• No results found

Standpuntendocument Kwaliteitsregulering Gasdistributie Nederland

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Standpuntendocument Kwaliteitsregulering Gasdistributie Nederland"

Copied!
44
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Regionale Netbeheerders Gas,

Tweede reguleringsperiode

Den Haag, juli 2003

PROJECTNAAM: Kwal it eit sr egul er in g Gasdist r ibut ie Neder l an d PROJECTNUMMER: 101418

(2)

Dien st uit voer in g en t oezich t En er gie Den Haag, jul i 2003

TEAM: MET MEDEWERKING VAN:

Lar s Gr oen h uijse Rober t van der Hum

Den n is Hessel in g Ger ar d van Lawick

Bar t Kn ubben Paul Raat s

(3)

SAMEN VATTING STANDPUN TEN DOCUMENT KWALITEITSREGULERING GASDISTRIBUTIE NEDERLAND 1. Aanvullende regulering omtrent de kwaliteit van gasdistributienetwerken is gewenst op de kwaliteitsdimensies

veiligheid en transportzekerheid, om ook op lange termijn voldoende tegendruk te kunnen bieden aan de prijsdruk. Voor de kwaliteitsdimensies gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid is vooralsnog geen aanvullende overheidsregulering nodig.

2. Deze aanvullende regulering kan het beste vorm krijgen door een combinatie van outputsturing en het aantonen van kwaliteit van het netwerkmanagement door de netbeheerders.

· De outputsturing zou zich moeten richten op een beperkt aantal verplichte kwaliteitsindicatoren, namelijk ‘ongevallen’, ‘aantal en duur van lekken na gasluchtmeldingen’ en ‘aantal en duur van onderbrekingen’. · Het aantonen van kwaliteit van het netwerkmanagement zou zich moeten richten op een tweetal verplichte,

vooruitlopende kwaliteitsindicatoren, namelijk ‘aantal storingen’ en ‘aantal lekken bij lekzoeken’, en op een beperkt aantal processen bij de netbeheerders die de lange-termijn kwaliteit van de netwerken in belangrijke mate beïnvloeden.

Onderstaande tabel biedt een totaaloverzicht van de gekozen indicatoren en bijbehorende relativering.

Indicator V eil ig h eid / T ra n sp o rt ze ke rh eid S o o rt (O u tp u t / N et w er k) V er b ijz o n d er in g R ela tiv er in g (b ro n p a ra m et er ) O p m er kin g en U itz o n d er in g en Ongevallen V O - Aantal - Aard

- Absoluut - Zie definities Raad voor Transportveiligheid (Appendix 3). - Bijna-ongevallen (ofwel ernstige

incidenten) niet onderscheiden als aparte indicator, maar wel van belang voor aantonen kwaliteit netbeheer.

Lekken na gasluchtmeldingen V O - Aantal

- Duur

- Onderscheid: oorzaak gelegen voor of na meter.

Onderbrekingen T O - Aantal

- Duur

- Onderscheid: gepland of ongepland. - Onderscheid: al dan niet veroorzaakt door derden (graafwerkzaamheden). - Uitsluiten: wegens wanbetaling of

onveilige binneninstallatie.

Storingen V / T N - Aantal

Lekken bij lekzoeken V / T N - Aantal

- Netwerklengte - Capaciteit - Aantal aansluitingen

- Evt. onderscheid binnen of buiten de bebouwde kom.

- Oorzaak bij GTS - Force majeur

3. Om deze regulering mogelijk te maken is een uitbreiding van de verplichtingen voor netbeheerders en van de bevoegdheden van DTe noodzakelijk.

· De netbeheerders zouden verplicht moeten worden om de genoemde kwaliteitsindicatoren op een

gecertificeerde wijze te registeren en daarover aan DTe te rapporteren. Daarnaast zouden de netbeheerders verplicht moeten worden om de kwaliteit van het netwerkmanagement aan te tonen. Een door DTe

goedgekeurd, vrijwillig certificaat zou een sterke indicatie moeten vormen dat aan deze verplichting is voldaan.

· DTe zou de bevoegdheid moeten krijgen om normen op te stellen voor deze kwaliteitsindicatoren, scores op deze indicatoren te verwerken in de transporttarieven, scores per netbeheerder openbaar te maken, het normstellend document voor het netwerkcertificaat vast te stellen indien dit niet binnen redelijke termijn vanuit de sector gebeurt, en inzicht te krijgen in de achterliggende stukken van de certificerende instellingen. Bovengenoemde verplichtingen en bevoegdheden dienen voorzien te worden van een wettelijke basis.

(4)

1 INLEIDING...7

1.1 ALGEMENE OPMERKINGEN...7

1.2 STRUCTUUR STANDPUNTENDOCUMENT...7

1.3 STATUS VAN HET DOCUMENT...7

1.4 VERDERE PROCEDURE...7

2 KWALITEIT VAN GASDISTRIBUTIE... 8

2.1 KWALITEITSDIMENSIES... 8 A. I&C-Voorstel DTe... 8 B. Reacties respondenten ... 8 C. Afweging en conclusie... 8 2.2 OUTPUTINDICATOREN KWALITEIT... 8 A. I&C-Voorstel DTe... 8 B. Reacties respondenten ... 9 C. Afweging en conclusie...10

3 OORZAKEN VAN - EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VOOR KWALITEIT... 13

3.1 OORZAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN VAN KWALITEIT... 13

A. I&C-Voorstel DTe... 13 B. Reacties respondenten ... 13 C. Afweging en conclusie...14 3.2 NETWERKINDICATOREN KWALITEIT... 15 A. I&C-Voorstel DTe... 15 B. Reacties respondenten ... 15 C. Afweging en conclusie...16

4 EVALUATIE HUIDIGE KWALITEITSREGULERING... 17

A. I&C-Voorstel DTe... 17

B. Reacties respondenten ... 17

C. Afweging en conclusie... 17

5 REGULERINGSKADER...19

A. I&C-Voorstel DTe...19

6 VOORSTEL REGULERING VEILIGHEID EN TRANSPORTZEKERHEID ... 20

6.1 VOORSTEL AANVULLENDE REGULERING... 20

A. I&C-Voorstel DTe... 20

B. Reacties respondenten (1)... 20

C. Afweging en conclusie (1) ...21

B. Reacties respondenten (2) ...22

C. Afweging en conclusie (2) ...22

6.2 INDICATOREN VEILIGHEID EN TRANSPORTZEKERHEID...22

A. I&C-Voorstel DTe...22

(5)

C Afweging en conclusie (1) ... 24 B. Reacties respondenten (2) ... 24 C. Afweging en conclusie (2) ...25 7 IMPLEMENTATIEVEREISTEN ...27 7.1 CERTIFICERINGSPROCES...27 A. I&C-Voorstel DTe...27 B. Reacties respondenten ...27 C. Afweging en conclusie... 28

7.2 EISEN AAN DATA... 30

A. I&C-Voorstel DTe... 30 B. Reacties respondenten ... 30 C. Afweging en conclusie... 31 7.3 WETGEVING...32 A. I&C-Voorstel DTe...32 B. Reacties respondenten ...32 C. Afweging en conclusie...33 7.4 TIJDSPAD...33 A. I&C-Voorstel DTe...33 B. Reacties respondenten ...34 C. Afweging en conclusie...34 8 OVERIGE REACTIES... 35 8.1 INLEIDING... 35

8.2 KOPPELING PRIJS- EN KWALITEITSREGULERING... 35

B. Reacties respondenten ... 35

C. Afweging en conclusie... 35

8.3 KWALITEIT VRIJE EN BESCHERMDE AFNEMERS... 35

B. Reacties respondenten ... 35

C. Afweging en conclusie...36

8.4 VERSCHIL EERSTE EN TWEEDE REGULERINGSPERIODE...36

B. Reacties respondenten ...36

C. Afweging en conclusie...36

8.5 KWALITEITSREGULERING GASTRANSPORT SERVICES...36

B. Reacties respondenten ...36

C. Afweging en conclusie...36

APPENDIX 1: ERRATA EN AANVULLINGEN INFORMATIE- EN CONSULTATIEDOCUMENT...38

APPENDIX 2: DEFINITIES RAAD VOOR DE TRANSPORTVEILIGHEID ...41

APPENDIX 3: OVERZICHT RESPONDENTEN... 42

APPENDIX 4: OVERZICHT CONSULTATIEVRAGEN INFORMATIE- & CONSULTATIEDOCUMENT...43

(6)
(7)

1 Inleiding

1.1

Algemene opmerkingen

1. Op 28 april 2003 heeft de Dienst uitvoering en toezicht Energie (DTe) het Informatie- en

consultatiedocument “ Kwaliteitsregulering Gasdistributie Nederland” gepubliceerd. Ter toelichting op dit document heeft DTe op 13 mei 2003 een workshop georganiseerd, die door 33 personen werd bezocht. Tot 27 mei 2003 was er gelegenheid om schriftelijk te reageren op het document. DTe heeft 14 openbare reacties van marktpartijen ontvangen (zie appendix 3). Deze reacties zijn, zoals werd aangekondigd in het Informatie- en consultatiedocument, gepubliceerd op de website van DTe (www.dte.nl).

2. Naar aanleiding van de ontvangen reacties heeft DTe zijn standpunten opnieuw overwogen. In dit standpuntendocument wordt ingegaan op de ontvangen reacties en formuleert DTe zijn uiteindelijke standpunt.

