BIJLAGEN
Auteur: Stefan de Lange
Opdrachtgever: Rijksuniversiteit Groningen LogicaCMG Nederland Datum: 12 mei 2006
Plaats: Groningen
Auteur: Stefan de Lange
Opdrachtgever: Rijksuniversiteit Groningen Faculteit Bedrijfskunde LogicaCMG Noord-Nederland Opleiding: Technische Bedrijfswetenschappen
Informatie technologie Begeleiders: Dr. H. Balsters
Prof. Dr. G.B. Huitema Referenten: Drs. B.F. Jonk
G.J. Pottjewijd Datum: 12 mei 2006 Plaats: Groningen BIJLAGEN
INHOUDSOPGAVE
Bijlage I: Lijst met afkortingen ... 2 Bijlage II: Vragenlijst... 4
BIJLAGE I: LIJST MET AFKORTINGEN
ADM: Architecture Development Method
ARIS: Architectural framework for integrated Information Systems
BPD: Business Process Diagram BPR: Business Process Reengineering
BPEL4WS: Business Process Execution Language for Web Services BPM: Business Process Management
BPMI: Business Process Modeling Initiative BPMN: Business Process Modeling Notation BWW: Bunge Weber Wand
CASE: Computer Aided System Engineering
COPAFIT: Commercie, Organisatie, Personeel, Administratie, Financiën en Technologie
DEMO: Dynamic Essential Modelling of Organisations DFD: Data Flow Diagram
DOV: Diagnose, Ontwerp, Verandering DSDM: Dynamic Systems Development Method EA: Enterprise Architecture
EPC: Event Driven Process Chains ERD: Entity Relation Diagram ERP: Enterprise Resource Planning
FCO-IM: Fully Communication Oriented Information Modeling HRM: Human Resource Management
IBM: International Business Machines Corporation ICT: Informatie en communicatie technologie IDEF: ICAM Definition Languages
IE: Information Engineering ISA: Information System Architecture IT: Informatietechnologie
JAD: Joint Application Design MDA: Model Driven Architecture
MOF: Meta Object Facility
NIAM: Natural language Information Analysis Method OCL: Object Constraint Language
OMG: Object Management Group OO: Object Oriented
OOA&D: Object Oriented Analysis and Design ORM: Object Role Modeling
RAD: RApid Development RUP: Rational Unified Process
SA/SD: Structures Analysis / Structured Design SAP: Systeme, Anwendungen und Produkte in der
Datenverarbeitung
TOGAF: The Open Group Architecture Framework UML: Unified Modeling Language
UP: Unified Process
BIJLAGE II: VRAGENLIJST
DEEL 1: INLEIDING
Hier begint het eerste onderdeel. Dit onderdeel bestaat uit 1 vraag.
Vraag 1 van 55:
Beschouw het volgende proces:
1. De informatieanalist bepaalt de informatiebehoefte in het businessdomein (Het businessdomein bestaat voor de analist uit domeinexperts en de werkelijkheid, de domeinexperts zijn de opdrachtgever(s) en de gebruikers samen);
2. De analist structureert deze informatiebehoefte in een abstract (conceptueel) model;
3. De analist legt deze structuur, ter verificatie, voor aan de domeinexpert (huidige situatie);
4. De analist ontwerpt een oplossing voor het informatievraagstuk (model);
5. De analist legt deze oplossing, ter goedkeuring, voor aan de domeinexpert(s) (toekomstige situatie);
6. De analist structureert deze oplossing zodat deze geschikt is voor uitvoering door functioneel ontwerpers in een gedetailleerd model;
7. De analist legt dit gedetailleerde model, ter verificatie en ter goedkeuring, voor aan de functioneel ontwerper.
Domein expert
analist W erkelijkheid
Conceptueel model perceptie
modellering
Logisch model
Functioneel ontwerper Ontwerp
ontdekking
validatie
validatie
1
2
3
4
5
6
7
ontdekking
modellering
Wordt volgens jou een typische informatieanalyse via alle 7 bovenstaande stappen uitgevoerd?
Altijd 0
Meestal wel 10
Soms 8
Meestal niet 2
Nooit 0
# respondenten 20
Toelichting
Bij het vastleggen van de informatiebehoefte worden verschillende modellen gemaakt. De verschillende modellen kunnen meestal wel worden ingedeeld naar niveau; modellen op het conceptuele en modellen op het logische niveau. Op het conceptuele niveau wordt de functionele inhoud van het informatiesysteem beschreven en welke eisen en beperkingen daarbij horen.
