• No results found

78/11

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "78/11"

Copied!
40
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

r

lnhoud Pag. 410 Van de redactie Pag. 411 Willem Aantjes mr. W. C. D. Hoogendijk Pag. 414 Pag.428 Gespreide verantwoordelijkheid mr. dr. A. A. van Rhijn Pag.435 PKB en politiek drs. H. J. van Semmel Pag.444 78/11

Naar een nieuwe economische orde? prof. dr. D. B. J. Schouten

Pag.422

Boekbespreking: De Nederlandse buitenlandse politiek en de Nederlandse buitenlands-politieke elite

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht

dr. H. van Roon prof. drs. H. ter Heide

78/11

48e jaargang, nr. 11, november 1978

Willem Aantjes

Hoogendijk

Schouten, Ter Heide en Van Rijn reageren op

Gespreide verantwoordelijkheid

PKB

Van Bemmel

(2)

a.r. staatkunde

Van de redactie

Bij de gebeurtenissen rand

Willem Aantjes

worden enige kanttekeningen geplaatst door mr. W. C. D. Hoogendijk.

*

* *

Het onlangs door de wetenschappelijke institu-ten van het CDA uitgebrachte rapport

Gespreide verantwoordelijkheid

inzake de economische orde wordt in dit num-mer besproken door de heren prof. dr. D. B. J.

Schouten, prof. drs. H. ter Heide en mr. dr. A. A. van Rhijn.

Prof. Schouten

spitst zijn bijdrage toe op de verhouding over-heid en maatschappij, op het in het rapport voorgestelde overleg op bedrijfstakniveau en op de verhouding van de collectieve tot de markt-sector. Hij plaatst kritische kanttekeningen bij dit rapport, dat hem vooral heeft aangesproken van-wege de inspirerende combinatie van rationali-teit en ethiek. Een lange weg zal echter afgelegd moeten worden om niet aile problemen zoveel mogelijk door 'vadertje staat" te Iaten oplossen.

Prof. Ter Heide

merkt op dat de centrale problematiek van de huidige maatschappelijke orde is, dat twee te-gengestelde tendenties op elkaar inwerken: enerzijds de noodzaak om beslissingen tenmin-ste te coi:irdineren, vaak zelfs internationaal an-derzijds de eis direct mee te praten over re/evan-te bes/issingen. Het rapport bevat vele aantrek-kelijke gedachten ter spreiding van

verantwoor-78/11

delijkheden, aldus de heer Ter Heide, die om kri-tisch commentaar vragen. Onjuist acht hij, dat in ~

het rapport niet de instrumenten maar de doel-stellingen over de verschil/ende personen, groe-pen en de overheid zijn verdeeld.

Mr. Van Rhijn

tenslotte gaat in op de bijbe/se fundering van de grondmotieven in het rapport: de verantwoorde-/ijkheid georienteerd op rentmeesterschap en solidariteit. Een christelijke economische orde zie ik niet, we/ een behoorlijke, doelmatige eco-nomische orde, waarin christelijke normen en waarden zijn verdisconteerd. aldus de heer Van Rhijn.

Hij bespreekt vervolgens de overheidsvisie van het rapport en de aanbevelingen met betrekking tot de zeggenschapsverhoudingen binnen on-dernemingen en bedrijfstakken. De heer Van Rhijn is in verschillende ambtelijke en politieke functies jarenlang nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van de zeggenschapsverhou-dingen in het bedrijfsleven.

*

* *

PKB en politiek

is de tite/ van een artikel van drs. H. J. van Bern-mel. Hij bespreekt hierin het wetsvoorstel tot re-geling van de planologische kernbeslissing. De schrijver acht deze materie voor de ruimtelijke ordening in ons land van grater gewicht dan de problematiek van het Kroonberoep dat tot nu toe meer de belangstel/ing heeft getrokken (zie oak AR-Staatkunde vanjuni 1978).

Hij bespreekt uitvoerig de spanning die er is tus-sen de grotere bevoegdheden die de centrale overheid met de pkb krijgt, en de behoefte aan vergaande decentralisatie van bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening.

De heer Van Bemmel bepleit een nauwere be-trokkenheid van de Staten-Generaal bij de plan-ning van de ruimtelijke ordeplan-ning.

*

* *

(3)

d-in

'3/-

,e-de le-en de

·o-en rm -;m 1g n->n ke bij u- '1-

e->e

ke ie 1U ie

s-/e m 'P 1- r-:e Willem Aantjes CD ·~

g

E

CD

@)j

' - - - (J

Willem Aantjes

door mr. W.C.D. Hoogendijk

Het is ondenkbaar, dat wij in AR-Staatkunde het vertrek van de fractievoorzitter van het CDA uit de politiek, van onze Willem Aantjes, gelet op de omstandigheden waaronder het geschiedt, kun-nen passeren zonder er iets over te schrijven. Het moment, enkele dagen na het gebeuren, is er niet naar een gewogen beschouwing te ge-ven; het wordt een reflectie op onze eigen reac-ties in deze situatie: persoonlijk en als CDA. Want het is niet mogelijk onze verhouding tot de ambtsdrager Willem Aantjes en daarmee tege-lijk ook tot de mens Willem Aantjes, tot de colle-ga, de geestverwant, de kameraad, de vriend, de tegenstander, de vijand misschien, in een zo ge-laden situatie te regelen, zonder er ook zeit voile-dig bij in geding te komen. Het gaat er niet ai-leen om hoe Willem Aantjes heeft gehandeld in de oorlog, daama tijdens zijn politieke carriere en nu zeer recent door zijn politieke functies neer te leggen; het gaat er ook om hoe wij zelf. burgers van Nederland, leden van onze partij. hoe wij. ie-der voor zich op deze situatie reageren en daarin iets van onszelf uitdrukken. Het kan niet anders of in deze situatie krijgen onze woorden een per-soonlijk accent.

Het lijkt mij van belang, nu over een der onzen keihard in het openbaar een aantal zaken aan het Iicht wordt gebracht die wij niet verwacht hadden en die mede daardoor onthutsend zijn; nu een aantal andere zaken nog ietwat myste-rieus blijft en daardoor vragen oproept; nu bij menigeen vertrouwen geschokt is - ons er re-kenschap van te geven van uit welke verwach-ting wij Aantjes benaderen en beoordelen. Het lijkt mij van belang ons op momenten als deze in

78/11

Mr. W. C. D. Hoogendijk

Bij de gebeurtenissen rand Wil/em Aantjes wor-den enige kanttekeningen geplaatst door mr. W.C.D. Hoogendijk. Deze bijdrage werd op 10 november j/. geschreven.

herinnering te brengen dat er geen mens is die niet een barst heeft in zijn Ieven. In ieder geval pretenderen wij niet dat het CDA zulke personen herbergt. In deze kennis van de mens en daar-mee tevens zelfkennis ligt de basis van onze on-derlinge loyaliteit. CDA en ARP genereren niet mensen van een specifieke allure.

(4)

voorman-a.r. staatkunde

Willem Aantjes

nen. En als wij nu door een kracht van buiten onontkoombaar op deze kille werkelijkheid wor-den gedrukt, dan kan dit een geweldig verzet oproepen tegen de veroorzaker van dit alles, te-gen de man die door de mand is gevallen en in wiens tragedie ook ons een spiegel wordt voor-gehouden. Het is duidelijk dat daarmee een si-tuatie geschapen is die onrechtvaardige oorde-len in de hand werkt. Degene die het treft zal in dubbele mate zich omringd en gestut dienen te weten door hen die hem na staan, hetzij als geestverwanten in de politiek, hetzij als leden van de partij, hetzij als persoonliike relaties. Maar de geloofwaardigheid van de christelijke politiek dan? En van de politici? Wordt van hen die christelijke politiek voorstaan bovendien niet extra zuiverheid verlangd?

Het lijdt geen twijfel, dat zowel binnen het CDA als daarbuiten christelijke politiek in opspraak is gekomen. Zij die het CDA welgezind zijn hebben het er moeilijk mee; anderen constateren dat de ingebouwde hypocrisie van christelijke politiek eens te meer zichtbaar is geworden.

crisie van christelijke politiek eens te meer zicht-baar is geworden.

Wij stuiten hier naar mijn mening op een moei-lijk, maar tegelijk ook principieel punt.

lk zou er in dit verband op willen wijzen, dat de aard van christelijke politiek vaak wordt mis-kend.

Christelijke politiek is niet het afkondigen door sterke mannen van goede maatregelen. Christe-lijke politiek is het ploeteren van zwakke man-nen om in moeilijke situaties uit te vinden wat goede maatregelen zouden kunnen zijn en ver-volgens pogen daarvan ook een deel gereali-seerd te krijgen. Anders gezegd: christelijke poli-tiek is het pogen met een kromme stok rechte slagen toe te brengen. lndien wij christelijke po-litiek afhankelijk stellen van de drager daarvan, ongeacht of het Aantjes is of iemand anders, dan is christelijke politiek een verloren zaak. lk kan wat ik bedoel nog op een andere manier duidelijk maken. De geloofsgetuigen genoemd in de bijbel zijn menselijk gezien vaak rijkelijk du-bieuze typen, maar als dragers van de heils-boodschap in hun concrete levenssituatie histo-rievormers van belang.

