• No results found

Liberaal reveil

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Liberaal reveil"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Liberaal reveil

Op zijn kop de mist in

De taak van de VVD bij de hervorming van de partijstructuur

-J.

Groenendaal

Ervaringen van nieuwe Kamerleden Referendum en initiatief - E. Nordlohne

Herziening van het ondernemingsrecht -

J.

Goppel Plaatselijke radio of regionale omroep? - K. van Dijk

OOCUMENTATIECENTRUM

NEDERLANDSE POUTIEKE

PARTIJEN

(2)

-LIBERAAL REVElL wordt uitgegeven door N.V. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam-'s Gravenhage in samenwerking met de Prof. Mr. B. M. Teldersstichting en de Stichting Liberaal Reveil.

REDACTIE:

dr. E. Nordlohne (secretaris en verantwoordelijk redacteur);

Th. H. Joekes; drs. L. D. Oosterveld; Mevrouw H. van Someren-Downer; mr. C. A. Steketee; H. Vrind.

REDACTIERAAD:

prof. dr. H.]. Witteveen (voorzitter);

W. Altink; J. C. Corver; Mevrouw mr. J. M. Corver-van Haaften; drs. P. Delfos; mr. G. C. van Dijk; dr. K. van Dijk; dr. J. N. van den Ende; prof. mr. N. E. H. van Esveld; Mevrouw A. Fortanier-de Wit; mr. H. F. Heyting; B. W. M. Hillenaar; H. H. Jacobse; Th. H. Joekes; dr. ir. A. W. G. Koppejan; prof. S. Korteweg; mr. F. Korthals Altes; prof. dr. J. Kymmell;

dr. E. Nordlohne; mr. dr. W. K. J. J. van Ommen Kloeke;

drs. L. D. Oosterveld; prof. mr. P. J. Oud; prof. mr. C. H. F. Polak; drs. A. A. C. Reedijk; mr. H. van Riel; prof. mr. dr. M. Rooij;

Mevrouw drs. J. F. Schouwenaar-Franssen; Mevrouw H. van Someren-Downer; mr. C. A. Steketee; mr. A. Stempels; drs. A. Szasz; Mevrouw mr. E. Veder-Smit; H.]. L. Vonhoff; H. Vrind; ir. F. Wagenmaker.

Redactie-adres: Koninginnegracht 55a, 's Gravenhage, tel. 070 - 63 57 80.

Administratie: Badhuisweg 232, 's Gravenhage,

tel. 51 27 11 - postrekening 14 51 92 t.n.v. N.V. Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar.

Abonnementsprijs: {6 nrs. per jaar)

f

15,- per jaar; studentenabon-nement: f 9,50 per jaar; losse nummers f 3,-.

INHOUD VAN DIT NUMMER

Op zijn kop de mist in 61

De taak van de VVD bij de hervorming van de partijstructuur

-Scheidslijnen en alternatieven - J. Groenendaal 64

Ervaringen van nieuwe Kamerleden 72

Referendum en initiatief -E. Nordlohne 76

Herziening van het ondernemingsrecht - medezeggenschap, openbaarheid,

verantwoording - ]. Goppel 79

Plaatselijke radio of regionale omroep? - K. van Dijk 85

Medewerkers in vogelvlucht 91

(3)

Op zijn kop de mist in

Het is zo ver, dts. P. C. W. M. Bogaers heeft de consequenties uit zijn eigen woorden getrokken. De dag der duidelijkheid komt naderbij, de geesten scheiden zich, de minderheid moet de KVP verlaten, had hij een half jaar geleden voor de televisie gezegd. Bogaers is met zijn radicale ideeen een minderheid in de KVP gebleven, hij heeft nu de KVP verlaten.

Ter wille van de oprechtheid en duidelijkheid is er een twaalfde partij gevormd, die der Radicalen. Over beginselen en programma wordt nog gefilosofeerd. Aan het oordeel van het kiezersvolk hebben de Radicalen zich nog niet kunnen onderwerpen, maar zij zaten toch terstond met twee (nadat mej. Kessel van ziekte hersteld was met drie) zetels in de Tweede Kamer. De heren drs.

J.

M. Aarden, drs. P. Jans-sen en mej. A. A. M. Kessel achten het niet met de oprechtheid en duidelijkheid in strijd om zetels bezet te houden voor een politiek die de kiezers onbekend was. De kiezers kozen - zo dachten zij te goeder trouw - op een lijst van de KVP. Achteraf blijkt, dat twee kandidaten wat anders willen gaan doen. Zij willen een andere politiek in een andere partij, en blijven toch plakken.

De Radicale partij begint met bedrog van de kiezers; een kwalijke start, mag men wei zeggen.

Wat is de grondslag van de nieuwe partij? De mededelingen, die hierover door de heren Bogaers en Aarden zijn gedaan, Iaten de aan-dachtige kiezer in de mist.

Is de Radicale partij een christelijke partij? Neen, dat niet, zij is wei een partij van christenen, zei de heer Aarden in de Tweede Kamer. Maar je mag de woorden christen en christelijk niet te vaak gebruiken, want zij hebben z6 een hoge betekenis, dat een partij er niet aan kan voldoen, zei de heer Bogaers op 7 maart voor studenten van de R.K. universiteit te Nijmegen. De Radicale partij is in het bijzonder opgericht voor christenen die het christen-zijn als inspiratiebron voor hun politiek handelen ervaren, aldus de heer Bogaers.

De conclusies die uit deze tegenstrijdige mededelingen kunnen wor-den getrokken, luiden:

1. De KVP, ARP en CHU mogen zich niet meer christelijk no em en, zij mogen zeker geen christelijk-democratische unie vormen;

(4)

2. De Radicale partij staat uitsluitend open voor christenen;

3. De Radicale partij is een confessionele partij van de oude soort. Waar staat de Radicale partij nu in de politiek? Ook nu weer houden de heren Bogaers en Aarden de kiezers in de mist.

(5)

en oprechtheid, van democratisch verlangen en waardering voor ande-ren door katholiek Nederland gegaan, waardoor de meeste katholieken genoeg hebben gekregen van onverplichtende uitspraken. Alleen de heren Bogaers en Aarden schijnen door deze oprechtheidsgolf niet be-roerd te zijn, helaas. Zij veroorloven zich redeneer-manieren, die in de KVP allang in onbruik zijn geraakt. De Radicalen lijken wat dat be-treft een nagalm van een voltooid verleden.

Op de studentenbijeenkomst van 7 maart verklaarde de heer Bogaers, dat zijn partij een pacifistische partij is. De heer Aarden zei, dat de Radicale partij nooit zal kunnen samenwerken met de PSP (of CPN) omdat deze partijen te extreem links zijn. Het lijken uitspraken, die on-derling tenminste een fractie verschillen.

Over grote delen van politiek beleid kunnen de twee radicale leiders pas wat zeggen, als de Werkgroep der christen-radicalen de laatste hand zal hebben gelegd aan het programma.

Zetels zijn er, een partij is er ook. Het is de omgekeerde volgorde, het is politiek op zijn kop, de mist in.

Artikelen zonder vermelding van de schrijver geven de mening van de redactie weer.

H et moet niet, het hoeft niet, maar het mag wel. Simon Vinkenoog

(6)

De taa

k

van de VVD bij de hervorming

van de partijstructuur -

Scheidslijnen en

alternatieven

Op het tijdstip waarop dit artikd geschreven werd, was het Liberaal Beraad gereed gekomen met de beantwoording van de eerste van een viertal vragen, die in VVD-verband zijn gestdd in verband met het vraagstuk van de partijvernieuwing. Deze eerste vraag luidde: waar-door functioneert de huidige partijstructuur in ons land onvoldoende? Het antwoord erop was reeds meermalen !n dit blad gegeven en de conclusies van het Liberaal Beraad (in het bijzonder: de scheidslijnen die ons volk in politiek opzicht verdedd houden, vallen niet meer samen met de grenzen tussen de politieke partijen, maar lopen daar vedal dwars doorheen) sluiten daar in wezen bij aan.

