• No results found

‘Het meten en rapporteren van impact door fondswervende instellingen’ Het onmeetbare, meetbaar?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "‘Het meten en rapporteren van impact door fondswervende instellingen’ Het onmeetbare, meetbaar?"

Copied!
69
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

‘Het meten en rapporteren van impact door fondswervende

instellingen’

Het onmeetbare, meetbaar?

Rijksuniversiteit Groningen

Faculteit der Economische Wetenschappen

Afstudeerscriptie Master Accountancy

Door: H.B. Velzing Augustus 2007

(2)

Rijksuniversiteit Groningen – Master Accountancy

Naam: H.B. Velzing

Studentnummer: 1323717

Eerste begeleider: Drs. A. Smeenge RA Tweede begeleider: Drs. J.H.M. van Kesteren

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn afstudeerscriptie ter afsluiting van de master Accountancy van de faculteit der Economische Wetenschappen aan de Rijksuniversiteit Groningen.

In dit voorwoord wil ik graag van de gelegenheid gebruik maken om mijn afstudeerbegeleider de heer A. Smeenge RA te bedanken voor zijn tijd en inzet. Daarnaast wil ik de heer J. van Kesteren bedanken voor zijn kritische blik tijdens het bespreken van de onderzoeksopzet, evenals alle andere personen die direct of indirect hebben bijgedragen aan de totstandkoming van deze scriptie.

Als laatste wil ik iedereen in mijn omgeving bedanken voor de getoonde interesse en steun tijdens zowel de studie als het afstudeertraject.

(4)

Samenvatting

De laatste jaren wordt de roep door donateurs om een hogere transparantie in de jaarverslagen van goede doelen (fondswervende instellingen) steeds sterker. Deze transparantie is onder andere naar aanleiding van deze eis de laatste jaren sterk verbeterd bij fondswervende instellingen. De weergave van impact in het jaarverslag van deze organisaties kan volgens de donateurs echter nog beter. Er bestaat namelijk op dit moment nog veel onduidelijkheid over wat er precies bereikt wordt met de bestedingen (uitgevoerde activiteiten). Welke veranderingen zijn teweeggebracht door de geleverde inspanningen? Dat is de vraag waar impact om draait.

Het doel van deze afstudeerscriptie is dan ook, inzicht geven in de manier waarop fondswervende instellingen de impact van hun activiteiten meten, en hoe deze organisaties de impact van hun activiteiten rapporteren in het jaarverslag, ten einde suggesties te geven hoe impactmeting en de rapportage hiervan verbeterd kan worden bij fondswervende instellingen, zodat donateurs meer inzicht krijgen in de behaalde resultaten.

Door middel van een literatuuronderzoek en een jaarverslagenonderzoek is geprobeerd om deze doelstelling te behalen. Het literatuuronderzoek heeft een lijst met relevante informatievereisten ten aanzien van de verslaggeving opgeleverd. Daarnaast zijn er een aantal methoden onderkend die gebruikt kunnen worden voor impactmeting. De lijst met informatievereisten is vergeleken met de huidige verslaggeving door fondswervende instellingen in hun jaarverslagen. Op basis van deze vergelijking tussen theorie en praktijk zijn er meerdere punten van verbetering naar voren gekomen ten aanzien van de verslaggeving. Tijdens het onderzoek is ten aanzien van de informatievereisten onderscheid gemaakt tussen totaal- en detailniveau. Vooral in de weergave van impact kunnen de fondswervende instellingen aanzienlijke verbeteringen toepassen. De precieze resultaten zijn in dit onderzoek te vinden. Daarnaast heeft het onderzoek een aantal aanbevelingen opgeleverd voor fondswervende instellingen en voor eventueel vervolgonderzoek.

(5)

Inhoudsopgave

1 Onderzoeksopzet 8

1.1 Aanleiding 8

1.2 Richtlijnen fondswervende instellingen 11

1.3 Probleemstelling 13 1.3.1 Doelstelling 13 1.3.2 Vraagstelling 14 1.3.3 Deelvragen 15 1.3.4 Randvoorwaarden 15 1.3.5 Onderzoeksstructuur 16 1.4 Onderzoeksmethode 16 1.4.1 Afbakening 16

1.4.2 Methoden van onderzoek 18

1.5 Hoofdstukindeling 19

1.6 Theoretisch kader 20

1.6.1 Functie externe verslaggeving 20

1.6.2 Niet-financiële informatie en prestatiemeting 21 2 Methoden van impactmeting voor fondswervende instellingen 27

2.1 Inleiding 27

2.2 Methoden van impactmeting 28

2.3 Spectrum 29

2.4 Samenvatting methoden van impactmeting 30

2.4.1 Inleiding 30

2.4.2 Theories of Change 31

2.4.3 Balanced Scorecard (BSc) 33

2.4.4 Acumen Scorecard 34

2.4.5 Ongoing Assessment of Social Impacts (OASIS) 35

(6)

2.4.7 Benefit-Cost Analysis 36

2.4.8 Poverty and Social Impact Analysis (PSIA) 37

2.5 Samenvatting 38

3 Verslaggeving van impact 39

3.1 Inleiding 39

3.2 Algemeen 40

3.2.1 Modellen van niet-financiële informatie 40

3.2.2 Transparantprijs 41

3.3 Theorie Best Practices 42

3.3.1 Methode: Social Return on Investment 42

3.3.2 Methode: Benefit-Cost Analysis 44

3.4 Best practices jaarverslagen 45

3.4.1 Inleiding 45

3.4.2 Analyse best practices jaarverslagen 46

3.5 Samenvatting 47

4 Onderzoek - Jaarverslagenonderzoek 49

4.1 Inleiding 49

4.2 Jaarverslagenonderzoek 49

4.2.1 Selectie onderzochte jaarverslagen 49

4.2.2 Model ten behoeve van analyse jaarverslagen 50

4.3 Onderzoeksresultaten 53

4.3.1 Scoretabel analyse jaarverslagenonderzoek 54

4.3.2 Analyse onderzoeksresultaten 55

5 Conclusie en aanbevelingen 58

5.1 Resultaten 59

5.2 Aanbevelingen 61

5.2.1 Aanbevelingen voor fondswervende instellingen 62

5.2.2 Overige aanbevelingen 64

(7)

Bijlage A: Model voortvloeiende uit deelvraag 2 (informatievereisten)Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

(8)

1

Onderzoeksopzet

1.1 Aanleiding

In Nederland zijn rond de 30.000 goede doelen actief [Donateursvereniging, 2006]. Uit een enquête van de Consumentenbond onder zijn leden blijkt dat 96 procent van hen wel eens geld geeft aan een goed doel. Door deze leden wordt er elk jaar naar schatting ongeveer 5 miljard euro aan goede doelen gedoneerd [Algemeen Dagblad, 3 juni 2006].

In juni van 2006 werd het congres Civil Society gehouden, voor goede doelen die actief zijn in Nederland. Op dit congres kwam naar voren dat van de goede doelen nog steeds wordt gevraagd om meer transparantie in hun jaarverslagen. Wat wordt er precies met het geld gedaan? Welke resultaten worden nu precies behaald? En bovenal hoe zouden deze prestaties moeten worden gemeten? Dit zijn de voornaamste vragen die donateurs zich stellen. Er blijkt nog een hoop onduidelijkheid te bestaan, gezien de roep naar meer transparantie door de donateurs [NRC Handelsblad, 17 juni 2006].

Tijdens de verdeling van de subsidies voor ontwikkelingssamenwerking, door minister Van Ardenne, is ook gebleken dat bepaalde organisaties onder andere te kort schoten in hun transparantie en daarom zijn afgewezen voor subsidie [NRC Handelsblad, 23 september 2006].

Dit jaar is voor de derde keer de Transparantprijs uitgereikt. Deze prijs wordt uitgereikt aan het goede doel dat volgens de jury het beste in het jaarverslag weergeeft hoe het geld van de donateurs is besteed. Dit jaar deden er 168 organisaties mee aan deze prijs. Juryvoorzitter Tabaksblat stelt dat er nog veel te verbeteren is aan de transparantie van goede doelen. In de jaarverslagen komt bijvoorbeeld ruimschoots aan bod hoeveel scholen er zijn gebouwd. ‘Maar wat is nu het resultaat van deze inspanningen geweest?’ [de Volkskrant, 11 oktober 2006].

In het juryrapport van de Transparantprijs komt naar voren dat de goede doelen de meeste moeite hebben met het verantwoorden van de niet-financiële prestaties die zij leveren. De impact van de

(9)

bestedingen (wat is er bereikt met de activiteiten) blijft volgens de jury het belangrijkste punt in de verantwoording. Organisaties blijken veel moeite te hebben om deze impact te verantwoorden. Vooral gezondheidsfondsen blijken hier moeite mee te hebben [Juryrapport Transparantprijs, 2006].