Het eerlijk pogen, naar beste weten, om on-danks de eigen zwakheid, gegeven de eigen be-perkingen en gegeven de bebe-perkingen van de si-tuatie waarin wij moeten werken, toch iets zicht-baar te maken van gerechtigheid en naastenlief-de, juist dat is naar mijn mening de essentie van

78/11 Mr. W. C. D. Hoogendijk

christelijke politiek. Zo bezig te zijn is niet on-waarachtig, is niet hypocriet. Ook in dit opzicht ~

moeten wij m.i. oppassen niet onrechtvaardig te worden in ons oordeel over Aantjes. Hij heeft het grootste en beste deel van zijn Ieven tot in-zet gemaakt voor het inbrengen van christelijke noties in het politieke bedrijt. Deze inzet wordt niet onwaarachtig, indien de breuklijn, die bij de meeste mensen weggeschminkt is, bij hem, mede door zijn publieke functie, op een gecon-centreerde wijze in een klap wordt geetaleerd. Aantjes wordt nu geoordeeld over handelingen uit de oorlog, toen hij een jongeman was van omstreeks twintig jaar. lk wil in dit verband twee opmerkingen maken, een over het verleden en een over het heden.

Het veri eden. Er heeft volgens het rapport van het RIOD aanmelding bij de S.S. plaats gevonden. Zo'n mededeling op zich zelf gesteld, heeft een sinistere betekenis. lk vrees echter, dat het gei-soleerd vermelden van dit feit tot een onrecht-vaardig oordeel kan leiden. De feiten zeit moe-ten nog nader gewogen worden; bovendien was de oorlog niet aileen voor Aantjes maar voor de meeste Nederlanders een keuzeprobleem op het scherp van de snede. Een keuzeprobleem waar de meesten van ons niet op voorbereid waren en niet voor toegerust. Het zijn niet de eersten de besten die in dit keuzeprobleem gefaald heb-ben, niet omdat zij 'tout' waren ten principale, maar omdat zij in de overweldigende omstan-digheden van het moment geen kans zagen tot de bodem van de dilemma's door te dringen. Een groot deal van het Nederlandse volk heeft bovendien de consequenties van het keuzepro-bleem kunnen ontlopen zonder vuile handen te maken. Het is een betrekkelijk kleine groep Ne-derlanders geweest die het keuzeprobleem echt a an heeft gekund.

Indian een jongeman als Aantjes, in zijn per-soonlijke omstandigheden gesteld voor de keu-zeproblemen van die tijd, fouta keuzen heeft maakt, dan dienen wij de context waarin dit ge-beurde m.i. mee in rekening te brengen, alvorens fa

wij onze Aantjes zoals wij hem nadien hebben leren kennan, in de schok van het moment, een-zijdig onder de S.S.-signatuur plaatsen. Hiermee zeg ik eigenlijk reeds iets over het heden. Wij moeten ons er voor hoeden ons oordeel over de jonge Aantjes, hoe dit ook moge luiden, zonder meer te transponeren op de Aantjes die in een latere tase van zijn Ieven de eerste man van het CDA is geworden. Een mens kan gedurende zijn ~

(5)

'11 ln-:ht te eft in-ke ·dt de m, n-en

em

ee en et

n.

m

Ji- lt- e-~s le et ar

m

m :>-e, 1-:>t

n.

ift ) -te 9-1t r- J-IS l-Ie lij le er ;-a.r. staatkunde Willem Aantjes

gang van Aantjes heeft zich volop in de publici-teit voltrokken, zodat ieder er kennis van kan dragen. De richting die hij al doende in zijn Ieven gekozen heeft, heeft tot controverses aanleiding gegeven. Maar hoe ieder voor zich de positie van Aantjes in het geestelijke en politieke krach-tenveld ook moge beoordelen, een ding is toch wei duidelijk geworden, dat in de opstelling van Aantjes sinds hij politieke verantwoordelijkheid draagt, geen spoor aanwezig is van totalitaire, nationaal-socialistische gezindheid.

Wij zullen daarom de vraag onder ogen moeten zien, in welke mate wij jeugdzonden mogen toe-rekenen aan een man, die openlijk en krachtens zijn publieke functie voor ieder zichtbaar, daar volledig en principieel mee heeft afgerekend. Maar blijft er niet toch een mysterie? Kunnen wij alles verklaren? Is alles bekend geworden? Heeft Aantjes ondanks zijn interviews eerlijk open· kaart gespeeld? Blijft er niet iets geheimzinnigs, iets tweesi<Ctt.igs zitten? Op het moment waar-op ik dit sch,yvel.

,,

Voor een deel zullen een aantal zaken in de ko-mende tijd wei opgehelderd worden. Ten dele zal het optreden van Aantjes als politicus ook bij nadere analyse wellicht iets gespletens behou-den. Een gespletenheid die storender is, naar-mate onze relatie tot hem existentieler is. En uit-gerekend Aantjes zocht een existentiele relatie met de kiezer en met de leden van het CD A. lk wil niet pogen met afdoende verklaringen te komen. Slechts een gezichtspunt wil ik noemen, dat misschien verhelderend is.

Naar mijn mening is namelijk de echte 'politicus van huis uit een ambivalent wezen. Wie met hart en nieren politicus is, is een gedrevene, bij wie idealisme en ambitie op een onontwarbare wijze verstrengeld zijn, in telkens wisselende ac-centen. De achilleshiel van elke politicus is, dat zijn ambitie te zeer de overhand krijgt; zijn per-manente opgave is, zijn ambitie onder controle te houden; maar afwezig is de ambitie nooit. De echte politicus vereenzelvigt zich met de zaak waarvoor hij staat en waarmee hij zelf in per-soon staat of valt. En hiermee wordt iets van een beklemmend dilemma op de achtergrond zichtbaar.

lndien Aantjes namelijk op een eerder moment zelf nadrukkelijker en meer expliciet zijn oorlogs-verleden gebracht had, dan had dat waarschijn-lijk eerder het einde van zijn politieke loopbaan betekend, zo hij er ooit aan had kunnen begin-nan. Hij zou dan zelf, vrijwillig, het einde over zich afgeroepen hebben. Hij heeft, naar de stijl

78/11 Mr. W C. D. Hoogendijk

van de politiek, zijn consequentie getrokken toen externe omstandigheden (het rapport-De Jong) hem noopten terug te treden. Had hij het eerder moeten doen? Of de beslissing aan een andere (partij) instantie moeten overlaten? Het zijn in-trigerende vragen, die ingewikkeld genoeg zijn om er niet aanstonds een antwoord op gereed te hebben.

Met wat ik schrijf wil ik niet bagatelliseren wa;· gebeurd is, noch goed praten wat verkeerd i Vooraanstaande personen in de politiek hebber een symbool-functie. Juist op grand van de ver-eenzelviging van persoon en zaak waar ik zo even op doelde representeren de politici in hun persoon datgene waar hun land, waar hun poli-tieke groepering voor staat. Oat legt hen een ex-tra verantwoordelijkheid op met betrekking tot hun reputatie en de zuiverheid van hun hande-len, dat maakt hen extra kwetsbaar. Hoe mild wij hen als mens, als een der onzen ook mogen beoordelen; in de kwaliteit van politicus mogen zij geoordeeld worden, ja behoren zij geoor-deeld te worden, naar de maatstaven die hun ambt meebrengt, op straffe van devaluatie van hun ambt. Aantjes heeft dat m.i. scherp aange-voeld toen hij als reden voor zijn terugtreden uit de politiek aanvoerde, de zorg voor het aanzien van de politiek, dat bij zijn aanblijven geschaad zou kunnen worden. Het is een persoonlijke be-slissing van hem geweest die hij m.i. terecht ge-nomen heeft.

lk wil afsluiten met een opmerking rechtstreeks aan Aantjes.

Het Ieven van iedere politicus is het Ieven van een passant. Een politicus heeft gedurende een periode van zijn Ieven - hoe lang precies weet hij niet van te voren- de kans de staatkundige ontwikkeling mede te bepalen. Maar hij zal bijna nooit iets af kunnen maken. Eens komt het mo-ment waarop hij terug moet treden hetzij omdat hij niet herkozen wordt, of omdat het kabinet valt, of omdat de partij hem uitstoot, of om wel-ke andere reden ook. Oat moment heeft altijd iets dramatisch; maar elke politicus weet dat het eens zal komen. Aantjes heeft meer dan menig ander de gelegenheid gezocht en geschapen ei-gen accenten op te drukken aan het staatkundig gebeuren. Accenten die door de dramatiek van het einde van zijn politieke loopbaan niet meer uit de geschiedenis van het antirevolutionaire volksdeel en van het beginnende CDA wegge-wist kunnen worden. Dit moge een bemoedi-ging zijn in moeilijke dagen.

(6)

a.r. staatkunde

Naar een nieuwe economische orde7

@)

c. _ _ ..,.. ___ _

Naar een nieuwe

economische orde?

door dr. D. B.

J.