Een conceptueel model geeft de concepten uit het probleemgebied weer zonder in te gaan op de details die bij de implementatie horen. Deze modellen zijn meestal wel makkelijker te begrijpen en kunnen makkelijker gecommuniceerd worden met niet-technische mensen uit het probleemgebied (de domeinexperts).
Op het logische niveau wordt in het model beschreven hoe de oplossingen worden gerealiseerd. De modellen op dit niveau bevatten meer detail en zijn nauwkeurig genoeg zijn om functioneel ontwerpers te voorzien van de noodzakelijke
informatie om de oplossing te realiseren.
In deel 2 en 3 van deze vragenlijst zullen de vragen gericht zijn op de modellen op het abstracte conceptuele niveau (zie figuur). Deel 3 en 4 zullen vragen bevatten die gericht zijn op modellen op het gedetailleerde, logische niveau.
Analist Abstract,
conceptueel model
Gedetailleerd, logisch model
Functioneel ontwerper Domein expert
1 3
4 2
DEEL 2: HET VASTLEGGEN VAN DE INFORMATIEBEHOEFTE IN EEN CONCEPTUEEL MODEL
In dit deel van de vragenlijst richten de vragen zich op de modellen op het abstracte, conceptuele niveau en in het bijzonder hoe deze tot stand komen.
Analist Abstract,
conceptueel model
Gedetailleerd, logisch model
Functioneel ontwerper Domein expert
1 3
4 2
Vraag 2 van 55:
Een doelstelling van een informatieanalyse is het voorzien in een brugfunctie tussen de organisatie en de informatievoorziening. Kijk je altijd of en hoe de gewenste oplossing de bedrijfsvoering zal ondersteunen?
Altijd 13
Meestal wel 6
Soms 1
Meestal niet 0
Nooit 0
# respondenten 20
Vraag 3 van 55:
Bij het in kaart brengen van een omvangrijke en complexe probleemsituatie kan het samenvoegen van de vele eisen en beperkingen een lastige klus zijn. Nadat de alle eisen zijn vastgesteld, op welke manier leg je deze dan vast in een model:
Ik maak eerst van iedere groep gebruikers of applicaties met vergelijkbare eisen een apart model en voeg deze modellen later samen tot één model
6
Ik voeg de eisen samen tot één consistent geheel en maak meteen één compleet
model. 8
Anders, namelijk.... 6
# respondenten 20
Vraag 4 van 55:
Welke concepten (en de relaties tussen deze concepten) leg jij vast in de verschillende modellen die worden gemaakt tijdens een businessanalyse?
(meerdere antwoorden mogelijk)
Bedrijfsprocessen 20
Bedrijfsregels 5
Systeem processen 5
Entiteiten (objecten) 12
Rollen 12 Functies 8 Anders, namelijk (tekstbox) 4
Vraag 5 van 55:
Maak je een model van de bedrijfsprocessen binnen het probleemgebied?
Altijd 4
Meestal wel 7
Soms 8
Meestal niet 0
Nooit 1
# respondenten 20
Vraag 6 van 55:
Welke technieken gebruik je voor het vastleggen van de bedrijfsprocessen?
DFD procesdiagram 8
Organogram 4 UML diagrammen, bijvoorbeeld use case en
activiteiten diagram 6
Petri-Net ProFrame
IDEF3 procesdiagram 1
Gestructureerd Tekstbestand 6 Anders, namelijk (tekstbox) 8 Ik modelleer geen bedrijfsprocessen
Vraag 7 van 55:
Welke tool(s) gebruik je (of zou je willen gebruiken) voor het vastleggen van de bedrijfsprocessen?
Protos 2 SDW 3 B-Wise 1 CASEWise 0 Mavim 3
IBM Rational tool 2
Visio 13 PowerPoint 11 Word 15 Anders, namelijk (tekstbox) 1
Ik modelleer geen bedrijfsprocessen 1 Vraag 8 van 55:
Maak je een model van de data-elementen?
Altijd 5
Meestal wel 6
Soms 4
Meestal niet 2
Nooit 2
# respondenten 19
Vraag 9 van 55:
Welke technieken gebruik je voor het vastleggen van deze data-elementen?