Het antwoord op de tweede vraag: wdke partijstructuur is het meest functioned? volgt direct uit het antwoord op de eerste vraag en zal het Liberaal Beraad wd niet ved moeite kosten.

De derde en vierde vraag (wdke plaats neemt het liberalisme in een gewijzigde partijstructuur in? en: wdke functie kan de VVD vervullen in het proces van hervorming van de partijstructuur ?) liggen eveneens

in dkaars verlengde, al had de vierde vraag 'functioned' beter op de derde plaats kunnen staan. Het antwoord op wat nu de derde vraag is, zal nl. wel middellijk of onmiddellijk uit het antwoord op de vierde vraag voortvloeien.

(7)

redelijk duidelijk op (mits men niet in de eerste plaats op de beginsel-programma's, maar op de praktische uitwerking let).

Misschien is het wei een trieste zaak, dat de kaarten in dit opzicht -ondanks de radicaal veranderde economische omstandigheden - nog net zo liggen als v66r de oorlog. Het gaat nog steeds om de centjes en de minder materiele onderwerpen, zoals de medezeggenschap van de werknemers, halen op lange na niet dezelfde belangstelling. Blijkbaar doet de welvaart de belangstelling voor het materiele niet afnemen; eerder is het tegendeel waar. Maar de zaak ligt nu eenmaal niet anders en men moet er de konsekwenties uit trekken.

De politieke rol die aldus aan het liberalisme en aan de VVD ten deel valt, is een moeilijke rol en in vele opzichten een tragische. Tra-giek beheerste ook reeds v66r de oorlog de positie van het liberalisme.

lngeklemd tussen de confessionele partijen en de socialistische, was het gedwongen de eerste pleitbezorger te zijn van een maatschappij die op sociaal-economisch gebied in vele opzichten gefaald had en waaraan de eerste verbeteringswerkzaamheden in de vorm van sociale wetgeving nog maar nauwelijks waren begonnen. Het liberalisme werd als het ware tot deze rol gedwongen, omdat het ook op economisch terrein altijd de principiele voorstander van vrijheid was geweest. Daarom werd het ook als de voornaamste schuldige beschouwd, toen het goed mis ging, in de crisisjaren. Uiteraard niet geheel ten onrechte. Aileen: de confessionele partijen wisten evenmin een afdoend antwoord en een oplossing voor deze crisis, maar dat viel minder op. Zij waren er ook ver van verwijderd, het liberalisme enige dank te weten voor de taak die het in zijn vooruitgeschoven positie op zich genomen had. lntegen-deel, het libe.ralisme werd in deze partijen altijd met evenveel wan-trouwen bekeken als het socialisme.

Aldus gedwongen tot een tweefronten-oorlog en tot het verdedigen van een langzamerhand onverdedigbare zaak, heeft het vooroorlogse liberalisme zijn krachten opgeteerd. Het kon daardoor uiteraard ook de interne eenheid niet bewaren. De Vrijzinnig-Democratische Bond om-vatte de wat minder eenzijdig op het vrijheidspaard weddende liberalen.

In dit laatste opzicht geeft de situatie na de laatste wereldoorlog een verbetering te zien. De oprichting van de VVD heeft lange tijd een grotere eenheid in het liberale kamp ten gevolge gehad dan vroeger kon worden bereikt. In de algemene situatie is echter nog maar weinig verandering gekomen. Nog steeds zit de VVD ingeklemd tussen de confessionele partijen, wier bestaansrecht zij alleen reeds op principiele gronden niet kan erkennen, en tussen de socialistische partijen, met wie zij in de praktische politiek van mening verschilt. In bepaalde opzich-ten is de positie van het liberalisme tactisch zelfs nog wat slechter ge-worden. Wat is namelijk het geval?

Door de ervaring wijs geworden, heeft het moderne liberalisme het

(8)

vrijheidsbeginsel gematigd. Het aanvaardt op sociaal-economisch ge-bied een globale leidende en toezichthoudende functie van de over-heid en het aanvaardt een ruim opgezet stelsel van sociale zekerover-heid. Aan de andere kant heeft ook de voornaamste 'tegenstander', de sociaal-democratie, water in zijn wijn gedaan. De vroegere plannen tot een openlijke herverdeling van vermogens en nivellering van inkom-sten door nationalisatie van de produktiemiddelen, hebben plaats gemaakt voor subtielere methoden, waarbij men de primaire ongelijk-heden onaangetast laat, maar deze door middel van de belasting-heffing of anderszins probeert te 'corrigeren'. Van beide kanten onge-twijfeld een verstandige politiek, maar een politiek die de vele grote verschillen van v66r de oorlog heeft doen ineenschrompelen tot nuance-verschillen. Daarmee is de strijdpositie onduidelijker en zwak-ker geworden. Dit is ongetwijfeld een van de oorzaken van het gevoel van verveling dat het grote publiek de laatste jaren op politiek gebied heeft aangegrepen. Het gevoel van het niet meer zien en het niet meer begrijpen van de verschillen waarover men nu eigenlijk vecht. Het ge

-voel van: het is toch allemaal een pot nat wat de grote partijen willen, en wij staan er buiten. Dat dit gevoel de aanleiding is tot de politieke balorigheid van de laatste tijd en tot het verlies van vertrouwen in ons staatsbestel is bekend. Men is daarmee echter op de verkeerde weg.

Aile moeilijkheden kunnen worden opgelost, als er weer helderheid komt in de politieke verhoudingen, als de mensen weer dingen zien waar ze v66r of tegen kunnen zijn. Er moeten weer meer en duidelijker scheidslijnen worden getrokken dan de laatste jaren veelal gebeurd is. Juist de VVD zal dat moeten doen. Dat is de enige manier om de tac-tisch minder gunstige positie waarin de VVD geraakt is, om te zetten in een gunstige.

(9)
(10)

Hoe zijn de kansen voor de VVD bij een strijdbare opstelling? On-getwijfeld heel wat gunstiger dan v66r de oorlog. In tegenstelling tot toen, heerst er nu geen crisis, maar welvaart en heeft het socialisme praktisch alles bereikt wat het binnen het kader van de huidige maat-schappij-structuur kon bereiken. Er is een bijna volledig stelsel van sociale zekerheid. Er zijn behoorlijke lonen, redelijke werktijden en goede arbeidsomstandigheden. Er zijn veel onderwijsmogelijkheden. Door het leggen van loonvloeren en het geven van kostencompensaties enerzijds en door de nivellerende werking van de belastingen ander-zijds is de inkomensongelijkheid afgenomen. Ook de vermogensongelijk-heid is afgenomen. Door allerlei oorzaken is vooral het aantal kleine vermogens Sterk toegenomen. Als het socialisme op korte termijn nog grotere resultaten wil bereiken, zal het de grondstructuur van de maat-schappij moeten aantasten (wat de meerderheid van ons volk niet wil) of het zal het huidige systeem moeten gaan overtrekken. Daarop kan de kritiek aangrijpen. In feite heeft men op bepaalde punten de zaken al overtrokken of is men er nauw aan toe dit te doen.

Een steeds belangrijker strijdpunt kan bijvoorbeeld worden gemaakt van de omvang van de collectieve bestedingen. Deze wordt voor het jaar 1968 geraamd op maar liefst 46,50/o van het nationale inkorrien. Dit percentage bestaat uit 220fo reele overheidsbestedingen, 9, 70fo sub-sidies en andere inkomensoverdrachten van de overheid en 14,8°/o

kosten voor diverse sociale verzekeringen. Het is in de laatste jaren met sprongen omhoog gegaan. In 1964 bedroeg het nog 40,4. V66r de oorlog (in 1938) bedroeg het percentage ongeveer 25 en toen waren er nog crisisomstandigheden die extra overheidsuitgaven noodzakelijk maakten.

