Vraag nr. 42
van 5 december 2003
van de heer JOS DE MEYER
Bouwdossiers – Behandelingsduur
In Oost-Vlaanderen en Antwerpen wachten hon-derden bouwdossiers op een vergunning, v o l g e n s een woordvoerder van de Kamer van Ko o p h a n d e l (KvK) Oost-V l a a n d e r e n . Alleen al bij de admini-stratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Mo-numenten en Landschappen (Arohm) Gent liggen 850 dossiers te wachten. "Samen zijn die goed voor 375 miljoen euro", zegt de woordvoerder en : "Mochten die onmiddellijk worden goedgekeurd, dan kunnen meteen enkele duizenden arbeids-krachten aan de slag."
In deze tijden van economische laagconjunctuur is dit inderdaad onaanvaardbaar voor het bedrijfsle-v e n . Het gaat immers obedrijfsle-ver dossiers waarbedrijfsle-voor de plannen klaarliggen en de centen beschikbaar zijn. Het is uitermate belangrijk dat bouwprojecten, d i e zowel voor directe als indirecte tewerkstelling zor-g e n , zo snel mozor-gelijk kunnen worden uitzor-gevoerd. Ook particulieren mogen terecht verwachten dat een bouwaanvraag of verkavelingswijziging geen maanden vertraging oploopt bij de diensten van Arohm.
De besluiten van de Vlaamse regering van 5 mei 2000 en 26 april 2002 in verband met werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eenslui-dend advies van de gemachtigde ambtenaar en de mogelijkheid van het presteren van overuren door de Vlaamse ambtenaren van Ruimtelijke Orde-ning, moesten de achterstand wegwerken.
1. Hoeveel dossiers wachten er vandaag, in elke p r o v i n c i e, op de goedkeuring door de diensten Stedenbouw ?
2. Kan de minister een vergelijking geven tussen de provincies van de personeelsbezetting in de dienst Stedenbouw en de te behandelen dossier s (enerzijds voor planning en anderzijds voor ver-gunningen e.a.) ?
3. Wat is vandaag de streeftermijn voor de behan-deling van een bouwaanvraag, van een verkave-lingsaanvraag of -wijziging ? En dit van de datum van afgifte op het gemeentehuis tot de
effectieve ontvangst van de vergunning (na mo-gelijke schorsingstermijn).
4. Wat is de gemiddelde behandelingstermijn van een bouwaanvraag ?
Zijn er significante verschillen per provincie ? Zo ja, hoe kunnen deze verschillen verklaard worden ?
5. Welke maatregelen neemt de minister om de achterstand in de behandeling van bouwaanvra-gen weg te werken ?
Antwoord
Wat de vragen van de Vlaamse volksvertegenwoor-diger betreft, kan ik vooreerst verwijzen naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen nrs. 96 van 28 februari 2003 van de heer Luk Van Nieuwenhuysen en 128 van 28 mei 2003 van de heer Johan De Roo, evenals naar mijn repliek in de Commissie voor L e e f m i l i e u , Natuurbehoud en Ruimtelijke Orde-ning in antwoord op de aanbevelingen vervat in het jaarverslag '02 van de Vlaamse Ombudsdienst. Zodoende ben ik zo vrij mij in casu te beperken tot het actualiseren van die antwoorden op basis van meer recente cijfergegevens en de eventuele nieuwe feiten. ( r e s p. Bulletin van Vragen en A n t w o o r
-den nr. 1 3 van 2 mei 2003, b l z . 2186 ; B VA nr. 16 van 13 juni 2003, b l z . 2571 ; Stuk 41 (2002-2003) – Nr. 5 – red.)
Aanvraagdossiers stedenbouwkundige vergunning, artikel 43 ROHM-afdelingen
Gemiddelde doorlooptijd op (*) Antwerpen Oost- West- Limburg
Vlaams-Vlaanderen Vlaanderen Brabant
1.10.1999 125 76 54 42 28 1.4.2000 124 88 60 42 28 1.10.2000 118 91 65 41 29 1.4.2001 98 85 69 40 27 1.10.2001 84 72 67 37 27 1.4.2002 77 65 64 37 28 1.10.2002 73 62 60 41 28 1.4.2003 78 69 58 45 28 1.7.2003 81 73 57 46 28 1.12.2003 (**) 78 57 47 26
(*) In de bovenstaande tabel is de doorlooptijd berekend op de dossiers ingediend tijdens de afgelopen 24 m a a n d e n vóór het tijdstip waarop gemeten wordt, om te vermijden dat zware dossiers waarvoor bijvoorbeeld tijdrovende planningsprocedures doorlopen moeten worden vooral-eer de vergunning kan worden verleend, het gemiddelde al te sterk zouden beïnvloeden.