ER diagram Bachman stijl 9 ER diagram Martin stijl 2 ER diagram Barker stijl
ER diagram Chen stijl
ER diagram Information Engineering stijl 1 IDEF1X diagram
UML klassediagram 2
Petri-Net Tekstbestand 3 Anders, namelijk (tekstbox) 4
Ik modelleer geen data-elementen 3 Vraag 10 van 55:
Welke tool(s) gebruik je (of zou je willen gebruiken) voor het vastleggen van de data-elementen?
SDW 4 B-Wise 1 Mavim
IBM Rational tool 2
Visio 12 PowerPoint 5
Word 7 Anders, namelijk (tekstbox) 1
Ik modelleer geen data-elementen 3
Vraag 11 van 55:
Wanneer je zowel de bedrijfsprocessen als de data-elementen vastlegt, begin je dan met het vastleggen van de processen?
Ja, ik begin met de processen en bepaal daarna de data-elementen die gebruikt worden tijdens
deze processen 12
Nee, ik begin met het vastleggen van de data- elementen en bepaal daarna de processen 0 Ik maak wel twee verschillende modellen maar maak deze haast tegelijk 4 Ik modelleer deze tegelijk in een model met
behulp van objecten 1
Ik bepaal ze niet allebei 1
# respondenten 18
Vraag 12 van 55:
Bedrijfsregels zijn de richtlijnen die bepalend zijn voor het gedrag van de organisatie. Deze geven aan welke condities wel en welke condities niet gewenst zijn. Deze regels komen voor in de vorm van ‘het is verplicht dat….’, ‘het is toegestaan dat….’, of ‘…..moet het geval zijn indien….’
Hoe leg je tijdens de analyse deze bedrijfsregels vast?
In een apart tekstbestand 13
In tekstvelden die zijn opgenomen in het model 8 In het model door middel van cardinaliteiten/multipliciteiten 8 Met behulp van OCL
Anders, namelijk (tekstbox) 2 Ik leg de bedrijfsregels nooit vast 1
DEEL 3: HET COMMUNCEREN VAN HET CONCEPTUELE MODEL NAAR DE DOMEINEXPERT(S)
In dit deel van de vragenlijst richten de vragen zich op het abstracte, conceptuele niveau en in het bijzonder hoe deze wordt gecommuniceerd met de
domeinexperts.
Analist Abstract,
conceptueel model
Gedetailleerd, logisch model
Functioneel ontwerper Domein expert
1 3
4 2
Vraag 13 van 55:
Na een eerste globale informatiebehoeftebepaling worden de bevindingen
gecommuniceerd naar de domeinexperts. Maak je daarbij gebruik van diagrammen om de situatie aan deze domeinexperts duidelijk te maken?
Altijd 4
Meestal wel 9
Soms 4
Meestal niet 2
Nooit 1
# respondenten 20
Vraag 14 van 55:
Maak je verschillende modellen voor verschillende (groepen) domeinexperts?
Altijd 1
Meestal wel 2
Soms 3
Meestal niet 11
Nooit 1
# respondenten 18
Vraag 15 van 55:
Vul je de daarbij gemaakte diagrammen aan met tekst?
Altijd 10
Meestal wel 6
Soms 3
Meestal niet 0
Nooit 0
# respondenten 19
Vraag 16 van 55:
Waarom plaats je aanvullende informatie liever in een begeleidende tekst dan dat je deze opneemt in het model?
Omdat de gebruikte techniek niet de
mogelijkheid biedt om de informatie weer te
geven 6
Omdat ik zelf niet bekend ben met de symbolen
van de techniek 2
Omdat overige projectleden niet bekend zijn met de symbolen van de techniek 4 Omdat de domeinexperts niet bekend zijn met de symbolen van de techniek 7 Om een andere reden, namelijk: (tekstbox) 10 Ik gebruik nooit tekst om modellen aan te
vullen 1
Vraag 17 van 55:
In een begrippenlijst worden alle termen en concepten uit de modellen toegelicht.
Voeg je een begrippenlijst toe bij de modellen die je communiceert?
Altijd 2
Meestal wel 4
Soms 7
Meestal niet 7
Nooit 0
# respondenten 20
Vraag 18 van 55:
Gebeurt het wel eens dat communicatie met de domeinexpert(s) slecht verloopt en dat het verkregen inzicht moeizaam over te brengen is bij de domeinexpert(s)?