1.2 Structuur standpuntendocument

3. De hoofdstukindeling in dit document komt overeen met de hoofdstukindeling van het Informatie- en consultatiedocument “ Kwaliteitsregulering Gasdistributie Nederland” . In de hoofdstukken 2 tot en met 7 en onderliggende paragrafen staan telkens één of meer consultatievragen uit het Informatie- en

consultatiedocument centraal. Telkens wordt eerst onder A kort het voorstel van DTe uit het Informatie-en consultatiedocumInformatie-ent uiteInformatie-engezet, Informatie-en wordInformatie-en de consultatievraag of -vragInformatie-en aangehaald. VervolgInformatie-ens worden onder B de reacties op de desbetreffende consultatievragen van de verschillende respondenten weergegeven. Uiteindelijk wordt bij ieder punt onder C een afweging gemaakt en de conclusie van DTe gepresenteerd.

4. In hoofdstuk 8 wordt ingegaan op overige reacties die niet direct betrekking hebben op een consultatievraag uit het Informatie- en consultatiedocument

5. De bijlagen bevatten errata en aanvullingen op het Informatie- en consultatiedocument, definities van ongevallen en incidenten, een overzicht van de respondenten en een overzicht van de consultatievragen. In bijlage 5 wordt nader ingegaan op de rol van DTe met betrekking tot veiligheid van gasdistributie.

1.3 Status van het document

6. Dit document betreft een analyse met betrekking tot de kwaliteit van gasdistributie in Nederland. De standpunten van DTe in dit document zijn gebaseerd op de huidige inzichten van DTe. Nieuwe wetgeving, jurisprudentie, reguleringsmethodiek of voortschrijdend inzicht kunnen leiden tot

aanpassingen van de standpunten. Dit standpuntendocument bezit derhalve geen juridische status en de directeur DTe is dan ook niet gebonden aan de inhoud van dit document.

1.4 Verdere procedure

7. De conclusies van dit document worden als advies aangeboden aan de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister). DTe verzoekt de Minister om deze conclusies over te nemen, en daar waar nodig aanpassingen van de wetgeving te initiëren opdat DTe tot uitvoering van de voorgestelde

(8)

2 Kwaliteit van gasdistributie

2.1 Kwaliteitsdimensies

A.

I&C-Voorstel DTe

8. DTe onderscheidt vijf dimensies van kwaliteit. Deze zijn veiligheid, transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid.

Vraag 1. Welke dimensies van kwaliteit bij gasdistributie dienen bij een mogelijke regulering in acht te worden genomen?

B.

Reacties respondenten

9. De meeste respondenten zijn het eens met de onderverdeling van kwaliteit bij gasdistributie in de dimensies veiligheid, transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid. Eén respondent ziet milieuvriendelijkheid niet als een dimensie van kwaliteitsregulering.1 Een andere

respondent stelt voor om het begrip ‘gaskwaliteit’ te vervangen door ‘samenstelling en druk van het gas’, om verwarring met het begrip ‘kwaliteit van het gastransport’ te voorkomen.2

C.

Afweging en conclusie

10. Aangezien de meeste respondenten de door DTe onderscheiden kwaliteitsdimensies onderschrijven en de overige respondenten hier geen zwaarwegende argumenten tegen inbrengen, handhaaft DTe de vijf genoemde kwaliteitsdimensies.

Voor wat betreft de kwaliteitsdimensie milieuvriendelijkheid merkt DTe op dat deze in de Gaswet vermeld staat als één van de taken van de netbeheerder.

Betreffende de terminologie, tenslotte, heeft DTe geen sterke voorkeur. Aangezien er echter maar één partij is die wijst op een mogelijke verwarring, concludeert DTe dat deze verwarring vooralsnog eerder beperkt van aard is en wordt de term ‘gaskwaliteit’ dan ook gehandhaafd.

2.2 Outputindicatoren kwaliteit

A.

I&C-Voorstel DTe

11. In onderstaand schema staan per kwaliteitsdimensie de mogelijke outputindicatoren die DTe

onderscheidt. Outputindicatoren hebben betrekking op externe output zoals de afnemer die ervaart. In paragraaf 3.2 van dit document komen mogelijke netwerkindicatoren die inzicht geven in de oorzaken van uiteindelijke kwaliteit aan de orde. De bruikbaarheid van de verschillende indicatoren voor regulering komt in paragraaf 6.2 aan de orde.

1 Delta.

(9)

Mogelijke outputindicatoren Veiligheid en transportzekerheid · Ongevallen/ bijna-ongevallen

· Lekken na gasluchtmeldingen · Onderbrekingen

· Storingsdienst Gaskwaliteit · Calorische waarde

· Wobbe-index

· Chemische samenstelling · Ruikbaarheid

· Druk

Servicekwaliteit · Planning en uitvoering van werkzaamheden · Aankondiging van geplande onderbreking · Afhandeling van klachten

· Facturering

Milieuvriendelijkheid · Lekken bij lekzoeken

· Mate van hergebruik materialen etc. Tabel 1. Overzicht mogelijke outputindicatoren.

Vraag 2. Welke outputindicatoren dienen in beschouwing te worden genomen voor eventuele regulering van veiligheid, transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid?

B.

Reacties respondenten

12. Per kwaliteitsdimensie zijn de volgende opmerkingen over de voorgestelde outputindicatoren gemaakt.

13. Veiligheid en transportzekerheid:

· Ongevallen/ bijna-ongevallen: één respondent wijst op de ruime interpreteerbaarheid van deze begrippen,3 in het verlengde daarvan bepleiten andere respondenten heldere en eenduidige criteria voor vaststelling van (bijna)ongevallen. Bovendien wordt voorgesteld om deze indicator te beperken tot enkel ongevallen.4

· Lekken na gasluchtmeldingen: hierover worden geen opmerkingen gemaakt.

· Onderbrekingen: één respondent pleit ervoor om deze indicator te beperken tot ongeplande onderbrekingen.5 Een tweede respondent vraagt zich af wat de positie van onderbrekingen als gevolg van afsluitingen wegens wanbetaling en als gevolg van een onveilige binneninstallatie is.6 Een andere respondent wil de gemiddelde tijd tussen ‘storingen’ (bedoeld wordt waarschijnlijk: onderbrekingen) toevoegen als indicator.7

· Storingsdienst: één respondent wil deze indicator vervangen door ‘tijd tot herstel van de levering’.8

3 Eneco.

4 Continuon, Haarlemmermeer. 5 Continuon.

6 EnergieNed sectie Netbeheer. 7 VEMW.

(10)

14. Gaskwaliteit:

· Calorische waarde: één respondent merkt op dat de indicator ‘calorische waarde’ meer economische waarde heeft.9

· Wobbe-index: hierover worden geen opmerkingen gemaakt.

· Chemische samenstelling: één respondent suggereert als toevoeging de indicator dat gas na kwaliteitsconversie technisch vrij moet zijn van vloeistof en vaste stof, waarbij aanscherping van de criteria nodig is.10

· Ruikbaarheid: hierover worden geen opmerkingen gemaakt.

· Druk: één respondent merkt op dat druk een netwerkindicator zou zijn, en dat dit reeds is afgedekt door de indicator ‘onderbrekingen’.11

15. Servicekwaliteit:

· Eén respondent suggereert dat voor deze kwaliteitsdimensie zou kunnen worden volstaan met de indicatoren ‘aantal klachten’ en ‘snelheid van afhandelen van klachten’.12

· Een andere respondent suggereert om het verstrekken van meetgegevens als indicator toe te voegen.13 In het verlengde hiervan merkt een tweetal respondenten14 op dat het voor een goed werkende leveringsmarkt noodzakelijk is dat eisen worden gesteld aan de verwerking en verstrekking van data over afnemers. Deze data zijn onder andere benodigd zodat afnemers gemakkelijk van leverancier kunnen wisselen. DTe zou hierop toezicht dienen te houden.

16. Milieuvriendelijkheid:

· Lekken bij lekzoeken: één respondent suggereert om ‘Lekken bij lekzoeken’ te vervangen door ‘lekzoekgegevens en lekverliezen’.15

· Hergebruik van materialen: dezelfde respondent is van mening dat de mate van hergebruik van materialen ongeschikt zou zijn als indicator.16

C.

Afweging en conclusie

17. De afweging en conclusie worden ook per kwaliteitsdimensie gemaakt, en wel als volgt.

18. Voor veiligheid en transportzekerheid worden de verschillende voorgestelde outputindicatoren langsgelopen.

19. Ongevallen/ bijna-ongevallen: DTe onderschrijft de noodzaak om de indicatoren ‘ongevallen’ en ‘bijna-ongevallen’ nader te definiëren. Mede om de administratieve lastendruk te beperken, geeft DTe er de voorkeur aan om daarvoor aan te sluiten bij bestaande en reeds gebruikte categoriseringen. In het kader van zowel de ARBO-wet als de wet op de Raad voor de Transportveiligheid zijn regionale netbeheerders reeds verplicht om ongevallen en bijna-ongevallen te registreren en te rapporteren. Voor de doelstelling van DTe lijken de desbetreffende categorieën uit de wet op de Raad voor de Transportveiligheid het 9 Delta. 10 Gastec. 11 Gastec. 12 Gastec. 13 VEMW.

14 VEMW, EnergieNed secties Handel en Verkoop & Retail. 15 Gastec.

(11)

meest geschikt te zijn. EnergieNed heeft al aangegeven op basis daarvan aan registratie en rapportage te gaan werken.17 Deze wet verplicht netbeheerders om ongevallen en ernstige incidenten aan de Raad te melden. De definities uit deze wet worden weergegeven in appendix 2.

20. De indicator ‘bijna-ongevallen’ komt dichtbij wat in de terminologie van de Raad voor de

Transportveiligheid ‘ernstig incident’ heet. Deze indicator heeft met name zin omdat netbeheerders kunnen leren van zaken die bijna een ongeval tot geval hadden. Dit is des te meer van belang aangezien het aantal daadwerkelijke ongevallen laag is, en daar dus relatief weinig van te leren valt.