Schouten

Met dit rapport, opgesteld door een werkgroep van de wetenschappelijke instituten van het CDA, met name de Dr. A. Kuyperstichting, het Centrum voor Staatkundige Vorming en de Jhr. mr. A. F. de Savornin Lohmanstichting, willen de samenstellers een appel doen op het eigen ver-antwoordelijkheidsbesef van mondige mensen binnen een organische opbouw van de maat-schappij. Aandacht wordt hierbij opnieuw in aile toonaarden geschonken aan het aloude subsidi-ariteitsbeginsel of het beginsel van soevereiniteit in eigen kring en tegelijkertijd zet men zich af te-gen de twee uiterste vormen van economische orde: de vrije markteconomie enerzijds en de centraal geleide volkshuishouding anderzijds. Geen liberalisme dus en evenmin een totalitair socialisme worden waardig bevonden voor de ontplooiing van het verantwoordelijkheidsbesef van mondige mensen in solidariteit, doch slechts een organische overlegeconomie waarbij het overleg op aile niveaus: micro, mezo en ma-cro, georganiseerd moet worden volgens het subsidiariteitsbeginsel. Nader uitgewerkt houdt dit beginsel in dat men verantwoordelijk kan en moet zijn voor de baten en lasten van zijn han-delingen. Zo de reikwijdte van de handeling de eigen kring overtreft moeten hogere organen randvoorwaarden stellen opdat niet aileen de baten worden ge"incasseerd en de lasten op an-deren worden afgewenteld.

78/11 Dr. D. B.

J.

Schouten

Prof. dr. D. B. J. Schouten (55) te Oisterwijk is hoogleraar in de Algemene Leer der Geschiede-nis van de Economie aan de Katholieke Hoge-school te Til burg. Hij is kroonlid van de SER. Publikaties van hem verschenen over Exacte economie en Dvnamische macro-economie.

AI deze geluiden zijn niet nieuw, zij zijn geba-seerd op een oer-christelijke traditie maar wor-den door de werkgroep opnieuw ter discussie gesteld in het Iicht van onze huidige maatschap-pelijke problemen: afnemende groei, structurele werkloosheid, inflatie, toenemende inmenging van de overheid in bijna aile facetten van het economische Ieven, terwijl het materiele aspect van de verzorgingsstaat goeddeels voltooid is. ft Er worden zoveel zaken in het lijvige rapport be-sproken, dat het welhaast ondoenlijk is deze in een recensie recht te doen wedervaren. Wij , perken ons derhalve tot de fundamentele be-schouwingen over de verhouding overheid en maatschappij (hoofdstuk 6 A.3) en de verhou-ding tussen het micro- en mezo-niveau bij het bedrijfstakoverleg (hoofdstuk 6 8.2). Daarbij zul-len wij ook ingaan op de verhouding tussen de t

-omvang van de collectieve sector en de

markt-a

(7)

/11 is fe- re-;te >r-;ie p-ile lg et ct e-in

e-

u-et I l-Ie

:t-Naar een nieuwe economische orde 7

sector, met name op de kwestie van de financie-ring van de sociale verzekefinancie-ringen en van de fondsen ter stimulering van die investeringen, welke het draagvlak van de economie uitmaken (hoofdstuk 6 8.3).

Overheid en maatschappij

De paragraaf over de verhouding overheid en maatschappij is bijzonder lezenswaard omdat hier in concreto de accenten gelegd worden op een christelijke maatschappij-opvatting. De rechtsstaat beschermt de burgers tegen de wil-lekeur van politieke overheden, garandeert de burger derhalve zekere vrijheidsrechten. De verzorgingsstaat daarentegen beschermt de burgers tegen de willekeur en onzekerheden van een vrije markteconomie.

Wat dreigt is, dat het realiseren van deze socia-le voorzieningen (ter verbetering van de materie-le bestaansminima) op gespannen voet komt te staan met de klassieke grondrechten. De over-heid moet er voor waken om bij het verwerkelij-ken van de verzorgingsstaat niet zover te gaan, dat het beleven van de eigen verantwoordelijk-heid in het gedrang komt.'

Wat nu aan de orde zou moeten komen is de vraag waarom de verzorging van de materiele bestaansminima voor aile eventualiteiten van het Ieven der burgers niet door de vrije markt-economie tot stand gebracht wordt en waarom dit een staatstaak zou moeten zijn. Tenslotte kunnen ook de sociale verzekeringen op een mi-cro- en mezo-niveau afgesloten worden om de verzorging in allerlei opzichten bij ziekte, werk-loosheid en ouderdom te garanderen!

Dat men geen voorstander is van een vrije markteconomie wordt door de rapporteurs op-gemerkt, maar een systematische analyse 'waarom niet' ontbreekt, terwijl het toch duide-lijk is dat daarbij in principe op de meest gede-centraliseerde wijze de eigen verantwoordelijk-heden kunnen worden beleefd, gegeven de randvoorwaarden die de overheid moet stellen om de veiligheid en leefbaarheid van haar bur-gers te beschermen. Van de andere kant is o.i. het garanderen van de minimale materiele be-staansvoorwaarden niet zonder meer een over-heidstaak. Een sociaal-verzekeringsstelsel kan ook door marktpartijen georganiseerd worden met een al dan niet verbindend verklaring van overheidswege. De verzekering van sociale grondrechten worden naar onze smaak wat al te snel in verband gebracht met de centrale

over-78/11 Dr. D. B.

J.

Schouten

heid, al is dit in feite in ons land langzamerhand wei zo gegroeid. Op deze beide zaken: het zon-der meer afwijzen van de vrije markteconomie enerzijds, het zonder meer als staatstaak aan-vaarden van het verzorgen en verzekeren tegen aile bedoelde eventualiteiten in het Ieven der burgers anderzijds, willen wij wat nader ingaan. Waarom is een vrije markteconomie - gege-ven een goed uitgebouwd sociaal verzekerings-stelsel en gegeven een goede milieu-, veilig-heids- en arbeidswetgeving - volgens een christelijk gevoelen niet geheel aanvaardbaar? Wij weten toch dat op deze wijze allerlei deelbe-slissingen uiteindelijk via de markt gecoordi-neerd worden zodat er geen chaos ontstaat on-danks gebrek aan centrale Ieiding.

(8)

a.r. staatkunde

Naar een nieuwe economische orde?

wij tevens de zorg van de ovemeid voor het na-streven van een bepaald inkomen voor een ie-der, dat thans in onze samenleving als een mini-muminkomen voor het bestaan moet worden beschouwd. Voorts: het gehele terrein van de sociale zekerheid.'

Wei, dit is een hele mond vol ogenschijnlijke overheidstaken waarvan men met even goed recht kan zeggen dat zij ook en vooral voor ver-antwoordelijkheid van de marktpartijen moeten komen. Zo zij deze taken niet op een micro-ni-veau kunnen aanvaarden dan kunnen zij dit toch zeker op een mezo-niveau. Wellicht dat er dan voor de marktpartijen op een macro-niveau geen andere taak overblijft dan de informatie over de welvaartsverschillen tussen de bedrijfs-takken en tussen de regio's opdat nieuwe initia-tiefnemers en werkers zo goed als mogelijk ge"informeerd worden over hun kansen elders in de samenleving. lnformatie is immers mobili-teitsbevorderend voor arbeid en kapitaal en daarmede verstarring tegengaand.

De rapporteurs hebben echter geen principiele bezwaren tegen overheidstaken op genoemde gebieden die verder gaan dan informeren, maar stellen de vraag van de mate ervan, d.w.z. 'hoe-ver de o'hoe-verheid hierbij zal gaan. In een tijd van grote sociale nood, zoals wij die in het ver1eden hebben gekend, valt het niet moeilijk aan te ge-ven dat de afweging tussen eigen verantwoor-delijkheidsbeleving en de voorziening in materie-le bestaansvoorwaarden ten gunste van de laat-ste moet uitvallen, indien de bedrijfsgenoten of de sociale partners niet uit zichzelf tot adequate voorzieningen komen. In onze tijd ligt dit geluk-kig anders.'

Sociale partners

Sic! zouden we bij deze passage willen aanteke-nen. Zouden de sociale partners uit zich zelf onze huidige structuurwerkloosheid hebben kunnen voorkomen? Welnu: zij onderhandelen via collectieve arbeidscontracten wei over de prijs van arbeidsdiensten, maar Iaten dan de ruil van deze diensten aan anderen (de individuele partners) over! Baten en lasten van het arbeids-contract worden aldus uit elkaar getrokken. Geen wonder is het dat bij een algemeen te hoog loonpeil (voor verantwoordelijkheid van de collectieve marktpartijen op mezo- en macro-ni-veau) onvrijwillige werkloosheid ontstaat, waar-voor zeker niet de partijen verantwoordelijk ge-steld kunnen worden, maar ons inziens ook niet

78/11 Dr. D. B.

J.