Altijd 0
Meestal wel 1
Soms 10
Meestal niet 8
Nooit 1
# respondenten 20
Vraag 19 van 55:
Heb je wel eens het idee dat een domeinexpert het model goedkeurt terwijl hij het waarschijnlijk niet begrepen heeft?
Altijd 0
Meestal wel 0
Soms 16
Meestal niet 2
Nooit 2
# respondenten 20
Vraag 20 van 55:
Als de domeinexpert aangeeft moeite te hebben met het verifiëren van de analyse, wat is hiervan dan de oorzaak?
Het kost de domeinexpert teveel moeite en tijd om het model zelf te doorgronden. 9 De betekenis van de symbolen is niet duidelijk 1 Het document is dusdanig omvangrijk dat het de businessexpert teveel tijd kost om te
doorgronden 8
Anders, namelijk (tekstbox) 5 De domeinexpert begrijpt het altijd zonder
problemen 2
DEEL 4: HET SPECIFICEREN VAN DE INFORMATIEBEHOEFTE IN EEN LOGISCH MODEL
In dit deel van de vragenlijst richten de vragen zich op de modellen op het gedetailleerde, logische niveau en in het bijzonder hoe deze tot stand komen.
Analist Abstract,
conceptueel model
Gedetailleerd, logisch model
Functioneel ontwerper Domein expert
1 3
4 2
Vraag 21 van 55:
Gebruik je de modellen die zijn ontworpen om te communiceren met de domeinexpert(s) als basis voor de gespecificeerde modellen voor functioneel ontwerpers?
Ja, ik bouw het model uit door er meer
detail aan toe te voegen 12 Ja, maar ik gebruik alleen de hoofdlijnen uit de abstracte modellen en maak een nieuw model voor de functioneel ontwerp 3 Nee, ik maak een geheel nieuw model voor de functioneel ontwerpers 0 Ik maak nooit modellen voor de functioneel
ontwerpers 4
# respondenten 19
Vraag 22 van 55:
Verloopt de transformatie van het conceptueel model (dat gemaakt is voor de domein expert) naar een logisch model (voor de functioneel ontwerper) zonder problemen?
Altijd 2
Meestal wel 11
Soms 3
Meestal niet 2
Nooit 1
# respondenten 19
Vraag 23 van 55:
Als er zich problemen voordoen bij de transformatie van het conceptueel model naar het logisch model, welke problemen doen zich dan voor?
(tekstbox)
Er doen zich geen problemen voor (6x) Opmerking
• De IA’er krijgt niet de tijd om zijn oplossing te toetsen op haalbaarheid bij de FO’er
• FO wil meer detail
• FO willen meteen een TO
• Begripsverwarring
• Het kiezen van de juiste oplossing is moeilijk
• Gebrek aan inzicht op logisch niveau
• Vermenging van modelelementen
• Detailniveau blijkt meer informatie nodig dan hoofdlijnen
Vraag 24 van 55:
Veel modelleringstools bieden de mogelijkheid om de transformatie tussen
verschillende modellen automatisch te verzorgen. Maak je gebruik van een tool om modellen te transformeren?
Nee, ik doe dit altijd handmatig en dat bevalt
me uitstekend 9
Nee, ik doe dit altijd handmatig maar zou wel de beschikking willen hebben over een tool die dit automatisch verzorgt. 7 Ja, maar deze tool biedt niet genoeg
mogelijkheden om een volledige
transformatie te verzorgen en ik moet het resultaat altijd handmatig bijwerken.
Ja, ik gebruik hier een tool voor en die bevalt
me uitstekend 3
Anders, namelijk…. 1
Vraag 25 van 55:
Nadat de door jouw voorgestelde oplossing geverifieerd en goedgekeurd is door de domeinexpert zul je deze oplossing moeten specificeren in een model dat begrepen moet worden door de functioneel ontwerper(s). Hiervoor kun je dezelfde techniek gebruiken als voor het conceptuele model maar je zou ook gebruik kunnen maken van een andere techniek.
Welke techniek gebruik je voor het vastleggen van het datamodel voor de functioneel ontwerper op het gedetailleerde logische niveau?