Dat het meten van de impact een moeilijkheid blijft, blijkt ook op de site van de Donateursvereniging. Zij stelt dat het hierdoor al snel aan komt op het meten van de effectiviteit, de doelmatigheid van een project. Deze effectiviteit van een organisatie of project is echter ook moeilijk te meten, zodat er vervolgens snel wordt gekeken naar de efficiency hiervan. Oftewel, worden de dingen die een organisatie onderneemt goed gedaan? [Donateursvereniging, 2006] Het meten van de impact van de activiteiten komt naar voren in het volgende voorbeeld: “'Als jonge organisatie hebben we het voordeel dat we nieuwe ideeën over meten van prestaties bij goede doelen kunnen invoeren', zegt directeur Willemijn Verloop van War Child. 'Het meten van de sociaal-emotionele impact van ons werk bij kinderen (War Child helpt kinderen met oorlogstrauma's, red.) is lastig, maar onontbeerlijk wil je van je eigen fouten of missers kunnen leren.'” [de Volkskrant, 12 oktober 2005].

Het lange termijn effect is belangrijk bij het definiëren van impact en daarnaast geeft impact een bepaalde maat van verandering weer. Dit blijkt ook uit de definitie die wordt gegeven door Oxfam Novib [Roche, 1999]:

“Blijvende veranderingen in het leven van mensen, teweeg gebracht door een specifieke interventie. Het verwijst dus niet naar enigerlei onmiddellijke resultaten of effecten of naar een project of programma, maar naar welke blijvende en duurzame veranderingen dan ook.”

Het beeld dat hierboven is geschetst wordt goed weergegeven in het onderstaande schema [Clark et al, 2004]. Het model wordt aangegeven als de zogenaamde ‘Impact Value Chain’.

(10)

Input Activiteiten Output Outcome Goal alignment

Alle middelen die in een onderneming worden ingebracht Dat wat er in de onderneming plaatsvindt De gemeten resultaten Verzameling van alle resultaten Evalueren activiteiten en het eventueel bijstellen van doelen minus: veranderingen zonder de desbetreffende activiteit = impact

Figuur 1.1 - Impact Value Chain [Clark et al, 2004]

Uit bovenstaande blijkt dat de transparantie van goede doelen nog kan worden verbeterd. De impact van de activiteiten van een organisatie is een belangrijk aandachtspunt dat tegenwoordig speelt bij de transparantie van goede doelen. Vooral niet-financiële informatie is dus van belang in de jaarverslagen. Maar wat vindt de donateur nu daadwerkelijk belangrijk in de jaarverslagen van goede doelen en wat zou er van de impact terug moeten komen in de jaarverslagen? Ondanks de onduidelijkheid bij veel goede doelen wordt er namelijk veel geld gedoneerd aan deze organisaties.

(11)

1.2 Richtlijnen fondswervende instellingen

Hoewel er geen regelgeving bestaat voor goede doelen, zijn er wel een aantal richtlijnen en keurmerken voor deze organisaties. Jaarlijks wordt er door een groot aantal goede doelen een jaarverslag uitgebracht.

Richtlijnen voor de jaarverslaggeving

Door de Raad van de Jaarverslaggeving [2006] zijn richtlijnen opgesteld die specifiek voor goede doelen gelden [Richtlijn 650]. Ten aanzien van fondswervende instellingen is de informatiebehoefte van gebruikers van de jaarverslagen gericht op:

1. Welk deel van de gift blijft over voor het goede doel? Anders gezegd: hoe hoog zijn de kosten van de fondswerving in relatie met de opbrengsten?

2. Wordt het geld wel besteed, of wordt het geheel of voor een deel opgepot? 3. Wordt het geld daadwerkelijk besteed aan het bij de werving aangegeven doelen?

Deze drie punten stelt de RJ als doel van de jaarverslaggeving door fondswervende instellingen. Het jaarverslag dient de volgende punten te bevatten:

• Bestuursverslag • Balans

• Staat van baten en lasten • Kasstroomoverzicht

• Toelichting op deze stukken • Overige gegevens

Uit het oogpunt van dit afstudeerrapport is het bestuursverslag belangrijk. Het bestuursverslag bestaat uit de niet-financiële informatie. Deze informatie bestaat uit achtergrondinformatie, waaronder een verslag over het resultaat van de activiteiten.

(12)

Centraal Bureau Fondswerving

Door het Centraal Bureau Fondswerving (CBF) wordt een keurmerk uitgegeven voor fondswervende instellingen. Om in aanmerking te komen te komen voor dit keurmerk moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan. Goede doelen moeten een jaarverslag uitbrengen dat voldoet aan de richtlijnen voor fondswervende instellingen. Een van de belangrijkste zaken die het CBF toetst is of er niet meer dan 25% aan inkomsten wordt uitgegeven aan fondsenwerving. Het doel van het keumerk is om aan donateurs te laten zien dat de fondswervende instellingen verantwoord omgaan met de middelen. De criteria voor de fondswervende instellingen waaraan zij aan moeten voldoen wordt onderscheiden in vijf groepen:

Bestuur: Deze gaat in op de onafhankelijkheid van het bestuur, de beloning voor de bestuurders, grootte en benoeming bestuur en belangenverstrengeling.

Beleid: Het bestuur moet een meerjarenplan uitbrengen met meetbare doelstellingen, daarnaast moet er elk jaar een jaarplan en begroting worden opgesteld. Het bestuur dient elk jaar het gevoerde beleid te controleren en te evalueren.

Fondsenwerving, communicatie en voorlichting: De organisatie moet inzicht geven in de doelstellingen en de realisatie hiervan. Daarnaast mogen de kosten voor de fondsenwerving gemiddeld over drie achtereenvolgende jaren niet meer dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving bedragen. Het bezitten van een klachtenprocedure en zich onthouden van misleiding, vergelijking en intimidatie maken ook onderdeel uit van de criteria.

Besteding en middelen: De bestedingen dienen zoveel mogelijk volgens de begroting plaats te vinden en in lijn zijn met het gevoerde beleid. Afwijkingen van de bestedingen moeten verantwoord worden.

Verslaggeving: Het jaarverslag moet in lijn zijn met Richtlijn Verslaggeving Fondswervende Instellingen en de jaarrekening moet zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Daarnaast moet het jaarverslag voor het publiek toegankelijk zijn.

Code Wijffels

Medio 2005 is de Code Wijffels gepresenteerd. In opdracht van de Verenigde Fondswervende Instellingen (VFI), de branchevereniging van landelijk wervende doelen, is deze code opgesteld. De code bevat richtlijnen voor goed bestuur, toezicht, verantwoording en honorering van

(13)

directeuren bij fondswervende instellingen. De leden van de VFI dienen zich aan deze gedragscode te houden.

1.3 Probleemstelling

1.3.1 Doelstelling

Gezien de toenemende vraag naar transparantie door donateurs van fondswervende instellingen in Nederland wordt een aantal van deze doelen steeds transparanter. Wat zij precies hebben bereikt met hun activiteiten, blijft echter onduidelijk voor veel donateurs. Het blijkt dat fondswervende instellingen in het algemeen moeilijk kunnen verwoorden in hun jaarverslag wat de impact is van hun activiteiten. Daarnaast blijkt dat deze organisaties zelf ook moeite hebben om het effect van hun activiteiten te meten. Door onderzoek te doen naar betrouwbare en vergelijkbare methoden om de impact te meten en hoe deze impact gerapporteerd kan worden, kan een bijdrage worden geleverd aan de verslaggeving van fondswervende instellingen om zodoende te voldoen aan de eisen van de donateurs en andere belanghebbenden. Dit leidt tot de volgende doelstelling van het onderzoek:

Inzicht geven in de manier waarop fondswervende instellingen de impact van hun activiteiten meten, en hoe deze organisaties de impact van hun activiteiten rapporteren in het jaarverslag, ten einde suggesties te geven hoe impactmeting en de rapportage hiervan verbeterd kan worden bij fondswervende instellingen, zodat donateurs meer inzicht krijgen in de behaalde resultaten.

(14)

1.3.2 Vraagstelling

Uit de doelstelling kan de volgende onderzoeksvraag worden geformuleerd:

Welke verschillen bestaan er tussen de huidige impactmeting en impactrapportage door fondswervende instellingen ten opzichte van de theoretische benadering, met betrekking tot impactmeting en impactrapportage, die naar voren komt uit de literatuur?

Hoe is de impactmeting en de externe rapportage omtrent impact door fondswervende instellingen eventueel te verbeteren?

Enkele van de gehanteerde begrippen in de doelstelling en probleemstelling worden hieronder toegelicht.

De impact van een activiteit verwijst naar datgene wat er precies is bereikt met de middelen die zijn gebruikt. Het verwijst niet naar onmiddellijke resultaten en effecten, maar naar duurzame en blijvende veranderingen [Oxfam Novib]. In paragraaf 1.1 is reeds uitvoerig stilgestaan bij het begrip impact.

Activiteiten zijn de werkzaamheden die de fondswervende instellingen verrichten om de doelstellingen van de organisatie te behalen.

