• No results found

University of Groningen On the origin and function of phenotypic variation in bacteria Moreno Gamez, Stefany

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen On the origin and function of phenotypic variation in bacteria Moreno Gamez, Stefany"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

University of Groningen

On the origin and function of phenotypic variation in bacteria

Moreno Gamez, Stefany

DOI:

10.33612/diss.146787466

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from

it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date:

2020

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Moreno Gamez, S. (2020). On the origin and function of phenotypic variation in bacteria. University of

Groningen. https://doi.org/10.33612/diss.146787466

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)
(3)

Fenotypische variabiliteit is een opvallend kenmerk van levende organismen, en is in aanzienlijke mate aanwezig onder individuen die behoren tot dezelfde soort. Deze variatie heeft niet zelden een genetische oorsprong; dat wil zeggen, individuen verschillen van elkaar doordat ze dragers zijn van verschillende genen. Daarnaast kunnen ook genetisch identieke individuen variëren in hun uiterlijke kenmerken, als gevolg van uiteenlopende omgevingsinvloeden of stochastische gebeurtenissen tijdens hun ontwikkeling. In dit proefschrift onderzocht ik fenotypische variatie gegenereerd door elk van deze drie mechanismen, in verscheidene soorten bacteriën. Een belangrijk doel van mijn werk was beter te begrijpen hoe fenotypische variatie binnen populaties ontstaat op het niveau van moleculaire mechanismen en inzicht te krijgen in haar functionele consequenties. Het oplossen van dit meervoudige vraagstuk vereist een integratieve benadering waarin variatie bestudeerd wordt op verschillende biologische organisatieniveaus: van genen tot fenotypische eigenschap-pen, van individuen tot op het niveau van de populatie. Dit proefschrift laat zien dat bacteriën bij uitstek geschikt zijn voor een dergelijke integratieve benadering, omdat ze zowel op genetisch, op individueel, als op populatie-niveau experimenteel kun-nen worden gemanipuleerd en beschreven met behulp van wiskundige modellen. Dit is duidelijk te zien in de vijf onderzoekshoofdstukken en het verdiepingsmateri-aal in dit proefschrift, welke hieronder elk worden samengevat.

In de eerste twee onderzoekshoofdstukken van dit proefschrift onderzocht ik zoge-noemde fenotypische heterogeniteit, variatie onder genetisch identieke individuen bloot-gesteld aan gelijke omgevingsinvloeden. Hiertoe ontwikkelde ik een nieuwe test-methode op basis van microfluidics, waarmee het mogelijk was op het niveau van individuele cellen te meten wanneer Escherichia coli bacteriën hun groei hervatten na een periode van verhongering. In de natuur levende bacteriën worden regelmatig geconfronteerd met afwisselende perioden van voedseloverschot en -schaarste, zo-dat verhongering en het wederom hervatten van celgroei belangrijke onderdelen zijn van de bacteriële levensloop. In Hoofdstuk 2, heb ik laten zien dat klonale populaties van uitgehongerde E. coli cellen langzamer en op een minder voorspel-baar moment hun groei hervatten in lactose medium dan in glucose medium. Door deze experimenten te combineren met een modelmatige analyse van de evolutie van de groeihervattingstijd, onderzocht ik de consequenties van de waargenomen het-erogeniteit op de groeisnelheid van de populatie en haar overlevingskansen na een periode van verhongering. Hieruit bleek dat beide kenmerken bepaald worden door het gedrag van een kleine minderheid aan cellen: terwijl de populatiegroeisnelheid sterk afhankelijk is van wanneer de eerste cellen opnieuw beginnen te groeien, zijn het juist de langzaamst opstartende cellen die bepalend zijn voor de tolerantie van de populatie jegens stressfactoren, waaronder antibiotica. Deze resultaten laten zien dat bacterie populaties zowel hun groeisnelheid als hun overlevingskans kunnen max-imaliseren door het evolueren van grotere individuele variatie in het moment van groeihervatting, terwijl deze twee kenmerken doorgaans gekoppeld en wederzijds beperkend zijn voor individuele cellen. Het feit dat de sub-populatie van langzaam opstartende cellen nauwelijks negatieve effecten heeft op de populatiegroeisnelheid kan ook verklaren waarom zo veel bacteriën tolerant blijken te zijn jegens antibiotica:

(4)

deze tolerantie wordt mogelijk gemaakt door de ongestrafte aanwezigheid van een sub-populatie inactieve cellen met vertraagde groei die sterk verminderd vatbaar zijn voor antibiotica.