21. DTe concludeert dat de indicator ongevallen, zoals in appendix 2 gespecificeerd met vijf categorieën als ‘aard van het ongeval’, gehandhaafd dient te blijven als mogelijke outputindicator. De indicator ‘bijna-ongevallen’ of ‘ernstige incidenten’ is als zodanig geen outputindicator in strikte zin.

22. Onderbrekingen: bij onderbrekingen moeten alle onderbrekingen geregistreerd worden, aangezien de eindgebruiker van zowel geplande als ongeplande onderbrekingen last heeft. Wel moet bij de registratie het onderscheid tussen beide soorten onderbrekingen gehandhaafd worden omdat een eindgebruiker met geplande onderbrekingen in ieder geval rekening kon houden, en deze dus als minder bezwaarlijk kunnen worden gezien. Voor wat betreft de gemiddelde tijd tussen onderbrekingen merkt DTe op dat dit punt ondervangen kan worden door individuele minimumnormen voor de frequentie van

onderbrekingen. Onderbrekingen ten gevolge van wanbetaling of onveilige binneninstallaties hoeven in dit kader niet als onderbreking te worden geregistreerd, aangezien deze de netbeheerder niet

aangerekend kunnen worden. Om dergelijke onduidelijkheden te voorkomen zal DTe, zoals

gesuggereerd door een respondent, voor ongeplande onderbrekingen gebruik maken van de volgende definitie van onderbrekingen zoals die in het overleg betreffende de uitvoering van de artikelen 82 en 83 Gaswet tussen DTe en de netbeheerders is geformuleerd: onder ongeplande onderbreking wordt verstaan een onderbreking van de gastransportdienst die optreedt direct na het falen van een

netcomponent. Geplande onderbrekingen worden omschreven als onderbrekingen die van tevoren aan de betreffende afnemer(s) gemeld zijn en die niet het gevolg zijn van afsluiting ten gevolge van wanbetaling of ten gevolge van onveilige binneninstallaties.

23. Storingsdienst: het voorstel om storingdienst te vervangen door tijd tot herstel van levering neemt DTe niet over, aangezien dit overeenkomt met onderbrekingsduur, die al als verbijzondering van de indicator onderbrekingen terugkomt.

24. Gaskwaliteit:

· Calorische waarde: DTe ziet er geen bezwaar in dat de indicator ‘calorische waarde’ door een partij als een economische indicator wordt gezien.

· Chemische samenstelling: het technisch vrij zijn van vloeistof en vaste stof valt voor DTe onder de indicator ‘chemische samenstelling’. Indien deze gebruikt gaat worden voor regulering, zou deze inderdaad nader gespecificeerd moeten worden.

· Druk: voor wat betreft het verband tussen druk en onderbrekingen merkt DTe op dat er inderdaad een verband is tussen onderdruk en onderbrekingen, maar niet tussen overdruk en onderbrekingen. DTe handhaaft daarom druk als mogelijke indicator voor gaskwaliteit.

(12)

25. Servicekwaliteit:

· Voor wat betreft de servicekwaliteit heeft DTe geen argumenten gezien die erop wijzen dat de hier voorgestelde indicatoren beperkt zouden kunnen worden; er zijn zelfs partijen die bijzonder de nadruk leggen op servicekwaliteit. DTe handhaaft dan ook de eerder genoemde indicatoren. Het aantal klachten is op dit moment niet opgenomen in de regelgeving op basis van artikel 82 en 83 Gaswet en was niet vermeld als mogelijke outputindicator voor servicekwaliteit in het Informatie- en consultatiedocument. DTe meent dat dit een goede toevoeging is en neemt deze dus op in de lijst van mogelijke indicatoren voor servicekwaliteit.

· De opmerkingen betreffende het bijhouden en verstrekken van meetgegevens spreken over de servicekwaliteit van de netbeheerder richting leveringsbedrijven, daar waar de in dit kader door DTe voorgestelde indicatoren zich richten op servicekwaliteit richting eindgebruikers. Hoewel het goed mogelijk kan zijn dat ook richting leveringsbedrijven nadere regels nodig zijn, valt het buiten de scope van dit consultatiedocument. Dit richt zich immers op kwaliteitsregulering ten behoeve van (beschermde) afnemers.

26. Milieuvriendelijkheid:

· Lekken bij lekzoeken: DTe handhaaft deze als mogelijke indicator. Voor een uitwerking hiervan zou de bestaande KVGN-richtlijn als vertrekpunt kunnen dienen.18 Vanwege de interpretatieverschillen van deze richtlijn zou deze wel aangescherpt moeten worden. Dat zou de hierover gemaakte opmerkingen moeten ondervangen.

· Hergebruik van materialen: DTe meent dat deze indicator in principe toepasbaar is voor regulering. Aangezien deze echter in het voorstel van DTe niet terugkomt en geen van de respondenten voorstelt om in dit kader verdergaande milieuregels op te stellen, lijkt het weinig zinvol hier nu uitgebreid op in te gaan.

(13)

3 Oorzaken van - en verantwoordelijkheden voor kwaliteit

3.1 Oorzaken en verantwoordelijkheden van kwaliteit

A.

I&C-Voorstel DTe

27. De oorzaken voor het al dan niet leveren van een goede kwaliteit op de vijf dimensies liggen volgens DTe grotendeels binnen het bereik van de netbeheerder, die hiermee ook in de eerste plaats verantwoordelijk is voor de geleverde kwaliteit. Ook kan een netbeheerder voorzorgsmaatregelen treffen tegen

gebeurtenissen die niet door de netbeheerder zelf worden geïnitieerd maar wel een invloed hebben op de kwaliteit, zoals graafwerkzaamheden of grondverzakkingen. Een tweetal uitzonderingen vormen meters en aansluitingen die niet in beheer van de netbeheerder zijn en force majeur-incidenten.

28. Aangezien DTe reeds eerder als standpunt naar buiten heeft gebracht dat de netbeheerder primair verantwoordelijk is voor de veiligheid van zijn netwerk, zijn geen vragen gesteld met betrekking tot de verantwoordelijkheid van de netbeheerder voor veiligheid.

Vraag 3. Hoe ziet u de verantwoordelijkheid van de netbeheerder voor transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid?

B.

Reacties respondenten

29. Per kwaliteitsdimensie worden de volgende opmerkingen betreffende de verantwoordelijkheid van de netbeheerder gemaakt:

· Transportzekerheid: één respondent is van mening dat de verantwoordelijkheid van de netbeheerder zich beperkt tot het hoofdnet, en dat onderbrekingen in meters en aansluitingen dus buiten

beschouwing moeten blijven, ongeacht wie het beheer uitoefent.19 Een andere respondent vindt dat de netbeheerder enkel verantwoordelijk is voor onderbrekingen in de door hem beheerde netten en aansluitingen, voor zover de onderbrekingen niet worden veroorzaakt door derden.20 Weer een andere respondent merkt op dat deze uitzondering alleen van toepassing is indien de netbeheerder voldoende en juiste informatie heeft gegeven over de ligging van de leidingen.21 Een vierde

respondent is van mening dat de verantwoordelijkheid van de netbeheerder voor transportzekerheid in aansluitovereenkomsten dient te worden vastgelegd.22

· Gaskwaliteit: een aantal respondenten geeft aan dat de netbeheerder wat betreft gaskwaliteit sterk afhankelijk is van het gas dat wordt ingevoed in het regionale net vanuit het GTS-netwerk, waarbij het niet mogelijk is invoeding van gas dat buiten de acceptatiegrenzen ligt te voorkomen.23 Wel kan controle op de ruikbaarheid, calorische waarde, Wobbe-index en chemische samenstelling

plaatsvinden. Eén respondent vindt dat de netbeheerder enkel verantwoordelijk is voor de druk.24 Een andere respondent plaatst de energie-inhoud van het gas (calorische waarde en Wobbe-index) buiten verantwoordelijkheid van de netbeheerder.25 Een volgende respondent is van mening dat de verantwoordelijkheid van de netbeheerder voor gaskwaliteit in aansluitovereenkomsten dient te worden vastgelegd (bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor vervuiling door corrosie in het

19 Essent. 20 Delta.

21 Haarlemmermeer. 22 VEMW.

23 Continuon, Essent, VEMW. 24 Delta.

(14)

regionale net).26 Tenslotte wordt gevraagd om een scherpere afbakening van de verantwoordelijkheid van netbeheerders betreffende (controle op) gaskwaliteit.27

· Servicekwaliteit: respondenten zijn het eens met de toegekende verantwoordelijkheid. · Milieuvriendelijkheid: een enkele respondent vindt dat de netbeheerder slechts gedeeltelijk

verantwoordelijk is, namelijk voor de toegepaste materialen en het minimaliseren van de uitstoot van gas.28

30. Naast deze specifieke reacties worden ook een aantal algemene opmerkingen gemaakt betreffende de verantwoordelijkheid van netbeheerders. Twee respondenten vinden dat er een duidelijke relatie met aansprakelijkheid gelegd moeten worden.29 Eén respondent vindt dat DTe inzake meters en

aansluitingen het standpunt van EnergieNed moeten volgen.30 Voor de kwaliteitsdimensie veiligheid (waar geen vraag over werd gesteld) vragen twee respondenten om een scherpere afbakening van de verantwoordelijkheid van netbeheerders, met name voor meters en aansluitingen waarvan het beheer door een andere partij gedaan wordt.31

C.

