Tilburg University
Bedrijfseconomische aspecten van de vermogensaanwasdeling
Meijers, Henricus
Publication date:
1980
Document Version
Publisher's PDF, also known as Version of record Link to publication in Tilburg University Research Portal
Citation for published version (APA):
Meijers, H. (1980). Bedrijfseconomische aspecten van de vermogensaanwasdeling. Stenfert Kroese.
General rights
Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain
• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy
If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Bedrij.fseconomische aspecten van de vermogensaanwasdeling
1
FEFT.
...
'fl,- 1 .Bedrijfseconomische aspecten
van de vermogensaanwasdeling
PROEFSCHRIFT
TER VERKRIJGING VAN DE GRAAD VAN DOCTOR IN DE ECONOMISCHE
WETENSCHAPPEN AAN DE KATHOLIEKE HOGESCHOOL TILBURG, OP GEZAG VAN
DE RECTORMAGNIFICUS, PROF. DR. J. E. A. Al. VAN DlJCK, IN HET OPENBAAR TE VERDEDIGEN TEN OVERSTAAN VAN EEN DOOR HET COLLEGE VAN DECANEN AANGEWEZEN COMMISSIE IN DE AULA VAN DE HOGESCHOOL OP DONDERDAG 17
APRIL 1980 TE 16.00 UUR. DOOR HENRICUSMEIJERS, geborenteVenlo. S. Nr.
803513
Kalhalicke'lageschial sig,3 :*&-64* 6.2&2
Tilburg
UDC 331.243
-1-65 8.1552
1980
PROMOTOR: PROF. DR. S. E. DE JONG
ISBN 90 207 0963 1
D 1980 2525 12
© 1980 H.E.StenfertKroese B.V., Leiden/Antwerpen
Nietsuitdezeuitgave magwordenverveelvoudigd en,ofopenbaargemaakt doormiddel van
druk, fotocopie. microfilm of op welkeanderewijzeook. zonder voorafgaande toestemming van de uitgever.
Vooralle kwestiesinzake het kopilren van een of meer pagina's uit dezeuitgave: Stichting
Voorwoord
Dit boek ishet resultaat van eenonderzoek dat ik indeafgelopenjaren in
het kader vanmijnfunctiealswetenschappelijkmedewerker aande economi-sche faculteit vandeKatholieke HogeschoolteTilburghebverricht.
Ik hoop hiermee een 'maatschapplijk relevant' wetenschappelijk
onder-zoektehebben gedaan.
Grote dank ben ikallereerstverschuldigd aanmijnpromotor, prof. dr. S. E. de Jong. Onder zijn leiding heb ikde eerste stappen op het pad van de
wetenschap gezet, eerst als student-assistent, en later als wetenschappeluk medewerker.Metgrote toewijding heeft hijdetotstandkoming vandit proef-schriftbegeleid.
Daarnaast wil ik op deze plaats dank brengen aan prof. dr. H. W. J.
Bosman, prof. dr. W. H.J. Reynaerts, prof. dr. L. Traas en mr. H. M. N. Schonis, dieallenbereid wareneengedeelte van detekst doorte nemen en,
vanuit hunspecifiekedeskundigheid, vancommentaartevoorzien.
Veel dank ben ik ook verschuldigd aanmijncollega's drs. J. van derHilst,
drs. A.J. Schoorlemmer en vooral drs. P. J. W. Duffhues,diealtijd bereid
waren over tal vanaspecten met mij van gedachtentewisselen.
Totslotwilikdankbrengen aan E.A. Meijers-Millenaar en mej. A. van de
Wiel voor hun hulp bijdecorrectie van detekst.
Tilburg,december 1979,
Inhoudsopgave
1. INLEIDING
1.1 Watis'vermogensaanwasdeling' ? / 1 1.2. Eenkortebespreking van de
inhoud /3
2. DE GESCHIEDENIS VANDEVERMOGENSAANWASDELING IN NEDERLAND
2.1. Inleiding
2.2. Het voorstelvan Romme en VandenBrink (1945) / 7
2.3. Een rapport vandePartij vandeArbeid (1951) / 10
2.4. De opvatting van de KatholiekeArbeidersbeweging (1952) / 11 2.5. Het voorstel vandevakcentrales (1964) / 12
2.6. De reactie vandewerkgeversorganisaties (1965) / 17 2.7. Het antwoord van devakcentrales (1966) / 21
2.8. Het advies vande Sociaal-Economische Raad (1968) / 24
2.9. De Interimnota Inkomensbeleid (1975) / 28
2.10. Hettweede SER-advies (1975) / 31
2.11. Het wetsontwerp vanhetkabinet-Den Uyl (1976) / 34
2.12. Het gewijzigde vAD-wetsontwerp (1977) / 40
2.13. Het compromisvanAlbeda tijdensdekabinetsformatie (1977) / 41 2.14. Dewetsontwerpen vanhetkabinet-Van Agt-Wiegel (1978) / 42
3. DE VERMOGENSAANWASDELING IN ENKELE ANDERE LANDEN
3.1. Inleiding / 47
3.2. De regelingeninFrankrijk / 47
3.4. Een voorstelinDenemarken / 54
3.5. EnkelevoorstelleninEngeland / 55
3.6. Een voorstel vande Zweedsevakbonden / 55
3.7. Conclusies / 57
4. DE KWANTIFICERING VAN DEBELANGRUKSTEVAD-VOORSTELLEN
VOOR EENFICTIEVEREPRESENTATIEVEONDERNEMING
4.1. Inleiding / 58
4.2. De basisgegevens / 58
4.2.1. Derentabiliteit van de opde beurs genoteerdeondernemingen / 58 4.2.2. De fiscalerentabiliteit / 60
4.2.3. Definancielestructuur vandeNederlandseondernemingen / 62 4.2.4. Indexcijfers betreffende de waarde-ontwikkeling vande activa / 63 4.2.5. De gegevens vaneenfictieve representatieveonderneming / 65
4.3. Deopbrengst volgensdebelangrijkste vAD-voorstellen / 66
4.4. Conclusies / 69
5. DE VAD-OPBRENGST VOOR HETGEHELENEDERLANDSE BEDRIJFSLEVEN
5.1. De schatting vandeVAD-opbrengst inhet SER-advies uit 1975 / 71 5.2. De raming van deVAD-opbrengst volgenshet wetsontwerp uit 1976
Ill
5.3. DevAD-opbrengstvolgenshet gewijzigdewetsontwerp uit 1977 / 74
5.4. DevAD-opbrengstvolgens dewetsontwerpen uit 1978 / 78
6. DE NORMALE VERGOEDING OVER HETEIGENVERMOGEN
6.1. Inleiding / 83
6.2. Enkeleopvattingen indeliteratuur / 84
6.3. De bepaling vandegewensterentabiliteit / 92
6.4. De resultatenvanenkele eerdereonderzoekingen / 94
6.5. Een poging tot kwantificering van de vermogenskostenvoet in
Nederland / 101
6.6. Conclusies m.b.t. de normale vergoeding zoals voorgesteld in de
6.7. De invloed van de vermogensaanwasdeling op de door de aandeel-houdersgewensterentabiliteit / 109
6.8. Degewenste opbrengst voor de VAD-bewijzen / 114
6.8.1. De gewenste opbrengst voor de VAD-bewijzen in het voorstel van
het kabinet Den Uyl uit 1977 / 114
6.8.2. De gewenste opbrengst voorde VAD-bewijzen uitgegeven krachtens
het voorstel vanhetkabinet-Van Agt (1978) / 1 1 6
7. DE BEPALING VANDEOVERWINST
7.1. Inleiding / 119
7.2. Overwinstbepaling, nominalismeensubstantialisme / 121
7.3. Enkele opmerkingen bijdeoverwinstbepaling volgens de
VAD-WetS-ontwerpen uit 1978 / 123
7.4. Toepassing op eenvoorbeeld / 126
7.5. De overwinst bij toepassing van devervangingswaarde 1 \27
7.6. De invloed van definanciale structuur opdewinstbepaling / 128 7.7. Nogmaalsdeinstandhoudingsgedachte / 129
7.8. Eenalternatieveberekening van devermogensaanwas / 130
7.9. Samenvatting enconclusies / 132
8. OVERWINSTBEPALINGENINFLATIENEUTRALE BELASTINGHEFFING
8.1. Inleiding,devoorstellenvanHofstra / 135
8.2. De uitwerking vanderegeling / 137
8.3. InflatieneutraleVAD-berekening / 140 8.4. Samenvatting enconclusies / 144
9. DE OMVANG VANDEVAD-UITKERING DOORDEONDERNEMING
9.1. Inleiding / 146
9.2. Enkelebasisgegevens / 147
9.2.1. De hoogte vandenormalevergoeding / 147
9.2.2. Derentabiliteit vanhet eigen vermogen / 148
9.2.3. Deherwaardering vanhet eigen vermogen / 149 9.3. De omvang vandeVAD-uitkering / 150
10. DE INVLOED VAN DE VAD OPDEWAARDE VANDEAANDELEN
10.1. Inleiding,dewaarde vandeaandelen / 159
10.2. Het model ter bepaling van de marktwaarde bij aanwezigheid van
een vAD-regeling / 160
10.2.1. Demarktwaarde bij uitkering van de vAD incontanten / 160
10.2.2. Demarktwaarde bijuitkering van de VADinaandelen / 161 10.2.3. Demarktwaarde bijuitkering van de VADinVAD-bewijzen / 162
10.2.4. De marktwaarde bij uitkering van de VAD in VAD-bewijzen waarop de periodieke vergoeding voor 50% geschiedt in nieuwe vAD-bewij-zen / 163
10.2.5. De marktwaarde indien de helft van de VAD-Uitkering fiscaal
af-trekbaar is / 165