Schouten

8.1

st:.

de overheid! Zou de overheid wei tijdig gezien rn hebben dat er te hoge lonen werden afgespro- l h~

ken met aile consequenties van dien, dan zou zij o~

gezien de stellingname van de rapporteurs heb- b1 ben moeten ingrijpen. lmmers, dan is de voor- !-., waarde niet vervuld dat de sociale partners uit H zich zelf tot adequate voorzieningen terzake zijn e; gekomen. In de praktijk heeft echter ook de S'

overheid niet voldoende perfect vooruitzicht om 9; een juiste loonvorming te bewerkstelligen. Bo- V: vendien komt zij meestal te laat met compense- Z1

rende anticyclische maatregelen, omdat het Zl overheidsbudget nu eenmaal wordt vastgesteld 1'1 voordat de arbeidsvoorwaarden over de gehele ~ linie van het bedrijfsleven rond zijn. De mogelijk- G heden van een goede anticyclische budgetpoli- Z: tiek worden dus belemmerd door gebrek aan r1 vooruitzicht en gebrek aan tijdige noodrem-pro- tl cedures.

Hoe dan ook, de prijs van arbeid en de ruil van arbeidsdiensten moeten weer meer simultaan vastgesteld worden willen de lasten van een verkeerde beslissing niet op anderen afgewen- .., teld worden terwijl men de baten daarvan voor zich zelf incasseert. Oat arbeidsplaatsenovereen-komsten daarvoor een uitkomst bieden wordt door de rapporteurs op uiterst voorzichtige wijze gesuggereerd in het hoofdstuk, waarin de be-leidsruimte voor de ondernemingen op micro-ni-veau wordt besproken. Zij zien daarbij zeer goed in dat de collectieve arbeidscontracten op het niveau van de bedrijfstakken in dat geval een geheel ander karakter moeten krijgen dan thans meestal het geval is. Zij kunnen dan niet meer betekenen als een minimum richtlijn voor af te sluiten individuele Apo's. Consequent wordt dus de verantwoordelijkheid daar (op een micro-ni-veau) gelegd waar prijs en ruil simultaan ge-schieden, m.a.w. baten en lasten van een beslis-sing terzake als het ware in een hand zijn. Een centraal geleide loon- en toewijzingspolitiek van werkgelegenheid is in ~lk geval in strijd met het christelijke medeverantwoordelijkheidsbe-ginsel. Ook hierbij wordt prijs en ruil in een hand gelegd, nl. in die van de centrale ovemeid, zodat 111 aan de fundamentele voorwaarden voor het ver-antwoordelijk kunnen zijn wordt voldaan. Maar een dergelijke rigoureuze planeconomie (waarbij de individuele keuzevrijheid van arbeidsplaats onherroepelijk in het gedrang komt) wordt zelfs door onze meest fervente voorstanders van een centraal geleide loonpolitiek (Van den Doel, De Galan, Tinbergen) niet bepleit.

(9)

/11 ien ro-' zij ~b­ or-uit djn de >m lo- se-let ~ld ele jk- >li-an ro-an an en tOr ·n-·dt ze I e- li-ed 1et en ns er te us li-

e-

s-3k et e-ld at ·r-ar >ij ts fs

tn

1e a.r. staatkunde

Naar een nieuwe economische orde7

mezo- of macro-niveau veelal de last van een te hoog loonpeil op anderen wordt afgewenteld omdat men wei de prijs maar niet de ruil van ar-beidsdiensten in eigen hand heeft, kan men twee wegen inslaan.

H. van den Doel c.s. betogen, dat de marktpartij-en wei moetmarktpartij-en afwmarktpartij-entelmarktpartij-en op grond van het pri-sonersdilemma waarin zij verkeren. Zoals gevan-genen bij gebrek aan contact elkaar over en weer beschuldigen dat de ander tout was om zelf een zo gering mogelijke straf te verkrijgen of zelfs geheel vrijuit te kunnen gaan, zo hopen marktpartijen dat de anderen de kastanjes uit het vuur zullen halen om zelf zoveel mogelijk in de wacht te kunnen slepen. De gevangenen zouden ingeval van contact ook met elkaar kun-nen afspreken de schuld maar te bekenkun-nen om hun beider straf te minimaliseren. Zo zou de overheid marktpartijen zodanig kunnen dwingen contact met elkaar te onderhouden dat een af-wenteling op anderen niet meer mogelijk zou zijn. In feite komt dit dan neer op een centraal geleide loonpolitiek. De kans op een volledige werkgelegenheid is dan inderdaad groter, hoe-wei ook dan fouten bij gebrek aan voldoende vooruitzicht niet vermeden kunnen worden. De ruil kan niet voor iedereen gegarandeerd worden zonder de individuele keuzevrijheid van arbeids-plaats in de waagschaal te stellen, maar de werkloosheidscheppende afwentelingspraktij-ken kunnen zodoende in elk geval.venninderd worden. (Tenzij de politici weer de gevangenen zijn van afzonderlijke pressiegroepen !).

Andereweg

De andere weg die ingeslagen kan worden om prijs en ruil van arbeid meer in een hand te hou-den is die van de samenstellers van het GOA-rapport: een decollectivisatie van de arbeids-contracten zodat op het micro-niveau van deaf-zonderlijke produktiehuishoudingen afgewogen kan worden welke offers men eventueel aan meer inkomensstijging bereid is te geven terwil-le van de werkgeterwil-legenheld in eigen kring. De medezeggenschapverhoudingen binnen de on-derneming zullen dan dienovereenkomstig aan-gepast moeten worden. De vraag blijft natuurlijk ook in dat geval bestaan of, wanneer iedereen voor zijn eigen werkgelegenheid zorgt, m.a.w. niet aileen het continu'iteitsbeginsel ten aanzien van de vermogenspositie van de eigen onderne-ming nastreeft maar ook ten aanzien van het aantal rendabel bezetbare arbeidsplaatsen, of in

78/11 Dr. D. B.J. Schouten

dit geval ook de totale werkgelegenheid van de volkshuishouding in overeenstemming gebracht kan worden met het (groeiend) aanbod van ar-beidskrachten. De ervaring met Ianden waarin het zelfbestuur terzake op micro-niveau in verre-gaande mate is doorgevoerd geeft nl. niet veel hoop voor een volledige werkgelegenheid. AI-leen wanneer er voldoende ondernemers aan-wezig zijn, voldoende infrastructurele en crediet-faciliteiten gegeven worden, en de werkzoeken-de arbeidskrachten bereid zijn in eerste instantie terwille van nieuw te scheppen arbeidsplaatsen zekere risico's mede te accepteren, zal het marktmechanisme op den duur tot volledige werkgelegenheid leiden. Aan deze drie voor-waarden voor een goede werking van de ar-beidsmarkt: voldoende creatieve ondernemers, voldoende infrastructuur en crediet, en voldoen-de ns1co s aanvaardende arbeidsmobiliteit, wordt naar mijn smaak in het CDA-rapport te weinig aandacht geschonken.

De twee ~ellingen: ten eerste ieder zorgt voor zich zelf en de markt zorgt dan voor ons allen; ten tweede de hqgere organen geven slechts de informatie opdar de lagere organen goed voor zichzelf kunnen zorgen zonder de algemene marktomstandigheden uit het oog te verliezen zijn o.i. de liberale consequentie van het bena-drukken van de eigen verantwoordelijkheid op het micro-economische vlak.

Het gezicht dat de samenstellers van het rapport aan het CDA willen geven is naar mijn interpre-tatie dus nogal liberaal. Dit wordt evenwel enigszins bedekt, doordat de sociaal-ethische functies van het marktconforme handelen op het micro-niveau voor het totale macro-econo-mische evenwicht nogal stiefmoederlijk behan-deld worden. Men is kennelijk bang om eerlijk uit te spreken dat men eigenlijk voorstander is van een vrije markteconomie, waarschijnlijk om niet ge'identificeerd te worden met het stand-punt van een liberale partij. Het profileren van het eigen gezicht via een betoog over het juiste evenwicht bij het overheidsbeleid tussen de zorg voor de materiele bestaansminima van de bur-gers enerzijds, en de structurering van de vrije ontplooiingskansen van de burgers via een ech-te verantwoordelijkheidsbeleving op een zo laag mogelijk niveau van de maatschappelijke orga-nen anderzijds, heeft mij niet geheel kunorga-nen overtuigen.

(10)

garande-a.r. staatkunde

Naar een nieuwe economische orde7

ren. Daartoe behoort hoofdzakelijk een gezond geldstelsel, de zorg voor de veiligheid (ook van arbeid). voor de infrastructuur (water, energie, communicatie, openbaar vervoer, onderwijs) en voor de algemene gezondheid (waaronder m.i. ook valt de zorg voor het leefbaar houden van onze omgeving). Hem zal bovendien een over-heid voor ogen staan die monopolieposities be-strijdt. Maar wat betekent dit anders dan een overheid die actief meehelpt om structuren op te bouwen waardoor iedereen de kans krijgt zich als een vrij mens te ontplooien, dat wil zeggen, de kans om zelf baten en offers tegen elkaar af te wegen, om zelf te kiezen, om zelf verantwoor-delijkheid te drag en?