Afweging en conclusie

31. Veel van de op dit punt gemaakte opmerkingen komen overeen met of raken aan zaken die onder bezwaar zijn in het kader van artikel 82 Gaswet.32 Dit betreft in het bijzonder alle punten die gaan over de verantwoordelijkheid van netbeheerders voor meters en aansluitingen. Het is, zoals ook in het

Informatie- en Consultatiedocument reeds aangegeven, niet de bedoeling de beoordeling die in het kader van deze bezwaarprocedure gemaakt wordt hier te maken. De dg-NMa verwacht in het derde kwartaal van dit jaar met een beslissing op bezwaar naar buiten te komen. In ieder geval tot die tijd handhaaft DTe zijn standpunt betreffende meters en aansluitingen zoals ook in het Informatie- en

Consultatiedocument uiteengezet.

Buiten deze bezwaarprocedure om kan DTe de volgende afwegingen en conclusies maken, per kwaliteitsdimensie:

· Transportzekerheid: voor wat betreft de onderbrekingen veroorzaakt door derden is DTe van mening dat deze wel tot de verantwoordelijkheid van de netbeheerder gerekend kunnen worden, omdat aangenomen mag worden dat, over een voldoende lange periode, alle netbeheerders hier in gelijke mate hinder van zullen ondervinden. Dit geeft netbeheerders ook een prikkel om onderbrekingen door derden te minimaliseren. Wel zou in de registratie onderscheid gemaakt moeten worden naar onderbrekingen veroorzaakt door derden en overige onderbrekingen.

· Gaskwaliteit: de discussie spitst zich toe op de vraag wat de netbeheerder precies kan en moet doen op het gebied van gaskwaliteit. Volgens DTe is de netbeheerder verantwoordelijk voor de controle op de kwaliteit van het gas in zijn netwerk en voor kwaliteitsveranderingen van het gas in zijn netwerk. De netbeheerder kan deze verantwoordelijkheid in de eerste plaats waarmaken door op een aantal strategisch gekozen punten in zijn netwerk controle uit te (laten) voeren op de kwaliteit van het gas. Indien het gas niet aan de gestelde kwaliteitseisen voldoet en er geen lokale invoeding plaatsvindt,

26 VEMW.

27 EnergieNed sectie Netbeheerders. 28 Delta.

29 VEMW, Delta.

30 Delta; bedoeld wordt waarschijnlijk het bezwaarschrift van EnergieNed d.d. 10/ 3/ 2003 betreffende besluiten tot aanpassing van de voorwaarden ex artikel 82 van de Gaswet.

31 EnergieNed sectie Netbeheerders en Eneco.

(15)

dan houdt deze verantwoordelijkheid tevens in dat de netbeheerder GTS van deze afwijkende meting onverwijld op de hoogte stelt, en deze verzoekt de nodige maatregelen te nemen. Ten tweede moet de netbeheerder in het geval van lokale invoeding zelf maatregelen nemen om de kwaliteit van het gas te garanderen. Tenslotte is de netbeheerder verantwoordelijk voor veranderingen aan de gaskwaliteit die in zijn netwerk optreden.

· Servicekwaliteit: aangezien respondenten het met DTe eens zijn, wordt het standpunt gehandhaafd. · Milieuvriendelijkheid: aangezien de meeste respondenten het met DTe eens zijn en de Gaswet

milieuvriendelijkheid noemt als taak van de netbeheerder, handhaaft DTe het oorspronkelijke voorstel.

· Algemene opmerkingen: voor wat betreft het onderwerp civiele aansprakelijkheid is DTe van mening dat het de taak van de wetgever is om hierover uitsluitsel te geven. In dit document beoogt DTe de verantwoordelijkheden van netbeheerders binnen het reguleringskader duidelijk te bepalen. Zoals in reeds in het Informatie- en consultatiedocument is aangegeven, kan force majeur een uitzondering vormen op de toekenning van bepaalde verantwoordelijkheden.

3.2 Netwerkindicatoren kwaliteit

A.

I&C-Voorstel DTe

32. In onderstaand schema staan de mogelijke netwerkindicatoren die DTe onderscheidt.

Netwerkindicatoren geven inzicht in de oorzaken van uiteindelijke kwaliteit. Daardoor kan een vooruitlopend zicht op de kwaliteit verkregen worden.

Netwerkindicatoren Veiligheid en transportzekerheid · Lekken bij lekzoeken

· Storingen Tabel 2. Overzicht mogelijke netwerkindicatoren.

Vraag 4. Welke (voorspellende) netwerkindicatoren zijn volgens u van belang voor regulering van veiligheid, transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid?

B.

Reacties respondenten

33. De meeste respondenten zijn het eens met de door DTe voorgestelde, mogelijke netwerkindicatoren lekken bij lekzoeken en storingen. Eén respondent stelt voor om de staat van kathodische bescherming als netwerkindicator te gebruiken.33 Een andere respondent merkt op dat bij de normering van lekken een onderscheid gemaakt moet worden tussen lekken binnen en buiten de bebouwde kom.34 Een derde respondent stelt voor om, naast de druk, de mate van publieksvoorlichting (gericht op snel en correct melden van gasluchtwaarnemingen), de snelheid van reageren bij uitstromend gas en de

beschikbaarheid van materiaal en materieel als netwerkindicatoren te gebruiken.35

33 Delta.

(16)

C.

Afweging en conclusie

34. Aangezien de meeste respondenten het met het DTe-voorstel eens zijn en de overige respondenten er geen zwaarwegende argumenten tegen hebben ingebracht, handhaaft DTe de netwerkindicatoren ‘lekken bij lekzoeken’ en ‘storingen’. Voor ‘lekken bij lekzoeken’ zou, zoals in paragraaf 2.2 van dit document reeds opgemerkt, de bestaande KVGN-richtlijn36 als vertrekpunt genomen kunnen worden, al zou deze verduidelijkt moeten worden. DTe wil in overweging nemen om het aantal lekken binnen en buiten de bebouwde kom te onderscheiden, indien vanuit de sector onderbouwd kan worden dat dit nodig is en indien de daarvoor benodigde, objectieve data met een redelijke inspanning beschikbaar kunnen komen. De suggestie om kathodische bescherming als extra netwerkindicator op te nemen wordt niet

overgenomen, aangezien deze enkel van toepassing is op metalen buizen en daardoor te beperkt is. De voorgestelde indicatoren ‘publieksvoorlichting’ en ‘beschikbaarheid materiaal en materieel’ zijn tamelijk gedetailleerd en bovendien moeilijk te meten en worden daarom niet overgenomen.

De genoemde indicatoren ‘druk’ en ‘snelheid van reageren’, tenslotte, zijn outputindicatoren (zij hebben geen voorspellend karakter) en acht DTe daarom niet geschikt als netwerkindicatoren.

(17)

4 Evaluatie huidige kwaliteitsregulering

A.

I&C-Voorstel DTe

35. Doordat er van overheidswege momenteel beperkte eisen gesteld worden aan de kwaliteit van gasdistributie, hebben netbeheerders de mogelijkheid om de winst te vergroten door op kwaliteit te bezuinigen. Om dit te voorkomen is er naast prijsregulering aanvullende regulering van en toezicht op kwaliteit nodig. Hiervoor komen vooral de kwaliteitsdimensies veiligheid en transportzekerheid in aanmerking.

Vraag 5. Acht u aanvullende regulering op het gebied van veiligheid, transportzekerheid, gaskwaliteit, servicekwaliteit of milieuvriendelijkheid noodzakelijk?

B.

Reacties respondenten

36. Een aantal respondenten37 onderschrijft de mening van DTe dat er in het algemeen aanvullende

kwaliteitsregulering noodzakelijk is. Andere respondenten38 zien de noodzaak van additionele regulering minder of niet. Een respondent39 ziet geen verschil tussen een gasnet en andere leidingsystemen, terwijl een andere respondent40 meer ziet in regulation by embarrassment en zelfregulering. Voorts vindt het merendeel van deze respondenten dat DTe er voor moet waken niet op de stoel van de netbeheerder te gaan zitten. Eén respondent41 pleit voor een uniforme set van regels die niet onderhandelbaar zijn. Daarnaast plaatst een respondent42 vraagtekens bij regulering op de kwaliteitsdimensies veiligheid en transportzekerheid. Gezien de lage gemiddelde uitvalsduur van netten is het namelijk moeilijk om kwantitatieve gegevens over onderbrekingen te verzamelen. Twee respondenten zien geen noodzaak voor aanvullende regulering van veiligheid.43 Eén respondent stelt, evenals DTe, expliciet dat voor de kwaliteitsdimensies gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid geen aanvullende regulering noodzakelijk is.44 Een andere respondent45 geeft aan dat de bestaande overeenkomsten in de praktijk uitstekend voldoen en dat aanvullende regulering voor gaskwaliteit overbodig is.

C.

Afweging en conclusie

37. Aanvullende kwaliteitsregulering is volgens DTe noodzakelijk omdat door prijsregulering de inkomsten en het resultaat van de netbeheerder onder druk kunnen komen te staan. Een manier om het resultaat te vergroten is dan ook om investeringen en onderhoud te gaan temporiseren. Een dergelijke houding kan tot gevolg hebben dat de kwaliteit van het transportnet achteruit gaat en dat er na enige tijd ongelukken gebeuren omdat het netwerk niet in goede conditie is. In een dergelijke situatie is er veel geld en tijd nodig om het netwerk weer in goede conditie te brengen. Dit zogenoemde “ uitwonen” van het net moet daarom te allen tijde voorkomen worden. Additionele kwaliteitsregulering, mits goed uitgevoerd, zorgt ervoor dat er een gelijkwaardige tegendruk tegenover de prijsdruk bestaat, zodat er een prikkel is om de lange-termijn betrouwbaarheid van de netwerken is gewaarborgd.