ER diagram Bachman stijl 8 ER diagram Martin stijl 2 ER diagram Barker stijl
ER diagram Chen stijl
ER diagram Information Engineering stijl 1 IDEF1X diagram
UML klassediagram 1
Petri-Net Tekstbestand 3 Anders, namelijk (tekstbox) 4
Ik modelleer geen data-elementen 5
Vraag 26 van 55:
Welke tool(s) gebruik je (of zou je willen gebruiken) voor het vastleggen van dit datamodel op gedetailleerd niveau?
SDW 3 B-Wise 1 Mavim ARIS
IBM Rational tool 1
Visio 7 PowerPoint 2 Word 5 Anders, namelijk (tekstbox) 4
Geen 3 Vraag 27 van 55:
Ook voor het procesmodel zou je dezelfde techniek kunnen gebruiken als voor het conceptuele model maar je zou ook gebruik kunnen maken van een andere techniek.
Welke technieken gebruik je voor het vastleggen van de processen op het gedetailleerde, logische niveau?
DFD procesdiagram 6
Organogram
UML diagrammen 3
Petri-Net ProFrame IDEF3 procesdiagram 1
Tekstbestand 7 Anders, namelijk (tekstbox) 6
Ik modelleer geen processen 2
Vraag 28 van 55:
Welke tool(s) gebruik je (of zou je willen gebruiken) voor het vastleggen van de processen op een gedetailleerd niveau?
Protos 1 B-Wise 1 Mavim 2
IBM Rational tool 1
Visio 12 PowerPoint 5
Word 8 Anders, namelijk (tekstbox) 2
Geen 2 Vraag 29 van 55:
Maak je gebruik van objectmodellen waar je zowel de data als de processen in weergeeft?
Altijd 0
Meestal wel 2
Soms 3
Meestal niet 2
Nooit 12
# respondenten 19
Vraag 30 van 55:
Waarom maak je geen gebruik van objectmodellen? (meerdere antwoorden mogelijk)
Ik zie de voordelen er niet van in 2 Ik ben niet bekend met de objectgeoriënteerde
gedachte 4
Andere projectleden zouden het model niet
begrijpen 0
De domeinexpert(s) zouden het model niet
begrijpen 2
Anders, namelijk (tekstbox) 10 Ik maak wel gebruik van objectmodellen 4 Vraag 31 van 55:
Aan het begin van een project worden de systeemontwikkelingsmethode en de projectbeheersingsmethode vastgesteld.
Wordt er bij aanvang van een grootschalig project waar meerdere analisten aan meewerken ook vastgelegd welke modelleringstechniek(en) zullen worden toegepast?
Altijd 3
Meestal wel 10
Soms 5
Meestal niet 0
Nooit 2
# respondenten 20
Vraag 32 van 55:
Heb je het gevoel genoeg flexibiliteit en ruimte voor creativiteit te hebben bij het gebruik van een formele modelleringstaal als ER of UML?
Altijd 5
Meestal wel 9
Soms 1
Meestal niet 1
Nooit 1
Vraag 33 van 55:
Beschouw het volgende voorbeeld:
Werknemer Kamer Jan 20 Piet 21 Klaas 22 Henk 20 Regels:
1. Een werknemer hoeft geen kamer te bezetten;
2. Een kamer moet worden bezet door een werknemer;
3. Een kamer kan door meerdere werknemers worden bezet.
4. Een werknemer kan maximaal één kamer bezetten;
Deze tabel met bijbehorende beperkingen zou je in een Barker ER diagram als volgt kunnen weergeven:
W ERKNEMER
# naam
KAMER
# nummer wordt bezet door
bezet
1
2
3 4
} }
Neem je dergelijke beperkingen ook op in je model?
Altijd 6
Meestal wel 6
Soms 0
Meestal niet 1
Nooit 4
# respondenten 17
Vraag 34 van 55:
Beschouw het volgende voorbeeld:
Klant Woonplaats Geboorteplaats
Jaap Groningen Amsterdam
Piet Zwolle Zwolle
Klaas Leeuwarden Gouda
Deze tabel zou je in een Barker ER diagram als volgt kunnen weergeven:
KLANT
# naam woonplaats geboorteplaats
Stel nu dat ook het inwonersaantal van een bepaalde plaats moet worden vastgelegd.