Sociale zekerheid

Het garanderen van de materiele bestaansmini-ma buiten deze algemene randvoorwaarden om wordt daarentegen niet door elke liberaal en evenmin door elke christen als een overheids-taak gezien. Juist de christelijke partijen hebben indertijd zeer goed gezien dat bij de sociale voorzieningen om de minder welgestelde bur-gers te beschermen tegen de materiele gevol-gen van ziekte, werkloosheid en ouderdom (en zelfs van een zeker kindertal) coilectieve verze-keringen gesloten moeten worden. De verzeke-ringsgedachte stoelt op twee beginselen: ener-zijds op het beginsel van de spreiding van risi-co's en daarmede op het solidariteitsbeginsel en anderzijds op het profijtbeginsel: men betaalt premies overeenkomstig de aanspraken welke men eventueel als uitkeringsgerechtigde kan doen geld en. De desbetreffende sociale verzeke-ringen werden in eerste instantie veelal ook be-drijfstaksgewijze georganiseerd zodat marktpar-tijen een grate mate van eigen verantwoordelijk-heid terzake konden uitoefenen. Zij konden zelf bepalen hoe groat het verstrekkingenpakket moest zijn gezien de premies die zij konden be-talen!

Naarmate de tijd voortschreed evolueerde het sociale verzekeringsstelsel van specifieke arbei-dersverzekeringen, naar algemene werknemers-verzekeringen, tot aan algemene volksverzeke-ringen toe. Daarmede in overeenstemming is de wijze van financiering: van premies met als grondslag het arbeidsinkomen tot een bepaalde grens naar algemene belastingmiddelen met als grondslag het draagkrachtbeginsel.

Hoewel deze fiscalisatie van het sociale verzeke-ringswezen in ons land nog niet voor de voile

78/11

Dr. D. B.

J.

Schouten

honderd procent is voltooid is een dergelijke ontwikkeling schijnbaar niet meer te stuiten. Zij is zeker in strijd met het algemene beginsel van zelfverantwoordelijkheid en solidariteit, dat de samensteilers van het rapport zo benadrukken! Hier ligt ook een van de voornaamste bronnen van afwenteling van lasten op andere schouders dan die waar de baten ge'incasseerd worden. Maar door het beginsel van spreiding van risi-co's te accepteren mag men m.i. niet zover gaan met de solidariteitsgedachte, dat men weer in het prisonersdilemma van H. van den Doel te-rechtkomt. Wanneer men tegen een centraal geleide loonvorming is, dan moet men ook te-gen een algemene fiscalisatie zijn van de sociale garanties voor een minimum-inkomen bij aile mogelijke eventualiteiten in het Ieven. Anders komt er van een echte medeverantwoordelijk-heid van de burgers via hun eigen maatschap-pelijke organen niets terecht.

De desbetreffende medeverantwoordelijkheid van de burger via een parlementaire democratie wordt uit vrees voor een totalitaire staatsbe- ,._ moeiing in het algemeen door de rapporteurs af-gewezen. Terecht mijns inziens! Maar waarom juist ten aanzien van de sociale verzekeringen wei zulk een centralistisch standpunt wordt in-genomen is mij niet duidelijk geworden. In plaats van een heffingsgrondslag volgens het een of ander risicospreidend profijtbeginsel wordt zelfs in het onderhavige rapport gefiloso-feerd over een draagv/akbeginsel waarbij de hef-fingsgrondslag voor de coilectieve lasten wordt verlegd van arbeid naar de gerealiseerde pro-duktiviteitsontwikkeling, wat dit dan ook realiter mage zijn! lk vind deze passage de grootste misser van het rapport!

Wanneer men een goede werking van het marktmechanisme echt om zeep wil helpen, moet men vooral de produktieven extra zwaar belasten! Onder de produktieven versta ik vooral de nieuw gestichte ondernemingen of die on-dernemingen, die nog uitbreiden. Deze moeten m.i. juist extra worden ontzien, want zij moeten in eerste instantie ervoor zorgen dat een groei-end arbeidsaanbod ook door het bedrijfsleven wordt opgenomen!

De rapporteurs kunnen nu wei steilen, dat de druk van de coilectieve lasten gestabiliseerd moet worden, maar bij een algemene fiscalisatie van deze lasten en een afnemend aandeel van het bedrijfsleven in de totale werkgelegenheid

..

-.

N

-.

(11)

-'11 ke Zij an

de

en ~rs ~n.

si-an

in

e-lal e-lle lie rs k- p-id :ie e- lf-11 ~n

,_

In ~t el )- f-h )-e ~t 1, 1r ll I-n n i-n e d 1 j

Naar een nieuwe economische orde?

mumvoorwaarden, verzekeren volgens zijn ei-gen draagkracht. De kans is dan groot, dat het minst wordt afgewenteld en daarmede de minst nadelige effecten voor de totale werkgelegen-heid van het bedrijfsleven worden opgeroepen. Als dat zo is, zullen uiteindelijk de verzekerings-premies een geringer bestanddeel van het natio-nale inkomen kunnen uitmaken, althans wan-neer de eigen verantwoordelijkheid terzake daartoe leidt. lk wil maar zeggen, dat het begin-sel natuurlijk ook kan leiden tot zeer hoge pre-mies, maar dan zal men ervoor wi/leri

em

kunnen betalen en niet zonder meer de premies op an-deren afwentelen!

Overheidstaken

De verhouding micro-niveau en mezo-niveau kan na het voorafgaande zeer kort besproken worden. Vastgesteld kan in elk geval worden dat de rapporteurs m.i. terecht een al te grote ver-antwoordelijkheid voor de overheid bij de inko-mensvorming (groei van de produktie en werk-gelegenheid), de inkomensverdeling en de inko-mensbesteding afwijzen, hoewel zij ook telkens bij hun desbetreffende beschouwingen een slag om de arm houden. Terzake van de groei stellen zij bijvoorbeeld: 'De noodzaak om deze (minima-le) bestaansvoorwaarden te financieren brengt met zich mee, dat de overheid wei een beroep doet op de economische groei die wordt gereali-seerd' etc. Wij tekenen daarbij aan dat dit vraag-stuk in een ander Iicht komt te staan wanneer men de sociale verzekeringen weer terugbrengt naar de bedrijfsgenoten en hen zelf laat kiezen en beoordelen wat hun draagkracht en wensen met betrekking tot de sociale voorzieningen zijn. Vanwege een beperking van de kostenconcur-rentie zullen bedrijfstakken, dus het mezo-ni-veau, minimumeisen moeten stellen. Hierdoor kan de beslissing op het micro-niveau afge-schermd worden tegen een al te scherpe, het sociale voorzieningenpeil drukkende, concurren-tie!

Op analoge wijze houden de rapporteurs een slag om de arm wanneer zij het inkomensbeleid van de overheid bespreken: 'Wei kan de over-heid daartoe geroepen worden indien in vrij overleg inkomens worden overeengekomen die inflatie oproepen of de betalingsbalans uit even-wicht brengen en dit voorts leidt tot een structu-reel hoge werkloosheid, die algemeen als on-aanvaardbaar wordt ervaren.' Ook hierbij teke-nen wij aan, dat dit vraagstuk in een ander Iicht

78/11

Dr. D. B. J. Schouten

komt te staan wanneer men de inkomensvor-ming weer terugbrengt naar het micro-niveau, waar het m.i. ook thuishoort. Wanneer men de bedrijfsgenoten zelf laat kiezen tussen minder werkgelegenheid of minder inkomensstijging (of zelfs een geringer inkomen), zal er niet zo snel sprake zijn van te hoge inkomens. Vanwege een beperking van de concurrentie zullen op het mezo-niveau van bedrijfstakken uiteraard mini-mum-arbeidsvoorwaarden gesteld moeten wor-den. Hierdoor kan de beslissing op het micro-ni-veau wederom afgeschermd worden tegen een al te scherpe, het loonpeil drukkende, concur-rentie. Bovendien zal de bedrijfstak regelmatig aan aile bedrijfsgenoten informatie dienen te verschaffen over de inkomenssituatie bij de ver-schillende micro-eenheden. Deze informatie werkt ongetwijfeld de onderlinge mobiliteit in de hand, waardoor de efficientie van de bedrijfstak als geheel kan worden bevorderd.

Geheel instemmen kunnen wij met de rappor-teurs terzake van de onmogelijkheid voor de overheid om een volledige werkgelegenheid te garanderen. Dit zou zij zelfs niet kunnen, al werd haar het instrument van de centrale inkomens-vorming en -verdeling in handen gegeven, bij gebrek aan voldoende vooruitzicht. Zonder dit instrument kan zij al helemaal niets garanderen. Maar om dezelfde reden kan ook op een mezo-niveau niet een bepaalde werkgelegenheid voor een bepaalde tijd overeengekomen worden. Hooguit kan op een micro-niveau een arbeids-plaatsenovereenkomst gesloten worden onder de vooruitzichten die een desbetreffende onder-nemingsraad als voorwaardelijk heeft goedge-keurd.

Bedrijfstakken

(12)

contingente-Naar een nieuwe economische orde?

ring van bovenaf! Bovendien, wie zal voorko-men, dat bepaalde ondernemers welbewust bij hun plannen majoreren om concurrenten

at

te schrikken 7 En wie zal hun dan beboeten als zij bij nader inzien afwijken van hun oorspronkelijke plannen? Het afstemmen van investeringsplan-nen op het niveau van de bedrijfstak zal altijd wei een moeilijke zaak blijven wanneer men de nadruk blijft leggen op een eerste verantwoor-delijkheid terzake bij het niveau van de onderne-mingen. Aileen ingeval van weinig concurrenten zou het zin kunnen hebben om via afspraken overcapaciteiten te voorkomen. Maar meestal zal het dan gaan om zeer grate multinationals en wordt het een zaak van een internationaal bed rijfstakkenoverleg.

