• No results found

1. Langere vraag over de theorie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "1. Langere vraag over de theorie"

Copied!
27
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1. Langere vraag over de theorie

a) Beschrijf in detail het opladingsproces voor een condensator die in serie wordt geschakeld met een gelijkspanningsbron en met een

weerstand (de inwendige weerstand van de gelijkspanningsbron mag verwaarloosd worden). Wat is de tijdsconstante van het opladings- proces voor deze RC-keten? Toon aan dat er behoud van energie is bij het opladingsproces.

b) Beschrijf in detail het ontladingsproces voor een condensator die in serie wordt geschakeld met een weerstand Wat is de tijdsconstante van het ontladingsproces voor deze RC-keten? Toon aan dat er ook bij het ontladingsprces behoud van energie is.

Deze eerste vraag peilt naar het “kennen” van de leerstof.

Het antwoord is dan ook direct terug te vinden in de be- treffende PowerPoint presentatie.

(2)

Oplading van een RC-keten

• In een gelijkstroomketen met een weer- stand en een condensator in serie, zal de stroom variëren in functie van de tijd.

• Wanneer de keten wordt gesloten met de schakelaar S op tijd t = 0, begint de con- densator op te laden.

• De condensator blijft opladen totdat hij zijn maximale lading Q bereikt:

• Wanneer de condensator volledig is opgeladen, valt de stroom in de keten opnieuw naar nul.

Q C

ε

(3)

• Op het moment dat de schakelaar gesloten wordt, is de lading op de condensator gelijk aan nul.

• Naarmate de platen van de condensator worden opgeladen, zal het potentiaalverschil over de condensator toenemen.

• Eens de maximale lading bereikt, zal de stroom in de keten terug gelijk aan nul worden.

→ Het potentiaalverschil over de condensator is dan in grootte gelijk aan het potentiaalverschil over de polen van de batterij (“open kring”).

• Tweede regel van Kirchhoff toepassen voor de gesloten lus levert:

→ Dit is een differentiaalvergelijking voor q(t).

Oplading van een RC-keten, vervolg 1

) 0 ( )

0 ( )

) (

(      

dt

t q R d

C t R q

t C I

t

q

(4)

• We kunnen deze differentiaalvergelijking oplossen door “scheiding van de veranderlijken”:

• Vervolgens integreren we beide leden van deze vergelijking tussen t = 0 en de tijd t waarop de lading op de condensator de waarde q heeft bereikt:

• Om q(t) te vinden nemen we dan de e-macht van beide leden en kij- ken ook nog na of de oplossing voldoet aan het feit dat voor heel gro- te tijden de lading op de condensator gelijk wordt aan .

Oplading van een RC-keten, vervolg 2

Q C

ε

0 0

1 ln

q t

d q q C t

q C RC dt C RC

ε ε ε

  

      

   

 

C R

t d t

q C

t q d t

d t q d RC

t q RC

C     

( )( )

) 0 ( )

(

(5)

• De tijdsafhankelijkheid van de lading op de condensator wordt dan uiteindelijk:

• Afleiden naar de tijd levert de tijdsafhankelijkheid van de stroom tijdens het opladen:

• We definiëren dan de tijdsconstante τ voor de RC-keten als

Oplading van een RC-keten, vervolg 3

τRC

 



 

 



 

RC

t RC

t

e Q

e C

t

q

1 1

 

e RCt I

t

e RCt

t R I

 

0

(6)

• De tijdsconstante τ = RC komt overeen met de tijd die nodig is om de lading te verhogen van nul tot 63.2% van de maximale lading, dit is tot . Gedurende diezelfde tijd is de stroom geredu- ceerd met een factor 1/e, dit is tot 36.8% van zijn initiële waarde (zie ook voorbeeld 26-11).

• We kunnen ook berekenen hoeveel energie de emk-bron heeft gele- verd tijdens het opladen:

• Uit hoofdstuk 24 weten we wat de energie is die opgeslagen zit in de condensator:

Oplading van een RC-keten, vervolg 4

emk

2 emk

0 0 0

U Q Q

U

dU

ε

dq

ε

dq Q

ε

C

ε

2

C 2

U C

ε

e

C

Q

11/

(7)

• Er werd ook energie gedissipeerd in de weerstand:

• De energie geleverd door de emk werd netjes verdeeld over de weerstand en de condensator !

E

warmte

Oplading van een RC-keten, vervolg 5

2

R 2

U C

ε

 

R 2 2

2 2

2

0 0 0 0

2 2

2 2

0 0

e

e e

2

U t

RC

t t

RC RC

dU dt I R dt I R R

R dt RC

R R

P ε

ε ε

  

 

 

  

 

 

   

emk C R

UUU

t d e

R R

RC t 2 2

2

(8)

• We bekijken ook nog de grafische voorstelling van de tijdsafhanke- lijkheid van het potentiaalverschil over de condensator en de stroom in de keten:

Oplading van een RC-keten, vervolg 6

(9)

Ontladen van een RC-keten

• Een opgeladen condensator met initiële lading Q kan opnieuw worden ontladen.