Hiervoor zou je bijvoorbeeld een entiteit plaats moeten toevoegen met de attributen naam en inwonersaantal. Deze entiteit plaats zal met klant worden verbonden door de in relaties veranderde attributen woonplaats en geboorteplaats:
KLANT
# naam
PLAATS
# naam inwoneraantal woont in
is geboren in
Andere oplossingen zijn ook mogelijk maar door toevoeging van een gegeventype (het inwonersaantal) dient het eerder bepaalde attribuut te worden veranderd in een relatie of een entiteit. Door deze eigenschap zou je de ER notatietechniek min of meer onstabiel kunnen noemen.
Herken je deze eigenschap van datamodellen en zou je hier een oplossing voor willen?
Ja, dit probleem herken ik en ik zou wel gebruik willen maken van een techniek waarmee dergelijke wijzigingen makkelijker kunnen worden doorgevoerd.
3
Ja, dit probleem herken ik maar dit stoort me
nooit 8
Nee, dergelijke situaties komen nooit voor 1 Ik zie het probleem in de situatie niet 3
Weet ik niet 3
# respondenten 18
Vraag 35 van 55:
Beschouw het volgende voorbeeld:
Kamer Tijdstip Activiteit
20 Maandag 9:00 Presentatie
21 Maandag 16:00 Vergadering
22 Dinsdag 10:00 Workshop
… … …
20 Maandag 9:00 Vergadering (1)
33 Maandag 9:00 Presentatie (2) Beperkingen:
1. Dezelfde kamer op hetzelfde tijdstip kan maximaal voor 1 activiteit worden gebruikt
2. Dezelfde activiteit op hetzelfde tijdstip kan maximaal in 1 kamer worden uitgevoerd
Deze tabel met de eerste beperking zou je in een Barker ER diagram als volgt kunnen weergeven:
(de streep door het uiteinde van de relatie geeft aan dat de relatie deel uitmaakt van de unieke sleutel van de entiteit aan dat uiteinde; het kamer-tijdstip wordt geïdentificeerd door de kamer en het tijdstip samen te nemen)
KAMER
# nummer
KAMER- TIJDSTIP
# dag
# uur van
binnen
ACTIVITEIT
# naam toegewezen gereserveerd voor
Maar de tweede beperking is niet in het model weer te geven.
Door deze eigenschap is het heel lastig om beperkingen in deze zogenaamde
‘ternary’ relatie weer te geven.
Herken je deze eigenschap van datamodellen en zou je hier een oplossing voor willen?
Ja, dit probleem herken ik en ik zou wel gebruik willen maken van een techniek waarmee dergelijke beperkingen in een model kunnen worden opgenomen.
2
Ja, dit probleem herken ik maar dit stoort me
nooit 7
Nee, dergelijke situaties komen nooit voor 2 Ik zie het probleem in de situatie niet 3
Weet ik niet 3
# respondenten 17
Vraag 36 van 55:
Beschouw het volgende voorbeeld:
Telefoniste Teamleider personeelsnummer aantal teamleden gemiddelde beltijd manager
aantal verkocht personeelsnummer
teamleider geboortedatum naam naam geboortedatum
Deze tabel zou je in een Barker ER diagram als volgt kunnen weergeven:
TELFONIST(E) gemiddelde beltijd aantal verkocht teamleider
MEDEWERKER
# personeelsnummer naam
geboortedatum
TEAMLEIDER aantal teamleden manager
d
Maak je gebruik van de datmodelleringsconcepten generalisatie en specialisatie (of sub/superklassen)?
Altijd 1
Meestal wel 2
Soms 3
Meestal niet 3
Nooit 9
# respondenten 18
Vraag 37 van 55:
Hoe geef je bij het beschrijven van de processen de verplichtingen weer waaraan moet zijn voldaan om een proces te kunnen beginnen of om een proces te kunnen eindigen? (bijvoorbeeld dat een gebruiker moet zijn geautoriseerd om in te kunnen loggen of dat de voorraad is bijgewerkt voordat de verkoop kan worden afgesloten) Door middel van tekst in een apart document 10
Door middel van tekst bij in model gevoegd
(bijvoorbeeld DFD) 7
In een apart model (bijvoorbeeld in een use
case) 6
Dergelijke verplichtingen komen nooit voor 0
Vraag 38 van 55:
Beschouw het volgende voorbeeld:
Werknemer Training Jan 20 Piet 21 Klaas 22 Henk 20 Regels
Een werknemer kan meedoen aan een training of een werknemer kan de training geven. Een werknemer kan niet meedoen aan de training en ook de training geven.