Uiteraard vereist onze in aantal sterk toegenomen bevolking veel meer collectieve voorzieningen dan vroeger. Maar dat wij Nederlan-ders gemiddeld bijna de helft van ons inkomen aan dergelijke voor-zieningen moeten afstaan, client toch wel een reactie op te roepen. Het zijn uiteraard niet alleen de reele overheidsuitgaven, maar vooral de subsidies en de sociale verzekeringen die in dit opzicht de aandacht vragen. Het wonderlijke verschijnsel doet zich voor dat, terwijl er eigenlijk nog geen geld genoeg is voor het aanleggen van wegen, havens, openbare gebouwen enz., er altijd geld schijnt te zijn voor het subsidieren van tal van zaken die ongetwijfeld nuttig zijn, maar die in wezen toch geen prioriteit zouden mogen hebben. De sociale ver-zekeringen lijden onder het nadeel van iedere verzekering, namelijk dat zij de kosten van het verzekerde risico omhoog schijnen te jagen. Vooral de ziektekostenverzekering is een pot waarin iedereen vrij denkt te kunnen grabbelen, omdat het geld 'toch van niemand is'.

(11)

-heid mag besteden en waarmee zij moet uitkomen. Binnen die limiet moet men dan maar strengere prioriteiten stellen. De kosten van de sociale verzekeringen moeten binnen bepaalde grenzen worden gehou-den en misbruik van deze voorzieningen moet zoveel mogelijk worgehou-den tegengegaan. Het beperken van de overheidsuitgaven zal onder de huidige omstandigheden geen nadelige invloed hebben op de economie, maar integendeel de noodzakelijke besparingen doen toenemen. De overheid spaart immers, afgezien van haar netto investeringen, nauwe-lijks; particulieren daarentegen veel meer. Maar ze moeten er dan ook de kans voor krijgen.

Een nog belangrijker strijdpunt kan worden gemaakt van de tot nu toe toegepaste methoden op het gebied van inkomensverdeling. Het is ongetwijfeld van groot belang, dat er in de maatschappij niet te grote verschillen in inkomen en vermogen zijn. Maar in een vrije economie zijn verschillen niet geheel te voorkomen. De een spant zich nu eenmaal meer in of is slimmer dan de ander, de een spaart meer dan de ander, en dit leidt tot verschillen in inkomen en vermogen en uit dit laatste vloeien weer nieuwe inkomensverschillen voort. Dat zijn juist de at-tracties die de vrije economie biedt hoven de plan-economie en die tot grotere inspanning en daardoor tot grotere welvaart leiden. De meeste mensen zijn immers in hun hart avonturiers en vrijbuiters en prefereren de vrije economie, met al haar kansen, hoven het wel gewaarborgde, maar saaie en eentonige bestaan van de planstaat. Ze zijn daarbij tegenwoordig sportief genoeg om te begrijpen, dat er bij dit spel bepaalde correcties nodig zijn. Ze aanvaarden successiebelasting en ook progressie in de inkomstenbelasting. Maar dit moet binnen bepaalde grenzen blijven.

(12)

betekent 66k: de laagstbetaalden voorgoed alle uitzicht op verbetering van hun situatie ontnemen en hen permanent in de positie van be-deelden brengen. Dat is eigenlijk het ware kenmerk van het heden-daagse socialisme: het wil de vrije economie op zichzelf niet afschaffen, maar maakt er voor grote groepen burgers een bedeelden-economie van. Iedere nieuwe collectieve voorziening die naar draagkracht be-taald moet worden, schept er een categorie bedeelden bij!

De loontrekkenden zijn in Nederland in het bijzonder tot bedeelden gemaakt. Van aile voorzieningen die voor hen na de oorlog tot stand zijn gebracht, hebben zij praktisch geen cent zelf betaald. Voorzover de premies van bepaalde voorzieningen niet rechtstreeks door de werk-gever werden betaald, hebben ze steeds looncompensatie ontvangen. Ook andere kostenstijgingen, zoals de huurverhogingen, werden voor hen 'gecompenseerd'. Ze hebben er aileen inrlirect iets aan meebetaald, voorzover de ondernemers gedwongen waren het Nederlandse volk de rekening te presenteren in de vorm van prijsverhogingen. Het is on-getwijfeld aan dit 'spel' te danken, dat de waardering voor de col-lectieve voorzieningen ondanks alles aan de lage kant is en dat de mate van misbruik toeneemt. Hoe kan men ook iets waarderen, wat men niet zelf verworven, maar cadeau gekregen heeft? Tegen dit alles kan aileen de VVD duidelijk stelling nemen.

Strijdpunten dus, strijdpunten die de scheidslijnen aangeven. Maar geen scheidslijnen zonder alternatieven. De VVD moet en kan laten zien, dat een waarachtig sociaal beleid ook gepaard kan gaan met eerbied voor de menselijke persoonlijkheid. Er bestaat geen bezwaar tegen coilectieve voorzieningen. Maar de mens moet niet uitsluitend voor dergelijke voorzieningen behoeven te werken. Er bestaat geen bezwaar tegen sociale verzekeringen. Ze maken het leven veiliger en aangenamer. Maar ze moeten door degenen die het aangaat, zelf betaald worden. Dat kin, door een bewust streven de kosten te be-perken (niet ieder risico behoeft gedekt te worden, als de zaak daardoor onbetaalbaar wordt), maar vooral door een actief loonbeleid, dat niet voor het grootste deel bestaat uit kostencompensatie. Door bijvoorbeeld het op ruimere schaal invoeren van winstdelingsregelingen kan de arbeider niet aileen op betere wijze dan thans een hoger inkomen verwerven, maar kan hij bovendien van 'werknemer' groeien tot mede-werker. Want dat zou voor onze maatschappij de ailergrootste sociale verovering zijn: wanneer de persoonlijke dienstbaarheid van het oude arbeidscontract plaats zou kunnen maken voor de gelijkberechtigdheid van het medewerkerschap. In ooze grote ondernemingen gaat het al die kant op.

(13)

arbeidsplaats, niet (net zoals heel vroeger) voorop zou kunnen lopen. Zo zou zij de kern kunnen worden van de grotere partij die zij behoort te zijn en ook ongetwijfeld kan zijn.

]. Groenendaal

Denkbaar is ook, dat de fJolitieke partij die hij tot dusver aanhing, met conflicten en problemen bezig is, die voor de kiezer al lang niet meer bestaan. H et hier bedoelde anachronisme in de relatie tussen de

samen-leving en de politieke partijen is naar onze mening de voornaamste

reden van de fJolitieke malaise van het ogenblih.

M. P. A. van Dam en]. Beishuizen

Generaals vechten tot de laatste drupfJel bloed, van anderen; socialis-ten gaan tot de laatste gulden ...

(14)

Ervaringen van nieuwe Kamerleden

(I)

Na de verkiezingen van 15 februari 1967 kwam in de Tweede Kamer een liberale fractie met veel nieuwe gezichten. De redactie van Liberaal Reveil heeft de nieuwe Kamerleden gevraagd, enkele in-drukken van een jaar optreden als volksvertegenwoordiger weer te geven.

Mevrouw Els Veder-Smit en de heer Hans Wiegel hebben op deze vraag terstond geantwoord. Hun ervaringen volgen hier.

Hoe ik het tot dusver gevonden heb? Boeiend, verwarrend, veel!

Boeiend, om de prominenten van de N e-derlandse politiek in actie te zien. Boeiend ook, om de besluitvorming in een verzame-ling van ruim honder~ mensen te voelen groeien, onder de ogen van pers en publiek, in de stemmingen van het moment en het spel der interrupties, soms beschenen door de schijnwerpers van de televisie.

Verwarrend soms, omdat je aan tien, twintig onderwerpen tegelijk moet werken, die in de vorm van wetsontwerpen, nota's, brieven en vergaderingen over je heen tuimelen.

E. Veder-Smit

(15)

Maar boeiend blijft het steeds. En werkelijk, je kunt wel eens wat bereiken. In zeldzame gevallen lukt het iets te bedenken, waar een ander nog niet op is gekomen, of wat Het Departement is vergeten, of verkeerd heeft gedaan.

Toxopeus leidt ons allen met losse, vaardige hand, en Vonhoff zorgt voor Amsterdamse humor, die werkelijk bevrijdend kan zijn. De fractie-kamer van de VVD in de verste uithoek van het gebouw is soms het toneel van fel steekspel maar ook van vriendschap en serieuze voorbe-reiding.