10.2.6. De marktwaarde indien een gedeelte van de VAD fiscaal aftrekbaar is / 166
10.3. DeVAD-afdrachtalspercentage van het eigenvermogen / 168 10.3.1. DeVAD-afdracht volgens het wetsontwerp uit 1977 / 168
10.3.2. DeVAD-afdracht volgens hetvoorstelvanAlbeda uit 1977 / 170 10.3.3. DeVAD-afdracht volgensdewetsontwerpen uit 1978 / 170
10.4. De endogenebepaling vandedisconteringsvoet / 171
10.5. De kwantificering van de invloed van de VAD opde waarde van de aandelen / 172
10.5.1. Dekwantificering voorhetwetsontwerp uit 1977 / 172 10.5.2. Dekwantificering voorhetcompromis-Albeda / 174 10.5.3. Dekwantificering voordewetsontwerpen uit 1978 / 176
10.6. Samenvattingenconclusies / 177
11. DE INVLOED VAN DE VAD OP DE FINANCIELE STRUCTUUR VAN DE ONDERNEMING
11.1. Het wetsontwerp vanhetkabinet-Den Uyluit 1977 / 179 11.2. Het compromisvan Albeda uit 1977 / 181
11.3. De wetsontwerpen van hetkabinet-Van Agt uit 1978 / 183
11.4. Het relatieve belang van de VAD-gerechtigden na 25 jaar
12. SLOTOPMERKINGEN EN SAMENVATTING
12.1 Positieve effecten vandevermogensaanwasdeling / 187
12.2. De invloed van de VAD Op de omvang van de investeringen f 188 12.3. De vADalsbelasting / 189
12.4. Wie draagtde lasten van de VAD? / 191
12.5. De geschiedenis van de vAD in Nederland / 192 12.6. De bepaling vandeoverwinst / 193
12.7. Deomvang vandeVAD-afdracht doordeonderneming / 194
12.8. De invloed van de VAD op de waarde van de aandelen en op de financi8lestructuur vandeonderneming / 195
12.9. De VAD en deinflatieneutrale belastingheffing / 196
12.10. De VAD ineenaantalanderelanden / 196
12.11. De VAD-Opbrengst voor alleondernemingentezamen / 197
12.12 Slotopmerking: heeft de invoering van een VAD zoals door de regering voorgesteld wel zin? / 198
1
Inkiding
1.1. WAT IS 'VERMOGENSAANWASt)ELING'?
Onder vermogensaanwasdeling (VAD)verstaan we het delen vande
werkne-mers indetoename vanhet eigen vermogen vandeondernemingen.Uiteraard
heeftditslechtsbetrekking opdevermogenstoename die geschiedt uit de door
de ondernemingen behaaldewinsten. Doorgaans gaatmenervan uit dat de
VAD dienttegeschieden uitdewinstendie resterennadatdeverschaffers van heteigenvermogen,deaandeelhouders,eenredelijke ofwel 'normale' vergoe-dinghebben ontvangen over het door hen ingebrachte eigenvermogen. De vAD wordtdanuitgekeerdten laste van de'overwinst'. Ervan uitgaande dat
de winst hetoverschot isdatresteertnadatalleparticipanten inde
onderne-mingeenredelijke vergoedinghebben ontvangen,wordtdezeoverwinst door
sommigenjuistdewinstgenoemd.
Aangezien bij de VADdewerknemers delen indeaanwas van het vermogen vandeondernemingenkunnenweslechtsover vermogensaanwasdeling
spre-ken indiendeaanspraken van werknemers op een deel vandeoverwinst niet in de vorm vancontanten worden uitgekeerd. Geschiedt dit wel. dan is het
betertespreken overeenCover-)winstdeling.
We definieren deVADderhalve alseenregeling krachtens welkede
werkne-mers een deel van de doordeondernemingbehaaldeoverwinst in de vorm van
vermogenstitelskrijgen uitgekeerd.
Nietiedereenhanteerteendergelijke strakke definitie. ZosteltReynaerts:
'Vermogensaanwasdeling kunnen wij dan ook omschrijven als een systeem waarbij aan de werknemers een rechtsaanspraak wordt toegekend op de overwinst vaneenonderneming: 1 Ineenrapport vaneenstudiecommissie uit dedrievakcentralen, NVV, NKV en CNV, uit 1964wordtwetuitgegaan van een 1. W. H. J. Reynaerts, Het investeringsloonalsinstrumentvanbezitsvormingsbeleid, Leiden,
2 Inleiding
enge definitie: 'Voor zover de werknemers een aandeel in deze overwinst
verkrijgen in de vorm van contanten, is er in onze opvatting sprake van
winstdeling. Wordt dit aandeel uitgekeerd in de vorm van vermogenstitels dan spreken we van verniogensaanwasdeling.,2
Slooff geeft in zijn proefschrift over de vermogensaanwasdeling een omschrijving vandevermogensaanwasdeling in enge en eenin ruimere zin:
Onder vermogensaanwasdelingis,tenzijanderswordttekennengegeven. te
verstaan het ineenbepaaldewettelijkofcontractueelvastgelegdeverhouding
delen vandewerknemersopgrond van hun arbeidsverhouding tot een
pro-duktiegemeenschap,individueel ofalscollectiviteit, in hetals vermogensaan-was ingehouden gedeelte van de overwinst. In enge zin houdt dit in. de
ontvangst door werknemers van aanspraken opbedrijfsvermogen. Inruime zin kan men echter ook spreken van vermogensaanwasdeling wanneer de
werknemerseenbedragin contanten uitdeoverwinst ontvangen. hetwelk zij uitsluitendvoor duurzamebelegging mogen bestemmen.'3
In het laatste geval is er ook sprake van vermogensvorming, weliswaar
heeft dit niet tot gevolg dat het vermogen bij de onderneming waar de overwinst werd behaald zal toenemen, maar voorde werknemers is er wei
sprake vaneenvermogenstoename.
Onder vermogensaanwasdeling in ruime zin verstaan we dus ook elke
regeling krachtens welkedewerknemers een deel vandeoverwinstin contan-ten krijgen uitgekeerd. mits deze uitkering in geblokkeerde vorm dient te
worden gespaard.
Als alternatief voorde vermogensaanwasdeling wordt vaak het
investe-ringsloon genoemd. Investeringsloon is een gedeelte van het loon dat de
werknemer naastzijn gewonevrij besteedbare loon ontvangt, en dat in een geblokkeerdevorm dienttewordengespaardofbelegd.Integenstelling tot de vermogensaanwasdeling is erdaarbijgeenrelatie tussen de doorde
onderne-mingbehaaldewinst endeomvang vandeuitkering aandewerknemer. Het investeringsloon wordt ookwelaanbevolenalsalternatiefvoorde vermogens-aanwasdeling voor de werknemers bij instellingen zonder winstoogmerk.
Ookdeoverheid zou aandeambtenareneeninvesteringsloonkunnen
uitke-ren. Wezullen daar inonzestudieverder niet opingaan.
2. Bezitsvormingdoor vermogensaanwasdeling, Rapport vaneenstudiecommissie uit de drie vakcentralen Nvv. NKY. C'Nv.Utrecht. 1964. pag. 43.
Een korte bespreking van de inhoud 3
1.2. EENKORTEBESPREKING VAN DEINHOUD
In deze studie worden enkele bedrijfseconomische aspecten van de vermo-gensaanwasdeling (vAD) besproken. Hoewel de vADeeninstrument is dat in het kader van een inkomens- en bezitsvormingsbeleid kan worden gehan-teerd,zullen wijgeenaandacht schenken aandemacro-economische aspecten vandeinvloed van de VAD opdeinkomens-envermogensverdeling Evenmin zullen we de invloed van de VAD op andere macro-grootheden zoals de
spaarquote. het prijsniveau, de omvang van het investeringsvolume en de
werkgelegenheid behandelen. Wet zullen we, in hoofdstuk 5, een schatting maken vandemogelijke totaleVAD-opbrengst voorhetNederlandse bedrij fs-levenindiende wetsontwerpenbetreffende deVADzoals die doorderegering
bij deTweedeKamer zijningediend, aangenomen zouden worden.
Allereerst zullen we een beschrijving geven van de belangrijkste VAD-voorstellen dieinNederland nadeTweedeWereldoorlog zijn ingediend. Het
accent zal daarbij liggen op een aantal bedrijfseconomische aspecten, met
name op de wijze waaropde omvang van de VAD volgensde verschillende
voorstellenwordtvastgesteld.
Naastdezebeschrijving van deNederlandse voorstellen zullen we ook de belangrijkste voorstellenenregelingen ineenaantalandere Europese landen bespreken.Ditgebeurt in hoofdstuk 3.
In hetvierde hoofdstuk vergelijken we de VAD-opbrengst volgens de be-langrijksteNederlandsevoorstellen.We makendaarbijgebruik van de cij fers vaneenfictieverepresentatieveonderneming.