De herstructurering van een bedrijfstak gaat ui-teraard het micro-niveau te boven. Tach blijft het een probleem om goede ondernemingen te dwingen slechte bedrijven terwille van een niet al te snelle afbouw van de werkgelegenheid kunstmatig te steunen via eigen financierings-middelen dan wei overheidsfinancierings-middelen. Uit con-currentieoverwegingen zullen zij zo snel moge-lijk van deze slechte bedrijven verlost willen worden. Maar bij de meeste herstructureringen speelt het werkgelegenheidsvraagstuk een zo-danig grate rol dat er naar hun smaak te weinig snel gesaneerd wordt. Mag men hen dan tach dwingen om mee te doen?

Entin, er is inderdaad genoeg te doen op het ni-veau van bedrijfstakken: informatie verstrekken, minimum-eisen stellen ten aanzien van de soci-ale verzekeringen, minimum-arbeidsvoorwaar-den stellen, gezamenlijke activiteiten organise-ren op het terrein van technologisch- en consu-mentenonderzoek en tenslotte oak op het ter-rein van de financiering van investeringen. Een collectief fonds door bedrijfsgenoten, bij af-spraak op te brengen, kan een middel zijn om eventuele riskante projecten al dan niet met een extra-premie van overheidwege van de grand te brengen! In elk geval is het duidelijk, dat de na-delen van een vrije markteconomie, waarbij de zelfverantwoordelijkheid het meest sterk beleefd kan worden, voor een groat stuk gecorrigeerd kunnen worden via een ge"institutionaliseerd be-drijfstakkenoverleg. lnderdaad behoeft dit geen corporatisme te impliceren als de overheid slechts als waarnemer tot dit overleg wordt toe-gelaten. Bovendien behoeft men niet te vrezen voor een restauratie van de PBO wanneer de bevoegdheden van de bedrijfstak zich slechts beperken tot het opleggen van minimum-ar-beidsvoorwaarden en minimum-eisen ten

aan-420

Dr. D. B.

J.

Schouten

zien van de sociale verzekeringen. De overheid moet uiteraard er wei voor waken, dat de con- t

currentie niet zodanig wordt beperkt door on-derlinge afspraken, dat de consument er de dupe van wordt!

Wat er tenslotte nag voor het macro-niveau van de bedrijfsorganisatie overblijft te doen, is voor mij wat onduidelijk, behalve natuurlijk weer de informatie verstrekken over het reilen en zeilen van de bedrijfstakken. Het sectorstructuurbeleid in de zin van een algemeen onderzoek naar de economische kansen van aile sectoren is uiter-aard nuttig als daaruit niet bij voorbaat voort-vloeit de gedachte, dat men uiteindelijk die sec-tor extra moet stimuleren die de meeste kansen maakt opdat men hem onmiddellijk daarna als melkkoe kan gaan gebruiken om allerlei quartai-re diensten te financiequartai-ren. Het eerst opfokken en daarna uitmelken van welke kansrijke sector dan oak spreekt mij niet aan. Maar informatie en vergelijkend onderzoek op centraal niveau is na-tuurlijk de mobiliteit bevorderend. En zolang de bedrijfstakken evenals de afzonderlinge onder-nemingen geen gesloten blokken vormen, waar-mee ·s lands economie volkomen zou verstar-ren, is er hoop op voldoende flexibiliteit om al die uitdagingen, die in de toekomst nag op ons

at

zullen komen, te overwinnen. Een voldoende mobiliteit van arbeid, kapitaal en kapitaalgoede-ren zowel tussen als binnen de sectokapitaalgoede-ren is voor een gezonde, d.w.z. uiteindelijk oak de totale vraag en het totale aanbod met elkaar in over-eenstemming brengende, markteconomie on-misbaar. En mocht voor bedoelde mobiliteit van produktiefactoren behalve een goede informatie oak nag een meer gedifferentieerde belonings-structuur nodig zijn dan kan men door het draagkrachtbeginsel bij de belastingheffing te hanteren en te verbeteren al te scheve inko-mensverhoudingen secundair corrigeren. De pri-maire inkomensverdeling zogenaamd rechtvaar-dig te organiseren is immers oak in de visie van de rapporteurs geen overheidstaak, (behalve ui-teraard in de zin van het bestrijden van monopo-lieposities en ongelijke kansen bij het onderwijs).

lnspirerend rapport

Wei, ik heb wellicht het CDA-rapport over de economische orde onrecht aangedaan door het op een eenzijdige manier te interpreteren, en hele stukken daaruit onbesproken te Iaten. Het is bedoeld als discussiestuk. Het heeft mij daar-om zo bijzonder aangesproken vanwege zijn

in-N<

.,..

(13)

-11 d I-e n 1r e n :l e

,

s a.r. staatkunde

Naar een nieuwe economische orde?

spirerende combinatie van rationaliteit en ethiek. Als christen kan men zich geborgen thuisvoelen in een maatschappij-orde waarin men, als ware men een rentmeester van de Heer, medeverant-woordelijk gesteld wordt voor een menswaar-dige gang van zaken. De eenzaamheid en ver-vreemding welke men bij velen tegenwoordig gewaar wordt tengevolge van een overmaat aan technocratie en bureaucratie zal dan kunnen verdwijnen. Een lange weg zal echter afgelegd moeten worden om de bestaande tendenties,

78/11

Dr. D. B. J. Schouten

(14)

a.r. staatkunde

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht

Geen spreiding van

verantwoordelijkheid

zonder spreiding

van macht

door prof. drs. H. ter Heide

De economische orde is gedurende lange tijd een verwaarloosd onderwerp geweest, zowel in de meer theoretische banaderingen als in de praktische politiek. Omdat de discussies over economische orde meestal een sterk ideologi-sche ondertoon hebben paste dit goed in de groeiperiode, die kon worden gekenschetst als 'the end of ideology'. Voorzover er nog discus-sies over de economische orde waren, werden deze gevoerd in functionalistische termen: hoe moeten de beheersstructuren worden ingericht om de economie zo goed mogelijk te Iaten func-tioneren.

Met hetproblematischerwordenvan het functio-neren van de economie zien we een terugval op ideologische uitgangspunten. Blijkbaar kan de min of meer spontaan gegroeide economi-sche orde de 'nieuwe' problemen: milieu en grondstoffen, de verhouding Noord-Zuid, werk-loosheid en inflatie, niet aan. De verleiding is dan groot terug te vallen op deveronderstelde zegeningen van 6f de vrije-markt, 6f de centrale Ieiding, 6f de bedrijfsorganisatie. Daarbij wordt gemakshalve vergeten na te gaan of de bepleite structuren beter in staat zijn de problemen op te lossen. De nadelen van de concurrerende ideo-logieen worden wei breed uitgemeten en dat is niet zo moeilijk. De echte liberale visie leidt ge-makkelijk tot een harde

concurrentiemaatschap-78/11

Prof. drs. H. ter Heide

Prof. drs. H. ter Heide (50) te Castricum is hoog-leraar Omgeving aan de lnterfaculteit Bedrijfs-kunde te Delft. Hij was voorzitter van het NW. Hij publiceerde o.m. 'Over/eg en strijd', recente ontwikkelingen in de Nederlandse /oonpo/itiek; een uitgave in de serie Bedrijfskundige signale-menten.

,..

a.

511 G zc ze p< m d< kc gE 0 dE dE m, ni ac ler te z s g b d D d cc dE· sit pr or. nc. w· hE w st ni sr pij. de socialistische tot een bureaucratische en

de christen-democratische tot een

regenten-maatschappij.

C

ni

In de ideologische 'denkmodellen' (term van

Hartog), kunnen deze in de realiteit bestaande In gevaren gemakkelijk over het hoofd worden ge- da zien. De functionalistische gedachtengang, ve waarvan in Nederland Tinbergen en Van den , . be Doel bekende representanten zijn, gaat uit van tie het idee, dat besluiten genomen worden op het hi• laagste niveau, waar aile belanghebbenden bij de het besluit vertegenwoordigd zijn, of waar men pr• in elk geval gedwongen is met hun belangen re-

m

(15)

111 a.r. staatkunde

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht

zeggenschap te geven ter bescherming van be-paalde groepen. Het besluitvormingsniveau moet io laag mogelijk zijn, om de afstand en daarmee de psychologische en administratieve kosten en de kans op vervorming van de belan-gen zo klein mogelijk te maken.

Onze maatschappij wordt steeds gecompliceer-der, dat wil zeggen, de onderlinge afhankelijkhe-den nemen sterk toe. Daardoor ontstaat de noodzaak de besluitvorming naar steeds hogere niveaus te verleggen en, mede bij gebrek aan adequate besluitvormingsstructuren op verschil-lende niveaus steeds meer op de overheid terug te vall en. Daartegenover staat de eis van steeds meer mensen om direct mee te beslissen over zaken, die hun eigen Ieven bepalen. Betere scholing en meer informatie liggen hieraan ten grondslag. Oat kan aileen, wanneer de relevante beslissingen worden genomen op een niveau dat dicht bij de mensen staat.