37 Consumentenbond, Essent, VEMW, EnergieNed sectie Netbeheer. 38 Eneco, Continuon, Delta en Haarlemmermeer.

39 Eneco. 40 Continuon. 41 VEMW.

42 EnergieNed sectie Netbeheer. 43 Essent, Delta.

(18)

38. Uit de reacties op het Informatie- en consultatiedocument zijn enkele argumenten naar voren gekomen die tegen additionele regulering zouden pleiten. Hoewel zelfregulering en regulation by embarrassment in een competitieve markt een positieve werking kunnen hebben, bieden beide naar de mening van DTe te weinig garantie tegen mogelijk misbruik door de netbeheerder van zijn de facto monopolie. Door de monopoliepositie zijn klanten namelijk gebonden aan netbeheerder en is er geen corrigerende werking van de markt. Zelfregulering is bovendien moeilijk te controleren omdat er geen eenduidige en

ondubbelzinnige criteria zijn waaraan een netbeheerder moet voldoen. Ook een uniforme set van regels die specifiek toegespitst is op de kwaliteit van het netwerk geeft naar de mening van DTe onvoldoende garantie.

39. DTe heeft geen zwaarwegende argumenten ontvangen die pleiten voor aanvullende regulering op de kwaliteitsdimensies gaskwaliteit, servicekwaliteit en milieuvriendelijkheid. DTe ziet daarom vooralsnog geen noodzaak tot aanvullende regulering met betrekking tot deze kwaliteitsdimensies, hoewel aanvullende regulering in de toekomst niet wordt uitgesloten.

(19)

5 Reguleringskader

A.

I&C-Voorstel DTe

41. Bij het opstellen van regulering vanuit de overheid heeft een toezichthouder in principe de keuze uit vijf soorten instrumenten: outputsturing, netwerktoezicht, procestoezicht, inputtoezicht en projectietoezicht. Bij outputsturing wordt enkel gekeken naar outputindicatoren, dat wil zeggen indicatoren waar de eindverbruiker direct iets van merkt, bij netwerktoezicht wordt naar de eigenschappen van het

tussenproduct (netwerk) gekeken, bij procestoezicht naar de manier waarop het netwerk tot stand komt en gebruikt wordt, bij inputtoezicht naar inputs zoals mensen en geld die daarvoor gebruikt worden, en bij projectietoezicht wordt gekeken naar voorspellingen door de netbeheerder over de kwaliteit van het netwerk.

(20)

6 Voorstel regulering veiligheid en transportzekerheid

6.1 Voorstel aanvullende regulering

A.

I&C-Voorstel DTe

43. Hoewel DTe uitgaat van outputsturing, is het vanwege de time lag niet mogelijk om hiermee te volstaan voor de kwaliteitsdimensies veiligheid en transportzekerheid. DTe stelt daarom voor om een combinatie van proces-, netwerk- en outputtoezicht te gaan gebruiken. Dit zou de vorm kunnen krijgen van een kwaliteitscertificering, waarin de verplichting wordt opgenomen om een aantal netwerk- en

outputindicatoren te gebruiken in het kwaliteitsmanagementsysteem. Deze indicatoren zijn het aantal en de aard van ongevallen, het aantal lekken na gasluchtmeldingen, de duur van lekken na

gasluchtmeldingen, het aantal lekken bij lekzoeken, het aantal onderbrekingen, de duur van de onderbrekingen en het aantal storingen. Indien een netbeheerder het certificaat niet haalt, volgt een boete, die progressief oploopt naarmate het langer duurt voordat het certificaat behaald wordt. Voor bepaalde indicatoren zullen individuele minimumnormen worden opgesteld, waaraan financiële sancties zullen worden verbonden. Tot die tijd is het de bedoeling de scores per netbeheerder alleen te

publiceren.

Vraag 6. Hoe kan volgens u aanvullende regulering van veiligheid en transportzekerheid het beste vormgegeven worden?

B.

Reacties respondenten (1)

44. De meeste respondenten46 zijn van mening dat een combinatie van outputsturing en een vorm kwaliteitsmanagementcertificering een realistische methode is voor aanvullende regulering. Wel heeft een aantal respondenten47 twijfels bij de zwaarte van de voorgestelde regulering en de keuze van DTe om outputsturing uit te breiden met verplichte certificering van het netbeheer. De meeste respondenten48 merken daarbij op dat de betrokkenheid van DTe bij de certificering zo klein mogelijk moet zijn, daar DTe anders op de stoel van de netbeheerder zou gaan zitten. Eén netbeheerder vindt dat de

kwaliteitsregulering vooral moet bestaan uit zelfregulering op basis van normen en sector specifieke richtlijnen en technische voorschriften,49 terwijl een andere netbeheerder50 meer de voorkeur geeft aan aspectcertificering. Enkele netbeheerders51 geven aan dat de outputindicatoren die bij regulering gebruikt gaan worden wel afkomstig zouden moeten zijn uit dat deel van het net waar de netbeheerder het beheer over voert en niet betrekking moeten hebben op aansluiting en meter. Ook wordt door een respondent52 opgemerkt dat boetes geen garantie vormen voor goede bedrijfsvoering van de netbeheerder. Uit onderzoek zou zijn gebleken dat dit calculerend gedrag tot resultaat kan hebben. Een respondent53 tenslotte geeft de voorkeur aan een ondubbelzinnige set regels waaraan de netbeheerder zich te houden heeft.

46 Eneco, Gastec, Continuon,en Haarlemmermeer.

47 Delta, Eneco, Continuon, Essent, EnergieNed sectie Netbeheerders, Haarlemmermeer. 48 Eneco, Gastec, Continuon, Essent en Haarlemmermeer.

(21)

C.

Afweging en conclusie (1)

45. DTe heeft geenszins de ambitie taken van het management over te nemen. Met het door DTe gedane voorstel voor kwaliteitsregulering worden extra waarborgen voor de beschermde afnemers in de regulering opgenomen. Deze zijn naar de mening van DTe noodzakelijk omdat enkel sturen op

outputfactoren niet volstaat. Dit wordt veroorzaakt door de zogenaamde time lag.54 De vorm van toezicht die door DTe is voorgesteld (certificering van het netbeheer) beschouwt DTe als een goede balans tussen enerzijds de vrijheid van de netbeheerder om zijn taken en verantwoordelijkheden naar eigen inzicht in te vullen en anderzijds de noodzaak om er voor zorg te dragen dat de kwaliteit gewaarborgd blijft. Een aanvullende reden voor het verlaten van zuivere outputsturing is het feit dat momenteel, bij gebrek aan voldoende, betrouwbare data, niet goed beoordeeld kan worden of er financiële consequenties

verbonden kunnen worden aan scores op onderbrekingen zonder het risico dat de veiligheid in gevaar komt.

46. Bovendien wordt, volgens het voorstel van DTe, de certificering van de netbedrijven uitgevoerd op basis van een door de sector opgesteld normstellend document. Het certificeringsproces daarna is dan ook volledig de verantwoordelijkheid van de verschillende netbeheerders. In het certificeringsproces dienen procedures opgenomen te worden die de voor outputsturing benodigde indicatoren opleveren.

Bovendien dienen de outputindicatoren die bij de certificering gegenereerd worden, betrekking te hebben op het door de netbeheerder beheerde netwerk.

Met betrekking tot de set uniforme regels is reeds eerder gesteld dat deze zeer specifiek dienen te zijn om enig effect te hebben op de kwaliteit. De flexibiliteit van een dergelijk systeem is daardoor klein. In een dergelijk systeem ontbreekt bovendien een controlemechanisme.

47. Op grond van de reacties die zich met name richten tegen het verplichte karakter van de certificering heeft DTe zijn standpunt heroverwogen. DTe handhaaft het voorstel om met verplichte indicatoren te gaan werken om op een objectieve manier de kwaliteit van de verschillende netten te kunnen vergelijken. Deze data zullen op een gecertificeerde wijze moeten worden geregistreerd en gerapporteerd, om discussies over de waardes van de metingen zoveel mogelijk te voorkomen. Echter, voor wat betreft het netbeheer erkent DTe dat er meerdere manieren zijn om de kwaliteit hiervan aan te tonen. DTe stelt daarom voor een verplichting voor de netbeheerders in te stellen om aan te tonen dat zij de lange-termijn betrouwbaarheid van hun netwerk kunnen garanderen. Dit kan, maar hoeft niet, middels een door DTe goedgekeurd certificaat gebeuren. Op deze manier kunnen bedrijven die dit wensen een certificaat (laten) ontwikkelen en hiermee de borging van hun kwaliteit aantonen, terwijl andere bedrijven de borging van hun kwaliteit op een andere wijze kunnen aantonen. Het onderscheid tussen verplichte certificering van de indicatoren en de vrijwillige certificering van het netbeheer wordt nader uitgewerkt in paragraaf 7.1 van dit document.

54 De time-lag die zich voordoet tussen het moment dat minder in het net wordt geïnvesteerd en het moment dat de kwaliteit vermindert doet zich ook andersom voor. In het geval een netbeheerder overgaat tot het doen van investeringen ter verhoging van de kwaliteit zal dit pas enkele jaren later tot uitdrukking komen in een hoger kwaliteitsniveau en bijpassende beloning. Het management van een

(22)

Vraag 7. Hoe kan de netwerkcertificering met verplichte indicatoren zo goed mogelijk gehandhaafd worden?

B.