Deze tabel zou je bijvoorbeeld in een Barker ER diagram als volgt kunnen weergeven:
W ERKNEMER
# naam
TRAINING
# nummer geeft
volgt
Maak je gebruik van een vorm van exclusief-or notatie?
Altijd 3
Meestal wel 1
Soms 1
Meestal niet 5
Nooit 7
# respondenten 17
Dit soort beperkingen neem ik niet
expliciet op in het model 2
DEEL 5: HET COMMUNICEREN VAN HET LOGISCHE MODEL NAAR DE FUNCTIONEEL ONTWERPER
In dit deel van de vragenlijst richten de vragen zich op de modellen op het gedetailleerde, logische niveau en in het bijzonder hoe deze worden gecommuniceerd met de functioneel ontwerpers.
Analist Abstract,
conceptueel model
Gedetailleerd, logisch model
Functioneel ontwerper Domein expert
1 3
4 2
Na het specificeren van de oplossing in verschillende modellen worden deze aangeboden aan de functioneel ontwerpers.
Vraag 39 van 55:
Heb je het idee dat functioneel ontwerpers altijd tevreden zijn met de modellen die ze krijgen aangereikt?
Altijd 0
Meestal wel 9
Soms 6
Meestal niet 1
Nooit 0
# respondenten 16
Vraag 40 van 55:
Heb je het idee dat functioneel ontwerpers meer informatie in de modellen zouden willen zien?
Altijd 3
Meestal wel 2
Soms 6
Meestal niet 4
Nooit 0
# respondenten 15
Vraag 41 van 55:
Is er nog overleg tussen de functioneel ontwerpers en de analist(en) voor oplevering van de informatieanalyse?
Altijd 7
Meestal wel 7
Soms 3
Meestal niet 0
Nooit 0
# respondenten 17
Vraag 42 van 55:
Kan de functioneel ontwerper terecht bij de analist na oplevering van de informatieanalyse?
Altijd 7
Meestal wel 10
Soms 1
Meestal niet 0
Nooit 0
# respondenten 18
Vraag 43 van 55:
Heb je het idee dat er behoefte is aan aanvullend overleg tussen de informatieanalist en de functioneel ontwerper(s)? Waarom wel/niet?
(tekstbox) Antwoorden:
(de vraag is in bijna alle gevallen begrepen als ‘is er overleg nodig tussen IA en FO?)
• Hoe duidelijk het ook is het kan anders geïnterpreteerd worden.
• Rapport alleen is nooit voldoende
• (vraag goed begrepen) aanvullend overleg is niet nodig, de IA is altijd beschikbaar voor vragen
• In de praktijk blijkt het dat de IA vertrekt na een tijdje voor een volgende klus
• Hangt ervan af hoe het bedrijf het geregeld heeft
DEEL 6: TOOLS Vraag 44 van 55:
Tijdens het vaststellen van de eisen en de specificaties van de business, worden modellen in de loop van de tijd meestal wel (door vele verschillende mensen) aangepast en uitgebreid,
Op welke manier zorg je voor een juist beheer van de verschillende versies?
(tekstbox) Antwoorden
• Proces waarbij elk model een traject doorloopt dat pas aan het einde van het traject het oude mag overschrijven
• Beheer is vaak slecht geregeld (3x)
• m.b.v. versiebeheerssystemen (2x)
• vastleggen in kwaliteitsplan
• Afhankelijk van de tool
• Versienummering van documenten (6x) Vraag 45 van 55:
In een modeldictionary worden alle, tijdens de analyse gebruikte termen vastgelegd. Ook gevonden attributen en operaties worden in een dergelijke
dictionary opgenomen. Maak je tijdens een project gebruik van een (vorm van een) dictionary? Zo ja, in welke vorm?
(tekstbox) Antwoorden
• Tools doen dit
• Word of Excel (3x)
• Datadictionary
• Meestal niet
• Met hele oude tools een enkele keer, en anders helemaal niet
• Nee (3x)
• Helaas heel weinig
• Een CASE tool biedt dit wel, wordt deze niet gebruikt dan kunnen tekstverwerkers of tekentools hieraan niet voldoen
Vraag 46 van 55:
Bij het ontwerpen van modellen dient er meestal wel gebruik te worden gemaakt van meerdere diagrammen. Dit kan nodig zijn omdat ze op verschillende niveaus worden getekend of te omvangrijk worden. Deze diagrammen dienen in dat geval wel naadloos op elkaar aan te sluiten en dezelfde beschrijvingen en termen te gebruiken, ofwel; de consistentie dient gewaarborgd te zijn. Zou je bij het ontwerpen van modellen een tool willen die rekening houdt met controle van consistentie?