Deze beide tegengestelde tendenties, enerzijds de noodzaak om beslissingen tenminste te coordineren, vaak zelfs internationaal, anderzijds de eis direct mee te praten over relevante beslis-singen, vormen naar mijn opvatting de centrale problematiek van de huidige maatschappelijke orde. In het eerste deel van dit artikel zal worden nagegaan hoe het rapport Gespreide Verant-woordelijkheid deze problematiek behandelt. In het tweede deel zullen enkele kanttekeningen worden geplaatst bij de uitwerking van de voor-stellen op het macro-, het mezo- en het micro-niveau. Deze opzet brengt met zich, dat de be-spreking een sterke persoonlijke kleuring heeft.

Centraal, decentraal of

niet besluiten?

In de eerste plaats moet worden geconstateerd, dat het rapport, net als de meeste stukken over verwante onderwerpen, aan twee belangrijke beperkingen niet ontsnapt is. Volgens de defini-tie van economische orde verstaat het rapport hieronder: de wijze waarop verantwoordelijkhe-den zijn gespreid in de besluitvorming over de produktie van goederen en diensten, de inko-mensverwerving en de inkomensbesteding. Praktisch de hele verdere discussie gaat echter over het traditionele bedrijfsleven (vaak zelfs ten onrechte besperkt tot de industrie). met name in ...,... haar verhouding tot de overheid. De

niet-com-merciele sector (overheid en gesubsidieerde

in-78/11

Prof. drs. H. ter Heide

stellingen) is zo belangrijk geworden voor de produktie en de inkomensvorming, dat ze niet, zoals in het rapport, en marge behandeld kan worden.

Een tweede beperking, waar we nog op terug komen, is de behandeling van Nederland in een relatief isolement. Er wordt wei veel gesproken over internationale vervlechtingen, maar de be-tekenis hiervan voor de economische orde komt onvoldoende uit de vert.

Een probleem, dat mij bij de lezing van het rap-port niet helemaal duidelijk is geworden, maar dat samenhangt met mijn centrale vraagstelling, wordt goed ge"illustreerd door een van de voor-beelden uit het rapport. Daar wordt gesteld, dat de verantwoordelijkheid voor de werknemers die moeten afhaken als gevolg van ziekte of in-validiteit als het ware wordt uitbesteed aan de maatschappij (via de sociale verzekering). Los van dit voorbeeld kunnen de gevolgen van het handelen, ook die op afstand, meer in de besluit-vorming worden betrokken:

(a) op ethische motieven. Er wordt een appel gedaan op aile betrokkenen met deze gevolgen rekening te houden. Het rapport lijkt dit erg be-langrijk te vinden;

(b) de gevolgen worden direct voelbaar ge-maakt; in het voorbeeld de financiele gevolgen van ziekte of invaliditeit komen (gedeeltelijk) ten laste van de organisatie;

(c) de werknemers krijgen meer zeggenschap in de onderneming waardoor wellicht een deel van de oorzaken van ziekte of invaliditeit worden voorkomen of opgeheven;

(16)

a.r. staatkunde

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht

De keuzes die het rapport doet lijken vrij wille-keurig, de overheid is wei verantwoordelijk voor b.v. inflatie en minimumloon, niet voor werkge-legenheid en inkomensverhoudingen. Deze, naar mijn opvatting geforceerde keuze, komt voort uit de wat verouderde visie die het rapport heeft op de positie van de overheid. De overheid wordt gesteld tegenover de maatschappij meestal het bedrijfsleven, en daarvan geheel ge"isoleerd gezien. De overheid stelt randvoor-waarden en mag zich niet in een onderhande-lingspositie Iaten drukken. De werkelijkheid is echter anders.

Hiervoor zijn tenminste twee oorzaken aan te wijzen. Aileen al de enorme geldstroom, die via de overheid en collectieve fondsen loopt, maakt de overheid naast bewaker en bestuurder ook tot participant in de economie. Verder blijkt tel-kens weer, dat de overheid voor het bereiken van bepaalde doelstellingen afhankelijk is van de medewerking van personen en groepen. De benzinedistributie kon niet gerealiseerd wor-den omdat vele autorijders over de grens gingen tanken en de benzinepomphouders in de grens-streek brodeloos werden. Elke regering zegt, dat een effectieve inflatiebestrijding niet mogelijk is zonder de medewerking van de sociale partners. Omdat de democratische overheid in een afhan-kelijkheidspositie verkeert, is het gevaar voor een dictatoriale overheidsmacht betrekkelijk ge-ring. De in het rapport bepleite terughoudend-heid van de overterughoudend-heid is maar ten dele realiseer-baar. De overheid, die bereid is in overleg met de betrokkenen te zoeken naar oplossingen, is minder een boeman, dan het rapport ons wil doen geloven. De sociaal-economische ontwik-keling vertoont een zodanige samenhang, dat het een illusie is te menen, dat enkele doelstel-lingen daaruit ge"isoleerd door de overheid ge-realiseerd zouden kunnen worden en andere ai-leen voor verantwoordelijkheid van het bedrijfs-leven zouden komen. Het is veel meer een geza-menlijke verantwoordelijkheid, ondanks de con-flicten, die gemakkelijk gepaard kunnen gaan met het afwijzen van verantwoordelijkheid. Deze realiteit past niet zo goed in schema's, maar het ontkennen van een realiteit helpt niet veel. Wei moet erkend worden dat het rapport in de uitwerking veel genuanceerder is over het over-heidsoptreden dan in de algemene beschou-wende gedeelten. De overheid treedt in onze maatschappij in velerlei gedaanten op: als finan-cier van vele nuttige, maar commercieel niet rendabele activiteiten, als uitvoerder van elders

78/11

Prof. drs. H. ter Heide

genomen besluiten - zo is praktisch de gehele sociale verzekeringswetgeving gebaseerd op de uitkomsten van de onderhandelingen tussen werkgevers en vakcentralen, hetzelfde geldt in belangrijke mate voor de loonpolitiek in de peri-ode van de geleide loonpolitiek - als schepper van een materiele en immateriele infrastructuur, als afnemer van goederen en diensten en ten-slotte als regelgever. Maar deze laatste functie is vaak erg met de vorige verbonden en kan niet ge"isoleerd gezien worden. Uiteraard heeft dit te maken met de visie op de macht van de heid. In het beeld dat hier geschetst wordt, over-heerst de functie van de overheid als dienares van de gemee.lschap, in het rapport is de over-heid meer regulator van de gemeenschap en moet in die rol dan ook teruggedrongen worden. Daarrnee zijn wij gekomen op een onderwerp dat in het rapport voortdurend impliciet, maar slechts weinig expliciet aanwezig is. Wie spreekt over verantwoordelijkheid heeft het ook over macht. Wie spreiding van verantwoordelijkheid ~ wil zal ook macht moeten spreiden.

Deze terminologie wordt weliswaar stelselmatig vermeden (om politieke redenen ?), maar in de aanbevelingen is het wei degelijk aanwezig. Expliciet komt het wei naar voren in de vrees voor de sterk groeiende macht van de overheid. Het rapport is juist in de gedachtengang, dat voorzover de macht van de overheid gebruikt wordt voor de bescherming van machtelozen, de overheid kan terugtreden indien de machte-lozen zelf macht (en verantwoordelijkheid) ver-werven.

Tegen de achtergrond van deze beschouwingen kan nu iets meer concreet gezegd worden over de verdeling van de verantwoordelijkheid (en de macht) op de verschillende niveaus. De indeling van het rapport aanhoudende, kan gesteld wor-den, dat het micro-niveau goed ge"institutionali-seerd is (ondernemingen en instellingen), maar dat de machtsverdeling zo is, dat niet door allen verantwoordelijkheid kan worden beleefd. Het

,a

mezo-niveau (de bedrijfstakken) is niet of nau-welijks ge"institutionaliseerd. Hier moet dus eerst een institutioneel raamwerk worden opgezet, voordat men uberhaupt aan verantwoordelijk-heidsbeleving kan toekomen.

Het macro-niveau is traditioneel in Nederland sterk ge"institutionaliseerd. Het rapport richt zich hier vooral op de verantwoordelijkheidsverdeling tussen bedrijfsleven en overheid. Het internatio-nale niveau is ook niet of nauwelijks

(17)

'11 de :Je

m

in ·i-sr 1r, l-is Jt e s 1

-a.r. staatkunde

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht

naliseerd in de zin van met macht toegeruste in-stellingen, waarin de verantwoordelijkheid be-leefd kan worden. Het rapport schiet op dit punt naar mijn opvatting duidelijk tekort. De korte be-schouwingen over dit onderwerp leiden tot de aanbeveling 'de concurrentiepositie te handha-ven', 'aan te passen aan de buitenlandse ont-wikkeling', enz. Aile in het rapport genoeme kernproblemen kunnen aileen op het internatio-nale niveau worden opgelost. Een betere be-werktuiging van dit niveau is dan ook een eerste vereiste, b.v. meer zeggenschap voor de Europe-se Gemeenschappen. Te lijdzaam legt het rap-port zich neer bij de trage gang van zaken op dit terre in.