Fondswervende instellingen is een andere term voor goede doelen. Door de Raad van de Jaarverslaggeving zijn er richtlijnen opgesteld die specifiek voor goede doelen gelden (Richtlijn 650). In deze richtlijn wordt er gesproken over fondswervende instellingen in plaats van goede doelen.

Een doelstelling is datgene wat de fondswervende instelling binnen een bepaalde periode wil bereiken.

(15)

1.3.3 Deelvragen

Om de geformuleerde probleemstelling zo nauwkeurig mogelijk te beantwoorden, zijn de volgende deelvragen geformuleerd die centraal zullen staan in dit onderzoek:

1) Welke methoden van impactmeting voor fondswervende instellingen worden in de literatuur onderkend, en wat zijn de kenmerken van deze methoden? In welke mate zijn de geïdentificeerde methoden geschikt voor het rapporteren van de impact?

2) Op welke wijze zou de impact van de activiteiten moeten worden gerapporteerd in het jaarverslag van fondswervende instellingen volgens de literatuur?

3) In hoeverre wordt er op dit moment gerapporteerd over de impact van de activiteiten in het jaarverslag van fondswervende instellingen?

1.3.4 Randvoorwaarden

- Het onderzoek dient te worden uitgevoerd binnen de eisen afstudeeropdracht Accountancy. - Het onderzoek zal worden uitgevoerd in een periode van ongeveer 14 weken.

(16)

1.3.5 Onderzoeksstructuur

Figuur 1.2 - Onderzoeksstructuur

Het theoretische kader vormt de basis voor het theoretische gedeelte van het onderzoek. Op basis van dit theoretische gedeelte heeft het jaarverslagenonderzoek plaatsgevonden. Door de combinatie van het jaarverslagenonderzoek en het theoretische gedeelte kan de analyse plaatsvinden van de resultaten (verschillen), waarna de conclusies en aanbevelingen zijn geformuleerd.

1.4 Onderzoeksmethode

1.4.1 Afbakening

Voor dit afstudeerrapport is gekozen voor een combinatie tussen een literatuuronderzoek en een empirisch onderzoek. Tijdens het empirische onderzoek komt de werkelijkheid naar voren. Er is gekozen om jaarverslagen te onderzoeken ten behoeve van het beantwoorden probleemstelling. Vanwege de beperkte tijd is besloten om geen interviews te houden met fondswervende instellingen. Interviews zouden de diepgang van het onderzoek echter kunnen bevorderen. Er is

Theoretisch kader Theoretische benadering impact -meting en rapportage Onderzoek jaarverslagen Conclusies en aanbevelingen Analyse resultaten

(17)

nog niet voldoende literatuur voorhanden met betrekking tot de huidige impactmeting en rapportage die fondswervende instellingen hanteren, daarom is er niet alleen een literatuuronderzoek uitgevoerd. Door een jaarverslagenonderzoek uit te voeren kan de informatiekloof tussen theorie en praktijk worden verkleind.

Het onderzoek richt zich op fondswervende instellingen die actief zijn binnen Nederland. Tijdens het onderzoek naar de rapportage door fondswervende instellingen, zijn alleen de jaarverslagen onderzocht. Organisaties bieden tal van andere bronnen om de donateurs van informatie te voorzien, zoals folders of websites. Gezien de beperkte tijd die beschikbaar is voor het onderzoek zullen deze niet worden onderzocht, maar alleen de jaarverslagen. Opgemerkt moet worden dat op de niet-financiële informatie geen accountantscontrole wordt toegepast. Echter wordt de financiële informatie die wordt weergegeven in het niet-financiële gedeelte getoetst door de accountant of deze in lijn ligt met de jaarrekening.

Melendez [2001] onderkent de volgende stakeholders waar fondswervende instellingen verantwoording aan moeten afleggen:

• Donateurs • Vrijwilligers • Cliënten • Media • Overheid

Deze stakeholders hebben over het algemeen ieder een eigen behoefte aan een bepaald type informatie. Binnen het onderzoek zal alleen rekening worden gehouden met de wensen van de donateurs ten aanzien van de informatie die zij graag terug willen zien in de jaarverslagen. Donateurs zijn in principe de belangrijkste stakeholders van fondswervende instellingen, zij rechtvaardigen immers het bestaan van deze organisaties. De donateur wordt gezien als de meest belangrijke stakeholder [Brown en Moore, 2001].

Voor het praktijkonderzoek is een keuze gemaakt welke jaarverslagen van fondswervende instellingen zijn onderzocht. Binnen de fondswervende instellingen is sprake van een grote

(18)

veelsoortigheid aan doelstellingen en activiteiten. Doordat iedere categorie van fondswervende instellingen zo zijn eigen doelstellingen en activiteiten heeft, is het moeilijk om de resultaten te generaliseren voor iedere categorie. Het probleem dat ten aanzien van impactmeting bestaat is echter meer van algemene aard. Dit geldt vooral ten aanzien van de rapportage van de resultaten van de impactmeting. Daarom zal er in de conclusie geen rekening worden gehouden met de verschillende categorieën goede doelen, zodat de resultaten van het onderzoek in een breder perspectief kunnen worden gezien.

Het CBF onderscheidt de volgende categorieën fondswervende instellingen [cbf.nl]: • Gezondheidszorg

• Internationale hulpverlening • Welzijn en cultuur

• Natuur, milieu en dieren

In het rapport van de Transparantprijs 2006 wordt er ook onderscheid gemaakt in omvang: • Klein (< 0,5 miljoen inkomsten)

• Middel (0,5 miljoen – 2,5 miljoen inkomsten) • Groot (> 2,5 miljoen inkomsten)

Tijdens het jaarverslagenonderzoek zullen vijf jaarverslagen van elke categorie worden onderzocht. Om tot een evenwichtige conclusie te komen hoe het met de impactmeting en impactrapportage gesteld is zal er onderscheid worden gemaakt in zowel categorie als omvang tijdens het jaarverslagenonderzoek.

1.4.2 Methoden van onderzoek

De Leeuw [2000] onderscheidt twee soorten onderzoek, namelijk bureauonderzoek en veldonderzoek. In de eerste plaats heeft er een bureauonderzoek plaatsgevonden, dat heeft bestaan uit een literatuurstudie. Door de literatuurstudie is vastgesteld welke methoden in de literatuur naar voren komen en hoe de rapportage van impact zou moeten zijn. Hierna is de

(19)

huidige situatie bij fondswervende instellingen door middel van een jaarverslagenonderzoek onderzocht.

Literatuuronderzoek

Om antwoord te kunnen geven op de probleemstelling, is allereerst onderzocht welke bestaande methoden en mogelijkheden om de impact van activiteiten te meten worden onderkend in de literatuur. Nadat dit afgerond was, is onderzocht hoe het resultaat van de impactmeting dient te worden gerapporteerd. Tijdens het literatuuronderzoek is er zowel gebruik gemaakt van Nederlandse als internationale literatuur die relevant is met betrekking tot dit onderwerp.

Jaarverslagenonderzoek

Het jaarverslagenonderzoek heeft plaatsgevonden om vast te stellen welke methoden van impactmeting terug komen in de huidige jaarverslagen. Daarnaast is onderzocht hoe op dit moment de impact wordt gerapporteerd. In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op de nadere selectie van de jaarverslagen en het model dat gebruikt is voor het analyseren van de jaarverslagen.

Samenvatting

Door middel van het analyseren van de verschillen tussen de huidige literatuur, jaarverslagenonderzoek kunnen er aanvullingen en aanbevelingen plaats vinden.

1.5 Hoofdstukindeling

In dit hoofdstuk is de aanleiding van het onderzoek en de daarbij behorende probleemstelling en opzet uiteengezet. In hoofdstuk 2 is de relevante literatuur met betrekking tot het meten van de impact behandeld (deelvraag 1). Tijdens het behandelen van dit onderwerp is ook rekening gehouden met de voorwaarden waaraan voldoen moet worden tijdens het meten van de impact. In hoofdstuk 3 is onderzocht hoe de resultaten van impact zouden moeten worden gerapporteerd in de jaarverslagen van fondswervende instellingen (deelvraag 2). Hoofdstuk 4 zal het onderzoek in de jaarverslagen van fondswervende instellingen behandelen. De huidige rapportage van impact

(20)

wordt onder de loep genomen en wordt vastgesteld welke methoden van impactmetingen worden gebruikt (deelvraag 3). Als laatste zal in hoofdstuk 5 het onderzoek worden afgesloten met conclusies en aanbevelingen betreffende verbeteringen die fondswervende instellingen kunnen maken tijdens het meten van impact en de rapportage hiervan. Alvorens in te gaan op de centrale vraag zijn eerst de deelvragen beantwoord.

1.6 Theoretisch kader

In dit afstudeerrapport wordt ingegaan op het verschil tussen de huidige praktijk en de theoretische benadering met betrekking tot impactmeting en de rapportage van de impact. Er zullen een aantal theorieën worden uiteengezet die als basis zullen dienen voor het onderzoek. Allereerst zullen de functies van de externe verslaggeving worden besproken. Vervolgens zal er worden ingegaan op de niet-financiële informatie die wordt gegeven in jaarverslagen. Aansluitend zal in dit verband de theorie over niet-financiële prestatiemeting met betrekking tot de impact worden behandeld.

