• No results found

Eindexamen economie 1-2 havo 2002 - I

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Eindexamen economie 1-2 havo 2002 - I"

Copied!
1
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opgave 6

Maximumscore 2

16 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

Een antwoord waaruit blijkt dat de beroepsbevolking tussen 1993 en 1997 is toegenomen.

Maximumscore 2

17 † Een voorbeeld van een juiste berekening is:

5.769.000 + 3.000 = 5.772.000 personen.

Maximumscore 2

18 † Een voorbeeld van een juiste berekening is:

(77,6% – 37,6%) × 6.164.000 = 2.465.600 personen Maximumscore 2

19 † Een voorbeeld van een juist antwoord is:

de werkgelegenheid

Uit het antwoord moet bovendien blijken dat de werkgelegenheid (steeds meer) toeneemt.

de particuliere investeringen

Uit het antwoord moet bovendien blijken dat de investeringen (steeds meer) toenemen.

Maximumscore 2

20 † Een antwoord waaruit blijkt dat het gaat om 1994, omdat in dat jaar de arbeidsproductiviteit sterker stijgt dan de loonkosten per werknemer.

Eindexamen economie 1-2 havo 2002 - I

havovwo.nl

Antwoorden Deel-

scores

 www.havovwo.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In de eerste week van juli zijn er op de bloemenveilingen in Nederland 200.000 bossen snijbloemen doorgedraaid.. Voor deze bloemen waren op de veiling

Karel wijst in zijn betoog met name op de positieve gevolgen van gratis openbaar vervoer voor de mobiliteit op de arbeidsmarkt.. Ook pleit hij voor het invoeren

Achteraf had de centrale bank van Nederland daarom liever gezien dat bij het vaststellen van de omrekenkoersen van een hogere koers van de Nederlandse gulden was uitgegaan?.

2p 19 † Noem uit beide statistieken een gegeven waarvan de ontwikkeling tussen 1995 en 1997 wijst op een opgaande conjunctuur.. De loonkosten per eenheid product worden bepaald

3p 21 † Toon met behulp van een berekening aan dat de werkgelegenheid in personen bij Blaauw in 2000 ten opzichte van 1999 met meer dan 10% is gestegen. 3p 22 † Is

In het kringloopschema in figuur 1 staan uitsluitend geldstromen tussen economische sectoren weergegeven.. Voor iedere sector is het totaal van de inkomende geldstromen gelijk aan

[r]

Een verklaring waaruit blijkt dat een prijselasticiteitcoëfficiënt van –0,1 aangeeft dat (uitgaande van dezelfde prijsverandering) de procentuele verandering van de gevraagde