Drie problemen heb ik nog niet kunnen oplossen: waar laat ik al die stapels paperassen en tijdschriften die de post dagelijks aanvoert, hoe kom ik steeds tijdig aan de nodige informatie voor moeilijke zaken, en hoe acclimatiseer ik vlug genoeg van Leeuwarden naar Den Haag en omgekeerd. Die afstand is nl. meer dan drie uur treinen, die afstand betekent ook een groot tussengebied met allerlei misverstanden. Mis-verstanden die je nauwelijks hebt opgeruimd, of er dienen zich weer meuwe aan.

Een opgaaf, waar we allemaal steeds weer voor worden gesteld is, hoe verneemt de kiezer wat wij hebben gedaan? De couranten geven een fractie weer van onze toespraken, en sommige couranten doen daarbij een zeer subjectieve keuze. Het is dus niet voldoende, dat we in de Kamer goede dingen doen en zeggen. We moeten ook nog zorgen, dat dat alles over het voetlicht komt, een taak die ik veel liever aan anderen zou overlaten. U moet spreken, zo raadde me een parlemen-tair redacteur, alsof de radio aanstaat voor luisteraars, die met hun hand aan de knop van het toestel zitten. Al klinkt dit eerst wat ont-moedigend, het is toch een goede stimulans om je kort en kernachtig uit te drukken en gewone spreektaal te gebruiken. Een aanmerkelijl{e troost is bovendien, dat je doen en laten vaak wel tot in de vakpers doordringt, en nog meer: dat de redactie van Liberaal Reveil er be-langstelling voor blijkt te hebben.

Een school in Nieuw-Engeland. Geschiedenisles. De leraar vraagt: 'V ertel mij eens: waarom zijn de Puriteinen uit Eng eland naar Amerika

geemigreerd?'

De leerling: 'Om in vrijheid hun godsdienst te kunnen belijden en

anderen te dwingen hetzelfde te doen.'

(16)

Ervaringen van nieuwe Kamerleden (II)

Enthousiast, maar toch ook wel wat onge-rust, ben ik half april (als opvolger van Dr. Witteveen) parlementslid geworden. De meeste van mijn fractiegenoten, zo reali-seerde ik mij toen pas, waren gemiddeld zo'n twintig jaar ouder dan ik. En zij, ook de nieuwelingen, hadden toen zij in de Ka-mer kwamen stuk voor stuk al een hele maatschappelijke ervaring achter de rug. Zelf kwam ik er zonder specialisme, en dus eigenlijk met lege handen in. Gelukkig is het allemaal hoven verwachting meegeval-len. Van mijn fractiegenoten kreeg ik direct

H. Wiegel

een heel plezierige en niet gemakkelijke taak. Bij de behandeling van de begroting voor 1968 heb ik over de hoofdstukken Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, Binnenlandse Zaken, Verkeer en Waterstaat en Algemene Zaken het woord moeten voeren. Ook de sfeer in de fractie, de onderlinge collegialiteit en loyaliteit bleken bijzonder goed. Dat is zonder enige twijfel de beste ervaring die ik dit jaar heb opgedaan. Het werk is overigens buitengewoon vermoeiend. Alles moet tege-lijk gebeuren: plenaire en commissievergaderingen moeten worden bij-gewoond, stukken gelezen, speeches voorbereid, inbreng voor wets-ontwerpen gemaakt, mensen die met hnn problemen bij je komen moeten worden geholpen, talloze brieven beantwoord. Daar komt het schrijven van artikelen en het houden van spreekbeurten dan nog bij. Het laatste is een van de aardigste bezigheden, al hoop ik dat ik in de toekomst eens wat minder over de alom geroemde partijvernieuwing en wat meer over concrete zaken zal mogen spreken.

Iedereen is tegenwoordig voor grote politieke concentraties. Als we dat zouden weten te realiseren zijn we in ieder geval af van de ellende over elk probleem twaalf meningen te moeten aanhoren. En waren het nog maar twaalf meningen. Al te vaak voelen, als door een van de Kamerleden iets wordt aangekaart, leden van andere fracties zich ge-roepen te herhalen wat reeds is gezegd, of te zeggen wat al herhaald is.

(17)

Daar heeft ieder een redelijk grote 'hap', waar hij of zij alles - of niets natuurlijk - van kan maken. Voor Kamerleden van de kleinere partijen is het onmogelijk alles bij te sloffen, al vond ik met name de inbreng van .de vier man kleine PSP-fractie bij de laatste begrotings-behandeling zeer goed. En in de grootste fracties als die van de PvdA en vooral de KVP hebben sommigen, zo ziet het er voor een beginnend insider tenminste naar uit, niet veel meer te doen dan af en toe 'voor' of 'tegen' te roepen, en dan vergist men zich nu en dan ook nog.

Twee losse notities tot slot: Al ontbreekt aan de uitrusting van het parlement nog van alles, wat de medewerkers op de griffie, in de bibliotheek en elders in de Kamer met hun beperkte middelen tot stand weten te brengen is zonder voorbehoud voortreffelijk.

En in het perscentrum Nieuwspoort is het niet aileen erg gezellig, de keuken is er zelfs uitstekend.

lk ben gelukkig bang voor niets of niemand. lk moet het wel even

zeggen, ja.

(18)

Referendum en initiatief

1. Referendum

In Zwitserland moeten voorstellen tot WlJZlgmg van de grondwet, als zij door de Nationale Raad en de Standen Raad zijn aangenomen, ook nog aan het volk worden voorgelegd. Dat is het verplichte refe-rendum. Ten aanzien van gewone wetten geldt het verplichte referen-dum niet. Wanneer evenwel 30.000 kiesgerechtigden zulks binnen 90 dagen voor de dag van de publikatie in het Staatsblad verlangen, wordt het wetsontwerp aan het oordeel van de kiezers voorgelegd. Dat is het facultatieve referendum. Het parlement kan een wetsontwerp niet-vatbaar voor een facultatief referendum verklaren, als de zaak die er in geregeld wordt, geen verlies van tijd gedoogt. De Zwitserse grond-wet kent waarborgen tegen misbruik van de niet-vatbaarheidsclausule.

In West-Duitsland kennen de grondwetten van enige deelstaten eveneens het referendum. In sommige deelstaten voorziet de grondwet in de mogelijkheid dat op verzoek van 1/3 van het aantal leden van het parlement van de deelstaat een wet (van de deelstaat) aan het oordeel van het volk wordt onderworpen (Volksabstimmung, Volks-entscheid). Dit verzoek kan zowel worden gedaan als het ontwerp in het landsparlement werd aangenomen als in het geval waarin het werd verworpen.

2. lnitiatief

Voorstellen tot WlJZlgmg van de Zwitserse grondwet kunnen van het volk uitgaan. Zulke voorstellen moeten zijn ondertekend door ten minste 50.000 kiesgerechtigde burgers; de handtekeningen moeten bin-nen zes maanden zijn verzameld.

(19)

3. Commentaar

Het referendum biedt de mogelijkheid aan een minderheid, om een wetsontwerp rechtstreeks aan het oordeel van de kiezers te doen onder-werpen. Het initiatief biedt de mogelijkheid aan een minderheid om een wetsontwerp aanhangig te maken. In een stelsel van evenredige vertegenwoordiging zal het zelden voorkomen dat een grote minder-heid in het volk niet in het parlement is vertegenwoordigd. Evenmin is het waarschijnlijk, dat een parlementaire meerderheid dan niet een weerspiegeling zou zijn van de meerderheid in het kiezersvolk.

Zodra evenwel van de evenredige vertegenwoordiging wordt afge-weken, zijn de kansen van kleine groepen om in het parlement ver-tegenwoordigd te zijn, kleiner. In het geval van het (meerderheids)-districtenstelsel worden minderheden al in een zeer moeilijke positie gebracht, vooral als hun aanhang over het gehele land gespreid is.

De uitschakeling van een reeks minderheidsgroepen tast het gevoel van nationale verbondenheid aan. Dan ontstaat een wetgeving, ten aanzien waarvan de uitgeschakelde minderheden kunnen zeggen, dat zij geschiedt 'bij ons, over ons, zonder ons'.