1.6.1 Functie externe verslaggeving

Aukes [1996] onderscheidt twee functies die de externe verslaggeving heeft in de non-profit sector:

• Verantwoordingsfunctie: de organisatie moet publieke verantwoordelijk afleggen over het gebruik van de middelen die de organisatie heeft verkregen van de gemeenschap. Dit gebruik zou moeten worden getoetst aan maatschappelijke wensen. Het probleem hierbij is dat het moeilijk te bepalen is wat de maatschappelijke wensen zijn.

• Informatieve functie: het gaat hierbij om de informatieverstrekking door de organisatie aan de belanghebbenden. Het moet deze belanghebbenden mogelijk worden gemaakt om een oordeel te kunnen vellen over resultaten die uitgaan van de activiteiten van de organisatie. De externe verslaggeving zal daarom zowel financiële als niet-financiële informatie moeten omvatten.

(21)

Hierbij is het moeilijk te bepalen welke informatie de belanghebbenden nodig hebben om een oordeel te vellen over de activiteiten.

1.6.2 Niet-financiële informatie en prestatiemeting

Naast de financiële informatie in het jaarverslag, is er ook sprake van niet-financiële informatie die hierin voorkomt. De financiële informatie omvat de jaarrekening en de toelichting die hierop wordt gegeven. Achtergrondinformatie kan door de organisatie worden gegeven in het niet-financiële gedeelte van het jaarverslag. Deze informatie kan bijvoorbeeld bestaan uit de doelstellingen, missie, ontwikkelingen en een activiteitenverslag [Aukes, 1996]. Zoals al in paragraaf 1.1 naar voren is gekomen wordt de roep vanuit de donateurs steeds groter om niet-financiële informatie te rapporteren. In dit verband zal eerst het begrip accountability worden behandeld.

Accountability

In de praktijk van fondswervende instellingen wordt continu extra aandacht aan accountability gegeven. Accountability houdt in dat fondswervende instellingen verantwoording moeten afleggen over hun activiteiten. Door deze verantwoording af te leggen kunnen zijn hun bestaansrecht rechtvaardigen.

Door de Government Accounting Standards Board (GASB, 1987) wordt accountability als volgt gedefinieerd:

‘being obliged to explain one’s actions, to justify what has been done…accountability requires governments to answer to the citizenry – to justify the raising of public resources and the purposes for which they are used’

Ook uit de bovenstaande definitie blijkt dat de verantwoording niet alleen financiële informatie inhoudt, maar dat het grotendeels gaat om verantwoording af te leggen over wat de organisatie precies heeft gedaan met de middelen die ter beschikking stonden. Financiële indicatoren spelen

(22)

in de marktsector, zowel in de interne als externe verslaggeving, een belangrijke rol tijdens de prestatiemeting. Het maken van winst is bij organisaties in deze sector namelijk de belangrijkste doelstelling. De doelstellingen van non-profitorganisaties, zoals ook fondswervende instellingen, zijn echter vooral van niet-financiële aard. In dit geval probeert men een ideëel doel te verwezenlijken, waardoor de financiële indicatoren een andere rol spelen. Financiële indicatoren verschaffen inzicht in de mate waarin de toekomst van de organisatie en daarmee de realisatie van haar doelstellingen is gewaarborgd. Financiële indicatoren betreffen randvoorwaarden [Jansen, 2003]. Ook Gray [1984] stelt dat de financiële informatie, ondersteuning biedt tijdens de informatieverschaffing over de prestaties. De prestatie is bij fondswervende instellingen moeilijk af te lezen uit de financiële gegevens, dit in tegenstelling tot een profit organisatie. Dit komt ook naar voren uit de bovenstaande definitie van accountability.

Uit onderzoek onder donateurs van fondswervende instellingen blijkt ook dat niet-financiële informatie een belangrijk onderdeel uit zou moeten maken van de rapportage. Hyndman [1990] heeft onderzocht welke informatie donateurs over het algemeen belangrijk achten in de rapportage van fondswervende instellingen. Donateurs bleken vooral naar niet-financiële informatie te kijken in plaats van naar financiële informatie. Zij blijken vooral behoefte te hebben aan informatie over de beoordeling van zowel de behaalde resultaten als de toekomstige prestaties. Hyndman stelt dat zij meer waarde hechten aan prestatie-informatie dan aan de traditionele financiële informatie. Hyndman heeft de zeven meest belangrijke informatietypen die gelden voor de donateur geïdentificeerd. Deze informatietypen zijn:

• Weergave doelen van de fondswervende instelling • Problemen die spelen, waar het goede doel hulp biedt • Administratiekosten informatie (efficiëntie)

• Methoden om de output te meten

• Niet-financiële efficiency prestatie metingen • Huidige doelstellingen

(23)

De bovenstaande punten die zijn geïdentificeerd door Hyndman zijn vooral gericht op de prestatie die de fondswervende instelling levert. De informatie over de prestaties die gewenst wordt is vooral van niet-financiële aard.

Niet-financiële informatie speelt dus een belangrijke rol tijdens de verantwoording door fondswervende instellingen over hun resultaten. Om een betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de behaalde resultaten zullen deze resultaten moeten worden gemeten. In paragraaf 1.1 is reeds naar voren gekomen dat dit het meten van de impact betreft. Het meten van de prestaties kan dus belangrijk zijn om inzicht te krijgen in de impact die door de activiteiten van fondswervende instellingen is behaald.

Prestatiemeting

Niet-financiële informatie kan dus een belangrijke rol vervullen tijdens de verantwoording van de activiteiten van fondswervende instellingen. Het belang van niet-financiële prestatiemeting wordt nog eens onderstreept door Wise [1995]. Wise stelt dat prestatiemeting noodzakelijk is om het bestaansrecht van fondswervende instellingen te rechtvaardigen. Zonder prestatiemeting zou het moeilijk zijn voor de gehele sector en voor individuele fondswervende instellingen om kritiek te weerleggen, zoals slecht management en ineffectiviteit.

In bepaalde studies wordt [Connoly, Hyndman, 2004], om de prestatie weer te geven van een fondswervende instelling, gebruik gemaakt van een model met daarin drie verschillende stadia. Deze stadia bestaan uit input, output en de resultaten (outcome). De prestatie wordt beoordeeld in de zin van efficiency en effectiviteit. Wat goed in ogenschouw moet worden genomen is het verschil tussen de output en de outcome. De effectiviteit laat de relatie zien tussen enerzijds de output of het resultaat en anderzijds de doelstellingen. De efficiëntie geeft de ratio weer tussen de input en output. Om de efficiëntie en de effectiviteit weer te kunnen geven, moeten alle informatiestromen (input, output, outcome) in kaart zijn gebracht. Het model van de ‘Impact Value Chain’ dat weergegeven is in paragraaf 1.1 komt in dit verband terug [Clark et al, 2004].

(24)

Input Activiteiten Output Outcome Goal alignment

Alle middelen die in een onderneming worden ingebracht Dat wat er in de onderneming plaatsvindt De gemeten resultaten Verzameling van alle resultaten Evalueren activiteiten en het eventueel bijstellen van doelen minus: veranderingen zonder de desbetreffende activiteit = impact

Figuur 1.3 - Impact Value Chain [Clark et al, 2004]

De elementen in het model houden het volgende in:

• Input: is datgene wat er gebruikt wordt om de activiteit te ondernemen (personeel, geld, uitrusting).

• Output: dit zijn de directe diensten die de input oplevert. Bijvoorbeeld het aantal waterputten dat is gegraven of het aantal mensen dat is getraind. Deze indicatoren zijn door het management van de organisatie direct te meten.

• Outcome: bepaalde veranderingen in houding, gedrag, kennis, vaardigheden, status of het niveau van functioneren. Zo kunnen waterputten bijvoorbeeld leiden tot een gezondere bevolking.

• Impact: Het verschil tussen de outcome met behulp van de activiteiten en de outcome die er zou zijn geweest zonder de activiteiten van de organisatie.

• Goal alignment: Het managementproces met betrekking van het evalueren of de outcome of impact voldoet aan de gestelde doelen en vaststellen of de activiteiten kunnen worden verbeterd.

(25)

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee verschillende typen organisaties waar methoden van impactmeting voor kunnen worden gebruikt. Dit onderscheid ligt in het verschil tussen de maatschappelijke missie van de organisatie [C. Gair, 2005]:

• For-profit: organisatie met een winstdoelstelling • Non-profit: organisatie met een sociale missie

Methoden voor het meten van impact dienen in de eerste plaats bruikbaar te zijn. Er zijn twee essentiële factoren die samenhangen met de bruikbaarheid van een methode van impactmeting. Deze factoren zijn [Clark et al, 2004]:

• Toepasbaarheid (feasibility); gaat om de vraag in welke mate een methode bruikbaar en toepasbaar is in de omgeving van een instelling.

