Vraag nr. 18
van 11 september 1995
van de heer LUK VAN NIEUWENHUYSEN Nederlandstalige omroepen – Financiële hulp
Tijdens het recente colloquium Nederlands in de Wereld had de administrateur-generaal van de BRTN het i.v.m. een mogelijke samenwerking met de Neder-landstalige of Afrikaanstalige omroepen, over het beroep dat zou kunnen worden gedaan op gelden van de Europese Unie en de Unesco voor vertaling, dub-bing en andere faciliteiten. Tot dan toe werden die mid-delen ongebruikt gelaten.
Kan de minister mij meedelen of daar intussen al een beroep op werd gedaan ?
Welke zijn de precieze voorwaarden waaraan moet worden voldaan om van de bewuste middelen gebruik te kunnen maken en om welke bedragen kan het maxi-maal gaan ?
Weet de minister welke taalgroepen hierop reeds een beroep hebben gedaan en welke bedragen daarmee zijn gemoeid ?
Antwoord
Naar aanleiding van verschillende tussenkomsten in de werkgroep Audiovisuele Media, werd aan het slot van het colloquium Nederlands in de Wereld inderdaad de aandacht gevestigd op de wenselijkheid om concrete samenwerkingsprojecten tot stand te brengen tussen de Nederlands- en Afrikaanstalige landen.
Gehoopt werd voor eventuele samenwerkingsprojecten gebruik te maken van internationale steunprogram-ma's.
Het Mediaprogramma van de Europese Unie richt zich evenwel tot omroepen en producenten van de lidstaten van de Europese Unie en tot derde aan Media deelne-mende landen.
Het Europees coproduktiefonds Eurimages is in princi-pe voorbehouden voor de lidstaten van de Raad van Europa. Het gaat hier om een rechtstreekse subsidie (systeem voorschot op ontvangsten) aan coprodukties van langspeelfilms en TV-documentaires, waarbij ten minste drie producenten uit verschillende lidstaten betrokken zijn. De mogelijkheid tot een minderheids-participatie van een vierde coproducent (eventueel niet Europees) blijft hier evenwel open : bij voorbeeld een coproduktie met Vlaanderen-Nederland-Luxemburg en Zuid-Afrika of de Nederlandse Antillen.