correlatie is.

Analyse van de correlatietabel wijst uit dat het rapportcijfer onderling laag correleert met de ondernemingsprestaties (perceptie groeimogelijkheden, perceptie winstgevendheid, perceptie vermogenskosten en perceptie reputatie). Eveneens is er een lage correlatie tussen de variabelen van de ondernemingsprestaties.

4.3. Meervoudige regressieanalyse

In paragraaf “correlaties” werd geconcludeerd dat er een verband lijkt te bestaan tussen enkele ondernemingsprestaties en de waardering van het risicomanagement systeem. In deze paragraaf worden de vier proposities uit het conceptuele model statistisch getoetst middel een meervoudige regressieanalyse die wordt toegepast op de dataset. De proposities hebben betrekking op de invloed van onafhankelijke variabelen „creëren van groeimogelijkheden‟, „meer winstgevendheid‟, „lagere vermogenskosten‟ en „betere reputatie‟ op de afhankelijke variabele

„waardering van risicomanagement systeem‟.

De meervoudige regressie analyse kijkt of er op basis van de correlatie van meerdere onafhankelijke variabelen invloed hebben op een afhankelijke variabele en of dit een positief of negatief effect is.

Uit de correlatietabel in paragraaf 4.2. blijkt dat er geen significante correlatie bestaat tussen de controle variabele en de afhankelijke variabele. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de organisatie omvang, gemeten door de totale omzet of budget, geen invloed heeft op de afhankelijke- en onafhankelijke variabele. Aangezien het idee achter correlatie bij uitstek de

„kracht‟ van relatie weerspiegelt, is de Pearson correlatietest op zichzelf niet betrouwbaar genoeg als basis voor de resultaten. Er zijn ook andere variabelen die een verklaring kunnen geven voor de correlatie. Hierdoor zal de controle variabele in de meervoudige regressie analyse betrokken worden.

Er zijn vier regressie analyses uitgevoerd. De resultaten van deze regressieanalyse zijn te vinden

in tabel 5. Voor een totaaloverzicht van de uitkomsten van deze meervoudige regressie analyse

wordt verwezen naar bijlage IV.

(29)

Tabel 5:

Meervoudige regressie analyse

Unstandardized Coëfficiënt Standardized Coëfficiënt

B Std. Error Beta T Sig.

Constant

Organisatieomvang Percepties

(P1) Groeimogelijkheden (P2) Winstgevendheid (P3) Vermogenskosten (P4) Reputatie

5,468 0,000

-0,065 0,001 0,211 0,303

0,184 0,000

0,064 0,061 0,049 0,054

0,013

-0,051 0,000 0,170 0,226

29,674 0,377

-1,010 0,010 4,262 5,576

0,000 0,706

0,313 0,992 0,000 0,000

R

- squared

Adjusted R Squared F-Value

0,088 0,082 13,934

Een regressieanalyse onderzoekt welke variabelen en in welke mate onderling samenhangen oftewel de invloed van de variabelen met betrekking tot de ondernemingsprestaties op de waardering van het risicomanagement systeem. In dit onderzoek is voor meervoudige regressieanalyse gekozen omdat er meerdere variabelen invloed kunnen hebben op de waardering van het risicomanagement.

Het valt op dat het verband tussen de variabelen niet zo heel sterk is. De R Squared (R²) is 0,088 en dat geeft aan dat 8,8 procent de waardering van het risicomanagement systeem verklaard. Om de mogelijke oorzaak van de lage adjusted R square (8,2 procent) te achterhalen, is de verdeling van de afhankelijk variabele „waardering van het risicomanagement systeem‟ (zie figuur 2) bekeken. Uit het figuur „verdeling van het rapportcijfer‟ kan worden vastgesteld dat er voldoende variantie aanwezig is en dit dus niet de oorzaak kan zijn voor de lage verklaring van het model.

Het resultaat van de regressieanalyse levert de volgende gegevens op; Propositie 1 en 2 kunnen statistisch niet worden geverifieerd omdat zij niet significant zijn. Propositie 3 en 4 kunnen daarentegen wel worden geverifieerd.

De controle variabele, organisatieomvang gemeten door de totale omzet of budget van een bedrijf

heeft geen invloed op de waardering van het risicomanagement systeem. Deze relatie is niet

significant (0,709) zoals te zien in tabel 5. Dit betekent dat de grootte van de onderneming niet

(30)

Propositie 1 „de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de perceptie groeimogelijkheden van een onderneming‟

De variabele perceptie groeimogelijkheden (β= 0,226 > 0,05) heeft geen significante effect op de waardering van het risicomanagement systeem. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bedrijven die groei doormaken of potentiële groeimogelijkheden hebben, het nut van het risicomanagement systeem niet zien.