Aangezien deVADdientteworden voldaan uit de doordeondernemingen
behaaldeoverwinsten, schenken we veelaandacht aandebepaling van deze overwinsten. In hoofdstuk6bespreken wedehoogte van de doorde verschaf-fers vanhet eigen vermogen gewenste,ofwelde'normale'vergoeding over het
door hen indeonderneminggeinvesteerde vermogen.Daarnaastbehandelen
we ookdemogelijke invloed van de vAD op de doordeverschaffers van het eigen vermogen gewensterentabiliteitalsmededehoogte vandezerentabiliteit
voor de in het kader van een vAD-regeling uitgegeven zogenaamde VAD-bewijzen.
In hoofdstuk 7 gaan we in op de feitelijke bepaling van de overwinst. Uitgaande vaneenwetenschappelijk gefundeerd overwinstbegripbespreken we de wijze vanoverwinstbepalingzoals die indewetsvoorstellen betreffende de vAD is vastgelegd. Met name behandelen we de 'dubbeltellingen' die
4 Inleiding
overwinstbegrip, dat aaneenaantalgesignaleerde bezwarentegemoet komt. Later,in hoofdstuk 8, gaan we in opdeconsequenties voorde
overwinstbepa-ling van deinvoering vaneeninflatie-neutraal systeemvanbelastingheffing,
zoalsvoorgesteld door prof. mr. H.J. Hofstra.
Demogelijke effecten van deverschillendesystemen worden gekwantifi-ceerd door ze toe tepassen opdecijfers van de, reedsinhoofdstuk4
geYntro-duceerde. fictieverepresentatieveonderneming.
In hoofdstuk 9 bespreken we de omvang van de VAD-uitkering voor de ondernemingvolgens dedriemeestrecenteNederlandsevoorstellen. Hierbij
wordtdeVAD-Uitkering gerelateerd aan devoordeaandeelhouders beschikba-re winst en aan het eigen vermogen vandeonderneming.Besprokenwordt de invloed van eenaantal voorde omvang van de VADbelangrijkevariabelen.
Hoofdstuk 10 handelt overde invloed van de VAD opde waarde van de
aandelen. We gaandaarbij uit vandeveronderstelling datdewaarde van de aandelen gelijk is aandecontantewaarde vandeuitkeringen diede
aandeel-houders uit de aandelen kunnen verwachten. De mogelijke invloed van de
VAD op deze waarde wordt uitgedrukt in een aantal algemene formules en
toegepast op dedriemeest recente vAD-voorstellen. De toepassing geschiedt
voordeverschillendevormen waarin de VADkan wordenuitgekeerd en voor
verschillende waarden vooreen aantalbepalende variabelen.
Op dezelfde wijze wordt in hoofdstuk 11 de invloed van de VAD op de
financille structuur van de onderneming besproken. Met name wordt
be-paald het aandeel van de vAD-gerechtigden in het eigen vermogen van de
onderneming na 10 of25 jaar. Ditaandeelwordtzowel bepaald als percentage
vandeintrinsiekewaarde als van de marktwaarde vanheteigenvermogen. In hoofdstuk 12 totslotmakenweenkeleslotopmerkingenen geven we een
2
De geschiedenis van de
vermogensaanwasdeling in Nederland
2.1. INLEIDING
De discussieover winstdelingen bezitsvorming is al erg oud. Wijzullen ons
indezestudiebeperken totdebelangrijksteconcreetuitgewerkte voorstellen
die in Nederland nadeTweedeWereldoorlog ophet gebied van de VAD Zijn gedaan.
In de eerste jaren na de oorlog stond de wederopbouw van het land centraal. Mede dank zij degeleide loonpolitiek waren de bedrijven toen in
staatom grote winstente behalen.Deoverheidstimuleerdedeherinvestering
vandebehaaldewinsten door hetverlenen vanbelastingfaciliteiten en door het aan banden leggen van de dividenduitkeringen. Hierdoorontstond een
grotekapitaalaccumulatie bij de bedrijven. Heteigendom daarvan berustte vanwegedebestaandejuridische structuur uitsluitend bijdeeigenaren van de
ondernemingen. Dit gebeurdeondanks het feit dat dewerknemers daaraan haddenmee betaald via delage lonen en de.relatief, hogeprijzen die zij als consumenten voor de produkten moesten betalen. Het is derhalve niet verwonderluk dat er stemmen opgingen om de werknemers in de
vermo-gensaanwas vandebedrijventelaten delen.
Reeds in 1948 werd door de minister van Sociale Zaken de Commissie Bezitsspreiding geinstalleerd. Deze commissiebracht in 1952advies uit over
het vraagstuk van de winstdelingl, in 1955 over bevordering van
bezits-vorming door sparenz, en in 1958 over het vraagstuk van de aandeelhou-dersrechten van werknemers.3 De commissie wees een wettelijke verplich-ting tot winstdeling af. Wel heeft de overheid, op basis van haar
rappor-ten. in de loop van de tijd een aantal bezitsvormende maatregelen geno-men. Dit waren met name de Jeugdspaarwet van 1958, de
Premiespaarre-1. Commissie Bezitsspreiding, Het vraagstukderwinstdeling, Den Haag, 1952.
2. Commissie Bezitsspreiding. Bevorderingvan bezitsvormingdoorsparen. Den Haag, 1955.
6 De geschiedenis van de VAD in Nederland
geling Rijksambtenaren van 1960, de WetPremiespaarregelingenen Winst-delingsspaarregelingenvoorwerknemers uit 1962, deWet Fiscale Faciliteiten voor Bezitsvorming m.b.t.Effecten uit 1963.deAlgemenePremiespaarwet uit 1966, de Wet tot instelling van een Bezitsvormingsfonds uit 1971, en de
Wet houdende begeleiding van Spaarloon op het terrein van belasting- en premieheffing uit 1973.
In 1964 verscheen een rapport van een studiecommissie uit de drie
vakcentrales#waarinopgenomen een plan omdewerknemerstelaten delen in
de overwinst vandeondernemingen. In 1965verscheen eenrapport van het Centraal Planbureaus overdemogelijkemacro-economische gevolgen van de invoering vaneensysteem vanVermogensaanwasdeling.Als antwoord op het rapport vandevakcentralesverscheen, eveneens in 1965,eenrapport van de
Raad vanNederlandse Werkgeversverbonden,6waaropdevakcentrales weer reageerdendoor middel vaneenrapportgetiteld: 'VanAntwoordDienend'.7
In 1965vroegdeministervan SocialeZakenenVolksgezondheid over de problematiek vandevermogensaanwasdeling advies aan de Sociaal-Econo-mische Raad, die in 1968 met een, verdeeld, advies
kwam:
Hierna werd erenkelejaren weinigofniets meer vernomen overde vermogensaanwas-delingPas in 1975 kwam de vermogensaanwasdeling weer, methet verschijnen
vandeInterimnotaInkomensbeleid vanderegering,9 in hetcentrum van de
belangstellingtestaan. Reeds in oktober 1974 haddetoenmalige premier Den Uyllaten weten datderegering binnen niet altelange tijd zoukomen met een
wettelijke regeling betreffende winst- en vermogensaanwasdeling. Ten gevolge vandeoliecrisis endedaarnavolgende economische recessie vond er
een loonmatiging plaats. De vakbonden wilden echter voorkomen dat er
daardoorexcessief hoge winsten bij bepaalde bedrijvenzouden ontstaan en wilden derhalve komen tot een afroming van deze winsten. De vermo-gensaanwasdeling zou een middel daartoe kunnen zijn. De interimnota
4. Bezitsvormingdoorvermogensaanwasdeling, Rapport vaneenstudiecommissie uit de drie vakcentralen NKv, Nvv. cwv, Utrecht. 1964.
5. Centraal Plan-Bureau, Verrnogensaanwasdeling: institutioneleen kwantitatieveaspecten.
Bijlage bijdeMemorievanToelichting ophet wetsontwerp van deAlgemenePremiespaarwet.
Den Haag, 1965.
6. Wegennaar bezitsvorming, Rapport vaneencommissie van de raad van Nederlandse
Werk-geversverbonden, 1965.
7. VanAntwoordDienend, kritiekenrepliek, Studiecommissie uit de drievakcentraten NVV.
NKV, CNV,Utrecht. 1966.
8. SociaalEconomische Raad. Advies inzakedevermogensaanwasdelingenandere
instrumen-tenvanbezitsvormingsbeleid. Den Haag, 1968.
Het voorstel van Romme en Van den Brink ( 1945) 1
werd gevolgd door een nieuw advies van de sERl en een wetsvoorstel in
1976.11 Op ditvoorstel kwamen velereacties enveelkritiek,die gedeettelijk
werd verwerkt in het gewijzigde wetsvoorstel van januari 1977.12 Vlak
voordat dit voorstel in de Tweede Kamer zou worden behandeld. viel het kabinet-Den Uyl.Gedurendedekabinetsformatie nadeverkiezingen in 1977 werderonder leidingvanformateur Albeda nogeencompromis bereikt over
eenherzienwetsvoorstel, maar doorhetmislukken vandeformatiepoging is
dit voorstel nooit uitgevoerd. Het kabinet-Van Agt-Wiegel trok het oude
wetsvoorstel in en kwam met twee nieuwe voorstellen, een voor een
indi-viduele vermogensaanwasdeling, 13 en een voor een collectieve vermogens-aanwasdeling.14 Dezevoorstellenwerden resp. in meienoktober 1978 bij de TweedeKameringediend.