De mening dat een referendum altijd een conserverende werking moet hebben, wordt niet door de feiten ondersteund. In Zwitserland komt een referendum over grondwetswijziging na de gewone parlemen-taire behandeling, nadat het wetsontwerp is aangenomen. Dan kan het volk het wetsontwerp eventueel nog verwerpen. Maar in de gevallen van een referendum na volksinitiatief laat zich juist vernieuwing den-ken, waar de volksvertegenwoordiging terugdeinsde. Kantonale referenda, voorgeschreven bij grote uitgaven, plegen meestal geen negatief resultaat te hebben. De deelneming eraan niet verplicht -is dan wel vaak uitermate gering.

Het referendum naar W estduitse trant hi edt de mogelijkheid om een verworpen wetsontwerp alsnog aan het oordeel der kiesgerechtigden voor te leggen. De kiezers kunnen dan een wetsontwerp aannemen, dat in het parlement van een deelstaat geen meerderheid verwierf. Dat is dus bepaald geen conserverende invloed.

4. Conclusie

Voor een politiek zo rijkgeschakeerd volk als het Nederlandse, dat bovendien het zoet van de evenredige vertegenwoordiging heeft ge-proefd, zou de overgang naar een twee-partijenstelsel, of althans naar een stelsel van een beperkt aantal partijen, het ontstaan kunnen be-tekenen van nieuwe gevoelens van onbehagen en van frustratie. Om deze spanningen te verminderen zouden het recht van facultatief refe-rendum en van volksinitiatief, beide naar Zwitserse trant, maar voor-zover het het initiatief betreft ook voor gewone wetten, moeten worden

(20)

ingevoerd, indien de evenredige vertegenwoordiging zoals wij die nu kennen, wordt verzwakt of misschien zelfs opgeheven.

Invoering van het verplicht referendum bij elke wijziging van de

grondwet zou, bij aantasting van de evenredige vertegenwoordiging,

eveneens overweging verdienen.

(21)

Herziening van het ondernemingsrecht

medezeggenschap, openbaarheid

,

verantwoording

Het ogenblik van de politieke keus ten aanzien van de ondernemings-structuur is aangebroken.

Als sluitstuk op de onderlinge meningsvorming in de verschillende maatschappelijke groeperingen en op de stroom publikaties na de oorlog is het rapport van de Commissie-Verdam verschenen. Dit rapport vormt een uitstekend uitgangspunt voor een keuze; het bevat een aantal concrete en bondig gemotiveerde voorstellen.

Men kent voorts de stellingname van de betrokken organisaties en studieclubs uit vele, soms lijvige rapporten.

Dit wil niet zeggen, dat de keuze nu gemakkelijk zou zijn; wij kunnen niet kiezen louter op grond van meningen die in het verleden zijn gevormd. De gekozen oplossing zal tegemoet moeten komen aan ge-rechtvaardigde wensen, maar in de eerste plaats z6 moeten zijn, dat de onderneming in de maatschappij van morgen optimaal kan functioneren, en zij dient dus te berusten op een gefundeerd inzicht in wezen en functie van de onderneming en de ondernemer in het maatschappelijk bestel, nu en in de toekomst.

Voor het doen van zulk een keuze staat ons niet zo heel veel materiaal

ter beschikking. Noch de geconsolideerde meningen van

belangen-groeperingen, noch juridische, economische, sociologische of andere wetenschappelijke beschouwingen over bepaalde facetten van de onder-neming zijn doorslaggevend.

Ook de brede ervaring van ondernemers zelf, althans wat daarvan is neergeslagen in de rapporten van werkgeversbonden, is te eenzijdig en biedt daarvoor een te beperkte grondslag.

Wij hebben een onbevooroordeelde analyse, gegrond op een integrale visie op de onderneming in al haar aspect en no dig; een dergelijke noodzakelijke achtergrond voor de oordeelsvorming over deze zaak

ontbrak ons tot dusverre.

Het meest nabij komt het in 1966 verschenen proefschrift van Bergsma, 'De V ermaatschappelijking van de Onderneming', dat door opzet en methode ver uitgaat hoven de meeste andere publikaties. Interne medezeggenschap

(22)

moeten maken tussen de intern werkende medezeggenschap en de invloed van de factor arbeid op de besluitvorming.

Onder de intern werkende medezeggenschap vallen dan de interne communicatie en de gezagsfundering binnen de onderneming.

Vooropgesteld het noodzakelijk autocratische karakter van de onder-nemingsorganisatie (zoals reeds in 1933 overtuigend door Goudriaan werd aangetoond in zijn 'Socialisme zonder Dogma's') is het, in theorie althans, communis opinio dat een zo groot mogelijke en tweezijdige openheid naar binnen en een zo groot mogelijke mondigheid van alle bedrijfsgenoten steeds meer de voorwaarden vormen voor het doelmatig functioneren van de onderneming.

Deze interne participatie zal reeds hierom moeten groeien, omdat de onderneming in haar gerichtheid op een maatschappelijk en economisch resultaat een open stijl van ondernemen nodig zal hebben om aan-trekkelijk te zijn voor sterk geemancipeerde werknemers. Dat de werk-nemer door werktijdverkorting en mechanisatie losser komt te staan van 'zijn' onderneming en dat de steeds grotere dynamiek in het onder-nemen en daarmede het sneller ontstaan, verdwijnen en fusioneren van de ondernemingen, ook de wenselijkheid van steeds grotere arbeids-mobiliteit meebrengen, doet daaraan niet af.

De voorstellen uit het rapport-V erdam zullen voorzover zij de interne medezeggenschap beogen te vergroten door betere publiciteit, ver-ruiming van het enquete-recht en versterking van de ondernemings-raad, dan ook weinig weerstand ontmoeten.

Besluitvorming

Anders is het gesteld met de invloed van de factor arbeid op de besluitvorming. In het rapport-Verdam is hierbij gekozen voor het instituut van de arbeidscommissaris (als representant van de factor arbeid, dus geen 'eigen werknemers' als commissaris) met gelijktijdige verlegging van de invloed van de aandeelhoudersvergadering naar de Raad van Commissarissen. Deze Raad gaat volgens de voorstellen in de toekomst het bestuur benoemen en de jaarstukken vaststellen (zij het na overleg met de aandeelhoudersvergadering, onderscheidenlijk onder-nemingsraad), en wordt dus orgaan van beleid in plaats van orgaan van toezicht; het verantwoordingsforum der algemene vergadering vervalt. De Teldersstichting heeft ten aanzien van deze figuur in haar brochure 'V erbroken evenwicht' op overtuigende wijze stelling ge-nomen. Zij verzuimt echter een oplossing aan de hand te doen voor het verantwoordingsvacuiim, dat is ontstaan doordat de aandeelhouders-vergadering gaandeweg haar in de wet toegekende functie in belang-rijke mate heeft verloren.

(23)

aanzien van deze kernvraag van de publieke verantwoording van de uitkomsten van het beleid der onderneming.

Door de ontwikkeling van onderneming en maatschappij - zoals het overnemen van verantwoordelijkheid voor werkgelegenheid en wel-vaartspeil door de gemeenschap, en het ontstaan van infrastructurele aspecten van de werkzaamheid der bedrijven - is de grondslag waarop de verantwoording in de NV nog steeds plaats vindt, n.l. de particuliere eigendom, in zijn huidige vorm te smal geworden.

Hierbij zijn van belang welke gegevens worden verantwoord, en de wijze waarop de verantwoording wordt afgelegd.

Wat de gegevens zelf betreft, onderschrijven wij de mening van Rijkens, dat de omzet hier zeker bij hoort. Trouwens, een goed inzicht in de marktpositie en in de produktiviteit van het bedrijf is o.i. onont-beerlijk voor een juiste beoordeling door publiek, werknemers en beleggers, en niet in het minst door de ondernemers zelf. In dit opzicht hebben we veel te leren van de Verenigde Staten: een beroep op behoud van slagvaardigheid is goed, maar dan een slagvaardigheid op een open markt met open vizier. Er kunnen wel bezwaren rijzen ten aanzien van de besloten vennootschappen, maar een politieke partij zal dan hebben te kiezen voor het belang dat het zwaarste weegt.

