• No results found

University of Groningen Global Value Chains and Economic Development Pahl, Stefan

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "University of Groningen Global Value Chains and Economic Development Pahl, Stefan"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Global Value Chains and Economic Development Pahl, Stefan

DOI:

10.33612/diss.121326589

IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Document Version

Publisher's PDF, also known as Version of record

Publication date: 2020

Link to publication in University of Groningen/UMCG research database

Citation for published version (APA):

Pahl, S. (2020). Global Value Chains and Economic Development. University of Groningen, SOM research school. https://doi.org/10.33612/diss.121326589

Copyright

Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons).

Take-down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.

Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum.

(2)

245

7 Dutch Summary

De opmerkelijke groei van de wereldhandel is een van de essentiële kenmerken van de wereldeconomie van de afgelopen decennia. Die groei is, ten minste gedeeltelijk, het gevolg van het ontstaan van een nieuwe vorm van geïntegreerde wereldwijde productie, die landen de mogelijkheid biedt zich te specialiseren in bepaalde productiestadia in plaats van complete producten af te leveren, en aldus in halffabricaten en onderdelen te handelen (Yi, 2003). Deze nieuwe vorm van productie wordt ‘handel in mondiale waardeketens’ (MWK's) genoemd en heeft tal van consequenties. Dit proefschrift zoomt in op de consequenties voor ontwikkelingslanden en bestudeert de rol van MWK’s bij en voor de economische ontwikkeling.

MWK’s worden door velen gezien als mogelijk wondermiddel voor economische ontwikkeling (bijv. Taglioni & Winkler, 2016; UNIDO, 2018a; World Bank, 2017; 2020). Dit enthousiasme wordt hoofdzakelijk ingegeven door het argument dat de handel via MWK’s, in vergelijking met de traditionele handel, betere ontwikkelingskansen biedt omdat het in twee opzichten anders is. Ten eerste wordt gesteld dat transacties in MWK’s, in tegenstelling tot zuiver op de markt gebaseerde transacties, een relationeel aspect met zich meebrengen. Dankzij nauwe samenwerking in gezamenlijke productiestructuren kan er een snelle technologie- en kennisoverdracht plaatsvinden. Landen zouden zo sneller bij de technologische grootmachten moeten kunnen aanhaken. Ten tweede zorgen MWK’s mogelijk voor fijnmazige specialisatie op het niveau van productiestadia (bijv. assemblage van auto's in plaats van complete auto's), waardoor ze wellicht meer efficiëntievoordelen en welvaartswinst opleveren dan de traditionele handel. Daarnaast vergemakkelijkt specialisatie in kleine stukjes van de waardeketen de uitvoer en worden buitenlandse markten dus beter bereikbaar omdat landen geen complete waardeketens in eigen land hoeven op te bouwen maar essentiële onderdelen kunnen importeren (zie Baldwin, 2014).

De literatuur op het gebied van economische ontwikkeling benadrukt echter dat specialisatie op de langere termijn mogelijk niet bevorderlijk is als het de ontwikkeling van capaciteit afremt in sectoren of activiteiten die een duurzamere groei voorstaan. Een belangrijke discussie ten aanzien van MWK’s gaat dus over de langetermijneffecten van MWK’s. De genoemde literatuur benadrukt voorts de noodzaak om, met name in de industrie, banen te creëren. Men zou echter kunnen betogen dat productie binnen een MWK niet noodzakelijkerwijs een aanjager is van banengroei omdat bedrijven in MWK’s geneigd zijn

(3)

246

kapitaalintensieve productiemethoden toe te passen en niet geneigd zijn grote hoeveelheden (ongeschoolde) arbeidskrachten aan te nemen (Rodrik, 2018). De discussies in de literatuur gaan dus vooral over het creëren van banen (met name in de industrie) en een duurzame productiviteits- en toegevoegde waarde groei. Dit proefschrift wil aan deze discussies bijdragen door systematisch, internationaal bewijs aan te dragen met betrekking tot het genereren van toegevoegde waarde, productiviteit en werkgelegenheid in verhouding tot handel in MWK's.