2.2. HET VOORSTEL VAN ROMME EN VANDEN BRINK (1945)
Als de geestelijke vaders van de vermogensaanwasdeling worden wel ge-noemd C. P. M. Romme en J. R. M. van den Brink,die reeds in de zomer
van 1945eenboekje publiceerdenwaarinopgenomen waseen voorstel voor een landelijk systeem van winstdeling. 15 Zij betogen in dit geschrift o.a.: 'Opheffing van het proletariaat, d.i. opheffing van debezitloosheid van de massa desvolks, isechter,zonder in panacee-ideedntevervallen, een van de
belangrijke naoorlogsche opgaven tenoemen. Vermogensvorming door de
bezitloozen iseeneischder gerechtigheid.,16In verband metdetoestand van
hetland achtenzij vermogensvormingop groteschaalnoodzakelijk. Maar: 'Deze vermogensvormingzal echternietalleenvoldoendeenqualitatiefjuist geproportioneerd moeten zijn, doch ook de verdeling van het nieuw te
vormen vermogen zal gerechtig moeten geschieden.917
Denoodzakelijke vermogensvormingzal echter slechtsmogelijk zijn door
het doen van besparingen. Het reele loonpeil zal daartoe echter niet
10. SociaalEconomische Raad, Advies inzake de doorderegering voorgestelde
vermogensaan-wasdeling, Den Haag, 1975.
11. Regeling van devermogensaanwasdeling,TweedeKamer,zitting1975-1976,13965 no. 2. 12. Regeling van devermogensaanwasdeling,TweedeKamer,zitting1976-1977, 13965 no. 9. 13. Regeling van devermogensaanwasdeling,TweedeKamer,zitting1977-1978,15007 no. 2.
14. Interimwet belasting op vermogensaanwasencollectievevermogensaanwasdeling,Tweede
Kamer,zitting1978-1979, 15316 no. 2.
15. C. P.M. Romme en J. R. M. vandenBrink,VerbreidingvanPrivaat-Eigendom, Amster-dam, 1945.
8 De geschiedenis van de vAD in Nederland
voldoende zijn. Een loonsverhoging met het doel om de besparingen toch mogelijktemaken,wordt doordeschrijversafgewezen:'Wanneerechter een algemene loonsverhoging, van wege de ongewenschte kostenstijging die hiervanhetgevolg zou zijn. met klem van de hand moetwordengewezen, dan
zal vermogensvorming door werknemers slechts economisch verantwoord kunnengeschieden uit hetwaardeoverschot, datbovendekostenisgelegen: de winst.Wilvermogensvormingdoorarbeiders tot stand komen, dan zal de
deelname der werknemers in de winst massaal moeten worden georgani-seerd. '1 8
Volgensdeschrijvers bestaat ergeen economischerechtvaardigingop basis waarvandearbeidersgeenrecht zouden hebben op een deel vandewinst. Zij trekkende volgendedrieconclusies:
'a. Er bestaat verband tusschen de waarde van den arbeid voor de
onderneming endevraag naar arbeidskrachten.
b. De waarde vanden arbeid kan in dewerkelijkheidechter niet metbehulp van economische maatstaven quantitatiefexactworden bepaald. In feite
vindt slechts een, o.a. van toevallige marktverhoudingen afhankelijke
benadering plaats.
c. De waarde vandenarbeid voordeondernemingkan bovenofbeneden het geldendemarktloonzijngelegen. Het isechterniet mogelijk, metbehulp van economische maatstavendebijdrage van ieder derproductiefactoren
in de winst
of
ieders aandeel in het verlies quantitatief exact vast te stellen.'19Het zal duidelijk zijn dat op grond van bovenstaande argumenten niet te
bepalen is wat hetrechtvaardigeaandeel vandearbeider indewinst is. 'Men
kannietzonder meer zeggen, dateenkwart.dehelft of drie kwart vandewinst
aan de arbeiders behoort toe te vloeien. evenmin als men kan zeggen, dat
steeds een kwart, de helft ofdrie kwart van de aarde door het blanke ras behoorttewordenbewoond.'20Omtrentdewenselijkheid omdewinstdeling verplicht in te voeren. laten de schrijvers geen enkeletwijfel bestaan: 'Wil
deelneming indewinstdoorarbeiderseenmaatschappelijke verbetering van
rdelebeteekenis zijn,dandient zijmassaal plaatstevinden.Wordtzijslechts incidenteel ingevoerd.dan ontstaat. ten eerste geen sociale verbetering van
beteekenis, en, ten tweede, worden uitzonderingspositiesgevestigd, die een 18. T.a.p. pag. 8.
Het voorstel van Romme en Van Den Brink ( 1945) 9
bron van sociale onrust kunnen vormen. Het is daarom noodig, dat
deelneming inde winst verplichtworde ingevoerd.•2 1 Over deverdeling van het winstaandeel van de arbeiders schrijven zij: 'Teneindede gedachte van
66
equal pay for equal work" zoveel mogelijk recht tedoenwedervaren. lijkt
het juist den arbeider deelgerechtigd te doen zijn in de totale winst van de
gezamenlijke ondernemingen in denzelfden bedrijfstak, en hem daarbij een zekerepreferentiete gevenvoorzoover hij behoort toteenonderneming, die
totdetotale winst heeft bijgedragen. Deze preferentie zal dangrooterdienen
te zijn, naarmate de arbeid voor het ondernemingsresultaat van meer
beteekenisis geweest.,22Mendenkt aan het volgendescherna: voorde gehele bedrijfstak wordt een zelfde percentage van de winst aan de arbeiders uitgekeerd. Allereerst ontvangen de arbeiders uit het winstaandeel van de
eigen onderneming een bepaald percentage over hun arbeidsloon. Dit
percentage kan men laten varieren met de hoogte van het loon. Hetgeen
daarna resteert. wordt te zamen met de overschotten van de overige tot de bedrijfstak behorende ondernemingen 'gepoold', en vervolgens op een
bepaaldewijze over allearbeiders inde betrokken bedrijfstakverdeeld. Een
dergelijke winstpooling brengt de noodzaak met zich mee van een
uniformering vandewinstberekeningperbedrij fstak.Deschrijversachten de daarmee gepaard gaandemoeilijkheden echterniet onoverkomelijk.
Voor zoverdewinst niet doordeondernemingwordtuitgekeerd, moet aan de arbeiderseen rechtworden toegekend op het nietuitgekeerde winstdeel. Dit betekent datdearbeiders dan indetoekomstrechtkrijgen op datgedeelte
van detebehalenwinstendatovereenkomt metdeverhoudingtussen het niet uitgekeerde arbeiderswinstaandeel en het totale aandelenkapitaal plus reserves. Dezewinstaansprakendienenteworden ondergebracht in een voor
elke bedrijfstak te vormen 'arbeiderswinstfonds'. Eventueel kunnen de
arbeiderswinstfondsen van de verschillende bedrijfstakken in een 'holding company' ondergebracht wordenteneindehetkapitaalrisico voordearbeider
te beperken. De in contanten uit te keren winstdelen dienen bij een
'arbeiderswinstbank'te wordengestort. welkebank verbonden kan zijn met de boven beschreven holding company. De winstaanspraken blijven
geblokkeerd behoudens speciale omstandigheden, zoals aankoop eigen woning, overlijdenenpensionering.Eendergelijkwinstdelingssysteemwerkt uiteraard discriminerend tengunste van het vaste-rentedragende vermogen.
Dit zou men kunnen corrigeren door ook aan de verschaffers van heteigen
10 De geschiedenis van de VAD in Nederland
vermogeneenzekere vaste rentetegaranderen, maardezemethode zal 'aan de practische beteekenis der winstdeeling groote afbreuk doen'.23 De juistheid van deze uitspraak zal o.a. in hoofdstuk4 blijken. Het bezit van kapitaal door de arbeiders brengt uiteraard ookzeggenschapsaspecten met
zich mee. De schrijvers zijn geen voorstander van het, via deelname in het
kapitaal,toekennen van zeggenschap aandearbeiders: 'Inditverbanddient
toch wel te worden opgemerkt, dat men de medezeggenschap principieel behoortteregelen: men geve denarbeidermedezeggenschap niet inde eerste plaats als kapitaalverschaffer, maar juist als arbeider. B.v. men neme, als eerste stap, in den Raad van Commissarissen een vertegenwoordiger der arbeiders op, en regele de bevoegdheden van
dit
college zoo, dat in feite medezeggenschap kanworden uitgeoefend.,24 Dit zijn welzeeropmerkelijke uitspraken diereeds in 1945 werden gedaan.2.3. EENRAPPORT VAN DE PARTIJ VAN DE ARBEID ( 1951)
In 1951 verschijnt een rapport van de plancommissie van de P.v.d.A.25 In
dit rapport wordt een ondernemings- ofbedrijfstakgebonden winstdeling,
zoalsdoor Romme en Vanden Brinkvoorgesteld, afgewezen.Hetvolgende citaat spreekt voor zich: 'De doorRomme en VandenBrinkaangegeven weg van hetbedrijfstaksgewijze vormenvan aanspraken van arbeiders op de in de
bedrijfstak gemaakte winsten, moet onjuist en onrechtvaardig worden
geacht. Immersdevraag of ineenbedrijfstakwinstenworden gemaakthangt inzeergrote mate afvan omstandigheden diedezebedrij fstak zelf niet in de
hand heeft doordat loonpolitiek en prijspolitiek uitermate belangrijke
elementen zijn geworden. Daarom verdient, bij het overwegen van een
systeem voor het vergroten van de arbeidersaanspraken op het totale
maatschappelijkeprodukt,voorkeurgegeven teworden aaneenstelsel, dat de winsten van allebedrijven als66n geheelbeschouwt. Bijhethanteren van het huidige fiscalewinstbegrip zou b.v.van hetgeen naaftrek vandebelasting die
vandewinstgeheven wordt, enna vergoeding vaneennormale rente op het kapitaal, overblijft, een derde deel alsarbeidersaanspraak kunnen worden aangewezen. Bij het kleinbedrijfzou natuurlijk een reale beloning van de ondernemingsarbeid, voorafbepaald,vrijmoetenblijven vandezeverdeling.