Aandeelhouders

Voor de verantwoording wordt gezocht naar een maatschappelijk functioned forum, dat in de plaats kan treden van de algemene vergadering van aandeelhouders die als publiek verantwoordingsforum niet meer geheel bevredigend werkt.

(24)

De gedachte, dat door middel van de winstvaststelling door de aandeelhoudersvergadering tevens alle maatschappelijke aspecten, aan het ondernemen verbonden, op bevredigende wijze worden verant-woord, gaat uit van de vooronderstelling, dat de markt - ook voor de ondernemer zelf! - doorzichtig en openbaar is, en dat potentieel alle relevante schakeringen van het publiek in het aandelenkapitaal kunnen deelnemen.

Deze vooronderstellingen gaan thans niet op, en zo komen veel aspecten van het ondernemen maatschappelijk onvoldoende tot hun recht, ook - en vooral - ten nadele van de onderneming zelf. Er zijn verschillende oplossingen voor dit vraagstuk aan de hand gedaan. Veraart heeft dit element in de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie willen opnemen. Bij de huidige stand van de PBO is het niet te ver-wachten, dat deze oplossing tijdig soelaas zal bieden. Sanders wilde een V ennootschapskamer met het toezicht op het beleid belasten. Deze oplossing komt in strijd met het wezen van de ondernemingsgewijze produktie.

Ook de voorstellen-Verdam schieten in dit opzicht tekort, doordat het element der publieke verantwoording teloorgaat in de voorgestelde oplossing van het commissariaat, welke allereerst beoogt, vertegen-woordigers van de vakbonden invloed op het beleid toe te kennen. Heel duidelijk blijkt dit bijvoorbeeld uit de motivering van De Gaay Fortman:

'Ons maatschappelijk bestel wordt nu gekenmerkt door het bestaan van krachtige vakverenigingen en ondernemersorganisaties, die elkaar wederkerig als componenten van het maatschappelijk Ieven erkennen. De arbeidersvakbeweging heeft een zelfstandige functie bij de regeling van het bedrijfsleven op alle drie niveaus, waarop die regeling zich afspeelt: nationaal, in de bedrijfstak en in de onderneming. Dat behoort zijn weerspiegeling te vinden ook in het recht der naamloze vennoot-schap.'

Aandeel aan representant

In welke richting moeten wij de oplossing dan wel zoeken?

Nodig is allereerst de erkenning, dat in de publieke verantwoording van de uitkomsten van de onderneming een vraagstuk ligt, niet slechts passief (het ter verantwoording roepen, met sancties) doch ook actief (het wekken van publieke belangstelling voor leven en streven van het bedrijfsleven).

Langzaam groeit de overtuiging, dat het laatste niet zonder het eerste kan: wie niets wil vertellen, heeft ook niets te zeggen.

(25)

ver-gadering van aandeelhouders vormt in deze constructie het verant-woordingsforum van het kapitaal.

Zolang men blijft uitgaan van de NV zullen verantwoording en zeggenschap in dit orgaan moeten plaatsvinden.

Opname van representanten van algemeen belang, werknemers e.d., is best, doch dan moeten deze representanten zich als aandeelhouder in dienst van de onderneming stellen.

Deelneming in het aandelenkapitaal zal noodzakelijk zijn doch vormt geen bezwaar, want het gaat niet in de eerste plaats om de meerderheid in de vergadering; belangrijker is dat de stem gehoord wordt. Wij kunnen ons voorstellen dat vooruitstrevende ondernemingen reeds een begin maken door schenking van aandelen aan deze representanten juist met dit doel. Ondernemingen moeten immers blijk geven er prijs op te stellen deze groeperingen in hun midden te zien. Het zou de slagvaardigheid van de ondernemer in de vergadering zeker bevorde-ren. De vennootschapsjuristen zullen ongetwijfeld in staat zijn een dergelijke representant in de algemene vergadering meer institutioneel te maken, waarbij eventueel n:;kening moet worden gehouden met de ontwikkeling bij onze EEG-partners.

Daarnaast dienen natuurlijk de raden van commissarissen te worden verbreed. Zij moeten worden verrijkt met de ervaring ook uit andere kring dan alleen de ondernemerskring, als dit niet reeds nu het geval ZOU ZlJn.

Dirigisme of emancipatie

In een geheel andere richting gaat het plan van NKV en NVV gepubliceerd ·in Ruim Zicht van 13 maart 1968. Dit plan neemt het voorstel van de Commissie-Verdam over, waarbij de essentiele be-voegdheden (benoeming directeur, vaststelling jaarstukken) in handen van commissarissen worden gelegd.

Commissarissen zouden echter worden benoemd door speciaal uit de SER samen te stellen commissies, nadat 'belanghebbenden', o.a. de algemene vergadering van aandeelhouders, de directie, de bestaande raad van commissarissen, de ondernemingsraad en de vakbonden en/of vakcentrales zijn gehoord.

De arbeidscommissaris, zoals die naar voren komt in het rapport-V erdam, is dus al weer over boord gezet.

Een op deze wijze geconstrueerde ondernemingsvorm heeft in wezen niets meer te maken met de NV; op deze wijze zal de onderneming geheel ondergeschikt gemaakt worden aan ambtelijke beslissings-instanties.

(26)

emancipatie in staat stellen, via markten, als kapitaalverschaffer, als werknemer en als consument actief deel te nemen en invloed te oefenen op de richting van het ondernemingsbeleid?

Waar het dirigisme faalt kan men roepen om meer dirigisme, maar het kan ook zijn dat het inzicht weer rijpt in de onmisbare functie van werken, sparen, ondernemen en markt.

Waar overheidsbedrijven falen kan men roepen om meer overheids-bedrijven, die via overheidsbijdragen hun tekorten moeten dekken, maar men kan ook van mening zijn, dat wij juist terug moeten naar een gezonde tariefs- en investeringspolitiek bij deze ondernemingen. Wat willen wij via particuliere kapitaalsbesparing (al of niet uit 'spaarloon') financieren, wat uit belastingbronnen? Is de kapitaalvorming, die als voorwaarde voor groei in onze maatschappij van zo overwegend be-lang is, beter gediend bij een gedecentraliseerde huishouding door ondernemers, die op kapitaalvorming bedacht zijn, of bij een verdere collectivering van de ondernemingsleiding?

Zal de maatschappij van het koopmanschap en de creativiteit van de ondernemer profijt trekken of niet?

Dit zijn de vragen die ons moeten leiden bij de keuze waarvoor wij staan. Laten wij ons bewust zijn van het belang van deze zaak. 3/4

van ons nationaal vermogen is in ondernemingen geinvesteerd, 85°/o

van de belastingopbrengsten komt uit de onderneming.

De waarheid zal me niet gelukkiger maken, maar ik word ongelukkig als ik haar niet ontdek. Dat is waar.

J.

Goppel

Andre Kuyten

Politiek gezien is de afbrokkeling van de PvdA begonnen toen het streven van de partij naar gemeenschapsvoorzieningen een sterker accent kreeg dan het streven naar vergroting van inkomens en consumptie van de 'gewone man'.

(27)

Plaatselijke radio of regionale omroep?

De eerste plaatselijke radio kwam reeds in 1894 in Boedapest tot stand, toen de draad-loze omroep nog moest worden uitgevon

-den. Deze 'Telef6n Hirmond6', die - over de lijn - culturele agenda's, beurs- en-nieuwsberichten bracht via een toestel dat leek op onze telefoon, had niet minder dan 16.000 abonnees.

Ongeveer 30 jaar later zal de draadloze omroep deze functie overnemen in de vorm

zoals wij hem nu kennen. En ofschoon plaatselijke zenders, onder meer in Enge-land, Frankrijk, Tsjechoslowakije en de

K. van Dijk

V erenigde Staten aanvankelijk een bescheiden rol speelden, ontwikkelde dit nieuwe culturele communicatiemiddel zich tot 1940 voorallangs de lijnen van steeds sterkere concentratie. Het richtte zich als het ware op het 'wonder' van de overbrugging van de grote afstand: de wereld-omroep ontstaat; 'alle Menschen werden Bruder' .... en mede door de oorlog komen de internationale aspecten van de omroep veel meer naar voren dan de diensten, die dit medium kan bewijzen aan kleinere samenlevingen in stad, gewest of regio.