(tekstbox) Antwoorden:
• Tools bieden deze mogelijkheid, maar de gebruiker maakt hier niet altijd gebruik van
• Is niet mogelijk
• Ik kies bewust voor inconsistenties om schema’s overzichtelijk te houden
• Ja (5x)
• Als het niet te bureaucratisch wordt
• Het mag de flexibiliteit niet beperken
• Dat zou ideaal zijn Vraag 47 van 55:
Zou je gebruik willen maken van de mogelijkheid om modellen en andere documenten te kunnen publiceren op het internet/intranet zodat iedere betrokkene bij het project te allen tijde inzage kan krijgen in de documenten?
Waarom wel/niet?
tekstbox) Antwoorden:
• Ja, vooral bedrijfsprocessen moeten door iedereen kunnen worden geraadpleegd
• Ja, maar je bent de controle kwijt over wie het leest en wie het begrepen heeft
• Niet altijd gewenst tijden een project, na een project wel
• Ja, transparantie draagt bij aan betrokkenheid en verbetert validatieprocessen
• Hangt van het bedrijf af
• Ja (4x)
• Nee, mail van bestanden werkt goed genoeg
• Nee, niet noodzakelijk kan ook op andere manieren
• Erg handig (bv PROTOS)
Vraag 48 van 55:
Moeten de modellen ook kunnen worden aangepast door domeinexperts of andere niet projectleden? (noodzaak tot aanpassing via bijvoorbeeld standaard
officepakket)
Ja, het nadeel van het ontwerpen van modellen buiten de speciale tools om is dat deze het getekende niet controleren op het voldoen aan de standaard die bij de modelleringstechniek hoort. Een standaard is bijvoorbeeld dat processen een input en een output moeten hebben
1
Nee, dan zullen alleen projectleden die de beschikking hebben over de modelleringstool de
modellen kunnen aanpassen. 9
Anders,… 10 Vraag 49 van 55:
Tijdens sommige grootschalige projecten wordt er gewerkt met meerdere analisten tegelijk. Hanteren deze in dat geval dan altijd dezelfde werkwijze en denkwijze?
Zo ja, waarom wel/niet?
(tekstbox) Antwoorden
• Nee, iedereen heeft zijn eigen werkwijzen en denkwijze
• Vaak niet
• Nee, gebrek aan standaards en verschillende achtergronden bij externe IA-ers van verschillende leveranciers leiden tot snel willekeur in technieken
• Verschilt van project tot project
Vraag 50 van 55:
Wanneer met meerder analisten tegelijk aan een project wordt gewerkt, zijn hun resultaten dan altijd vergelijkbaar en op elkaar afgestemd?
Altijd 1
Meestal wel 8
Soms 5
Meestal niet 2
Nooit 0
# respondenten 16
Vraag 51 van 55:
Is na afloop van een informatieanalyse gemakkelijk aan te tonen welke eisen van de domeinexpert in welke ontwerpelementen van de oplossing zijn verwerkt?
Altijd 1
Meestal wel 9
Soms 3
Meestal niet 7
Nooit 0
# respondenten 20
Vraag 52 van 55:
Treden er moeilijkheden op bij het aantonen aan de opdrachtgever via de documentatie dat volledig voldaan is aan de gestelde eisen.
Altijd 0
Meestal wel 1
Soms 11
Meestal niet 7
Nooit 0
# respondenten 19
DEEL 7: AFSLUITING Vraag 53 van 55:
Hoe ziet jouw ideale modelleringstool eruit?
(tekstbox) Antwoorden:
• ARIS, SDW
• Word (2x)
• Visio (3x)
• Een tool met kwaliteit ipv kwantiteit
• Requirement tool Vraag 54 van 55:
Hoe ziet jouw ideale modelleringstechniek (of taal) eruit?
(tekstbox) Antwoorden:
• ERD
• Schema’s en tekst
• UML(2x) Vraag 55 van 55:
Hoeveel analyse trajecten heb je als informatieanalist uitgevoerd?
1- 4 5
5 – 14 7
15 - 29 8
30- 49 0
50 en meer 0