23. T.a.p. pag. 43. 24. T.a.p. pag. 34.
25. De weg naar devrijheid,eensocialistisch perspectief, Rapport vandeplancommissie van de
De opvatting van de KAB ( 1952) 11 Ednmanszaken vallen uiteraard buiten dezeregeling.,26 Hier vinden we dus een duidelijke keuze voor een winstdeling uit de zgn. 'overwinst', zijnde de
winst na aftrek van eennormale vergoeding over het eigen vermogen. Niet duidelijk is ofdezevergoeding uitsluitendeenrentevergoedingbetreft, of dat er ookeen risico-opslag bij inbegrepen is.
Ook de plancommissie van de p.v.d.A. is v66r blokkering van de
aan-spraken: 'Bij de huidige noodzaakvan besparingen-uitgangspunt voor het
laag houden van de lonen bij de geleide loonpolitiek - kan van een uitde-ling geen sprake zijn. De aanspraken zullen dus moeten worden gegoten
in de vorm van niet direct te realiseren rechten.'27 Het beheer van de
ar-beiders-winstaandelenzou kunnen wordenopgedragen aande Herstelbank.
De aanspraken zouden kunnen worden verdeeld door aanallewerknemers boven de 21 jaar een deel te geven, evenredig aan hun loon. Hierbij zou
daneenmaximum kunnen gelden, bijv. deloongrens diegeldt voor de
ziek-tewet. Werknemers met een hoger loon krijgen dan slechts de aanspraken die behoren bij deze loongrens. Slechts onder bepaalde voorwaarden
zou-den de aanspraken mogen worden overgedragen, bijv. aan de overheid.
Zij kunnen worden gebruikt om de inkomensteruggang bij pensionering
te overbruggen. Het geschetste standpunt vertoont veel gelijkenis met het
huidige standpunt van de p.v.d.A., die ook nu eenindividuele vAD-regeling
afwijst.
2.4. DE OPVATTING VAN DE K.A.B. (1952)
In 1952 laat ookdeNederlandse Katholieke Arbeidersbeweging zich uit over de problematiek vandebezitsvorming endewinstdeling.28
Mensteltdaarbij datdebezitsvorminggerealiseerddientteworden door de arbeiderseen aandeel in deinvesteringen te geven. Er worden daarbij twee systemenonderscheiden:eencollectieveinvesteringsdeling, zoalsvoorgesteld doordeplancommissie van de p.v.d.A.,waarbijdewerknemers viaeen natio-naal investeringsfondseenaanspraak krijgenevenredig aan hunloon, welke aanspraken collectief worden beheerden waarbij er geen bandistussen het aandeel van dewerknemer en hetbedrij f waar hij werkt, eneen individuele
26. T.a.p. pag. 45. 27. T.a.p. pag. 45.
28. De aanspraak der arbeiders opeenaandeel indeinvesteringen, Rapport vandecommissie ingesteld door het wetenschappelijk adviesbureau vandeNederlandse Katholieke
12 De geschiedenis van de VAD in Nederland
investeringsdeling. waarbijerverband bestaat tussendewinst ende
werkne-mers van een bepaalde onderneming, gepaard gaande aan een grotere beheers- enbeschikkingsmacht vandewerknemers over hunwinstaandeel en
handhaving van de mogelijkheid vande onderneming tot interne financie-ring. Ter vermijding vaneenconsumptieve aanwending vande investerings-deling dient men dearbeiders slechtseenbeperkte beschikkingsmacht over
hun aandeeltegeven. DeK.A.B.geeftdevoorkeur aanhetindividuelesysteem van investeringsdeling.
Deze investeringsdeling zou kunnen komen uit twee verschillende
bron-nen:eenloonsverhoging,speciaalbestemd voordefinancieringvan investe-ringen (vergelijk het later door de vakcentrales voorgestelde
investerings-loon) ofeen nadertebepalen deel vandewinst vandeonderneming. Bij een geblokkeerdeloonsverhoging zou ereennadeligeffect opdewerkgelegenheid
kunnen ontstaan. De K.A.B.kiestvoorhetalternatiefvandewinstdeling, waar-bij men voordewerknemers van dienstenenbedrijven die niet naarwinst
stre-ven (bijv. de overheid) de voorkeur geeft aan een geblokkeerde
loonsver-hoging.
De overdracht van de aanspraken kan naar keuze van de onderneming
geschieden in contanten ofin stukken die recht geven op een deel van de gereserveerdewinst,zoals aandelen,obligaties, commanditaire
kapitaaldeel-name
of
schuldbekentenissen.Tochkiest menniet uitsluitend vooreenindivi-dueelsysteem.Immers hetgrootste deel vandeaanspraken zou rechtstreeks
ten goede dienen te komen aan dewerknemers in de betreffende
onderne-ming, maar een klein gedeelte zou via een bedrijfswinstfonds toe kunnen komen aan alle arbeiders in de betreffende bedrijfstak.
Dit
laatste echter alleen indien de betreffende organisaties van werknemers en werkgevers ermeeakkoord gaan.Anders zoueralleeneenindividueleregeling dienen te komen.2.5. HETSTANDPUNT VANDE VAKCENTRALES (1964)
Het standpunt van de K.A.B. in 1952 vertoontveelgelijkenis methet rapport
vaneen commissie uit de drie vakcentralen uit 1964.29 Indezestudie werd aangetoond datdenaoorlogsevermogensaanwasvoornamelijkten goede is gekomen aandeeigenaren vandeondernemingen, i.c.deaandeelhouders, en
29. BezitsvormingdoorVermogensaanwasdeling,Rapport vaneenstudiecommissie uit de drie
Het standpunt van de vakeentrales (1964) 13
dat met name de lager betaalde werknemers geen aandeel hierin hebben gekregen. 'Devakcentrales achtendebestaande,onverminderd voortduren-de vermogensongelijkheid 66n voortduren-derzorgwekkendeproblemen van onze samen-leving.'30 Vermogensaanwasdeling wordt beschouwd alseen middel om in
deze situatie verandering te brengen. 'Onder vermogensaanwasdeling zal
verstaan wordeneendeling vandewerknemers in de uitdewinstverkregen toeneming van hetondernemingsvermogen:dezevermogensaanwaswordt in
vele gevallen weer in hetbedrijfgeinvesteerd. De consequentiedaarvan is dat mendeze aanwas dan niet in de vorm van contant geld aandewerknemers
kan uitkeren,doch slechts in de vorm vanvermogensaanspraken.,31 Vermogensaanwasdelinghoeft nietwettelijk verplicht te worden gesteld. Vermogensaanwasdelingsregelingenkunnenbezien worden alseenbijzonder element vande arbeidsvoorwaarden en alszodanig opgenomen worden in
collectieve arbeidsovereenkomsten, dan wel in andere aparte
overeenkom-sten meteen privaatrechtelijk karakter.
Een vermogensaanwasdelingsregeling dient aan enkele voorwaarden te
voldoen.
- het aan de werknemersgroep toevallende deel van de vermogensaanwas moet van niet tegeringeomvang zijn; en
- ditdeel dient in de vermogenssfeer teblijven, waarbij het proces van de interne financiering niet onnodig verstoord wordt.
De vermogensaanwasdelingdient tegeschieden uit het financiEle
nettore-sultaat datdeonderneming in eenbepaaldjaarheeftbehaald, d.w.z. uit de overwinst. Bijdevaststelling daarvan dientvolgensdecommissie rekening te
wordengehouden met allekosten die doordeondernemingmoetenworden gemaaktterverzekering vanhetvoortbestaanervan, metinbegrip van:
'- de afschrijvingen op vervangingsbasis, waaruit de onderneming de door
technischeeneconomische slijtageonbruikbaargeworden
bedrijfsmidde-lenmoetvernieuwen.
- de reserveringen met een voorzieningskarakter, die gedaan worden om reBelteverwachtenkosten tebestrijden.
- een rente-enrisicovergoeding voordegenen die indeonderneming vermo-genhebben vastgelegd; men kan zichvoorstellen dat hiervooreenredelijk
percentagewordtgenomen van het reele indeondernemingbelegde
vermo-gen(nominaal kapitaal plusopen reserves).