Eerst na de Tweede W ereldoorlog worden in kleinere land en als Nederland en Belgie initiatieven geboren voor plaatselijke en regionale omroepen. De belangstelling ervoor wordt in Nederland - voor zover het het verschijnsel nog niet kende - eerst levend, wanneer de functie van de geluidsomroep door de komst van de TV verandert.

In Belgie komen binnen het nationale verband van de BRT ge-westelijke zenders tot stand, die zowel bijzondere programma's uit-zenden voor het gewestelijk publiek, als ook algemene uitzendingen uit Hasselt, Gent of Kortrijk, die via Brussel worden ingepast in de nationale programma's volgens het systeem 'wij schakelen over', dat vele Nederlanders kennen van de Noord- en Westduitse TV.

In Nederland gaat het anders; in het bevrijde Groningen begon een aantal pioniers, daartoe in staat gesteld door het Militair Gezag, radio-programma's uit te zenden over het dan braakliggende draadomroep-net van de gehavende stad (april 1945). Een stap verder, en deze

(28)

programma's worden eveneens uitgezonden over de (militaire) hulp-zender te Ruinerwold (later: Hoogezand). De Regionale Omroep Noord, die tussen 18.00 en 20.00 zijn eigen programma's brengt op de ene steunzender van Hilversum II, is daarmee een feit.

In Zuid-Nederland, reeds bevrijd in september 1944, komt direct na aankomst van de bevrijders 'Radio Herrijzend Nederland' in de Iucht, die na enkele maanden een steunzender in Zuid-Limburg nodig blijkt te hebben. Deze ( eveneens militaire) hulpzender komt terecht in Beek, vlak bij Maastricht, van waaruit sedert december 1945 de eigen, ge-westelijke programma's worden uitgezonden onder dezelfde condities als in het Noorden.

Regionale programma's pasten wel in het kader van de omroep van het Militair Gezag (Herrijzend Nederland), wei in het systeem van Radio Nederland in Overgangstijd (RNIO), die onder Ieiding stond van dr. E. D. Spelberg, die zich de 'overgang' iets anders voorstelde dan hij zou worden. Zij pasten echter minder in de organisatie van de Nederlandse Radio Unie (d.i. een unie van omroepverenigingen), waar-in zich waar-in 194 7 de restauratie van het vooroorlogse stelsel voltrok. De regionale omroep in Nederland groeide zo tegen de verdrukking in, met ongunstige zendtijden, zwakke zenders en met programma's die een ander programma niet zelden onelegant moesten onderbreken. De gewesten bleken echter deze moderne belichting van hun eigen levens-stijl, hun cultuur via de omroep zodanig te apprecieren, dat rond de studio's van RON en ROZ geleidelijk aan twee nieuwe centra van omroepcultuur ontstonden waar amateurs, die daarvoor geen of slechts symbolische vergoedingen ontvingen, radioprogramma's in aile moge-lijke varieteiten wisten te scheppen, die vergeleken kunnen worden met de meeste produkties van Hilversum.

(29)

Sedertdien is met name in Noord-Oost veel gebeurd: achtereenvol-gens kreeg de

RONO

studiofaciliteiten in Leeuwarden en Enschede, omdat de 'produktie op afstand' duidelijk in.conflict kwam met het

be-ginsel van de decentralisatie, waarvan de regionale omroep juist de exponent is. Deze realisering maakte het uitzenden van interregionale schakelprogramma's mogelijk. De gewesten konden met elkaar praten:

'Gewesten in Nood', gei'ntroduceerd door Den Haag, was in 1967 het eerste voorbeeld. Uit de studio's Groningen, Leeuwarden, Enschede en Maastricht gaven de gewesten elkaar een beeld van hun actuele pro-blemen.

Een recent luisteronderzoek leert ons, dat de RONO een publiek heeft van ruim 700.000 personen, die ten minste eenmaal per week naar de programma's luisteren. Voor de ROZ is het overeenkomstige aantal rond 520.000.1 In Groningen en Limburg wordt het meest naar

regi-onale programma's geluisterd. Het zijn de gewesten, waar de regionale omroep nu reeds ruim 20 jaar goed wordt ontvangen. Dan volgen Friesland en Drenthe, die in het eerste decennium met ontvangstmoge-lijkheden hebben gekampt, en daarna met groot verschil Brabant en de oostelijke provincien, die Of niet Of nauwelijks een eigen streekpro-gramma hebben gekend.2

Dat onze regionale omroepen, ondanks het feit, dat zij slechts mogen zenden tussen 18.00 en 20.00 (de TV begint om 19.00), ondanks het feit ook, dat zij goeddeels werken met amateurs op krappe begrotingen, zoveelluisteraars aanspreken, is het beste bewijs, dat zij voorzien in een

grote behoefte, met name voor mensen uit de lagere opleidingsniveaus.3

Belangrijk is ook, dat zich rond de NRU-studio's in de periferie van het land groepen vormen van amateurs, die zich ontwikkelen tot vaste kernen, die in staat zijn uitzendingen van niveau voor de microfoon te brengen. V erscheidenen ervan werden reeds in de beroepsstaven van Hilversum opgenomen.

Met de samensteller van het 'plan voor plaatselijke radio' van D'66

geloof ik, dat deze omroep van groot belang is voor de lokale en regio-nale democratie: niet aileen snelle, op de streek afgestemde informatie (wegen, agenda's enz. enz.) maar ook effectieve hulp bij rampen, zoals bij een windhoos in Leek (1951) en de Zeeuwse ramp (1953), kunnen worden gegeven. Het mooiste voorbeeld is thans het programma 'Het

Noorden nu voor later', een door de minister van CRM gesteunde sa-menwerking tussen RONO en de volkshogeschool 'Allardsoog', waarbij regelmatig radio-uitzendingen de groepsgesprekken over de toekomst van de eigen streek in talloze dorpen en steden begeleiden.

Overigens heeft D'66, die vraagt om niet minder dan 16 plaatselijke zenders, en die kennelijk (men zie de paragraaf 'De situatie in Neder-land') van het bovenstaande geen weet heeft, wat anders op het oog dan wat wij in ons land aan regionale omroep reeds hebben. Hun

(30)

lijke radio lijkt meer op het voorbeeld van Boedapest uit 1894, al houdt hij dan rekening met de vorderingen sedertdien van de techniek. Zij zien ook een sterkere binding met de pers, die - omdat hun plaatselijke zenders onder meer uit reclame-opbrengsten mede worden gefinan-cierd - door deze radio-uitzendingen compensatie moet krijgen voor derving van advertentie-inkomsten. Een dergelijke samenwerking ach-ten ook wij zeer wel mogelijk. Zij duidt echter op een veel meer infor-matieve en 'amuserende' functie van de plaatselijke radio, terwijl de regionale omroep een andere grondslag heeft, het positief presenteren van het gewestelijk eigene, en van het algemene afwijkende, daarbij iedere schijn van 'folklorisme' vermijdend.

Overigens dient ook naar mijn inzicht nader te worden onderzocht, hoe het regionale bedrijfsleven van radioreclame via de regionale zen-ders mede zal kunnen profiteren, en hoe de r:!gionale dag- en nieuws-bladen nader bij de bestaande regionale omroepen kunnen worden betrokken.