Reacties respondenten (2)

48. Met betrekking tot de handhaving van het certificeringsysteem zijn de meeste respondenten55 van mening dat handhaving voldoende geregeld is door de audits die certificerende instellingen regelmatig houden. Ook hier wordt opgemerkt dat de certificering vooral op basis van zelfregulering moet worden uitgevoerd. Met betrekking tot de indicatoren voor de outputsturing biedt volgens één respondent56 een accountantsverklaring voldoende zekerheid voor betrouwbaarheid. Een andere respondent57 pleit voor het opstellen van verplichte technische codes zoals bij elektriciteit waarin wordt vastgelegd hoe met het netwerk dient te worden omgegaan.

C.

Afweging en conclusie (2)

49. Naar de mening van DTe is een accountantsverklaring ongeschikt voor de goedkeuring van

niet-financiële data. Voor de controle van de indicatoren is specifieke expertise noodzakelijk, zodat via inzicht in het proces van registratie en de achterliggende processen de kwaliteit van de data kan worden gewaarborgd. DTe is van mening dat audits van een certificerende instelling voldoende waarborg bieden voor betrouwbare indicatoren, daar waar aan metingen op deze indicatoren vooralsnog geen financiële consequenties verbonden worden. Het voorstel van DTe dat in het certificeringsysteem geregeld wordt dat deze indicatoren op uniforme manier ter beschikking moeten komen, blijft dan ook gehandhaafd. Naar de mening van DTe moeten aan het niet tijdig behalen van het certificaat sancties worden verbonden.

50. Om de kwaliteit van het netbeheer aan te tonen, ziet DTe een goedgekeurd certificaat als een

mogelijkheid. Een netbeheerder is echter vrij om langs ander weg de kwaliteit aan te tonen. Aan het niet behalen van een certificaat worden daarom in dit geval geen directe sancties gekoppeld. DTe dient wel over sanctioneringsmiddelen te beschikken indien een netbeheerder de kwaliteit van het netbeheer onvoldoende aantoonbaar kan maken.

6.2 Indicatoren veiligheid en transportzekerheid

A.

I&C-Voorstel DTe

51. In onderstaand schema staan de indicatoren die DTe bruikbaar acht voor opname in de certificering van het netbeheer met betrekking tot de kwaliteitsdimensies veiligheid en transportzekerheid.

55 Eneco, Continuon en Essent.

(23)

Netwerkindicatoren Outputindicatoren Veiligheid · aantal storingen

· aantal lekken bij lekzoeken

· aantal ongevallen en gevolgen · aantal lekken na gasluchtmeldingen · duur lekken na gasluchtmeldingen Transportzekerheid · aantal storingen

· aantal lekken bij lekzoeken

· aantal onderbrekingen · duur onderbrekingen Tabel 3. Bruikbare indicatoren veiligheid en transportzekerheid.

DTe stelt voor het relatief maken van de indicatoren de volgende ratio’s voor:

· Aantal storingen/ aantal aansluitingen èn aantal storingen/ aantal overslag-, districts- en afleverstations;

· Aantal lekken bij lekzoeken/ lengte netwerk; · Aantal ongevallen (absoluut);

· Aantal lekmeldingen/ aantal aansluitingen;

· Totale duur lekken meldingen/ aantal lekken meldingen;

· Aantal onderbrekingen/ aantal aansluitingen (SAIFI) én aantal onderbrekingen/ lengte netwerk; · Totale duur onderbrekingen/ aantal onderbrekingen (CAIDI).

Bij de aantallen aansluitingen moet aangegeven worden of hiervoor enkel de beschermde afnemers of ook de vrije afnemers worden meegeteld.

Deze indicatoren zouden op jaarbasis gemeten en gerapporteerd moeten worden.

Vraag 8. Welke indicatoren beschouwt u als de meest geschikte om voor de kwaliteitsdimensies veiligheid en transportzekerheid op te nemen in het netwerkcertificaat?

B.

Reacties respondenten (1)

52. Het merendeel van de respondenten is het op hoofdlijnen eens met DTe wat betreft de keuze van de indicatoren. Enkele respondenten58 hebben nog toevoegingen. Twee netbeheerders59 stellen dat de indicatoren alleen betrekking mogen hebben op het netwerk en niet op de aansluiting. Eén respondent60 vindt dat er bij storingen onderscheid gemaakt moet worden tussen storingen in hoge -en

lagedrukleidingen. Bovendien vindt deze respondent dat gaslekken binnen- en buitenshuis

onderscheiden moeten worden. Een andere respondent61 merkt op dat het begrip "thuislek" te eng is gedefinieerd als alleen het ongecontroleerd uitstromen van gas bij branders als gevolg van te hoge gasdruk. De veel vaker voorkomende lekken in de binneninstallaties zouden echter ook onder dit begrip vallen. Tenslotte is één respondent62 van mening dat aangegeven dient te worden of naast beschermde afnemers ook vrije afnemers betrokken zijn.

58 Continuon, VEMW, Gastec.

59 Continuon, Essent. 60 Gastec.

(24)

C

Afweging en conclusie (1)

53. Uit de reacties op het Informatie- en consultatiedocument blijkt dat de gekozen indicatoren naar de mening van de respondenten een betrouwbare indruk kunnen geven van de staat waarin het netwerk verkeert. Met betrekking tot het onderscheid dat één respondent wil maken tussen storingen in het hoge en lagedrukleidingen is DTe van mening dat dit onderscheid weinig informatie toevoegt en het

verzamelen van indicatoren nodeloos gecompliceerd maakt.

54. DTe onderkent dat “thuislek” inderdaad breder dient te worden gedefinieerd, namelijk als een

ongecontroleerde gasuitstroom die binnenshuis plaatsvindt. Met betrekking tot lekken binnenshuis, of te wel zogenaamde thuislekken, dient naar de mening van DTe bekeken te worden waardoor deze worden veroorzaakt. Hoewel de netbeheerder geen directe verantwoordelijkheid draagt voor de binneninstallatie, kunnen zijn acties wel de oorzaak zijn van het doven van de vlam en de daaropvolgende,

ongecontroleerde gasuitstroom bij de brander. De vlam kan bijvoorbeeld doven door afwijkende gaskwaliteit of door een onderbreking. De netbeheerder draagt naar de mening van DTe directe verantwoordelijkheid voor dergelijke thuislekken en de gevolgen daarvan. Bij de registratie van lekken dient met dit onderscheid rekening te worden gehouden.

55. Op grond van een eerdere afweging kan nog het volgende toegevoegd worden. De indicator ‘bijna-ongevallen’, omgevormd tot de indicator ‘ernstige incidenten’, is zoals eerder aangegeven geen strikte output-indicator. Deze zal dan ook niet als zodanig worden meegenomen. Wel dient de opvolging die gegeven wordt aan bijna-ongevallen mee te spelen bij het aantonen van de kwaliteit van het

netwerkmanagement.

Vraag 9. Hoe kunnen de indicatoren storingen, lekken, ongevallen en onderbrekingen naar uw mening het beste relatief gemaakt worden?

B.

Reacties respondenten (2)

56. Eén respondent63 heeft een specifiek overzicht van de genoemde indicatoren met ‘relativering’ voorgesteld. Zie onderstaande tabel.

Voorgestelde indicatoren Relativering

Aantal storingen Per kilometer

Aantal lekken bij lekzoeken Per kilometer

Aantal ongevallen Per capaciteit van het gehele netwerk (m3/ h) Aantal lekken na gasluchtmeldingen Per kilometer

Aantal maal wel binnen normtijd aanwezig Per aantal gasluchtmeldingen (als % van totaal aantal gasluchtmeldingen)

Aantal ongeplande onderbrekingen Per kilometer en per aansluiting

Duur onderbrekingen Per aantal onderbrekingen (in minuten per onderbreking) Tabel 4. Voorstel Continuon.

De overige reacties hebben betrekking op bepaalde indicatoren of hebben een meer algemeen karakter:

(25)

· Storingen, lekken, ongevallen en onderbrekingen in of ten gevolge van leidingen en stations: aantal per kilometer leidinglengte; in aansluitingen en gasmeters: aantal per 100.000 aansluitingen64; · Aantallen en duur van outputindicatoren per lengte van het netwerk en per aantal aansluitingen65; · Aantal en duur van de outputindicator onderbrekingen ten opzichte van respectievelijk lengte van

het netwerk en het aantal onderbrekingen66;

· Vooral is het van belang de door DTe voorgestelde ratio’s over een langere periode (bijvoorbeeld vijf jaar) vast te stellen67;

· Gebruik de capaciteit van het netwerk om indicatoren relatief te maken68.

C.

Afweging en conclusie (2)

57. Feitelijk stelt DTe in het Informatie- en consultatiedocument drie ‘bron-parameters’ voor die de

indicatoren storingen, lekken, ongevallen en onderbrekingen relatief maken: aantal aansluitingen, aantal stations en lengte van het netwerk. Deze parameters komen slechts in de noemer van een ratio voor. Duur en aantal van de vier genoemde indicatoren staan dan in de teller, maar kunnen in bepaalde ratio’s ook in de noemer voorkomen (bijvoorbeeld duur lekken/ aantal lekken). Twee respondenten stellen voor ook de parameter capaciteit van het netwerk te gebruiken (m3/ h). DTe ziet van deze bronparameter het mogelijke nut van in.

58. De reactie van Gastec motiveert DTe af te zien van het gebruik van de voorgestelde bron-parameter aantal stations. Als voorgesteld in deze reactie wordt de betekenis van het aantal stations ‘gevangen’ door de parameter lengte van het netwerk.

59. In dit stadium van de totstandkoming van kwaliteitsregulering is het verstandig niet reeds ratio’s te kiezen, maar de originele indicatoren en (de in deze paragraaf genoemde) bron-parameters vast te leggen. In een later stadium kunnen dan de meest geschikte ratio’s bepaald worden. Met dit

uitgangspunt dient op dit moment ook ‘breed’ gekozen te worden, zonder natuurlijk een overdosis aan data op te vragen aan betrokkenen.