- het
ondernemersloon, zijnde de redelijke beloning voor de door de14 De geschiedenis van de VAD in Nederland
dernemer gepresteerde arbeid. Hieronder vallen eveneens de door de ondernemingbetaalde tantidmes,alweervoor zoverdezebeschouwd
kun-nen worden alseenredelijke vergoeding vangeleverdearbeid.
- de tebetalen belastingen,bijvoorbeelddevennootschapsbelasting die door
naamloze vennootschappen moet worden betaald over de gemaakte winst.,32
Hier vinden we dus een gedetailleerde overwinstdefinitie. Op dezelfde
paginawordt doordecommissie nog eens hetbegrip vermogensaanwasdeling
gedefinieerd: 'Voor zover de werknemers een aandeel in deze overwinst
verkrijgen in de vorm van contanten, is er in onze opvatting sprake van
winstdeling. Wordt dit aandeel uitgekeerd in de vormvan vermogenstitels dan spreken we van vermogensaanwasdeling. De begrippen vermogensaan-wasdelingenwinstdeling gaan dus uit vaneenzelfdegrondgegeven: de door
deondernemingbehaaldeoverwinst.'
Bij debepaling vandewinst zoueenuitzonderinggemaaktkunnenworden voor winstendievoortvloeien uit niet direct aanhetbedrijfgebonden
activi-teiten, zoals het tijdelijk beleggen van geld in aandelen of obligaties van
andere ondernemingen. Ook zouden winsten uitgezonderd kunnen worden
die voortvloeien uiteendeelneming ineenandereonderneming ofuit dochter-bedrijven inhetbuitenland.33
De vaststelling van het aan de werknemerstoevallende deel van de over-winstzougekoppeld kunnen worden aandedividenduitkering.Deze metho-dewordtafgewezenomdat ergeenverbandhoefttebestaan tussen de door de onderneming behaalde winst en het dividendpercentage. Het verdient dan ookdevoorkeurdeuitkeringtekoppelen aandewinst vandeonderneming.
Er resteren dan echter nogtweeproblemen: opwelke wijzedienthetjaarlijkse winstbedragtewordenvastgesteld, en welk deel vandewinst komt toe aan de werknemers?
Overde laatste vraag zegt de commissie dat het antwoord daarop moet wordengevondenin onderhandelingen, die overditonderwerptussen
werk-geversen werknemers in deverschillende ondernemingenen bedrijfstakken
moetenwordengevoerd.De wijze waaropdewinstvaststelling moet
geschie-den kan verschillend zijn, maar een voorwaarde daarbij is dater controle mogelijk moet zijn. Vaststelling met behulp van decommercialejaarstukken heeftals bezwaar dat deze inveelgevallen veel te summier enteondoorzichtig
Het standpunt van de vakcentrales (1964) 15
zijn. 'De onderneming is tot op hedennagenoeg vrij in dewijze waarop ze haar financiale resultaatberekentenpubliceert.'34 Hoewelersindsdekomst
van de Wet opdeJaarrekeningvan ondernemingenhierinwel enige
verbete-ringisgekomen, is diteenbezwaar dat naar onzemening nogsteedsgeldt. Een andere methode isdevaststelling met behulp vandefiscalejaarstukken. Deze
zijn aan nauwgezette en nauwkeurige voorschriften gebonden. Het fiscale
winstbegrip komt echternietovereen metdeeerder doorde commissie ten
behoeve vandevermogensaanwasdeling gedefinieerde winst. Met name is het
fiscaal mogelijk omde gemaaktewinst te verminderen metde zogenaamde investeringsaftrek (deze is in1978vervangen doordeWIR-premies). Ook is de fiscusniet bereid omderentevergoeding overheteigenvermogente beschou-wen alseenkostenfactor. Bovendien zijndefiscaleafschrijvingengebaseerd op dehistorische kostprijs, en niet opdevervangingswaarde van het produk-tiemiddel. Naarde mening vandecommissiekunnen defiscalejaarstukken echterzonder al te veel moeite hiervoorgecorrigeerd worden zodat zij een
uitstekende basis zouden vormen voorde vaststelling der
werknemersver-mogensaanspraak.
'Eenkleinnadeel vanhetgebruikderfiscale winstcij fers als basiscij ferblijft
het feit, dat hetjaren kan duren voorenaleer het cijferdefinitiefvastgesteld
wordt. Ookmetvoorlopige cijfersisechtertewerken,waarbij danzo nodig de winstbedragen van latere jaren gecorrigeerd kunnen worden voor eerder gemaaktefouten:35 Op het probleem,dat naastdefiscalewinst ookhet fiscale vermogen wel eensgeenjuistbeeldkan vormen vanhetwerkelijkeaanwezige
eigenvermogen, gaatdecommissieverder niet in.
De vermogensaanwasdeling zou door de onderneming in de vorm van
aandelen overgedragen dienen teworden aaneenbeleggingsfonds van werk-nemers, eenzgn. Sociale Beleggingsgemeenschap(SBG),welkedaartegen aan
debetrokken werknemers participatiebewijzen kanuitgeven.Hetverdient de voorkeur zgn. open sBG's opterichten, waarbij meerdereondernemingen de
werknemersaandelen aan BlnSBC;kunnenoverdragen,waardoor ereenbetere
risicospreiding kan worden bereikt. De verdeling vandeaanspraken over de
verschillende werknemers van eenonderneming zou zoveel mogelijk gelijk dienen te zijn. Zou mentoch kiezen vooreenkoppeling aan bijv.het salaris, dan verdienthet aanbevelingdeverschillentebeperken tot bijv.een
verhou-ding van 1 op 2. Dit kan men bereiken door het toepassen vandegressieve
percentages.Eenanderemogelijkheid is omdehoogte vandeuitkering mede
16 De geschiedenis van de v/ID in Nederland
te baseren ophetaantal dienstjaren vandebetrokkene.36
Voor de opdebeurs genoteerdeondernemingen kanalswaarde van de uit te keren aandelen de beurswaarde worden genomen. Bij niet op de beurs genoteerde ondernemingen zou men de waarde van de aandelen kunnen
bepalendoor dividend-ofwinstkapitalisatie, 6fm.b.v. dereelewaarde van de
onderneming(mogelijk teschatten doordeverzekerdewaardetenemen) 6f
de som van hetnominale kapitaal en de openreserves. Mochten er bij een
beslotenN.V.bezwaren bestaantegenhet uitgeven van aandelen, dankunnen daarvoor indeplaats bijv. ook (winstdelende) obligaties wordenuitgegeven. Bijdepersoonlijke onderneming zoudeoverwinst kunnen wordenbepaald
doordewinstuitondernemingteverminderen met:
- een redelijke vergoeding voor de door de ondernemer gepresteerde
ondernemersarbeid.
- eenredelijkevergoeding over het door hem in deonderneming
geinvesteer-de kapitaal, en
- het belastingbedragdatgeheven zouzijn indiendeonderneming in de vorm van een N.V. zou zijngedreven.
De vermogensaanwasdeling zou aan de SBG kunnen worden overgedragen
in de vormvancontanten ofdoorafgifte vaneenschuldbekentenis. Ook zou debetaling kunnengeschieden m.b.v. het zgn.investeringsloon. 'Hieronder wordtverstaan een loondeeldatboven hetnormale loon aandewerknemer wordttoegekend, doch niet aan hemuitbetaald.Inplaats daarvanwordt het voor hem op eenrekening geplaatst: men kanzich voorstellen dat de SBG'S
daartoedemogelijkheidopenen.Zodra de opdierekeninggeplaatste som tot
een zeker bedrag is aangegroeid, wordt aan de betrokken werknemers een
participatiebewijs in deSBC;toegekend. Hetnadeel vanditinvesteringsloon is
gelegen indeprijsverhogendewerking die het kanhebben.,37
Ook bij de overheidsbedrijven zou een vermogensaanwasdeling via de SBG's mogelijk zijn. Voordie overheidsbedrijven dieduidelijk nietop winst gericht zijn en voorde grote groepenoverheidsdienaren wier werk op geen enkele wijze inverband gebrachtkanwordenmet vermogensaanwas zou men
kunnen denken aan het investeringsloon, of aan het storten van obligaties (doordeoverheid) in een SBG.
Uiteenoogpuntvanbezitsvorming en tervoorkoming vaneen
consump-tieve aanwending vandewinstuitkeringdienendemogelijkhedentot
De reactie van de werkgeversorganisaties (1965) 17
ringenoverdracht vande participatiebewijzen teworden beperkt,
bijvoor-beelddoorslechtsverzilvering toetestaanvanparticipatiebewijzendiereeds eenbepaaldaantal jaren uitstaan. Uitkeringen aandewerknemers in de vorm van aandelen dienen evenalsuitkeringen in de vormvancontanten vrijgesteld te wordenvanvennootschapsbelasting,eventueel meteenmaximum.
Het standpunt vande vakcentrales overhetbestuur van desociale
beleg-gingsgemeenschappen was in 1964nogal afwukend vanhetstandpunt dat zij
heden tendageinnemen. Stelt men momenteel dat het beheer vande
werkne-mersaanspraken uitsluitend een zaak is vandewerknemers zel f, in 1964stelde mennog'Hetbestuur van de SBG'S moetinmeerderheid bestaan uit door de
werknemers aan tewijzen personen.