• Validiteit (credibility); gaat erom of de methode waarmee de prestaties worden gemeten, de informatie oplevert die de stakeholders graag willen hebben.

Clark et al [2004] onderscheiden de methoden om de sociale impact te meten in drie categorieën: • Process Methods: methoden dat de efficiëntie en effectiviteit controleren en volgen van de

output, variabelen of indicatoren die het management gebruikt om het operationele proces te volgen. Hierdoor kan de output worden geëvalueerd aan de hand waarvan deze samenhangt met de verlangde sociale resultaten of aan de hand waarvan de output de outcome veroorzaakt.

• Impact Methods: methoden die de relatie leggen tussen de output en outcome. Daarnaast bewijst het de stijgende outcome tegenover wat er gebeurd zou zijn als de activiteit of organisatie niet zou bestaan.

• Monetization Methods: dit houdt de monetisatie in van de outcome of impact door middel van het toekennen van een valutawaarde hieraan.

Deze drie categorieën vullen elkaar aan en kunnen niet zonder elkaar. Er kan geen goede beoordeling van de impact plaatsvinden zonder goede methoden om het proces te volgen. Daartegenover kan men geen gebruik maken van informatie over de beoordeling van de impact zonder daarbij het proces te raadplagen. Methoden voor monetisatie zijn volkomen afhankelijk

(26)

van goede data over het proces en veronderstellingen over de economische waarde van de outcome die zijn getrokken uit historisch bewijs en andere externe data.

Clark et al [2004] identificeren ook de risico’s waardoor de validiteit niet kan worden behaald. Deze lijst geeft de primaire risico’s weer die bij gebruik van elke methode in acht dient te worden genomen, voor resultaten die het meest valide zijn voor de stakeholders. Niet alle methoden zijn valide voor alle functionele groepen. De factoren behelzen daarom alleen de precieze functies en bedoelingen van de methode.

Daarnaast geven Clark et al weer in welke mate de verschillende doelen van impactmeting worden behaald. Er wordt hier gesproken over de functie/het doel die de beoordeling van de methode heeft:

• Screening: de methode kan bruikbaar zijn voor de investeerder om de activiteit te screenen op sociale gronden/redenen, om te filteren op kwaliteiten en kenmerken.

• Partnership formation: de methode kan bruikbaar zijn voor het ophelderen van verwachtingen van de investeerders en entrepreneurs. Het overeenstemmen van deze verwachtingen en het scheppen van vertrouwen. Zo kan de verwachtingskloof worden verkleind.

• Management operations: de methode kan bruikbaar zijn voor alle dagelijkse operaties van controle. Het voorziet het management van informatie op basis waarvan zij beslissingen kan nemen en het voorziet de investeerder van informatie waarop deze meer inzicht heeft. • Scaling: de methode helpt om de belangrijkste input/activity relaties die output en

outcome veroorzaken op te helderen.

• External Reporting: De methode kan bruikbaar zijn voor het rapporteren aan de stakeholders, die een rapport over de prestatie verlangen.

• Exit: De methode kan informatie leveren die bruikbaar is voor het nemen van besluiten over het beëindigen of het continueren van de activiteit.

• Retrospective evaluation: de methode is vooral geschikt voor om de sociale impact te beoordelen vanuit retrospectief oogpunt (historisch).

(27)

2

Methoden van impactmeting voor fondswervende instellingen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de eerste deelvraag:

• Welke methoden van impactmeting voor fondswervende instellingen worden in de literatuur onderkend, en wat zijn de kenmerken van deze methoden? In welke mate zijn de geïdentificeerde methoden geschikt voor het rapporteren van de impact?

Om deze vraag te beantwoorden zullen eerst in paragraaf 2.2 methoden van impactmeting worden geïdentificeerd. Vervolgens wordt in paragraaf 2.3 een schema uitgewerkt waarin wordt weergegeven in welke context de methoden kunnen worden geplaatst. In paragraaf 2.4 zullen de methoden van impactmeting kort worden omschreven. In paragraaf 2.5 zal een korte samenvatting plaatsvinden.

Tijdens de beantwoording van deze deelvraag zal grotendeels rekening worden gehouden met het onderzoek van Clark et al [2004], die de meest gebruikte methoden hebben geïdentificeerd. In het onderzoek van Clark et al wordt de methode beoordeeld op een aantal zaken. Bij elke methode wordt ingegaan op de informatie die het oplevert voor de Impact Value Chain. Deze aspecten zijn in het theoretische kader besproken. De zwakke en sterke punten van de geïdentificeerde punten kunnen bijdragen aan het antwoord op de hoofdvraag.

(28)

2.2 Methoden van impactmeting

Clark et al [2004] hebben de impactmethoden geïdentificeerd die in onderstaande tabel zijn weergegeven. De tabel laat zien of de methode geschikt is voor het meten van het proces, impact die gebruikt kan worden voor monetisatie. Daarnaast geeft het weer in wat voor type organisatie de methode voornamelijk wordt gebruikt. Het gaat hier om het onderscheid tussen non-profit en profit organisaties, oftewel de sociale missie tegenover het winststreven. Steeds meer organisaties met een winststreven beginnen zich bezig te houden met hun sociale verantwoordelijkheid. Tijdens het lezen van onderstaande tabel kan enige verwarring ontstaan. Bepaalde methoden worden bij profit organisaties veel gebruikt voor prestatiemeting. Zo wordt de Balanced Scorecard veel gebruikt bij dit soort organisaties. Het gaat hier echter om de methoden die worden toegepast tijdens het meten van de sociale impact en niet voor de prestatiemeting die gebruikelijk is bij dit soort organisaties.

Voornaamste toepassing tot nu toe Methode Proces Impact Monetisatie

Non-profit

Profit

Theories of Change ● ●

Balanced Scorecard ● ○ ●

Acumen Scorecard ● ● ●

Social Return Assesment ● ●

Atkisson Compass Assessment for Investors ● ○ ● Ongoing Assessment of Social Impacts ● ● ●

Social Return on Investment ● ● ●

Benefit-Cost Analysis ● ● ●

Poverty and Social Impact Analysis (PSIA) ● ● ● ● Tabel 2.1 - Methoden voor impactmeting [Clark et al, 2004]

Dit afstudeerrapport richt zich alleen op methoden voor het meten van de impact die gebruikt kunnen worden door fondswervende instellingen. De methoden die alleen voor profit organisaties gelden, zullen daarom niet worden behandeld.

(29)

2.3 Spectrum

Clark et al [2003] laten zien hoe de geïdentificeerde methoden aan elkaar gerelateerd zijn. Onderstaand schema houdt rekening met de investeringsfase waar de methode het best kan worden gebruikt, met het type activiteit/organisatie waar de methode het meest geschikt voor is en met de functie die de methode kan vervullen (meten van de outcome, informatie voor het besturen van het systeem of het meten van de sociale verantwoordelijkheid). Onderstaande punten zijn toegelicht in paragraaf 1.6.

(30)

2.4 Samenvatting methoden van impactmeting

2.4.1 Inleiding

Tijdens de behandeling van de verschillende methoden zal de toepasbaarheid en validiteit van de methoden in ogenschouw worden genomen. Het benoemen van deze aspecten is van belang gezien de informatie die de donateurs graag terug willen zin in de jaarverslagen van fondswervende instellingen.

De Impact Value Chain laat zien hoe de sociale impact tot stand komt. De methoden van impactmeting leveren informatie op die van belang is voor het meten van de impact. Deze informatie bestaat uit de elementen die deel uit maken van dit model.

• Input • Activities • Output • Outcome • Goal alignment

Tijdens de bespreking van de methode wordt aangegeven of de methode in deze informatie voorziet. Dit gebeurt op basis van of de blokjes in onderstaand figuur zijn gekleurd. Indien een onderstaand blok is ingekleurd, voorziet de methode de organisatie van informatie over een van de betreffende elementen. Dit is niet het geval, op het moment dat dit blok wit is. Deze manier om de informatievoorziening weer te geven komt in het onderzoek van Clark et al [2004] terug.

(31)

Daarnaast zijn in het theoretische kader de doelen geïdentificeerd die een methode van impactmeting al dan niet kan behalen:

• Screening • Partnership formation • Management operations • Scaling • External reporting • Exit • Retrospective evaluation

Er kan een bepaalde score worden toegekend in welke mate de methoden deze doelen behalen als ze worden toegepast. De toekenning van de score gebeurt op basis van het aantal cirkels wat gekleurd is. Deze scores zijn door Clark et al [2004] bepaald.

Dient het doel niet

Draagt bij of zou kunnen bijdragen aan dit doel

Draagt behoorlijk bij aan het behalen van dit doel, maar is niet het enige wat vereist is

Draagt volledig bij aan het behalen van dit doel

2.4.2 Theories of Change

Er zijn meerdere theorieën die zich bedienen van de term ‘theories of change’. Twee van deze theorieën worden gezien als de belangrijkste die aanwezig zijn binnen deze groep.