60. Het kiezen van de geschikte periode waarover de indicatoren vastgelegd moeten worden, is een kwestie die onder vraag 11 wordt behandeld. De lengte van de periode staat immers in relatie met de significantie van de data van de indicatoren.

61. Twee van de drie gekozen bronparameters (lengte van het netwerk en aantal aansluitingen) worden al door de netbeheerders via de CODATA-modulen aan de DTe gerapporteerd. Capaciteit van het netwerk dient in ieder geval hieraan toegevoegd te worden.

(26)

Indicator V eil ig h eid / T ra n sp o rt ze ke rh eid S o o rt (O u tp u t / N et w er k) V er b ijz o n d er in g R ela tiv er in g (b ro n p a ra m et er ) O p m er kin g en U itz o n d er in g en Ongevallen V O - Aantal - Aard

- Absoluut - Zie definities Raad voor Transportveiligheid (Appendix 3). - Bijna-ongevallen (ofwel ernstige

incidenten) niet onderscheiden als aparte indicator, maar wel van belang voor aantonen kwaliteit netbeheer.

Lekken na gasluchtmeldingen V O - Aantal

- Duur

- Onderscheid: oorzaak gelegen voor of na meter.

Onderbrekingen T O - Aantal

- Duur

- Onderscheid: gepland of ongepland. - Onderscheid: al dan niet veroorzaakt door derden (graafwerkzaamheden). - Uitsluiten: wegens wanbetaling of

onveilige binneninstallatie.

Storingen V / T N - Aantal

Lekken bij lekzoeken V / T N - Aantal

- Netwerklengte - Capaciteit - Aantal aansluitingen

- Evt. onderscheid binnen of buiten de bebouwde kom.

- Oorzaak bij GTS - Force majeur

(27)

7 Implementatievereisten

7.1 Certificeringsproces

A.

I&C-Voorstel DTe

63. Bij de totstandkoming en het onderhoud van de certificering ziet DTe in zijn oorspronkelijke voorstel een rol weggelegd voor de volgende partijen:

· DTe: DTe beoordeelt de normen waarop de certificering moet toetsen en speelt een rol bij de totstandkoming en instandhouding van de certificering.

· EZ/ DTe: een onafhankelijke partij zoals het Ministerie van Economische Zaken of DTe zou als opdrachtgever voor het opstellen van het certificaat moeten optreden.

· Het College van Deskundigen: dit college bestaat uit vertegenwoordigers van betrokken partijen (overheid en branche) en onafhankelijke deskundigen. De benoeming geschiedt door de betrokken partijen in overleg, waarbij de opdrachtgever (EZ/ DTe) uiteindelijk beslist. Het college is

verantwoordelijk voor de vertaalslag van de publieke normen naar normen die toepasbaar zijn bij de certificering van de het netbeheer. Dit college kan ook tijdens het in gebruik zijn van de certificering monitoren of het naar behoren functioneert of aanpassing behoeft.

· De Certificerende Instelling (CI): de CI geeft invulling aan de praktische uitvoering van de

certificering en kan na de accreditatie van de Raad voor de Accreditatie netbeheerders certificeren; · De Raad voor de Accreditatie: deze raad accrediteert de CI’s, waarbij hij deze toetst op

betrouwbaarheid, onafhankelijkheid en deskundigheid;

· De netbeheerders: deze nemen deel in het college van deskundigen vanwege hun expertise en marktspecifieke kennis.

Vraag 10. Welke rol dienen de verschillende partijen te spelen bij de totstandkoming en uitvoering van de certificering van het netwerk?

B.

Reacties respondenten

64. De respondenten leggen in hun reacties op de vraag naar de rol van verschillende partijen op onderling afwijkende aspecten de nadruk. Zo vreest één respondent69 dat een sectorspecifieke norm mogelijk een ‘eenheidsworst’ aan processen zal opleggen die herinrichting van de netbeheerders vraagt en die mogelijk een efficiënte bedrijfsvoering in de weg staat. Daarnaast ziet de respondent in het voorstel een te grote rol voor DTe waardoor deze op de stoel van het management van de netbeheerder belandt.

65. Enigszins in lijn hiermee vindt een andere respondent70 dat in geval van introductie van certificering dit volledig op basis van zelfregulering dient plaats te vinden, dit conform het standpunt van de MDW-werkgroep ‘Normalisatie en Certificering’. De rol voor de overheid is in dit ‘model’ beperkt tot het aanwijzen van CI’s en het toetsen of een certificaat aan de wettelijke eisen voldoet.

66. Een derde respondent71 wijst erop dat voor de overheid geen opdrachtgevende rol is weggelegd. Ook wordt gewezen72 op een te groot aantal spelers, immers 6, bij de totstandkoming en het onderhoud van

69 Eneco.

(28)

certificering. Een volgende respondent73 stelt vier partijen voor: de wetgever, DTe, de CI’s en de netbeheerders. Hierbij dienen de CI’s buiten de sector opererende instanties te zijn die op geen enkele wijze afhankelijk zijn van de sector.

67. De invulling van de CI’s wordt in een andere reactie expliciet aan de orde gesteld: deze zou vakkennis moeten hebben en bovendien niet noodzakelijk verplicht gerouleerd dienen te worden.74 Een laatste reactie75 betreft een principieel punt: de wettelijke basis voor invoering en instandhouding van certificering zou ontbreken.

C.

Afweging en conclusie

68. In de eerste plaats is DTe zich ervan bewust dat certificering een extra moeilijkheidsgraad kent ten opzichte van de klassieke handhavingsmiddelen die de overheid tot haar beschikking heeft om

regelgeving te doen naleven. Naast de regelgeving zelf wordt immers een structuur van certificering en accreditatie in het leven geroepen. Bovendien bestaat er een additionele procesmatige complexiteit: certificering wordt vormgegeven met behulp van overleg tussen partijen met verschillende belangen. Anders dan bij regelgeving met publieke handhaving, waar de overheid de regels dwingend oplegt, staat of valt de realisatie van een certificeringssysteem met overeenstemming tussen de partijen.

69. Deze ‘nadelen’ van certificering ten opzichte van regelgeving met publieke handhaving wegen echter in de ogen van DTe niet op tegen de belangrijkste voordelen ervan:

· Certificering is een vorm van zelfregulering waarvoor in de regel een groot draagvlak in de sector bestaat. Naar de mening van DTe zal certificering daardoor meer leiden tot naleving van de kwaliteitsregelgeving dan vergaande regelgeving met publieke handhaving. Certificering stelt de overheid daarmee in staat op een doelmatige en slagvaardige wijze toe te zien op de naleving van normen;

· Bij certificering nemen de netbeheerders zelf de verantwoordelijkheid voor de maatschappelijke belangen van veiligheid en transportzekerheid;

· Certificering biedt een relatief ruime mate van flexibiliteit.

70. Op basis van de reacties van de respondenten introduceert DTe een onderscheid tussen

kwaliteitscertificering van het netbeheer en certificering van de indicatorenregistratie. Daarnaast heeft DTe zijn standpunt ten aanzien van de rollen van DTe, EZ en het College van Deskundigen gewijzigd.

71. Voor de borging van de indicatoren houdt DTe vast aan wettelijk verplichte certificering. DTe is zich bewust van het feit dat dit in bestuurlijk juridische zin de nodige consequenties ter bescherming van de belanghebbenden met zich mee kan brengen. Zo kan het nodig zijn dat de CI’s voor de werkzaamheden die met de verplichte certificering samenhangen de status moeten krijgen van zelfstandig

bestuursorgaan (ZBO), indien aan het niet behalen van het certificaat vergaande consequenties, zoals boetes, verbonden worden. Aangezien het hier om verplichte certificering gaat, dient DTe over de mogelijkheid te beschikken om sancties op te leggen indien het certificaat niet tijdig behaald wordt. In een later stadium dient nader bekeken te worden of de zwaarte van de in te voeren consequenties met zich mee brengt dat de CI’s door de Minister als ZBO aangewezen moeten worden. De reden om te

73 VEMW. 74 Gastec.

(29)

kiezen voor verplichte certificering is dat DTe dat als enige mogelijkheid ziet om te komen tot uniforme, eenduidige definities en betrouwbare rapportages van de kwaliteitsindicatoren. Deze zijn noodzakelijk voor transparantie en vergelijkbaarheid van de uitkomsten van de indicatoren en voor eventueel later gebruik bij outputsturing met financiële prikkels. De ophanden zijnde certificering van de

storingsregistratie76, die enkel ziet op de registratie van onderbrekingen, kan worden beschouwd als een onderdeel van de in dit document beschreven registratie van de kwaliteitsindicatoren. De certificering van de storingsregistratie zal dan ook een verplichtend karakter hebben.

72. Voor de verplichte certificering van de indicatorenregistratie ziet de rolverdeling er als volgt uit:

· EZ: Het Ministerie van Economische Zaken wijst de CI’s eventueel aan als ZBO, mede op basis van hun accreditatie, en zorgt voor wettelijke eisen ten aanzien van de kwaliteitsborging van de

indicatoren;

· DTe: beoordeelt of het normstellend document voldoet aan de wettelijke eisen en controleert periodiek of de netbeheerders het verplichte certificaat behaald hebben.

· Het College van Deskundigen: dit college bestaat uit vertegenwoordigers van de netbeheerders en onafhankelijke deskundigen. Het college is verantwoordelijk voor de vertaalslag van de wettelijke eisen naar het normstellend document dat toepasbaar is bij de certificering van de sector. Dit college kan ook tijdens het in gebruik zijn van de certificering monitoren of het naar behoren functioneert of aanpassing behoeft.