Een deel van de problematiek van de verant-woordelijkheidsbeleving kan al worden opgelost door een betere bewerktuiging en een betere machtsverdeling op de verschillende niveaus. Als er op het niveau van de bedrijfstak geen ver-antwoordelijk instituut is, dan moet de overheid wei optreden als er moeilijkheden zijn, zo werkt onze democratie. Als binnen de ondernemingen en de non-profit instellingen de werknemers te weinig zeggenschap hebben, dan zal de over-heid regels stellen om hun belangen te bescher-men. Daarmee is slechts een eerste stap gezet naar de oplossing van het in de aanhef geschet-ste probleem van de spanning tussen technisch-economisch gewenste centralisatie en de om redenen van democratisering gewenste decen-tralisatie van de besluitvorming. Het is ook de vraag of dit probleem via algemene regels opge-lost kan worden, het zal veel meer een zoeken en tasten zijn om op deelgebieden de minst slechte compromissen te vinden. Daarom is het beter niet in algemene termen over het rapport te blijven spreken, maar enkele opmerkingen ·te maken over verschillende concrete voorstellen. Alvorens dit te doen is het wellicht nuttig nog een algemene opmerking te maken over een as-pect dat van belang is voor aile niveaus. In het rapport (p. 1 54) wordt een kritische kantteke-ning gemaakt bij het systeem van plankantteke-ning. Planning zou, mede door de sterke internationa-ls invloed niet mogelijk zijn, we moeten veel meer streven naar een maatschappij die flexibel genoeg is om schokken op te vangen. De be-zwaren tegen planning zijn op zichzelf gegrond genoeg. Voorbij gegaan wordt echter aan het probleem, dat van dag tot dag besluiten moeten worden genomen met, ook in de tijd gezien, ver-reikende consequenties.

78/11

Prof. drs. H. ter Heide

Een poging te voorzien hoe de ontwikkeling zal zijn en trachten daar zo goed mogelijk op in te spelen (en iets anders is planning in onze maat-schappij niet) is altijd beter dan in den blinde be-slissingen te nemen. Bovendien schept een sys-tematische evaluatie van de ontwikkelingen meer kansen op inspraak van aile betrokkenen dan het aileen maar reageren op veranderingen. Op aile niveaus zal er dus gebruik gemaakt moeten worden van prognoses en plannen, waarbij het mogelijk is de flexibiliteit juist door de planning te vergroten.

Het macro-niveau

Zoals hiervoor al summier aangegeven, is het voornaamste probleem bij de bespreking van dit niveau, dat vooral gesproken wordt over de ver-deling van de 'velden van zorg' tussen overheid en samenleving, en de daarbij behorende doel-stellingen.

(18)

a.r. staatkunde

Geen spreiding van verantwoordelijkheid zonder spreiding van macht.

verantwoordelijkheidsverdeling plaats vindt naar doelstelling en dat soms te weinig aandacht wordt besteed aan de machtsverdeling, d.w.z. de beschikkingsmacht over de instrumenten. ln-dien de regering de ongelimiteerde beschik-kingsmacht over het instrument van de loonpoli-tiek wordt gegeven ten behoeve van deze over-heidstaken, dan is er geen enkele garantie dat dit instrument niet permanent wordt gebruikt en blijft de spreiding van de verantwoordelijkheid een loze kreet.

Zoals hiervoor al gesteld, valt het in de uitwer-king soms wei mee. In de passages over het overleg tussen centrale overheid en sociale part-ners wordt een veel genuanceerder beeld ge-schetst van de relatie overheidsbedrijfsleven dan de abstracte scheiding tussen beider verant-woordelijkheid waarvan in de meer algemene delen sprake is.

Het mezo-niveau

Omdat de organisatiestructuur op dit niveau vrij-wel geheel ontbreekt zijn deze suggesties vrij- wel-licht het meest interessant. Niet vergeten mag worden dat een eerdere poging om een overleg op bedrijfstakniveau te organiseren via de PBO als mislukt kan worden beschouwd. Daarom is . het wei begrijpelijk dat het rapport nogal voor-zichtig is, het gaat hoofdzakelijk om het uitwis-selen van informatie en het bespreekbaar rna-ken van de werkgelegenheid, en een suggestie voor gezamenlijke research. Een eerste vereiste is, dat gezamenlijke activiteiten binnen de be-drijfstak plaats vinden tegen de achtergrond van de verwachte ontwikkeling in de toekomst. Ge-sprekken over werkgelegenheid en investerin-gen kunnen aileen zinvol gevoerd worden op ba-sis van meerjaren prognoses. Het rapport zwijgt daarover, wellicht vanwege de allergie voor planning. Verder wordt gesteld, dat aan de be-drijfsgenoten (werkgevers en werknemers) over-gelaten moet worden wat men op bedrijfstakni-veau wil regelen. Oat past naar mijn opvatting niet in een systeem van gespreide verantwoor-delijkheid. Er moet een duidelijke verantwoorde-lijkheid voor de bedrijfstak zijn en deze moet be-schikken over instrumenten om die verantwoor-delijkheid te effectueren. Eem van die instrumen-ten zou moeinstrumen-ten zijn individuele ondernemingen te kunnen dwingen aan een informatie- of mel-dingssysteem voor investeringen mee te doen als de betrokken bedrijfstakorganisaties beslui-ten een dergelijk systeem op te zetbeslui-ten. Ook nu is

78/11

8.1

st.

Prof. drs.

H.

ter Heide

Gi

zo

het gebrek aan medewerking van afzonderlijke ondernemingen vaak het grootste struikelblok ' bij de herstructurering. Het is ook aan te beve-len, dat een bedrijfstak in moeilijkheden over meer dwingende bevoegdheden beschikt, b.v. ten aanzien van produktie en investeringen dan de bedrijfstakken, die nog redelijk goed gaan. Het verband met de overheidspolitiek, via een overheidswaarnemer in de bedrijstakorganen is wei nuttig, maar op zichzelf te zwak. Ter be-scherming van derden en voor de coordinatie zou de overheid zeker de bevoegdheid moeten hebben besluiten van de bedrijfstakorganen te vernietigen, of de uitvoering aan voorwaarden te binden.

Hoewel het duidelijk is, dater een dringende hoefte is aan beleid op het niveau van de be-drijfstak en de regio is het niet eenvoudig hier-voor een goed werkend systeem te ontwerpen. De hier gedane poging verdient zeker waarde-ring. Jammer is, dat niet afzonderlijk aandacht besteed is aan de non-profitsectoren, met name

1"'

gezondheidszorg en welzijnswerk.

Het micro-niveau

De ideeen over de structuur van de onderne-ming met voor de Raad van Commissarissen de 1/3-1/3-1/3 constructie, zijn op het eerste ge-zicht weinig verrassend. Toch zitten er een aan-tal opmerkelijke punten aan. In de eerste plaats wordt gesteld, dat aandeelhouders, die aileen belegger zijn, niet zouden moeten participeren in de benoemingsprocedure voor de Raad van Commissarissen. Op zichzelf is dit een juiste ge-dachte. lk vrees, dat ook bij de huidige wet de bevoegdheden van de aandeelhouders in feite door de directie of de Raad van Commissarissen worden uitgeoefend. Afgezien van het prakti-sche probleem hoe de beleggers kunnen wor-den onderscheiwor-den van degenen, die zich wei verbonden voelen met het wei en wee van de ondernemingen en daar voor een langere ter- , . mijn in willen participeren, wordt hierdoor naar mijn opvatting de rechtsgrond van de pariteit tussen kapitaal en arbeid - naar mijn mening terecht - ondergraven. lndien het zo is, dat de aandeelhouders voor het overgrote deel bestaan uit 'beleggers', is er alles voor te zeggen de fac-tor kapitaal niet op voet van gelijkheid met de arbeid zeggenschap te geven bij de beweging van de Raad van Commissarissen. Met de aan- -deelhouder bestaat dan een marktrelatie, wat de

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In een markteconomie doen individuen ertoe; zij zijn de basis van de creativiteit van de markteconomie – het door Hayek en Buchanan geroemde ontdekkingsproces van de markt. De

Boldane, Laurabolin, Sustanon 250 en Durateston zijn in twee doseringen toegediend aan kalveren waarbij vrouwelijke dieren de door de fabrikant aanbevolen dosering kregen en

Doordat er een veel grotere groep dieren beschikbaar moest zijn voor de derde ronde van de.. ComfortClass was er gebrek aan goede ruimte om de biggen op

A new type of crash cushion, known as the RIMOB, designed to shield individual objects sited on the shoulder of roads, is developed in The Netherlands by the

The aim of this project is to determine and interpret the presence, levels, distribution, and potential threats of pollutants in the estuarine food web using candidates

Dit jaar (tot juni ’84) heeft het kabinet deze financiële ruimte nodig. De VVD-fractie is accoord gegaan met de beperking onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat de minister

(17/000; mijn cursivering – MS) […] Toch zou onze hermeneutische benadering zich kunnen laten gezeggen door de analytische theologie, namelijk in die zin dat wij niet

Voor de klassiek liberaal staat de individuele vrijheid voor een ieder als ideaal voor de samenleving centraal (1).. Dat is niet een