Propositie 2 „de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de perceptie winstgevendheid van een onderneming‟

De variabele perceptie winstgevendheid (β=0,000, > 0,05) geeft aan dat er geen significant effect is op de waardering van het risicomanagement systeem. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bedrijven geen toename in de winstgevendheid hebben aangetroffen, derhalve het risicomanagement systeem geen voordeel heeft geleverd op de winstgevendheid van de bedrijven.

Propositie 3 „de waardering van het risicomanagement systeem wordt negatief geassocieerd met de perceptie vermogenskosten‟

De variabele perceptie vermogenskosten (β=0,170, < 0,05) geeft aan dat er positieve (significant) effect is op de waardering van het risicomanagement systeem. De voorgestelde propositie kan worden geverifieerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de bedrijven een verlaagde kapitaalkosten ervaren bij gebruik van het risicomanagement systeem.

Propositie 4 „de waardering van het risicomanagement systeem wordt positief geassocieerd met de perceptie reputatie‟

De variabele perceptie reputatie (β=0,226, <0,05) geeft aan dat er positieve (significant) effect is op de waardering van het risicomanagement systeem. De voorgestelde propositie kan worden geverifieerd. Hieruit kan worden geconcludeerd dat de verantwoording over risicomanagement in de jaarverslagen voordeel levert en ten goede komt aan de reputatie.

De proposities zijn gecontroleerd op organisatieomvang. De variabele organisatieomvang heeft

geen invloed op de proposities.

(31)

5. Conclusie, discussie, beperkingen en aanbevelingen voor vervolgonderzoek

In dit laatste hoofdstuk worden de conclusies, discussie, beperkingen en aanbevelingen voor een vervolgonderzoek beschreven die zijn voortgekomen uit de resultaten zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. De eerste paragraaf bevat de conclusie, daarna volgt de discussie en vervolgens komt de paragraaf over de beperkingen aan bod. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met aanbevelingen voor een vervolgonderzoek.

5.1. Conclusie

In dit onderzoek heeft de invloed van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties centraal gestaan. Er is een onderzoek gedaan naar de invloed van risicomanagement systeem op de gepercipieerde ondernemingsprestaties van 727 Nederlandse rechtspersonen. De prestaties van de bedrijven zijn gemeten door middel van de variabelen;

groeimogelijkheden, winstgevendheid, vermogenskosten en reputatie. De veronderstelling was dat de hoogte van het rapportcijfer oftewel de waardering van het risicomanagement systeem, het genoten voordeel op het gebied van de ondernemingsprestaties weerspiegeld.

Deze veronderstelling leverde de volgende probleemstelling op;

"Wat is de gepercipieerde toegevoegde waarde van risicomanagement op de ondernemingsprestaties?"

Om een richting te geven in het onderzoek zijn er aantal deelvragen geformuleerd en vanuit de wetenschappelijke literatuur uitgewerkt;

 Welke effecten van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties zijn er onderkend?

 Wat is Enterprise Risk Management en wat is het doel van Enterprise Risk Management?

 Welke factoren zijn van invloed op het risicomanagement implementatie?

Hieronder worden de deelvragen kort samengevat en een conclusie gegeven.

Welke effecten van het risicomanagement systeem op de ondernemingsprestaties zijn er onderkend?

De voordelen voor het implementeren van een risicomanagement systeem kunnen niet eenduidig

worden geschetst. Er zijn veel onderzoeken verricht naar de invloed van risicomanagement

systeem op de ondernemingsprestaties. Zo hebben Pagach en Warr (2010) geconcludeerd dat er

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In tegenstelling tot onze verwach- tingen, suggereren deze resultaten dat zowel de optierege- lingen voor het topmanagement als de bedrijfsbrede optie- plannen een negatief

Figure 5.6: Plot of the Sensor Node Idle State Supply Current as Measured by the Sensor Node and the Tektronix DMM4050 Precision Digital Multimeter for 10 Nodes Descriptive

In their definition PMS 1 are viewed ‘as the evolving formal and informal mechanisms, processes, systems, and networks used by organizations for conveying the key objectives and

Naar aanleiding van de door mij vastgestelde verbanden kan verder onderzoek naar de samenhang tussen strategie en MCSs gericht worden op ondermeer: (i) het verband tussen

Duyzer en Vonk (2001) concluderen dat de verhouding tussen natte en droge depositie voor de verschillende door hen gemeten gewasbeschermingsmiddelen zeer variabel is en dat de

We need to reconsider whether therapeutic strategies that target ER degradation are useful in Wilson disease, since decreasing ER degradation will not remove the second

In summary, round 1 and 2 of the Delphi part of the study resulted in a validated ERM implementation model (refer to Figure 6.5) where all the senior risk

De supporters’ trust van AFC Wimbledon haalde, omstreeks 2004, via de uitgifte van aandelen 1,3 miljoen pond op voor de aankoop van een stadion en de start van een nieuwe club