Hoofdstuk 3 onderzoekt de moleculaire mechanismen die aan de basis liggen van de waargenomen variatie in het moment van groeihervatting in lactose, door mid-del van systematische manipulatie van de verhongeringsduur en de beschikbaarheid van verschillende suikers voor en na verhongering. Ik nam waar dat cellen sneller en op een minder variabel moment hun groei hervatten in lactose als ze eerder ook al groeiden op lactose en maar kort werden uitgehongerd, terwijl deze effecten juist waren omgekeerd als de verhongering langdurig was (in beide gevallen in vergeli-jking met groeihervatting vanuit eerdere groei op glucose). De eerste bevinding laat zien dat de expressie van eiwitten essentieel voor de stofwisseling van lactose een beperkende factor is voor het opstarten van de groei op deze suiker; de tweede bevinding wijst op een mogelijk negatief effect van geactiveerd lactose metabolisme gedurende lange periode van uithongering. Op basis van een wiskundig model en aanvullende experimentele data veronderstelde ik dat dit negatieve effect mogelijk veroorzaakt wordt door een onevenwichtig natuurlijk verval van de verschillende eiwitten betrokken bij de invoer, respectievelijk de afbraak van lactose in de cel. Meer in het algemeen laten de resultaten zien dat de verhongeringsfase, ondanks de afwezigheid van zichtbare groei, een bijzonder dynamische periode is waarin bac-teriën onderhevig zijn aan vele veranderingen, afhankelijk van de omstandigheden tijdens de laatste fase van groei en toevalseffecten met verschillende uitkomsten voor genetisch identieke individuen.

De volgende twee hoofdstukken verleggen de aandacht naar fenotypische plas-ticiteit. Hier onderzocht ik hoe bacteriën door middel van quorum sensing hun fenotype aanpassen in reactie op omgevingsfactoren en het gedrag van naburige cellen. In Hoofdstuk 4, bestudeerde ik de inductie van competentie1in Streptococcus

pneumoniae door een signaal eiwit met de naam CSP (competence-stimulating peptide). Hoewel CSP oorspronkelijk werd beschreven als een zelf-activerend quorum sensing signaal, is in recent onderzoek geopperd dat CSP eerder functioneert als een omgev-ingssensor. Door experimenten te combineren met wiskundige modellering, heb ik aangetoond dat competentie gelijktijdig gereguleerd wordt door een aantal verschil-lende factoren, waaronder populatie dichtheid, de eerdere geschiedenis van de cel, en omgevingsfactoren zoals zuurgraad en de aanwezigheid van antibiotica. Belan-grijker nog, ik heb laten zien dat deze gelijktijdige regulatie voortkomt uit specifieke effecten van de cel historie en de omgeving op de snelheid waarmee cellen CSP produceren danwel waarnemen, waarbij de populatie dichtheid bepalend is voor welk deel van de cellen CSP productie activeert. Door te verhelderen hoe CSP onder verschillende omstandigheden fungeert als een indicator voor de lokale populatie dichtheid, en tegelijkertijd informatie bevat over zowel de geschiedenis van de cel als huidige omgevingsinvloeden (bv. antibiotica stress), beslechten deze bevindingen

1 Bacteriële competentie wordt gekenmerkt door een bijzondere fysiologische toestand van de cel, waarin de stress-regulatie systemen zijn geactiveerd en de bacterie genetisch materiaal kan opnemen uit de omgeving.

(5)

de discussie over de rol van zelf-activerende signalen in de regulatie van bacteriële competentie.