De methode, de ‘Theory of Change’, van The Bridgespan Group, Inc omvat het kort uitlichten van verklaringen omtrent welke verandering zou moeten plaatsvinden. Hierdoor kunnen de doelen van de organisatie en het proces met elkaar worden overeengestemd, alsmede het management en haar medewerkers.

(32)

‘Theories of Change’ is de andere methode, die oorspronkelijk door Weiss [2001] is ontwikkeld. Dit raamwerk benadrukt het begrip bij de stakeholders over de manier waarop de organisatie de sociale impact precies genereert. Hiervoor benadrukt het de oorzakelijke verbanden tussen de activiteiten, korte termijn en lange termijn outcomes. Met deze methode is het zeer goed mogelijk om de sociale impact te onderbouwen. Op basis van te onderzoeken of er een logisch verband bestaat tussen geïdentificeerde problemen, actie die is ondernomen, en substantiële veranderingen in de relevante outcomes kan de impact worden weergegeven. Deze veronderstellingen kunnen continu worden getest met behulp van bewijs dat wordt geleverd uit onderzoek of praktijk wanneer de methode is geïmplementeerd op een continue basis.

Van de twee bovenstaande versies worden ook hybride vormen gebruikt. Zij gaan allebei uit van de veronderstelling dat oorzaak en gevolg een relatie hebben binnen organisaties. Dit is echter de enige overeenkomst.

De benadering van Weiss heeft een hoge toepasbaarheid, mits de organisatie de data van de activiteiten en outcome verzamelt. Andere versies van de methode vereisen geen dataverzameling, waardoor deze meer toepasbaar zijn. De methode ondersteunt de conclusie dat een organisatie impact heeft gegenereerd. Het meet deze impact echter niet. In het geval er andere methoden worden geïmplementeerd kan de impact wel worden gemeten. Daarmee is de validiteit matig tot laag.

(33)

2.4.3 Balanced Scorecard (BSc)

De Balanced Scorecard beoogt het meten van de operationele prestaties in termen van vier verschillende perspectieven. De prestaties worden bezien vanuit een financieel, een klant, een intern en een leren-en-groei perspectief. Het gaat hier niet alleen om financiële informatie, maar ook om niet-financiële informatie. Hierdoor wordt er een sterker beeld geschapen van de algehele prestatie van de organisatie. De strategie van de organisatie wordt geïntegreerd met de vier perspectieven, waardoor deze ook wordt gevolgd. De BSc is een raamwerk waarmee de verschillende prestatie indicatoren kunnen worden verzameld en kunnen worden geïntegreerd met de Impact Value Chain.

Bij een organisatie wordt het financiële perspectief bovenaan geplaatst van de BSc. Winststreven is echter niet het doel van fondswervende instellingen. Fondswervende instellingen hebben daarop de BSc aangepast en het klantperspectief bovenaan gezet [Kaplan, 2001]. Kaplan stelt dat fondswervende instellingen hun sociale missie bovenaan de BSc zouden moeten zetten. Het bestaansrecht van de fondswervende instellingen wordt immers gecreëerd door hun sociale missie. Waar fondswervende instellingen rekening mee moeten houden is er in het klantperspectief zowel rekening moet worden gehouden met de donateur en degenen die worden geholpen. In het klant perspectief bij organisaties met een winststreven is er in principe sprake van één klant. Daarnaast hebben een aantal organisaties een vijfde perspectief toegevoegd aan de BSc. Dit betreft het sociale impact perspectief.

De toepasbaarheid van de BSc is hoog voor organisaties die bereid zijn tot dataverzameling, analyse en monitoring hiervan. Deze methode wordt echter nog niet veel gebruikt voor het schatten van de impact. Daarmee is de validiteit van de BSc laag.

(34)

2.4.4 Acumen Scorecard

Deze methode wordt puur gebruikt om de sociale investeringen te beoordelen die Acumen in de portefeuille heeft. Het volgt de korte en lange termijn outcome, welke worden beoordeeld aan de hand van behaalde mijlpalen en vergelijkingen met andere activiteiten. Tijdens de beslissing of de activiteit wordt uitgevoerd, wordt gekeken naar wat de investering financieel oplevert, in plaats van naar de sociale impact. Dit komt door het feit dat het een methode is voor zowel non-profit als for-non-profit organisaties. Daarnaast wordt het model gezien als een middel voor het beoordelen van de impact bij vergelijkbare organisaties. De ‘investeringen’ worden beoordeeld op basis van vier criteria: financiële duurzaamheid, sociale impact, schaal en de effectiviteit van de kosten. Deze kosteneffectiviteit analyse maakt een relatieve vergelijking met de gedane investering en andere mogelijke activiteiten. Om de prestatie op zowel investerings- als operationeel niveau te meten zijn er een aantal scorecards ontwikkeld. Met deze benadering worden de investeringen geanalyseerd waardoor er een balans ontstaat tussen de financiële prestatie en het bereiken van bepaalde sociale doelen. Elke maand wordt er gekeken naar de financiële efficiëntie en duurzaamheid, status van de gehele portefeuille en de kijk op de sociale impact [Acumen Fund, 2007].

Met deze methode wordt gekomen tot een goede meting van de outcome. Sinds een aantal jaren wordt met deze methode ook de impact gemeten. Daarmee is de validiteit hoog. Deze methode heeft een hoge mate van toepasbaarheid in het geval een organisatie data verzamelt over de kosten, opbrengsten en outcome van potentiële activiteiten.

(35)

2.4.5 Ongoing Assessment of Social Impacts (OASIS)

Deze methode is ontwikkeld door REDF, een vermogensfonds dat donaties doet aan fondswervende instellingen. Het heeft het systeem ontwikkeld voor eigen intern gebruik maar ook voor de fondswervende instellingen waar het aan doneert. De methode wordt gebruikt om de sociale output en outcome te beoordelen van zowel de fondswervende instelling als geheel als van de aparte activiteiten. Het behelst een geïntegreerd systeem dat rekening houdt met de informatiebehoeften die de organisatie nodig heeft. Het meet de vooruitgang van de outcome op zowel korte als lange termijn.

Controle, dataverzameling, analyse en managementbeslissingen zijn noodzakelijk voor een goede toepasbaarheid van de methode. De meting van de outcome is goed te noemen, daardoor heeft deze methode een hoge validiteit in vergelijking met andere methoden.

2.4.6 Social Return on Investment (SROI)

REDF heeft naast OASIS ook de SROI-methode ontwikkeld voor zowel non-profit activiteiten als organisaties met winststreven, door middel van het toekennen van een dollarwaarde hieraan. De benadering combineert kosten-baten analyse, de methoden van economen om de non-profit activiteiten en programma’s te beoordelen, en de hulpmiddelen voor financiële analyse die gebruikt worden in het bedrijfsleven. De benadering verschilt in de zin van deze methoden, dat het gericht is op de ‘sociale’ waarde. In het praktijkgebruik is de SROI ten opzichte van de andere methoden, meer begrijpbaar voor z’n gebruikers.

(36)

De methode probeert om de sociale waarde die wordt gecreëerd door de activiteiten te kwantificeren en te monetariseren. De methode kent meerdere meetinstrumenten die door ze met elkaar te vergelijken inzicht kunnen geven in de social return [Scholten, 2003].

De SROI heeft een hoge toepasbaarheid, als de noodzakelijke kosten, opbrengsten en outcomedata worden verzameld. De validiteit van de SROI-methode is hoger dan de meeste andere benaderingen. Er wordt namelijk gesteund op de actuele informatie omtrent de output, outcome en volwaardig wetenschappelijk onderzoek.

2.4.7 Benefit-Cost Analysis

De kosten-baten analyse is een economische benadering waarbij de kosten en het sociale effect van een activiteit worden uitgedrukt in een bedrag. Hierna wordt deze beoordeeld aan de hand van een of meerdere indicatoren:

• Netto contante waarde

• Benefit-cost ratio (gedisconteerde waarde opbrengsten en positieve impact gedeeld door de gedisconteerde waarde van de kosten en negatieve impact)

• Internal rate of return (de netto-waarde van de opbrengsten en impact uitgedrukt in een jaarlijks percentage return op de totale kosten van de activiteiten)

De validiteit van de methode hangt af van een juist gebruik van het onderzoeksontwerp om het effect te meten. De benadering is ontworpen om de social return on investment te meten. Het kan echter ook worden gebruikt om de return te schatten voor groepen in de maatschappij.

(37)

Om een goede kosten-baten analyse uit te voeren waaruit conclusies kunnen worden getrokken, is het noodzakelijk dat de sociale impact is gemeten. De social returns on investment kan worden geschat op basis van veronderstellingen omtrent het verwachte effect.