Daarnaast is een vertegenwoordiging van deondernemers in hetbestuur wenselijk.,38 En wat te denken van beperkingen van de rechten van de als
vermogensaanwasdeling uitte keren aandelen op de volgende wijze: 'Deze
beperkingen kunnen lopen van de verplichting omdebetreffende aandelen
niet te vervreemden dan in overleg met de onderneming tot aan het punt, waarbij men aanhet bestuur (van de SBG) alle rechten ontzegt dienormaliter
aan het aandelenbezit verbonden zijn, met uitzondering van het recht om dividendenenandereuitkeringenteontvangen en omde aandeelhoudersver-gadering bijtewonen:39 Afgezien vandevraag ofdefeitelijkerechten van de doorsnee aandeelhouder in de grotere ondernemingen veel groter zijn, een dergelijke vrijwillige beperking van de zeggenschap van de zijde van de vakbonden zalmentegenwoordig niet snelmeeraantreffen.De
rechtvaardi-ging in 1964 was de volgende: 'Te minder is deze rechtenbeperking een probleem voordevakbeweging, omdatdezealgemeen vanmening is, dat de verwerkelijking van de medezeggenschap van de werknemers geschieden moet vanuitdesfeer van de arbeid en nietuithoofdevan aandelenbezit.940
Eendergelijkeopvatting troffen wij ook aan bij Romme en Vanden Brink.
2.6. DE REACTIE VANDEWERKGEVERSORGANISATIES (1965)
Ophet rapport van devakcentrales kwamen,zoalste verwachten was, vele
reacties. Debelangrijkste was wel die vande werkgeversverbonden.
In 1965 kwamen de werkgeversverbonden met een rapport, waarin de
voorstellen vandevakcentrales omtekomen toteenvermogensaanwasdeling
18 De geschiedenis van de VAD in Nederland
volledig werden afgewezen.41 De werkgevers bestrijden de stelling van de werknemers datersprake zou zijn vaneentoenemende
vermogensongelijk-heid, met name zouer onvoldoende aandacht zijn geschonken 'aan de ont-wikkeling vandecollectievevermogens, hetgeen, geziendebetekenisdaarvan voordelagereinkomensgroepen, alseenernstigbezwaarmoetworden
aange-merkt.Dit geldtinversterkte mate voordecollectieve voorzieningen die in het vAD-rapportgeheelverwaarloosd worden'.42Menstelt dat 'Eengeleidelijke voortgang van het proces van bezitsvorming in ruimekringeerder voor de
hand ligt daneenprogrammavaningrijpende hervormingen,zoals datinfeite
inhet VAD-rapport wordtbeoogd.,43
De commissie voertberekeningen uitter bepaling vande overwinstzoals diedoorNederlandsebedrijvenzoukunnenworden behaald.Opbasishiervan concludeert men dat, gezien degeringe omvang van de feitelijk te behalen
overwinsten,degevolgen vaneeninvoering van de VAD voordegrote meer-derheid vandewerknemersweinig ofgeenbetekeniszalhebben.'De
uitkom-sten vandezeberekeningen laten zien datdezeoverwinstbeslistgeen
indruk-wekkende omvang heeft·44 en opdezelfde pagina: 'Hierdoor wordt de in-druk bevestigd dat slechts bij een kleine minderheid van ondernemingen
overwinst in de zin van het vAD-rapport aanwezig is.' De vraag rijst dan natuurlijkwaarom men zo fel reageertop voorstellen die naareigen zeggen zo weinig inhouden.Elders sprak men weIover een'programmavaningrijpende
veranderingen' (zie boven). De oorzaak hiervan kan misschien gevonden
worden in het feit dat bij de aanvaarding van de vAD-voorstellen van de vakbeweging voor het eerst een andere groep dan de aandeelhouders een erkendrechtkrijgen op dewinst vandeondernemingen.
Volgens devakcentrales dient er bijdebepaling vandeoverwinst rekening te worden gehouden meteen 'redelijke rente-en risicovergoeding voor het eigenvermogen'. Uitdeberekeningen in hetrapport vandewerknemers
blijkt
dat mendaar rekent meteenrisicoenrentevergoeding van 4 %. Dit is naar demening vandecommissie vandewerkgevers veel te laag.'Zijstelt zich op het
standpunt dat in het algemeeneenrente-enrisicovergoeding"redelijk" kan
worden genoemd wanneerdeze tenminste 6% bedraagt.'45 Ter vergelijking kunnen wij hier vermelden datheteffectieverendement opdenieuwste drie
41. Wegen naar bezitsvorming, Rapport vaneen commissie van de Raad van Nederlandse
Werkgeversverbonden, 1965.
De reactie van de werkgeversorganisaties (1965) 19
langlopende staatsleningen indejaren 1961 tot en met 1965 resp. 4,18 4,24
4,31 5,09 en 5,50 % perjaarbedroeg (jaargemiddelden).46 Er is dus bij een normale vergoeding van 4% zeker geen sprake van een risicopremie. Een verhoging van de normale vergoeding zal de VAD-opbrengst ongetwijfeld
doen afnemen. Volgens de commissie is er voor de onderneming nog een aantalnadelige gevolgen van de VADteonderkennen:Uitkering van de VAD in
de vormvan aandelenleidt toteengedwongenvergroting vanhetnominale aandelenkapitaal, waaruiteen toeneming vande dividendlast eneendaling
vandemarktprijs van deaandelen zal volgen. Hierdoor zal hetaantrekken
vannieuwvermogen sterkwordenbelemmerdenzullendebeleggers sterk de
voorkeurgaangevenaan buitenlandse effecten,terwijlvanbuitenlandse zijde
de belangstelling omin Nederland tegaan beleggensterkzalafnemen.Verder bestaat demogelijkheid datdeondernemingde uitkeringen aande
werkne-mers als kosten gaat beschouwen, welke kosten zij zal trachten door te
berekenen in de prijzen. Dit zal zeker geschieden indien en voor zover er investeringsloonzalwordenuitgekeerd. Hierdoor zaldeconcurrentiepositie
van hetNederlandsebedrijfslevenverslechteren.Bovendien zal doorde
uitke-ring van de vAD in de vorm van aandelensprake zijn vanvormingvanblokken
aandelen in handen van groepen die niet altijd dezelfde belangen zullen nastreven als de ondernemingsleiding, als gevolg waarvan deze laatste in problemen kan komen. Met name zal ereenonevenrediggrote invloed
ont-staan vandewerknemersorganisaties doordecombinatie vandefuncties van
groot-aandeelhouderenwederpartij opdearbeidsmarkt.47
Het rapport vandewerkgevers gaatvervolgens in ophetrapport dat door het CentraalPlan Bureau over de vADisopgesteld.48 Indezestudieisbekeken welke demacro-economische consequentieskunnen zijn vaneengeleidelijke
invoering van de vAD over een periode van 10 jaar. Hoewel de
macro-economische aspecten van de VAD buiten hetkader van deze studie liggen,
willen wij er hier tochenigeaandachtaan schenken, ditookomdat het een van
deweinige studies is overdemacro-economische gevolgen van de VAD.
HetcpBveronderstelde bepaalde reacties vandezijde vandeoverheid en de werknemers opdeinvoering van deVAD,gecombineerd meteen
investerings-loon voor de werknemers die niet in dienst zijn van bedrijven. Voor de
ondernemingen ging men uit van vier mogelijke alternatieve reacties
betref-fendedewijzevan uitkering van de VAD(inaandelen
of
contanten en al dan46. Jaarverslag van De Nederlandsche Bank N V.1972,Statistische bijlage pag. 54-55. 47. Wegen naar bezitsvorming, t.a.p. pag. 59.
48. Centraal Plan-Bureau, Vermogensaanwasdeling, institutioneleen kwantitatieveaspecten,
20 De geschiedenis van de VAD in Nederland
niet tentaste vandeingehouden winst) en het investeringsgedrag.
Debelangrijkste conclusies zijn dan:
'- datdegevolgen voordegroei indebeschouwdeperiodevaninvoering over het algemeen geringzullen zijn; eengeringpositiefeffect opdegroeilijkt
aannemelijk,aangenomendatdeverondersteldeverhoging vande
arbeids-produktiviteit tergrootte van 1 %zich inderdaad voordoet. Isdit laatste niet hetgeval, dan moet waarschijnlijk toteenlicht negatief effect op de
groeiworden geconcludeerd;
- dat de gevolgen voor het prijspeil in de aanloopperiode gering zijn en vermoedelijk toteen enkelprocentbeperkt zullen blijven;
- dat bij drie van de vierhypothesen ten aanzien vandereactiesvan werkge-verszijde een toeneming vande overheidsschuld resulteert, voor een deel het gevolg vandetoekenningvaninvesteringsloon;
- dateengeringeverbeteringzaloptreden in hetvrijbeschikbaarnominaal inkomen vandewerknemers, zij het datditafhankelijk is vande
gehanteer-de gehanteer-definities.,49
De commissie van de werkgevers erkent dat uit hetbovenstaande de
con-clusie kan worden getrokken 'datde macro-economische gevolgen van een
toepassing van vermogensaanwasdeling en investeringsloon aan het einde van de 10-jarige aanloopperiode niet ingrijpend zijn. Alvorens echter een
definitiefoordeel uittespreken,moet:enantwoord wordenverkregen op een
tweetal vragen. Allereerst opde vraaginhoeverredeveronderstellingen die het c. p. B. bijzijnberekeningen gehanteerd heeftrealistisch zijn(en eventueel geamendeerd moetenworden)envervolgens opdevraag welkedeeventuele effecten vaneentoepassing van vermogensaanwasdelingeninvesteringsloon op eenwat langereperiode dandebeschouwde 10jaarzijn.'50 Decommissie heeft daarover haar twij fels.'Decommissie isvanoordeel dat bij
verwezenlij-king van de in het vAD-rapport (vande vakbonden) gedanevoorstellen op
korte,doch zeker op langetermijn, ernstig rekening dienttewordengehouden
met:
- een vertraging van de economische groei en daarmee met een geringere stijging vande reBleinkomens;
- een zekerestijging vanhetprijspeiluithoofde van afwentelingvangestegen
produktiekosten;
- een verzwakking van deconcurrentiepositie;
Het antwoord van de vakeentrales (1966) 21 - een vermindering vandecollectievevoorzieningen dan wel
- een verhoging van deindirecteen/ofdirecte belastingen,
- additionele betalingsbalansmoeilijkheden.
