Dimensionering
van de lijnbeveiliging
van een transformator
Dimensionering van de lijnbeveiliging van een transformator
Grootte van de inschakelstroom
Deze is afhankelijk van een aantal factoren.
• De bouwgrootte van de transformator
Vanzelfsprekend neemt de inschakelstroom toe met de bouwgrootte van de transfo. Het volume ijzer dat gemagnetiseerd moet worden stijgt immers.
• De werkinductie van de transformator
Deze designparameter van de transformator bepaalt hoofdzakelijk het gewicht, de afmetingen, de nullaststroom en ook de inschakelstroom.
• Impedantie van het elektriciteitsnet
Hoe groter de impedantie, hoe meer het net de inschakelstroom zal onderdrukken. Een woning in een landelijke regio wordt vaak gevoed via een kabel met een lengte van vele kilometers. De impedantie die deze kabel veroorzaakt, zal de inschakel- stroom sterk beperken. De kans op inschakelproblemen is hier dus eerder klein. In een industrieel gebouw daarentegen is de transfo met een korte, dikke kabel aan de middenspanningscabine aangesloten.
Verband tussen inschakelstroom en lijnbeveiliging
Bij het selecteren van de lijnbeveiliging voor een transformator wordt de inschakelstroom vaak onderschat. Op het moment dat de transformator onder spanning wordt gebracht, moet de volledige ijzeren kern ‘gemagnetiseerd’ worden. Tijdens dit proces, dat slechts een fractie van een seconde duurt, zal de transformator een stroompiek uit het elektriciteitsnet vragen. Deze inschakelstroom kan tot 25 keer hoger liggen dan de stroom tijdens de normale werking, ook wanneer de transformator onbelast is.
In kleinere installaties, bijvoorbeeld woningen, is de zekering op de kop van de installatie vaak een sterk beperkende factor voor de inschakelstromen die geleverd kunnen worden. Bij de selectie van een transformator is het dus cruciaal om eerst na te gaan of de installatie deze transformator wel probleemloos kan inschakelen. Indien niet biedt EREA oplossingen in de vorm van inschakelstroomarme transformatoren en inschakelstroombegrenzers.
In industriële toepassingen waar de capaciteit van het elektriciteitsnet ruim bemeten is, vormt dit zelden een probleem. Hier kan men bijna altijd de lijnbeveiliging optimaal dimensioneren. Uiteraard moet er wel de nodige aandacht aan besteed worden.
LIJNBEVEILIGING: automatische zekering die aan het begin van de leiding deze beschermt tegen overstromen door overbelasting of kortsluiting.
Dimensionering van de lijnbeveiliging
Omdat het in de praktijk vaak moeilijk is om de reële netimpedantie in te schatten, kiest men meestal voor zekerheid. De transformator wordt primair afgezekerd met een type D automaat voor grote inschakelstromen of een aM-smeltveiligheid met een stroomwaarde van 1,5 tot 2 keer de nominale primaire stroom van de transformator.
Figuur 1: Stroomvorm bij het inschakelen van een SPT 31500/BTE op een 400V-net op enkele meters van een
middenspanningscabine. De transformator kan niet in slechtere omstandigheden ingeschakeld worden. De maximale piekstroom bij inschakeling bedraagt dan ook bijna 1200A of 25x de nominale primaire stroom van deze transfo.
Figuur 2: Karakteristieken van verschillende installatie- automaten. Een D80 automaat kan bijvoorbeeld
inschakelstromen van 1200A (15x 80A) verwerken. De D80 automaat volstaat dus voor de situatie geschetst in figuur 1.
Hoewel de D-automaten of aM-smeltveiligheden de voorkeur genieten, is het ook mogelijk om een C-automaat of een gG- smeltveiligheid te kiezen. Deze hebben een kleinere verhouding tussen de toegelaten piekstroom en de nominale stroom. Om de transformator telkens opnieuw probleemloos te kunnen in schakelen, zal de nominale stroom van de zekering hoger moeten liggen. Enerzijds heeft dit tot gevolg dat de voedingskabel naar de transfo dikker moet zijn, anderzijds zal de overgedimensioneerde lijnbeveiliging een minder goede bescherming tegen overbelasting bieden.
De transformator heeft enkel een invloed op de keuze van de stroom en de curve van de zekering die als lijnbeveiliging fungeert.
Andere parameters, zoals de kortsluitstroom van de automaat en de dimensionering van een bijpassende verliesstroomschakelaar, worden niet bepaald door de eigenschappen van de transfo maar zoals in elke andere kring.
In onze technische documentatie en op onze website is voor elke standaardtransfo een aanbevolen zekering vermeld. Deze waarden zijn berekend om een transformator elke keer opnieuw probleemloos te doen inschakelen. Voor kritische, vaak industriële toepassingen waar het elektriciteitsnet zeer stug is, wordt bij voorkeur een D-automaat (of aM-smeltveiligheid) gekozen. In minder moeilijke omstandigheden kan een C-automaat of een gG-smeltveiligheid gekozen worden.
In sommige gevallen zijn de aanbevolen automaten niet haalbaar in een bepaalde installatie, bijvoorbeeld in een woning waar de automaat op de kop van de installatie al gevoeliger is dan de aanbevolen automaat voor de transformator.
De meest eenvoudige oplossing is om te kiezen voor de hoogst haalbare zekering. Bij een gemiddelde of hoge netimpedantie kan het dat de automaat niet of slechts sporadisch afschakelt. Zeker als de transformator constant onder spanning staat, is het risico op uitschakeling kleiner. Maar het spreekt voor zich dat de onzekerheid maakt dat deze noodoplossing ver van optimaal is.
Inschakelstroomarme transformatoren
Om een meer betrouwbare installatie te bouwen, heeft EREA enkele specifieke oplossingen. Enerzijdse beschikken we over inrush cur- rent limiters (IRC’s). Deze toestellen worden vóór de transformator geplaatst. Ze zorgen ervoor dat tijdens de inschakeling kortstondig de impedantie van het net verhoogd wordt. Daardoor verloopt het magnetiseren van de kern rustiger. Dit kan voor transformatoren met een primaire stroom tot 25A. Voor driefasige transformatoren voorziet men 3 IRC’s.
Een tweede oplossing is kiezen voor een inschakelstroomarme transformator. Bij dit type wordt de kern minder sterk gemagnetiseerd (men spreekt dan van een ‘lage inductie transformator’). Deze transformatoren hebben uit zichzelf al een lagere inschakelstroom en kunnen afgezekerd worden met een C-automaat die niet overgedimensioneerd moet worden. Het nadeel van deze transformatoren is dat er meer kernmateriaal en/of koperwikkelingen nodig zijn om hetzelfde vermogen over te brengen. Daardoor zijn ze groter en duurder dan de standaard transformatoren.
Van elke transformator kan op aanvraag een inschakelstroomarme variant gemaakt worden.
Figuur 4: Schakelschema voor een inschakelstroombegrenzer voor een driefase transformator
Voor het laden van elektrische wagens zijn er een aantal inschakelstroomarme
transformatoren als standaard beschikbaar. Klik voor meer info op onze website. Monofasig Driefasig