• We tonen hierna aan dat het ontladen ge- beurt met dezelfde tijdsconstante τ = RC als het opladen.

• Ook hier passen we de tweede regel van Kirchhoff toe voor de gesloten lus:

C R

t d t

q t q d C

t q t

d t q R d

t d

t q t d

C I t R q

t I

) (

) ( )

( )

(

) ) (

( met

) 0 ) (

(

(10)

• We integreren tussen tijd nul en tijd t. In dit tijdsinterval vermindert de lading van Q tot q(t):

• Voor de tijdsafhankelijkheid van de lading krijgen we dat

• Dit levert dan voor de tijdsafhankelijkheid van de stroom dat

Ontladen van een RC-keten, vervolg 1

C R

t Q

q C

R t d q

q

d t

t q

Q

 

 

 



 

 

 ln

0 )

(

RC t

e Q t

q ( ) 

RC t RC

t

e t

I C e

R Q t

d t q t d

I   ( )   (  0) )

(

(11)

• Bij t =

= RC is de lading gereduceerd tot 0.368 Qmax. Met andere woorden, de condensator heeft dan 63.2% van zijn initiële lading verloren.

• De energiebalans van de RC-keten geeft dan dat

• De energie die oorspronkelijk opgeslagen was in de condensator, wordt bij het ontladen door de weerstand omgezet in warmte.

Ontladen van een RC-keten, vervolg 2

R 2 2 2

2

2 2

0 0 0 0

2

e 2

2

t U

RC

R

Q R Q

dU dt I R dt

R C C

U Q

C

P

   

 

   

dt 2QC2

(12)

• We bekijken ook nog de grafische voorstelling van de tijdsafhanke- lijkheid van het potentiaalverschil VC over de condensator die ont- laadt [V(t = 0) = V0].

Ontladen van een RC-keten, vervolg 3

(13)

2. Oefening

(14)

elektron

kathode (V = 0)

anode ( V0)

(15)

a) Zoals bij de standaard situatie voor de condensator met vlakke pla- ten zal het elektrisch veld loodrecht staan op de platen, maar het veld zal nu niet constant zijn en variëren met de positie x tussen de platen. We kunnen gebruik maken van de wet van Gauss waarbij we als Gaussisch oppervlak een cilinder nemen die een van de platen doorboort. Er is dan enkel een bijdrage aan de elektrische flux van het cirkelvormig deel van de cilinder met oppervlakte S dat ligt tus- sen de platen en loodrecht staat op de as van de cilinder:

 

 

 

 

 

 

 

 

 

0 0

0 0

0

) ( )

(

) (

dx E x

dx S S x

E

dV Q x

S Q E

d

ing ing

E

E A

We maken dan gebruik van het verband tussen E en V en vinden dat

0 0

2

2

( )

  

 

 

x dx

x d

d x

d E d x

d

V

d

(16)

b) Om de snelheid v(x) te bepalen voor een lading q als de variatie V(x) gekend is, maken we gebruik van het behoud van energie:

m v qV

v V m

q 2

2

2

 

c) Om de relatie tussen ρ en v te vinden bij constante stroom I, maken we gebruik van het gekende verband tussen de lading Q, het volume V en de ladingsdichtheid ρ:

v A e n v

A I

t d

x A d

t d

q A d

x d q

d V

Q

d) De hiervoor gevonden resultaten kunnen we dan gebruiken om een differentiaalvergelijking voor V(x) te bekomen en dit voor het alge- meen geval dat we te maken hebben met een bewegende lading q:

(17)

2 / 1 0

2 2

0 0

0 2

2

2

2

q V m A

I x

d V d

V q m A

I v

A I x

d V d

e) Eerst berekenen we de tweede afgeleide van de opgegeven gede- tailleerde vorm van de oplossing voor V(x):

3 / 2 3

/ 1 2

2 0

2 2

2

3 / 1 3

/ 1 2

2 0

2 3

/ 4 3 / 1 2

2 0

2

9 4 32

81

3 4 32

81 32

81



 

 

 

 

 

 

 

 

q x A

m I x

d V d

q x A

m I x

d V x d

q A

m V I

(18)

De opgegeven oplossing en de berekende twee afgeleide vullen we dan in in de differentiaalvergelijking die we hiervoor vonden (zie d)):

q m A

I q

A m I

q x A

m I q

m A

x I q

A m I

2 9

4 32

81

32 81 2

9 4 32

81

0 2

/ 1 2

2 0

2

3 / 2 6

/ 1 2

2 0

2

0 3

/ 2 3

/ 1 2

2 0

2

 