De productie van zelf-activerende signalen bij quorum sensing wordt van oudsher functioneel geïnterpreteerd als een manier waarop bacteriën hun populatiedichtheid kunnen schatten met het oog op de regulatie van bepaalde functies die alleen van voordeel zijn als ze worden uitgevoerd worden door een groot aantal cellen tegelijk-ertijd. In Hoofdstuk 5 draag ik een alternatieve hypothese aan voor de functie van quorum sensing, geïnspireerd door onze eerdere bevindingen over de invloed van omgevingsfactoren op de regulatie van competentie in pneumococcen. Met behulp van een evolutionair model laat ik zien dat bacteriën, door middel van het uitschei-den en reageren op signaalmoleculen nauwkeuriger de toestand van hun omgeving kunnen inschatten dan waartoe ze individueel in staat zouden zijn. Quorum sensing fungeert hier dus als een mechanisme waardoor bacteriën op basis van sociale inter-acties profiteren van de ‘wijsheid van het collectief’. Deze functie geeft, op zichzelf genomen, een afdoende verklaring voor de evolutie van quorum sensing, zeker gezien het feit dat bacteriële interacties specifieke kenmerken vertonen die het collectieve meten van omgevingsfactoren faciliteren. Mijn alternatieve hypothese is bovendien bij uitstek geschikt om te verklaren waarom quorum sensing betrokken is bij de reg-ulatie van functies die alleen voordeel opleveren voor het individu zelf, zonder een duidelijke meerwaarde van collectieve activatie.

Tenslotte, in Hoofdstuk 6, verlegde ik de aandacht naar het proces van genetische diversificatie en bestudeerde ik hoe ruimtelijke structuur leidt tot een versnelde evo-lutie van resistentie in de context van combinatie therapie (d.w.z., een behandeling met meerdere medicijnen gelijktijdig). Medicijnen die worden toegepast in combi-natie therapieën dringen vaak in verschillende mate door in verschillende comparti-menten van het lichaam. Door middel van een wiskundig model toonde ik aan dat een dergelijke differentiële penetratie van medicijnen bijdraagt aan een snelle evo-lutie van meervoudige resistentie. De reden is dat lichaamscompartimenten waar slechts één van de medicijnen doordringt tot een werkzame concentratie fungeren als broeinesten voor de evolutie van enkelvoudige resistenties, waardoor ziektev-erwekkers stapsgewijs de mutaties nodig voor meervoudige resistentie kunnen on-twikkelen. In het bijzonder, de analyse van het model laat zien dat de snelheid van meervoudige resistentie evolutie kan worden vertraagd door combinatie thera-pieën zo te ontwerpen dat de gebruikte medicijnen zo min mogelijk verschillen in de manier waarop ze doordringen in de verschillende compartimenten van het lichaam.

In plaats van zich te concentreren op een enkele bacteriesoort of een enkel biolo-gisch kenmerk, verkent dit proefschrift fenotypische variatie in sterk uiteenlopende model systemen. De rode draad die het werk in dit proefschrift verbindt, is dat feno-typische variatie steeds wordt bestudeerd in verband met zowel haar onderliggende moleculaire mechanismen als met haar consequenties op het niveau van de popu-latie. In het afsluitende hoofdstuk van dit proefschrift, Hoofdstuk 7, betoog ik dat een dergelijke systeem-benadering essentieel is voor het ontwikkelen van inzicht in de biologische functie van fenotypische variatie en haar relevantie voor evolution-aire processen. Ik werk dit punt verder uit door het hoofdstuk af te sluiten met een

(6)

bespreking van de effecten van fenotypische variatie met niet-genetische oorsprong op de snelheid en richting van evolutie.

(7)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

If one drug (b) or both drugs (c) have a lower penetration, treatment outcomes may suffer in different ways. b) If there are regions where only one drug reaches an ef-

A recent theoretical study suggested that these interactions between expression level and enzyme function could speed up the evolution of antibiotic resistance by allow- ing bacteria

By combining experiments with a model of lag time evolution I explored the con- sequences of the quantified heterogeneity on population growth and survival after starvation,

I want to give special thanks to the members of the TR ˆES group in Groningen, where I have been based since my time as a Master student.. David, it has been a pleasure to work

Afterwards, she got a scholarship to study Biology at the University of Los An- des graduating in 2011 (summa cum laude), after spend- ing two summers as an undergraduate

Department of Fundamental Microbiology, Faculty of Biology and Medicine, Univer- sity of Lausanne, CH-1015 Lausanne,

On the origin and function of phenotypic variation in bacteria Moreno Gamez,

Hier kunnen verschillende opdrachten bij horen maar die werken allemaal hetzelfde. MAAK ALTIJD EERST