(**) Cijfers niet meegedeeld.
Uit de cijfers blijkt dat de behandelingstermijn – en derhalve ook de historische achterstand – al-leszins binnen de perken blijft. Dat die doorloop-tijd niet sneller daalt en overal beneden de 60 dagen kan worden gebracht, heeft te maken met een aantal factoren.
Na het zogenaamde "achterstandsproject" van en-kele jaren geleden werden een aantal structurele maatregelen aangekondigd die nog niet of nog veel te beperkt een impact hebben op de toevloed aan dossiers en taken en de mogelijke verwerking ervan.
De PIP/PEP "Ve r g u n n e n " , basis voor eventuele nieuwe aanwervingen met het oog op een voldoen-de aanvulling van voldoen-de personeelsnovoldoen-den, heeft pas vlak voor de zomervakantie van 2003 aanleiding gegeven tot de werving van enkele nieuwe A 1 ' s (deels ging het overigens om de omzetting van reeds contractueel ingezet personeel dat – na stage – statutair kon worden) (PIP/PEP : p r o c e
-simplementatieplan/personeelsplan – red.).
rondschrij-ven van de directeur-generaal van Arohm met een uitgebreide toelichting ontvangen.
In de tussentijd zijn ook heel wat andere maatrege-len genomen om de lagere overheden te sensibili-seren tot het opnemen van vergunningstaken, zowel in het kader van de subsidiariteit, als om de diensten van Arohm enigszins te ontlasten. D e r g e-lijke maatregelen hebben echter altijd een ver-traagd effect, omdat ze uiteraard enkel voor de toekomst gelden, enige inwerkingsperiode behoe-ven en in die periode altijd een intensievere aan-leerperiode én dus tijd vergen.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan de gewijzigde regel-geving betreffende de werken vrijgesteld van ver-g u n n i n ver-g, van architect of van advies van de ver- ge-machtigde ambtenaar, die ongetwijfeld nuttig ef-fect inzake de doorlooptijden zal hebben, m a a r eerst terdege moest worden geïnstrueerd aan de gemeentelijke stedenbouwkundig ambtenaren. Andere zaken dan stedenbouwkundige vergun-ningsaanvragen worden niet op dezelfde systemati-sche wijze opgevolgd. Deels hangt dit af van de au-tomatisatiegraad of lopende informaticaprogram-ma's van de ROHM-afdelingen.
Wat verkavelingsaanvragen (artikel 43), s t e d e n-bouwkundige aanvragen van overheden of pu-bliekrechtelijke rechtspersonen of openbare nuts-voorzieningen (artikel 127), v e r k a v e l i n g s a a n v r a g e n en vragen voor een afwijking van een bijzonder plan van aanleg of verkavelingsvergunning (artikel 49) betreft, zijn slechts partiële gegevens bekend voor bepaalde afdelingen, zodat geen vergelijking met de andere afdelingen mogelijk is. B i j g e v o l g worden ze hier niet opgenomen.
Het zal de Vlaamse volksvertegenwoordiger hope-lijk duidehope-lijk zijn dat de diensten van Arohm op de goede weg zijn om de achterstanden verder terug te dringen. Voor een snellere oplossing van het probleem zijn echter structurele oplossingen nood-z a k e l i j k . Eén ervan, namelijk het vrij grote perso-neelsverloop en het onvoldoende vinden van hoog-gekwalificeerd personeel, zal wellicht slechts een echte oplossing kunnen krijgen via een aangepast v e r l o n i n g s b e l e i d , dat momenteel op vraag van de Vlaamse regering wordt voorbereid door een bij-zondere kenniscel.
Enkele vragen zijn ook beantwoord naar aanlei-ding van vraag nr. 18 van 30 oktober 2003 van me-vrouw Anny De Maght-A e l b r e c h t . In het antwoord zijn vrij gedetailleerde gegevens met betrekking tot O o s t-Vlaanderen gegeven. Omdat het om recente
gegevens gaat, verwijs ik naar desbetreffende ant-w o o r d . (Bulletin van Vragen en A n t ant-w o o rden nr. 5
van 12 december 2003, blz. 1164 – red.)
De overige vragen vergen een dermate arbeidsin-tensief opzoekings- en verwerkingswerk dat het beantwoorden ervan veeleer aanleiding zou geven tot het vergroten van de achterstand.