Ten aanzien van dekwantitatieve gevolgen voorde werkgelegenheid is het
moeilijk eenuitspraak te doen. Ook indeberekeningen van hetC.P.13.wordt
deze grootheid niet expliciet genoemd. Aangenomen moet worden dat ten
gevolge vandeverminderdeinvesteringen endeverzwakking vande concur-rentiepositiedewerkgelegenheideveneenszalafnemen.,51
De vermogensaanwasdeling ende daaraan gekoppeldeinvoering van het investeringsloon wordt derhalve door de werkgevers op grond van zowel
micro-alsmacro-economische argumententotaalafgewezen. Slechts in zeer
bijzondereomstandigheden zou winstuitkeringaan werknemers in de vorm van aandelenmogelijk kunnen zijn. Wilmenbezitsvorminguit
winstdelings-regelingen bevorderen, dan verdient het de voorkeur aan te sluiten bij de
bestaande regelingen. Teneinde in aanmerking te komen voor de fiscale r faciliteitendienendeuitkeringen danteworden geblokkeerd vooreen bepaal-de periobepaal-de. Menkanoverwegendebestaandedeblokkeringsmogelijkheden te verruimen endemaximateverhogen.
In het kader van de bezitsvorming dient volgens de commissie van de
werkgeversdevoorkeurtewordengegeven aaneenuitbouw vande
premie-spaarregelingen. Hierbij issprake vaneenvrijwilligsparen doorde werkne-mer, gepremieerd door de werkgevers en met fiscale faciliteiten. Eventueel kan ook het rijkeenpremiegeven.
2.7. HETANTWOORD VANDEVAKCENTRALES (1966)
Naar aanleiding van het rapport van de werkgevers en de vele andere reacties kwamdecommissie uitdevakcentrales meteennieuwrapportonder deveelzeggendetitel:VanAntwoordDienend,KritiekenRepliek.52 Een van
degrotepuntenvankritiek opdevoorstellen vandevakcentrales was dat de
feitelijk door ondernemingen behaalde overwinst zeer gering zou zijn; de
waargenomengroei in heteigenvermogen vandeondernemingenzou volle-dig worden bekostigd uitdenormale kapitaalbeloning. Decommissieerkent dat diteenbelangrijk punt is:'Hetkritieke punt is nu, hoe hoogdie
kapitaal-51. T.a.p. pag. 74.
22 De geschiedenis van de vAD in Nederland
beloning behoort te zijn.Wanneer deze laagis,blijft erveel vermogensaanwas over en delen de werknemers mee. Wanneer de kapitaalbeloning hoog is, resteert ergeenoverwinst en is er dusook niets omteverdelen.953
De vaststelling vande normale kapitaalbeloning is dushetcentrale pro-bleem.Demeestemensen zouden, volgensdecommissie, hierbijdenken aan
de 3,25 d 4% rente die zij op de spaarbank over hun inleg ontvangen. Degenen die wat meer thuis zijn op het financiale gebied zouden eerder
denken aan de 6%opbrengst die menkan bereiken door zijn geldtebeleggen in nieuwuitgegeven leningen. Telt men daar nogeenrisicovergoeding bij, dan is het begrijpelijk dat men komt tot de uitspraak dat 6 A 8% de normale kapitaalbeloningzoumoeten zijn.
Volgens decommissie maakt mendanechter een fout: men zou 'enkele elementaire waarheden over het hoofd zien'. Bij de beantwoording van de vraag wateennormale kapitaalbeloningis,dient men zichterichten naar de beloning die men kan verkrijgen met behulp van verschillende alternatieve beleggingsmethoden.Daarbij zoumenkunnen kijken naarhet rendement dat grote beleggers alsdepensioenfondsenmaken over de doorhenvastgelegde
gelden. Deze rendementen zoudensindsjaar endagvariBren van 4-4,5 %. Uit het feitdatsinds 1 A 2 jaarderentestandisopgelopen, zounietmogenworden
afgeleid dat indetoekomstdie rendementenblijvend aanzienlijk hogerzullen
zijn. Men wees erverder op dat de stijging van de rentestand gepaard was
gegaan meteenversterkte geldwaardevermindering. Hetreelerendement zou nogsteedsslechts ongeveer 2%bedragen. 'Hetgenoemde rendement van 2 % vormthetalternatief voor hen, die hun geld opanderewijze willenbeleggen. Dezeandere beleggingswijze is het aandeel,'en'bedachtdientteworden, dat (in tegenstellingtot obligaties)een aandeel betrekking heeft opreael bezit, waarbij deinvloed van degeldontwaarding eenveel geringererolspeelt: de
koers van het aandeelheeftop langeretermijngeziendeneigingomomhoog
te gaannaargelang hetgeldminder waardwordt'.Deconclusie die mentrekt
is dan ook: 'datderedelijke kapitaalbeloning,zoals bedoeld in het
studierap-portder vakcentrales, aanzienlijk lager zal zijn dan de door sommigen
ge-noemde 6 A 8% .Dezelaatstepercentageskomen namelijktotstand wanneer men tweeonverenigbaredoeleindencombineert:
devaste rentevanobligaties; de waardevastheid van aandelen.'54
Bovendien argumenteert men datdeerkenning van eenredelijk percentage
Het antwoord van de vakcentrales (1966) 23 als kapitaalbeloningeennormatieve uitspraak impliceert, 'waarbij men zich
niet zozeer op de geld-enkapitaalmarktberoept als wel op eeninoverleg te kiezen, voor beide zijden aanvaardbaar getal'.55 De ondernemingsgewijze aanpak van de VAD zoueenzekeredifferentiatie indeafspraken toelaten.
De vaststelling vandehoogte vandenormale vergoedingisduidelijk een kernprobleem bijdevermogensaanwasdeling. De verwijzingen van de
com-missie van de vakcentrales naar het rendement dat geboden wordt door
spaarbanken en het rendementdatpensioenfondsen in het verleden behaal-den overhunbeleggingen, endeverwijzing naarhetmogelijktijdelijke
karak-ter vande gestegenrentestand acht ik inditverband zwak. Indienhet rende-ment opnieuw uitte gevenobligaties 6%bedraagt, danbetekent dat, dat het niveau van de rentestand inderdaad ook 6 % is. Anders ligt het naar mijn mening metdestelling dat mendezerentestand, diekanworden behaald op nominale beleggingen, niet zonder meer mag toepassen op beleggingen in aandelen, welke min ofmeer waardevastzouden zijn. In datgeval zou men eerderuitdienen te gaan van het rede rendement dat men kan behalen op obligaties, eventueelverhoogd meteen risicopremie. Ineenvolgend hoofd-stuk zullen wij uitgebreid opdezeproblematiek terugkomen.56 Nietalleen
bij de vraag wat een redelijk rendement is, maar ook bij de vraag wat de
waarde vaneenkapitaalis,blijktdecommissieopvattingentehebben die niet
overeenkomen met de (bedrijfs-)economische theorie. Zo bestrijdt men op
pag. 32de opvatting vanprofessor dr. D. Schouten datde waarde van een
kapitaalbepaaldwordt doordeopbrengstdie ermeeverkregenwordt.
Hier-over zegt men:'Datdeze stellingin haaralgemeenheidnietjuistis,blijkt wel uit het feit dat wanneer iemand geld aan een ander leent, de waarde van het
geleende geld hetzelfdeblijft, ookal verandert het rentepercentage en
daar-doordeopbrengst.'57 Kennetijk zijndeleden vandecommissienietbekend
met het begrip 'rendementswaarde'. Hoe dan ook, het zal voor een ieder
duidelijk zijn dateenzelfdebedrag dat vooreenbepaaldetermijnuitgeleend
wordt tegen een rente van 8 % een grotere waarde vertegenwoordigt dan
hetzelfde bedrag, dat tegen overigens dezelfde voorwaarden uitgeleend is
tegen 4%. Derhalve kan niet ontkend worden, dat het aan de werknemers
toekennen vaneenrecht op een deel van de doordeondernemingtebehalen winst, de waarde van de aandelen voor de aandeelhouders doet afnemen.
Hierbij doet het niet ter zake datdewerknemers slechts delen in dewinst en
dus in nogtevormen vermogen. Doorhettoekennenvan rechten op een deel 55. T.a.p. pag. 19.
56. Zie hoofdstuk 7 vandezestudie.