In de eerste twee hoofdstukken wordt ingegaan op een zeer uitgebreide verzameling landen en een lange tijdsspanne vanaf 1970. In hoofdstuk 2 worden de patronen van deelname aan MWK's in deze grote groep ontwikkelingslanden, en de wijze waarop die zich verhouden tot de ontwikkelingsstadia van de landen, bestudeerd. Voor 91 landen maken we een schatting van de binnenlandse toegevoegde waarde in de uitvoer van industriegoederen (VAX-D-ratio) gedurende de periode 1970-2013. De VAX-D-ratio is een omgekeerde maat voor deelname aan een MWK en geeft aan hoeveel buitenlandse meerwaarde (en dus geïmporteerde halffabricaten) in de exportproductie worden gebruikt (‘verticale specialisatie’ genoemd, zie Hummels et al., 2001). We zien sinds midden jaren 80 een sterke daling van de wereldwijde VAX-D-ratio, die vooral verklaard kan worden door de vervanging van buitenlandse halffabricaten door binnenlandse. Aan de hand van een detectiemethode op basis van breekpunten, onderscheiden we bovendien drie pieken in de deelname van MWK's aan de wereldeconomie: 1970-79, 1986-95 en 1996-08. We zien dat de meeste (79) landen ten minste eenmaal een piek in deelname hebben gekend. Om het verband tussen deelname aan een MWK en stadia van economische ontwikkeling te verkennen, leggen we eerst een verband tussen deelname aan de VAX-D-ratio en het BBP per capita en zien we dat een sterkere deelname aan MWK's in gerelateerd is aan een hoger BBP per capita.

In hoofdstuk 3 onderzoeken we dit verband nader door ons af te vragen of deelname aan een MWK de economische ontwikkeling bevordert, afgaande op de arbeidsproductiviteits- en werkgelegenheidsgroei in de formele industrie. We onderzoeken de langetermijneffecten van deelname aan een MWK voor 57 landen tussen 1970 en 2008. We constateren bij alle combinaties van gegevens een sterk verband tussen deelname aan een MWK en productiviteitsgroei. Dit verband blijkt bij de groep Aziatische landen groter te zijn dan bij de overige landen. Men zou kunnen betogen dat hun locatie bijzonder geschikt is om te profiteren van deelname aan een MWK dankzij de inbedding in en nabijheid tot ‘fabriek Azië’ (bijv. Baldwin & Lopez-Gonzalez, 2015). Sterke banden tussen landen in verschillende

(4)

247

ontwikkelingsstadia bieden wellicht gemakkelijk toegang tot geavanceerde input en kansen om productiestadia over te nemen naarmate de lonen in de relatief meer ontwikkelde landen stijgen. Wat betreft werkgelegenheid vinden we geen aanwijzing voor een verband tussen een grotere deelname aan MWK's en een grotere werkgelegenheidsgroei. In meerdere dataselecties vinden we correlaties die dicht bij en niet statistisch verschillend van nul zijn. We concluderen dat deelname aan een MWK een ‘mixed blessing’ zou zijn: gemiddeld genomen stimuleert het de productiviteitsgroei, maar niet de werkgelegenheidsgroei. In de geest van Rodrik (2018) veronderstellen we dat moderne technologieën die door MWK’s verspreid worden bevooroordeeld zijn tegen (ongeschoolde) arbeid. Dit zou versterkt kunnen worden door strenge eisen van leidende bedrijven.

Ondanks deze, gemiddeld genomen, minder optimistische blik op de werkgelegenheid, is het duidelijk dat er landen zijn waar de werkgelegenheid, wellicht dankzij integratie in MWK's, snel groeit. Deze landen hebben wellicht ook te maken gehad met een teruglopende vraag naar arbeid als gevolg van technologische verandering, maar hebben de productieschaal zodanig verhoogt dat de werkgelegenheid snel bleef groeien. In hoofdstuk 4 bestuderen we dit punt aan de hand van 25 lage- en middeninkomenslanden en onderzoeken we de oorzaken van banengroei nader. We volgen drie oorzaken met zinvolle interpretaties in het debat over banengroei door middel van deelname aan een MWK: technologie, concurrentiekracht van MWK’s en vraag.