· CI’s, Raad voor de Accreditatie en de netbeheerders conform randnummer 63.

73. DTe ziet dus bij verplichte certificering van de indicatorenregistratie af van de rol als opdrachtgever. Echter, indien de sector niet in staat blijkt binnen redelijke termijn de verplichte certificering in te voeren, zou DTe het recht moeten hebben om het initiatief te nemen tot vaststelling hiervan. Dit om een

vastlopen van het proces bij eventuele onenigheid tussen partijen te voorkomen.

74. Ten behoeve van kwaliteitscertificering van het netbeheer ziet DTe af van een wettelijke verplichting hiertoe. DTe is voorstander van het wettelijk verplicht stellen van het aantonen van de kwaliteit van het netbeheer door de netbeheerder. Een door DTe goedgekeurd, vrijwillig certificaat vormt dan een sterke indicatie dat aan deze verplichting is voldaan. DTe zal het al dan niet hebben van een certificaat laten meewegen bij de invulling die DTe geeft aan zijn toezicht op de kwaliteit van netbeheer. Hiermee heeft certificering van het netbeheer dus een vrijwillige status, terwijl de oorspronkelijke doelstelling van het aantonen van kwaliteit gehandhaafd blijft. DTe begrijpt dat de kosten die zijn verbonden aan certificering een prikkel zouden kunnen vormen voor netbeheerders om af te zien van certificering. De netbeheerder dient dan wel op een alternatieve, niet-gestandaardiseerde wijze, hetgeen ook kosten met

zichmeebrengt, aantoonbaar te maken dat de kwaliteit van het netbeheer voldoende is.

75. Voor de vrijwillige certificering van het netbeheer ziet DTe de verdeling en de invulling van de rollen als volgt:

· EZ: zorgt voor wettelijke eisen ten aanzien van de kwaliteit van het netbeheer;

· DTe: toetst of het normstellend document voldoet aan de wettelijke eisen en betrekt behaalde certificaten in het toezicht op de kwaliteit van het netbeheer;

· College van Deskundigen: ontwikkelt in opdracht van de netbeheerders het normstellend document;

(30)

· Netbeheerders: kunnen, indien gewenst, opdracht geven voor de ontwikkeling van een normstellend document;

· CI, en de Raad voor de Accreditatie conform randnummer 63.

76. DTe wenst bij de certificering van netbeheer geen rol als opdrachtgever te vervullen; dit past uiteraard ook niet bij het karakter van vrijwillige certificering.

77. De rol van DTe in het algemeen met betrekking tot veiligheid van gasdistributie wordt nader uiteengezet in bijlage 5.

7.2 Eisen aan data

A.

I&C-Voorstel DTe

78. Allereerst is DTe voornemens in samenwerking met de gezamenlijke netbeheerders te komen tot het invoeren van een verplichte certificering gericht op verbetering van de inrichting en beheersing van het registratieproces van de voorgestelde indicatoren bij de netbeheerders. Aldus wordt gegarandeerd dat er toezicht wordt gehouden op de processen waarmee de verschillende indicatoren worden opgenomen in de kwaliteitsrapportage aan DTe, om te waarborgen dat alle kwaliteitsprestaties juist en volledig worden geregistreerd en gerapporteerd.

79. Ten tweede dient er een centraal landelijk meldpunt voor onderbrekingen en gasluchtmeldingen te worden ingericht. Afnemers van gas en elektriciteit melden daar hun onderbrekingen en waargenomen gaslucht ongeacht hun netbeheerder of leverancier. Door de meldingen openbaar te maken, kan de afnemer zien of zijn melding is geregistreerd. Op deze manier ontstaat een landelijk bestand. De door de netbeheerders gerapporteerde gegevens kunnen dan per netbeheerder vergeleken worden met de ontvangen meldingen. Dit is een extra controle op de correctheid van de registratie van onderbrekingen en gasluchtmeldingen van de netbeheerders. Het meldpunt rapporteert jaarlijks aan DTe. De

gezamenlijke netbeheerders hebben het initiatief genomen om de inrichting van een dergelijk meldpunt te onderzoeken.

80. Tenslotte zou het rapportageproces aan DTe versneld moeten worden van de huidige datum van 1 november in het jaar volgend op het jaar waarover gerapporteerd wordt naar de maand februari volgend op het jaar waarover gerapporteerd wordt.

Vraag 11. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat de data van de gekozen kwaliteitsindicatoren voldoet aan de eisen van objectiviteit, consistentie, representativiteit, continuïteit en significantie?

B.

Reacties respondenten

81. Ook op deze vraag leggen de respondenten in hun reacties individueel op onderling afwijkende en aanvullende aspecten de nadruk. Deze zijn:

a. Maak het toezicht op registratie van storingen en onderbrekingen mogelijk; 77 b. Maak onderscheid tussen beïnvloedbare en niet-beïnvloedbare oorzaken; 78 c. Houd rekening met zeldzame gebeurtenissen; 79

77 Gastec.

(31)

d. Uit analyse van historische gegevens blijkt dat de indicator storingen (excl. door graafwerkzaamheden) de grootste voorspellende waarde heeft; 80

e. Zorg voor duidelijke definities; 81

f. Verzamel de basiswaarden, en niet de reeds relatief gemaakte waarden; 82 g. Maak gebruik van reeds bestaande historische gegevens; 83

h. Maak gebruik van de statistiek om significantie te beoordelen; 84

i. Stel een droogzwemperiode in voor vaststelling van de kwaliteit van de data; daarnaast biedt een droogzwemperiode de mogelijkheid te onderzoeken welk effect een eventuele relatie heeft van kwaliteitsregulering en financiële consequenties; 85

j. Delegeer het toezicht aan een terzake kundige partij door middel van audits86;

k. Laat een groep van deskundigen uit de gassector een stelsel van kwaliteitsindicatoren kiezen en uitwerken87;

l. Vermijd het aan elkaar koppelen van een landelijk databestand (als produkt van een centraal meldpunt) aan de output van een gecertificeerd storingsregistratieproces. Een landelijk bestand zou onbetrouwbaar zijn, omdat er op een centraal meldpunt veel meldingen kunnen zijn die niets met storingen of onderbrekingen van het gastransport te maken hebben88;

m. De kwaliteit van de data is een aspect dat bij ISO-certificering wordt geregeld89;

n. Een aanvullende accountantsverklaring op de certificering is een mogelijkheid om de kwaliteit van de data te borgen90.

C.

Afweging en conclusie

82. Reacties a tot en met j beschouwt DTe als waardevolle bijdragen die zullen worden meegenomen in de zeer nabije toekomst wanneer het voorgestelde systeem van kwaliteitsregulering vorm krijgt. Ten aanzien van reactie k is DTe van mening dat deskundigen uit de gassector met name betrokken kunnen zijn met het uitwerken van indicatoren. Ten aanzien van reactie l is DTe echter een andere mening toegedaan. Het feit dat een landelijk meldpunt meldingen zal ontvangen die weinig met lekken of onderbrekingen van gastransport van doen hebben, hoeft geen reden te zijn om af te zien van de opbouw van een betrouwbaar bestand. Naar de mening van DTe is de onafhankelijke organisatie van het meldpunt bepalend voor de opbouw van een betrouwbaar bestand.

83. DTe is het eens met reactie m: tijdens implementatie van ISO-certificering in een organisatie wordt aandacht besteed aan de kwaliteit van data van bepaalde indicatoren. In die zin loopt vraag 11 wellicht vooruit op implementatie van kwaliteitsregulering. Over de laatste reactie, n, kan nog worden gesteld dat DTe een accountantsverklaring onvoldoende acht daar waar het niet-financiële cijfers betreft. Wanneer een systeem van certificering bestaat, is een dergelijke verklaring overbodig geworden.

79 Gastec.

80 Gastec. 81 VEMW. 82 VEMW.

83 VEMW, EnergieNed sectie Netbeheerders 84 VEMW.

85 Essent. 86 Gastec. 87 Continuon.

88 EnergieNed sectie Netbeheerders. 89 Haarlemmermeer.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Nuon is statutair gevestigd in Amsterdam. 23 April, maakt Nuon graag gebruik van de mogelijkheid om haar mening te geven over de voorstellen die door de DTe aan Gas Transport

VEMW is van mening dat de ACM geen hogere WACC hoeft vast te stellen voor de netbeheerder op zee dan de WACC die geldt voor nieuwe investeringen die worden gedaan door

De vraag die zich aan- dient is, wie er nu eigenlijk verantwoordelijk is voor het toe- zicht op de veiligheid van de private sector; is dat de Inspecteur van de Arbeidsinspectie, of

De PTSS maakt het voor Dylan lastig om zelf zijn financiële administratie te doen.. ‘Het gaat wel beter dan vroeger, maar het gebeurt nog steeds dat ik meteen zweethanden

In België kan elke werknemer in de private sector tijdskrediet opvragen voor maximum één jaar voor voltijdse of halftijdse onderbreking en maximum vijf jaar voor een vijfde

Deze site is er speciaal voor kinderen vanaf 12 jaar en biedt naast informatie ook een online cursus in chatbox en een forum.. Ook worden er preventieve activiteiten voor kinderen

Burgemeester en wethouders van de Utrechtse Heuvelrug maken bekend dat zij heeft ingestemd met de Ontwerp Nota Bodembeheer werkgebied ODRU (incl. PFAS-beleid) en

Prunus sargentii ‘Rancho’ is een goede cultivar die wij graag aanbieden, al was het alleen maar omdat hij lastig is om te kweken en veel kwekers hun vingers niet aan deze boom