• No results found

Antwoord De vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger noopt mij ertoe eerst enkele feiten objectief op een rij te zetten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Antwoord De vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger noopt mij ertoe eerst enkele feiten objectief op een rij te zetten"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 166 van 27 april 1999

van de heer FILIP DEWINTER

Gesloten instelling voor jonge criminelen – Stand- punt

Naar aanleiding van een schrijven van de burge- meester van Antwerpen, Leona Detiège, betreffen- de de mogelijke oprichting van een gesloten instel- ling voor jeugdige criminelen en probleemjongeren in Antwerpen, antwoordde de minister dat hij niet afkerig staat van een dergelijk initiatief.

Concreet werd echter geen gevolg aan zijn positief antwoord gegeven. Ook in de begroting 1999 wer- den terzake geen middelen ingeschreven.

Kan de minister mij meedelen welk verder gevolg aan de mogelijke oprichting van een gesloten in- stelling voor jeugdige criminelen en probleemjon- geren wordt gegeven ?

N.B. Deze vraag werd eveneens gesteld aan me- vrouw Wivina Demeester-De Meyer, Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezond- heidsbeleid.

Antwoord

De vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger noopt mij ertoe eerst enkele feiten objectief op een rij te zetten. Ik stel immers vast dat hij personen, plaatsen en tijdstippen door elkaar haalt, zodat de conclusies die hij meent te moeten trekken elke band met de werkelijkheid missen.

Wat zijn de feiten ?

1. Op 18 mei 1998 verscheen in De Morgen een artikel over de vraag die burgemeester Detiège zou hebben gesteld aan de minister van Justitie betreffende de bouw van een "speciale jeugdge- vangenis".

In hetzelfde artikel wordt de reactie van de di- rectie van de gemeenschapsinstelling voor bij- zondere jeugdbijstand in Mol opgenomen, na- melijk dat "een jeugdgevangenis geen goede oplossing is omdat in de eerste plaats reïntegra- tie in de maatschappij moet nagestreefd wor- den".

2. Op 5 maart 1999 berichtte de VRT-radio over een beslissing van de stad Mechelen om 50 mil- joen ter beschikking te stellen voor "een geslo- ten internaat voor opvang van delinquente mi-

grantenjongeren".

Uit mijn contacten met leden van het schepen- college van Mechelen bleek vooral dat de stad een initiatief wou nemen en bereid was haar medewerking te verlenen om alternatieven te ontwikkelen voor de opvang in de gesloten ge- meenschapsinstellingen.

3. Op 9 maart 1999 stelden mevrouw Marleen Vanderpoorten en de Vlaamse volksvertegen- woordiger in het Vlaams Parlement elk een ac- tuele vraag over deze berichtgeving. In mijn antwoord beklemtoonde ik :

"Het is positief dat steden en gemeenten be- langstelling hebben voor de problematiek en dat ze zich aanmelden als partners om ze in goede banen te leiden ...", en verder :

"In eerste instantie moet er dus duidelijkheid zijn over wat de stad zelf nastreeft. Wat ook de ambitie is, ze moet passen binnen de ambitie en bevoegdheden van de Vlaamse Gemeenschap ...

Maatregelen uitvoeren impliceert niet enkel het plaatsen van jongeren maar ook gemeenschaps- dienst, herstelbemiddeling en een aantal andere specifieke projecten die te maken hebben met vorming en arbeid en waardoor jongeren kun- nen resocialiseren en reïntegreren" (Handelin- gen nr. 39 van 9 maart 1999, blz. 3 en 4 – red.).

Besluit

Er is vanuit het beleid op geen enkel ogenblik sprake geweest van een mogelijke oprichting van een bijkomende gesloten instelling voor jongeren die een als misdrijf omschreven feiten hebben gepleegd.

Dit neemt overigens niet weg dat er, zowel op de begroting 1998 als 1999 van respectievelijk het Fonds Bijzondere Jeugdbijstand en het VIPA (Vlaams Infrastructuurfonds voor Per- soonsgebonden Aangelegenheden), specifieke middelen werden uitgetrokken met het oog op een optimalisatie van de uitvoering van bepalin- gen uit de wet betreffende de jeugdbescherming ten aanzien van delinquente jongeren, name- lijk :

– 1998 : uitbreiding van de diensten voor alter- natieve maatregelen voor ongeveer 16 mil- joen op jaarbasis, eerste fase/deel 1 van de vernieuwbouw van de gemeenschapsinstel- ling De Kempen in Mol, voor een bedrag van 106 miljoen frank ;

– 1999 : veralgemening van de projecten voor

(2)

alternatieve maatregelen naar alle arrondis- sementen voor 42 miljoen op jaarbasis, eer- ste fase/deel 2 en tweede fase van de ver- nieuwbouw van de gemeenschapsinstelling De Kempen in Mol, voor een totaal bedrag van 148 miljoen frank.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor de drie scenario’s voor 2030 in de landelijke prognose werd in de studie Prognoses CO 2 -emissie glastuinbouw 2030 door externe ontwikkelingen en marktvraag naar

Om een vergelijking te kunnen maken tussen de resultaten van de praktijktoets van de soort- benadering en die van de gemeenschapsbenadering, zijn de berekende soorten van de

Bij deze druk gaven de buizen het water gelijkmatig af door een groot aantal kleine poriën.. De ingegraven poreuze buizen zijn voortdurend gevuld gehouden met

Omdat het doel van deze filetmonsters primair de vergelijking met de gehalten in de gehele sub- adulte vis was zijn alleen filet monsters geproduceerd voor soorten en

Figuur 6 Densityplot van het aantal soorten in de vegetatieopname voor VBI2 met onderscheid tussen plots die op een bosrand gelegen zijn en plots die volledig in bos gelegen

de hoofdperiode waarin het veldwerk uitgevoerd werd en het aantal besteedde VTE in verhouding tot de aanwezige natuurwaarden kan ook voor andere kaartblokken

- benadering van de regionale kwaliteit volgens de floradatabank (zie figuur en kaart): een belangrijk aandeel, maar minder dan 25% van het aantal hokken wijst op een

Conclusie: Eigenlijk zijn de vooruitzichten voor dit habitattype in Vlaanderen zeer ongunstig omdat het te allen tijde zeer beperkt zal blijven in oppervlakte en