We zien dat tussen 2000 en 2014 de vraag in alle 25 lage- en middeninkomenslanden positief heeft bijgedragen aan de banengroei. Interessant genoeg lijkt integratie in MWK's die leveren aan Aziatische landen met een bijzonder snelle uitgavenstijging (bijv. China) niet noodzakelijk. Technologie (en dus een teruglopende vraag naar arbeid) had in alle landen in onze steekproef een negatief effect op de banengroei. In veel gevallen wordt de positieve bijdrage van een toenemende vraag volledig tenietgedaan door de teruglopende vraag naar arbeid. De concurrentiekracht in MWK’s lijkt onderling in de verschillende landen echter zeer te variëren. We zien dat sommige landen enorme sprongen maken, terwijl andere ontwikkelingslanden te maken hebben met dalende concurrentiekracht. Landen als China en Vietnam kennen een zeer snelle groei van de concurrentiekracht in MWK’s en hebben daroom een snelle banengroei, met name in de industrie. Al met al lijken uiteenlopende patronen van concurrentiekracht van MWK’s een drijvende kracht te zijn voor verschillen tussen landen op het gebied van banengroei (in de industrie), wat betekent dat het verkrijgen van meer inzicht

(5)

248

een prioriteit zou moeten zijn op de agenda voor onderzoek naar structurele verandering en banengroei door middel van deelname aan MWK’s.

In hoofdstuk 5 onderzoeken we de rol van één specifieke vorm van handelsbeleid, namelijk het faciliteren van internationale handel, bij creatie van toegevoegde waarde op sectoraal niveau wanneer er sprake is van MWK's. In algemene zin is het faciliteren van handel bedoeld om de internationale goederenhandel te bevorderen door het vereenvoudigen en harmoniseren van internationale regels, voorschriften en infrastructuur. Een belangrijk probleem bij de toetsing van dergelijke initiatieven is dat traditionele analyses van handelsbeleid, en faciliteren van handel in het bijzonder, uitsluitend gebaseerd worden op bruto-uitvoer (bijv. Djankov et al., 2010; Freund en Rocha, 2011). Ten eerste kan dit misleidende resultaten opleveren wat betreft het netto-effect en de verspreiding van effecten over de sectoren. De bruto-uitvoer overschat het verwachte netto-effect in vergelijking met toegevoegde waarde-effecten omdat landen doorgaans invoer nodig hebben om te kunnen uitvoeren. Ten tweede bieden MWK's mogelijkheden tot het behalen van derdelandenvoordelen omdat MWK's bedrijven door middel van voorwaartse verbanden in contact brengen met consumentenmarkten in verschillende landen. Verlaging van de handelskosten in één land heeft mogelijk gevolgen voor alle (buitenlandse) toeleveranciers. Analyses op basis van bruto-uitvoer zijn, ten slotte, geen goede afspiegeling van de sectorale verspreiding van de effecten omdat indirecte leveranciers aan de uitvoer ontbreken. Dit sectorale aspect is met name belangrijk in ontwikkelingslanden in het kader van discussies over structurele veranderingen.

Op basis van een toegevoegde waarde benadering, waarin rekening met die verbanden wordt gehouden, onderzoeken we deze effecten voor acht lage- en middeninkomenslanden in Afrika en Azië. We zien grote potentiële toegevoegde waarde-effecten door faciliteren van handel voor wereldwijde verbeteringen naar beste praktijken. We zien dat met name Ethiopië en Kenia extra voordelen mislopen, omdat ze niet meeprofiteren van exportbevordering door andere landen. Wat betreft sectorale gevolgen zien we bovendien dat faciliteren van handel niet noodzakelijkerwijs een aanjager is van structurele verandering in de industrie. Met name in de groep Afrikaanse landen zien we dat vooral de landbouw en de dienstensector worden gestimuleerd (met name de groot- en kleinhandel, maar niet de zakelijke diensten). Om te profiteren van integratie in een MWK moet dus handelsbeleid worden ontworpen waarin rekening gehouden wordt met de bijzonderheid van een land in dit verband.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The share of trade in intermediates and in value added exports is heterogeneous across countries and dependent on country size (small countries have a higher foreign

We track vertical specialisation in trade through the share of domestic value added in gross exports, which we refer to as the VAX-D ratio.. 3 We focus on the exports of

For outcome measurement, we measure all manufacturing value added and employment in a country that is generated in the production for exports, not only in the exporting industry,

We need to obtain at least one official input-output table, time series of exports, imports, value added, and gross output by industry, as well as totals of the final

Sectoral value added thus derives from exports by the sector itself (direct effect), from indirect exports via other sectors of the same country and from linkages into

Evidence for Four African Countries in International Perspective (World Bank Policy Research Working Paper 8953).. Washington, D.C.:

13 For the remaining 26 countries, we construct a benchmark matrix using country-specific information on exports, imports and sectoral gross output and value

Global value chains (GVCs) are a defining feature of the world economy since the mid-1980s, also for many developing countries. Participation in GVCs is associated with