2.4.8 Poverty and Social Impact Analysis (PSIA)

Deze methode is gericht op het meten van de impact bij verschillende groepen stakeholders. Deze is vooral gericht op de groep armen en kwetsbaren. Het is meer een methode voor het ontwerpen van een systeem dan voor het beoordelen van het sociale effect. De methode benadrukt het belang van het analyseren van de impact. Dit gebeurt door het identificeren van de veronderstellingen waar de activiteit is op gebaseerd, de kanalen waar de effecten zullen plaatsvinden, en de relevante stakeholders. Hierna kan de impact worden geschat, en worden de sociale risico’s beoordeeld op basis van analytische hulpmiddelen die speciaal zijn aangepast voor het project.

De PSIA is ontwikkeld door de Wereldbank, voor het gebruik door personeel en analisten met behulp van input van de stakeholders (alleen niet-gouvernementele) in ontwikkelingslanden. De validiteit is vrij hoog.

(38)

2.5 Samenvatting

De volgende methoden zijn in dit hoofdstuk geïdentificeerd waarmee de impact kan worden gemeten.

• Theories of Change • Balanced Scorecard • Acumen Scorecard • Social Return Assesment

• Atkisson Compass Assessment for Investors • Ongoing Assessment of Social Impacts • Social Return on Investment

• Benefit-Cost Analysis

• Poverty and Social Impact Analysis

Niet iedere methode heeft het vermogen om de impact daadwerkelijk te meten. Deze methoden hebben echter wel het vermogen om een indicatie te geven of er een effect wordt gegenereerd. Het blijkt dat het gebruik van een van bovenstaande methoden niet afdoende is om de impact te kunnen meten. Een combinatie van een aantal methoden zou meer informatie kunnen opleveren.

(39)

3

Verslaggeving van impact

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zal worden ingegaan op de tweede deelvraag:

• Op welke wijze zou de impact van de activiteiten moeten worden gerapporteerd in het jaarverslag van fondswervende instellingen volgens de literatuur?

Om deze vraag te beantwoorden zal in paragraaf 3.2 worden ingegaan op welke algemene eisen er bestaan ten aanzien van de rapportage van de impact. In paragraaf 3.3 zal worden ingegaan op de best practices benaderingen die naar voren komen uit de literatuur. De bevindingen uit deze paragrafen zullen de basis vormen voor het jaarverslagenonderzoek in hoofdstuk 4. Het hoofdstuk zal worden samengevat in paragraaf 3.4 door middel van het geven van een korte recapitulatie van de bevindingen.

Van elke geïdentificeerde methode uit hoofdstuk 2 zal geprobeerd worden om de best practices van de externe verslaggeving met behulp van deze methode weer te geven. Zoals al gesteld in hoofdstuk 2 is het niet mogelijk om enkel een van de methoden te gebruiken. Voor een juiste en volledige meting van de impact is een combinatie het meest doeltreffend.

(40)

3.2 Algemeen

Ter structurering van de niet-financiële verslaggeving op te nemen gegevens kan men uitgaan van een indeling in functionele gebieden. Het uitgangspunt daarbij is dat de verslaggeving moet aansluiten bij de processen die in de organisatie plaatsvinden. De volgende functionele gebieden kunnen worden onderscheiden [Aukes, 1996]:

• Het primaire proces; de voortbrenging van goederen c.q. diensten.

• Benadering van het activiteitengebied: benadering van de doelgroep van de fondswervende instelling, ook wel aangeduid als de marketing door de fondswervende instellingen.

• Personeel en organisatie; de problematiek van de fondswervende instelling als samenwerkingsverband.

• Milieu en omgeving; de invloed van de fondswervende instelling op het milieu en de wisselwerking met de samenleving in ruime zin.

De verslaggeving van de impact hangt samen met het weergeven van het primaire proces. Op basis van de verantwoordingsfunctie van de verslaggeving zal men deze zodanig moeten inrichten dat men de werkelijke activiteiten kan vergelijken met de geplande activiteiten c.q. de operationele doeleinden.

3.2.1 Modellen van niet-financiële informatie

De interne informatie die verzorgd wordt met behulp van de gebruikte indicatoren, legt de basis voor de externe verslaggeving [Aukes, 1996].

Het beeld dat in paragraaf 3.2.1 is geschetst onderkent ook Brace [1980]. Deze heeft een bepaald model ontwikkeld ten aanzien van de informatie die zou moeten worden verstrekt. Het gaat hierbij om de samenhang tussen enerzijds de verrichte prestaties (gebruikte middelen en de uitgevoerde processen) ten behoeve van de dienstverlening en anderzijds de bereikte resultaten (geproduceerde goederen of diensten en het effect) met de dienstverlening. Hierbij is het van

(41)

belang dat door het weergeven van deze punten de effectiviteit en efficiency duidelijk kunnen worden weergegeven.

Het onderstreept het belang van het weergeven van de input en de output c.q. outcome van de activiteiten. Het effect kan vertaald worden naar impact. Aukes [1996] stelt dat de verslaggeving van deze punten goed mogelijk is met uitzondering van het effect c.q. impact.

3.2.2 Transparantprijs

In de Transparantprijs 2006 komen een aantal punten naar voren betreffende de niet-financiële informatie. De eisen die men stelt aan verslaggeving in de jaarverslagen is ten eerste datgene het doel en de missie van de organisatie. Dat betekent dat er inzicht moet worden gegeven in de vooraf gesteld doelen en deze af te zetten tegen de gerealiseerd doelen. Een ander belangrijk punt bij deze informatiebron is natuurlijk het inzicht geven in de impact.

Daarnaast is het belangrijk dat men transparant is over de doelstellingen die niet zijn gehaald en dat men verantwoording aflegt over de activiteiten die minder goed zijn gegaan of zelfs mislukt zijn. Het is dus van belang dat ook nadruk wordt gelegd op zaken die niet goed zijn gegaan. Als de activiteiten geen resultaat hebben gehad moet dit ook worden vermeld.

De Transparantprijs verlangt een helder activiteitenverslag en daarbij een uiteenzetting van het effect van de besteding op projectniveau. Daarnaast dient de efficiency van de bestedingen die behaald is bij het uitvoeren van de activiteiten te worden vermeld. Hierbij is het van belang dat er een interne norm wordt gesteld en dat deze wordt afgezet tegen de werkelijkheid.

Bij de bovenstaande punten is het van belang dat datgene wat wordt gemeten inzichtelijk wordt gemaakt en dat daarbij wordt aangegeven hoe dit gemeten wordt. Deze metingen moeten immers de informatie opleveren voor de stakeholders. Uit bovenstaande komt naar voren dat tijdens de verslaggeving van de impact dus een nadere uitleg vooraf gaat, voordat er wordt overgegaan tot

(42)

de verslaggeving van de daadwerkelijke impact. In het geval dat er bepaalde beperkingen zijn in de analyse van de impact dient dit te worden uitgelegd.

In de Transparantprijs worden een aantal best practices van jaarverslagen van fondswervende instellingen geïdentificeerd die als het ware het beste jaarverslag hebben op het gebied van de verslaggeving van niet-financiële informatie. De Transparantprijs onderkent de jaarverslagen van de fondswervende instellingen Cordaid en Warchild als de best practices.

3.3 Theorie Best Practices

Op basis van de methoden die geïdentificeerd zijn in hoofdstuk 2, zullen allereerst de best practices worden besproken ten aanzien van het rapporteren van de impact. In deze paragraaf zal alleen ingegaan worden op de methoden waarbij voor de verslaggeving kan worden uitgegaan van een theoretische achtergrond. In paragraaf 3.4 zullen de best practies worden gedistilleerd met behulp van jaarverslagen.

3.3.1 Methode: Social Return on Investment

In het rapport van de SROI dienen de volgende zaken terug te komen [redf.org]: • Beschrijving van de sociale missie

• Financiële analyse van de sociale doelstelling

• Profiel van de type werknemers en de populatie per type. • SROI prestatie-indicatoren en de analyse hiervan

• Beschrijving van de activiteit en de missie hiervan • Sleutelbevindingen over de impact en analyse

Vanuit het oogpunt van dit afstudeerrapport is het laatste punt van deze opsomming het belangrijkste. Wat duidelijk naar voren komt is dat deze methode ook gericht is op de

(43)

economische waarde die activiteit genereert. Daardoor zijn er bepaalde punten van deze methode niet van belang voor de verslaggeving van fondswervende instellingen. Daarom zal hier verder niet op in worden gegaan en alleen de punten worden genoemd die van belang zijn voor dit afstudeerrapport.

Het doel van de jaarverslagen van REDF is om meer inzicht te geven in de sociale impact die de investering genereert. Voor elke activiteit is het de bedoeling dat er zo’n rapport verschijnt.

Zoals investeerders in de profit sector kijken naar meerdere indicatoren wanneer men de prestatie van een organisatie beoordeelt. Zo nemen filantropische investeerders beslissingen op basis van een combinatie van zakelijk, sociale impact en sociaal-economisch rendement (indicatoren). Het rapport zou dus moeten bestaan uit een combinatie van indicatoren. Daarnaast laten de rapporten aan beoefenaars zien op welke wijze de combinatie van sociaal-economisch rendement kan worden weergegeven. Het SROI rapport is gericht op zowel investeerders als donateurs.. Een dergelijk rapport is niet alleen handig voor filantropische investeerders maar ook voor normale donateurs. Doordat de sociale impact ook wordt weergeven in een SROI-rapport is deze ook van waarde voor de donateur. Elke analyse en beslissing om te doneren/investeren zou moeten worden gebaseerd op een combinatie van indicatoren.