Bepaald lichtvaardig oordeelt het D'66 rapport over de kosten van het plan: wanneer ik de op pag. 6 gegeven hoogste ramingen aanhoud, komt het inrichten van 16 plaatselijke zenders met studio's op 5,6 mln. De jaarlijkse exploitatie (met 4 eigen zenduren per dag) op 8,8 mln. Dat lijkt mij verschrikkelijk optimistisch. Als men kwalitatief niet wil onderdoen voor de NRU, zal men aileen voor een controlekamer per studio reeds moeten rekenen op een bedrag van 150

a

200.000 gulden per studio. En afhankelijk van de kwaliteit van de studio's zal een een-voudig optrekje met spreekstudio en (kleine) klankbeeldruimte varie-ren van circa

f

100.000,- (aanpassing aan bestemming van bestaande ruimten) tot 2

a

21/2 ton (werkelijke studiobouw). D'66 denkt de jaar-lijkse exploitatie van een zender plus studio te kunnen dekken met

f

27 5.000

a

f

550.000 per jaar. De huidige norm zou, bij 4 eigen zend-uren per dag komen op 365 x 4 x

f

625,-

=

f

912.500,-, waarbij de technische dienst niet is inbegrepen, en verder moet worden aangete-kend, dat de 'uurnorm' van

f

625,- in komende jaren niet meer is te handhaven. De jaarlijkse exploitatie van 16 plaatselijke 'radio's' zou dan ook niet op 8,8 mln., maar op minstens 15 mln. komen! Het komt mij voor, dat de voorlichting van D'66 nogal oppervlakkig is geweest. Immers ook het vragen naar (extra) plaatselijke zenders in Groningen, Twenthe en Maastricht lijkt nogal overbodig.

(31)

1. de mogelijkheden van regionale radio/tv-reclame;

2. de verhouding tussen regionale omroep en regionale pers;

3. de spoedige verwezenlijking van regionale TV (van regio, v66r regio);

4. de inbreng, vanuit de regiones in de landelijke programma's, daarbij uitgaande van de omschrijving, die art. 4 7 van de nieuwe Om-roepwet geeft van het begrip regio: stad, streek of gewest.

l. Continu programma onderzoek NRU/NTS, resp. jan. en maart 1968. 2. ibidem.

3. ibidem.

4. zie ACRO-plan (stencil), najaar 1967.

(32)

MEDEWERKERS IN VOGELVLUCHT

Mevrouw Mr. E. Veder-Smit werd geboren op 29 augustus 1921 te Kinderdijk. Stu-deerde rechten te Leiden en Utrecht. Van 1954 tot 1962 was zij lid van de Provin-ciale Staten van Utrecht en van 19.~8 tot 1962 wethouder van Zeist. Van het Dage-lijks Bestuur van de VVD was zij lid van 1963 tot 1967. Sinds 1966 is zij lid van de

gemeenteraad van Leeuwarden; met ingang van februari 1967 van de Tweede

Kamer.

Dr. K. van Dijk werd geboren op 21 augustus 1925 te Meppel. In 1944 behaalde hij

het einddiploma van het gymnasium a, studeerde rechten aan de Rijksuniversiteit te

Groningen, deed doctoraal in 1949, promoveerde in 1953 op het proefschrift

'Radio-Volksontwikkeling'. Van 1948 tot 1953 was hij reporter bij de radio-omroep Noord. Van 1949 tot 1955 was hij werkzaam bij het Sociologisch Instituut van de Rijksuni-versiteit te Groningen. Van 1958 tot 1963 was hij wethouder van Groningen. Aan de Rijksuniversiteit te Groningen en aan diverse andere akademien en cursussen is hij docent in de sociologic. Hij is voorzitter van het Drents Genootschap en van de Ne-derlandse Multiple Sclerose Stichting.

Mr. J. Goppel (54), studeerde in Amsterdam en is werkzaam in het bedrijfsleven. Hij is eerste penningmeester van de VVD, afdeling Amsterdam.

Hans Wiegel werd in juli 1941 in Amsterdam geboren, deed in 1959 eindexamen

gymnasium B in Hilversum, en studeert thans politieke en sociale wetenschappen aan

de Universiteit van Amsterdam. Sinds december 1961 is hij redacteur van 'De

(33)

De Prof Mr. B. M. Teldersstichting heeft de volgende geschriften ge-publiceerd:

1. Het huurvraagstuk, 1955

2. Mr. W. Koops, Federalisme, de Canadese varieteit, 1955

3. De publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in Nederland, 2e druk, 1958 4. Conjunctuurpolitiek, het strategische

punt voor een liberaal beleid, 1959

5. Het woningvraagstuk in een beslissende fase, 1959 6. Echtscheiding, 1960

7. De rijksuitgaven, een terreinverkenning, 1960 8. De rijksuitgaven II, begroting en werkelijkheid, 1962

9. Open ondernemerschap, de groei van de onderneming en het ven-nootschapsrecht, 1962

10. Het ziekenfondswezen in Nederland, ontwikkeling

en perspectieven, 1963

11. Huidig en toekomstig kwekersrecht, een momentopname, 1964 12. Ontwikkelingen in de sociale verzekering, 1965

13. Het economisch beleid op middellange termijn, 1965 14. Ziekteverzuim, arbeidsschaarste en personeelsbeleid, 1966 15. Verbroken Evenwicht - een reactie op de voorstellen van een

meerderheid uit de commissie-Verdam

16. Het eigen risico in de ziekenfondsverzekering, 1967 17. Ruim Baan, 1967 f 1,90 f 8,-f 5,-f 0,60 f 1,50 f 6,-f 2,50 f 2,75 uitverkocht f 10,-f 2,75 f 1,50 uitverkocht f 2, -f 2,50 f 2, -f

9,-Al deze geschriften zijn uitgegeven door Martinus Nijhoff te '

s-Graven-hage en zijn in de boekhandel verkrijgbaar.

(34)

N.Y. W. A. HOEK's

MACHINE· EN ZUURITDFFAIRIEI

SCHIEDAM

HAVENSTRMT 19 - TELEFOON (010) 69061

H.D. COMPRESSOREN

APPARATEN VOOR

AUTOGENE

METAALBEWERKING

ZUURSTOF

STIKSTOF

GECOMPRIMEERDE LUCHT

Karl Jaspers,

Nathalie Sarraute,

Arnold Toynbee en

Theodor Eschenburg

Worden wij wei JUIST voorgelicht?

Massamedla en hun publlek

Worden wij wel juist voorgelicht? Een.vraag, die in deze tijd van massacommunicatie en massamed.ia aile aandacht en overweging verdient. Krijgen wij eigenlijk wei te weten wat wij behoren te weten? Vier auteurs van wereldnaam geven hierop hun antwoord.

vertaling: Job. Winkler prijs f 6,50

(35)

W at is Liberaal Reveil?

Lees wat Hans Wiegel bierover zegt in

EEN PAR TIJTJE LI BRE

Niet iedere liberaal zal in dit boekje zijn idee van bet

liberalisme weerspiegeld zien, maar ieder zal bet erover eens

zijn dat bet tijd werd dat ook bet liberalisme

een pleitbezorger kreeg.

f

3,95/Verkrijgbaar in de boekhandel

Nijgh

&

Van Ditmar

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

dat de staatsinrichting een onderdeel is van de geschiedenis als vak ( er is ook wel eens sprake van geweest staatsinrichting als onderdeel van de aardrijkskunde

Het citaat van Pisani aan het begin van dit artikel, en zijn verzekerin g aan Duinkerken, dat vanwege de industriele ontwikkeling van deze stad en zijn

De oplossing van Van den Bergh heeft dus een duidelijk centralise- rende tendentie, ook al hierom, omdat er in zijn gedachtengang onge- twijfeld meer provincies

lectieve voorzieningen een zekere taak- stelling nuttig acht, doch deze voor het particuliere bedrijfsleven verwerpt, had zij de grenzen van de taakstelling wat

tracht. Het grootste gevaar is dat van eenzijdigheid. Aileen medisch-hygienische voorlichting kan leide n tot snellere be- volkingsgroei en vertraging van de

wikkelingsland. Het liberalisme staat voor de uitgebreide taak verstarring, absolutering en vooral geforceerde oplegging van normen die de vrijheid bedreigen, met beslistheid

derlandse maatschappij, ook gezien als dee! van de gehele vrije wereld. Het be- Iweft geen betoog dat een dergelijk werk- program periodiek herzien dient te

Het verplichte lidmaatschap en de fondsen werken wat dit betreft averechts uit, want zowel het verplichte lidmaatschap als een fonds dwingt of lokt mensen binnen