Als een geheel gezien is het SROI rapport gelijk aan een jaarverslag van een profit organisatie. Het vat de prestatie van de fondswervende instelling samen zodat investeerders, donateurs en andere stakeholders snel de prestatie van de financiën, sociale doelstellingen en de combinatie van deze twee kunnen beoordelen.

Het weergeven van de missie en informatie over de activiteit is belangrijk. Deze informatie kan bijvoorbeeld de volgende zaken omvatten:

• Management team • Profiel van de activiteit • Nieuwe initiatieven • Zwakke en sterke punten

(44)

• Vooruitzicht

Het is belangrijk dat er analyses zijn die verklaren wat de data en resultaten van het onderzoek naar de impact inhoudt. Deze analyses dienen zowel vanuit een sociaal als een economisch oogpunt worden uitgevoerd en gerapporteerd in het jaarverslag.

Het belangrijkste van de verslaggeving in het jaarverslag zijn natuurlijk de sleutelbevindingen over de impact. Er moet hier per activiteit duidelijk worden aangegeven wat de impact precies is geweest. Hier moet per activiteit duidelijk worden aangegeven wat de impact precies is. Voordat echter kan worden overgegaan tot de verslaggeving van de impact zullen eerst de voorgaande punten moeten worden besproken. Dit is noodzakelijk om een helder beeld te krijgen wat de behaalde impact precies inhoudt.

OASIS, een andere methode om de impact te meten is vooral een intern hulpmiddel om informatie op te leveren die kan worden verwerkt in het SROI-rapport.

3.3.2 Methode: Benefit-Cost Analysis

De benefit-cost analysis wordt meer gezien als een intern meetinstrument. Ramanathan [1980] stelt dat deze methode ook in informatie kan voorzien voor externe belanghebbenden, waar zij op basis hiervan een oordeel kunnen vormen.

Hij heeft hiervoor een set van indicatoren samengesteld. Het uitgangspunt hiervan is dat een activiteit van een fondswervende instelling op basis van economische overwegingen aanvaardbaar is als de baten groter zijn dan de lasten. Deze indicatoren zijn:

• Maatschappelijke baten van de activiteiten

• Uitkomsten c.q. outcome teneinde de maatschappelijke relevantie te bepalen • Output

(45)

• Kosten c.q. lasten

• Verschillende ratio’s waar de relaties tussen de grootheden baten, outcome, output, input en kosten in kunnen worden uitgedrukt.

Het gaat er met name om dat de vergelijkbaarheid tussen de verschillende jaarverslagen van fondswervende instellingen toeneemt. Het model van Ramanathan lijkt in grote mate op de Benefit-Cost Analysis.

3.4 Best practices jaarverslagen

3.4.1 Inleiding

Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 zijn de jaarverslagen van de organisaties Warchild en Cordaid door de Transparantprijs [Tabaksblat, 2006] aangewezen als best practices op het gebied van niet-financiële informatie. Het feit dat deze jaarverslagen zijn onderzocht door de Transparantprijs, zal er verder niet worden ingegaan op deze best practices. De jaarverslagen zullen echter in het jaarverslagenonderzoek terugkomen.

Clark et al [2004] hebben een aantal best practices van jaarverslagen per methode gedistilleerd. De jaarverslagen van deze organisaties zullen worden onderzocht om per methode de belangrijkste punten van de verslaggeving te destilleren. Er wordt per methode kort geanalyseerd hoe men de impact weergeeft.

Specifiek - Methoden voor impactmeting:

• Balanced Scorecard (BSc): Jaarverslag New Profit Inc • Acumen scorecard: Jaarverslag Acumen Fund

Tijdens deze analyse van de best practices zal geanalyseerd worden, wat men voor informatie in het jaarverslag verstrekt ten aanzien van de impact.

(46)

3.4.2 Analyse best practices jaarverslagen

Methode Balanced Scorecard; New Profit (newprofit.org, 2007) In het jaarverslag worden de volgende punten weergegeven:

• Opvallend punt is dat het jaarverslag volledig in het teken staat van de impact. • Weergeven methode waarmee de impact wordt gemeten (in dit geval de BSc); • Weergeven waarom deze methode wordt gebruikt;

• Weergeven waarmee men de impact weergeeft;

• Weergeven waar men deze impact tegenover afzet (doelstellingen)

Methode Acumen scorecard – Acumen Fund

In het jaarverslag worden volgende punten weergegeven: • Methode waarmee de impact wordt gemeten; • Weergeven waarom voor deze methode is gekozen;

• Weergeven of de activiteit ook de mogelijkheid biedt om het gestelde doel te bereiken; • Weergeven van de beperking van het meten van de impact;

• Weergeven gebruik bepaalde prestatie indicatoren;

• Weergeven waar deze indicatoren tegen worden afgezet (doelstellingen);

• Op basis van deze vergelijking weergeven of de doelstellingen worden bijgesteld.

• Evaluatie wat goed is gegaan en wat beter had kunnen gaan, zodat er wordt aangegeven wat in de toekomst beter kan.

• Weergeven van het vooruitzicht over de toekomst (lange termijn).

Wat opvalt is dat bij Acumen geen activiteitenoverzicht terug komt in het jaarverslag. Op de site probeert men echter de impact weer geven per sector. Daarnaast probeert men dit in bepaalde mate ook te doen per activiteit [acumenfund.org, 2007].

(47)

3.5 Samenvatting

In dit hoofdstuk is de verslaggeving aan bod gekomen van de gerealiseerde impact. Hieruit zijn een aantal belangrijke punten naar voren gekomen met betrekking tot de impact in het jaarverslag terug dient te komen. De verslaggeving kan als het ware worden verdeeld in drie fasen. De eerste fase houdt het weergeven in van de missie, doelstelling en activiteiten. De tweede fase is het weergeven van het resultaat en de impact. De derde fase is het vooruitzicht in de toekomst. De diverse analyses laten zien dat er een overall beeld bestaat ten aanzien van de vereiste informatie over de impact in een jaarverslag. De bevindingen per specifieke methode sluiten sterk met elkaar aan.

Tijdens het analyseren van de bevindingen, wordt het verband met de Impact Value Chain [Clark et al, 2004] zichtbaar. In principe komen de bevindingen van dit hoofdstuk overeen met de informatiestromen die in deze keten worden onderkend. De bovenstaande informatie kan in het model verwerkt worden door middel van het toekennen van de gewenste informatie onder de verschillende elementen van de Impact Value Chain. De bevindingen van dit hoofdstuk zijn gerecapituleerd in het model op de volgende pagina. Het bovenste gedeelte van het model is afgeleid van Clark et al [2004]. In het onderste gedeelte van het model is de recapitulatie van de bevindingen uit dit hoofdstuk opgenomen. De bevindingen in dit hoofdstuk zijn door deze recapitulatie gekoppeld aan de Impact Value Chain. Het totaal aan informatiewensen is terug te vinden in bijlage A op pagina 70. Dit totaal is teruggebracht tot een algemeen niveau van informatiewensen, waaruit onderstaand model is gevormd.

Op basis van het model op de volgende pagina zal het jaarverslagenonderzoek worden uitgevoerd in hoofdstuk 4.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We werken toe naar een toekomst waar we elk jaar tussen de 50 en 60 studenten hebben op de A en B Scholen, 12 studenten op de C School, 6 keer per jaar een Healing Retreat met 20

Een uitgebreid overzicht van de uitgevoerde activiteiten staat in het jaarverslag te vinden via onderstaande URL’s van onze website en die van

Fondswervende activiteiten van bepaalde aangewezen instellingen waarvan de primaire activiteiten zijn vrijgesteld van btw (waaronder ziekenhuizen, verpleeghuizen, instellingen

Door vanaf het begin vast te stellen voor wie de evaluatie wordt uitgevoerd, kunt u de algemene aanpak van de gegevensverzameling bepalen (meer gericht op kwantitatieve aspecten

Ontwikkelen communicatiestrategie (onder regie van het LNF). We bespreken in de rest van dit hoofdstuk de gerealiseerde resultaten door de drie partijen in het pilotjaar. Tot slot

een functie die overeenstemt met het niveau en de inhoud van de gevolgde opleiding, 13,7% werkt in een ander domein (horizontale mismatch), 21,7% werkt op een lager niveau

We richten een multicultureel netwerk op om er binnen twee jaar voor te zorgen dat medewerkers met een migratieachtergrond minder vaak de organisatie onvrijwillig verlaten.

•Als gever van toelichting op het Groepsbrede Audit rapport – als lid Audit Ctee?. •Als ontvanger / commissaris van een Audit rapport –