 

 

 

 

 

 

 

We kunnen makkelijk narekenen dat altijd voldaan is deze laatste verge- lijking. We bekomen vervolgens het gevraagde verloop van ρ tussen de platen van de condensator door de opgegeven verkorte vorm van de op- lossing voor V(x) in te vullen in het bekomen resultaat voor deel a) van de oefening:

3 / 2 3

/ 4

0 0 2

2

0

9

) 4

(     x

d V x

d V

xd

(19)

Tenslotte bekomen we het gevraagde verloop van v tussen de platen van de condensator door de opgegeven verkorte vorm van de oplossing voor V(x) in te vullen in het bekomen resultaat voor deel b) van de oefening:

( )

1/2

2

0 2/3

2 )

( ) 2

( 

 

 

d

x m

V x q

m V q m

x V x q

v

Nog wat extra toelichting bij het bekomen resultaat voor V(x) (zie deel e) van de oefening): het elektrisch veld E(x) varieert evenredig met dV/dx en we vinden dan dat E(x) evenredig met x1/3 varieert. Dit bevestigt dat bij het vloeien van de stroom I het veld ter hoogte van de linkse plaat van de condensator inderdaad naar nul valt!

(20)

3. Vier kortere vragen

1. Onderstaande figuur toont de zogenaamde brug van Wheatstone die toelaat om een onbekende weerstand te bepalen met behulp van drie gekende weerstanden R1, R2 en R3 waarbij R3 regelbaar is. Als de brug in evenwicht is, dit is als de stroommeter geen stroom detecteert bij het sluiten van de schakelaar S, dan wordt de onbekende weer- stand Rx gegeven door het verband Rx = (R2 R3)/R1. Maak gebruik van de regels van Kirchhoff om aan te tonen dat dit inderdaad het ge- val is.

(21)

• Als de brug in evenwicht is loopt er geen stroom tussen de punten B en D zodat VB = VD. Hieruit volgt dan dat het potentiaalverschil VBVA gelijk is aan het potentiaalverschil VD – VA. We hebben daarnaast ook dat het potentiaalverschil VC – VB gelijk is aan het potentiaalver- schil VC – VD.

• Door toepassing van de wet van Ohm krijgen we dan volgende vergelijkingen:

• Hierbij hebben we gebruik gemaakt van het feit dat dezelfde stroom I1 loopt door de weerstanden R1 en R2 en dat dezelfde stroom I3 loopt door de weerstanden R3 en Rx. Uit de twee bovenstaande vergelijkin- gen leiden we het gezochte resultaat af:

3 3 3 3 2 3

1 2 3

1 1 1

x x

R I R I R R

I = R = R I R

RR   R

1 1 3 3 en 2 1 x 3

R I = R I R I = R I

(22)

2. Een deeltje met een lading gelijk aan 100 µC beweegt in rechte lijn naar een ander deeltje met een lading die eveneens gelijk is aan

100 µC en dat op een vaste positie wordt gehouden. Op het moment dat de afstand tussen de twee deeltjes 1.0 m bedraagt, is de kineti- sche energie van het bewegende deeltje gelijk aan 10 J. Wat is de afstand tussen de twee deeltjes op het moment dat de snelheid van het bewegende deeltje minimaal is?

a. 1.8 m b. 0.45 m c. 0.9 m

d. oneindig groot e. 0 m

Mijn antwoord: c = 0.9 m

(23)

Mijn verantwoording van het gekozen antwoord:

• We maken gebruik van het behoud van energie (= kinetische ener- gie + potentiële energie) en vergelijken de situatie in het begin (af- stand tussen de deeltjes bedraagt 1m) met de situatie als het bewe- gende deeltje tot stilstand is gekomen, dit is vlak voor het moment dat het van het stilstaande deeltje begint weg te bewegen (dan be- reikt de afstand tevens zijn minimale waarde):

• Zowel de kinetische energie mv02/2 = 10 J als de afstand r0 = 1m en de lading q = 10-4C zijn gegeven. Uit bovenstaande vergelijking vinden we dan dat de totale energie 100 J bedraagt. Hieruit kunnen we de minimale afstand rmin berekenen en we vinden hiervoor dan oplossing c.

min 2

0 2 2

0

0

energie 2 totale

r q k r

q k v

m

e e

(24)

3. Het “punteffect” kunnen we begrijpen door te berekenen hoe het elektrisch veld afhangt van de straal voor twee geladen metalen sferen met respectievelijke stralen r1 en r2 die door een metalen draad met mekaar zijn verbonden. Bereken de verhouding tus- sen de elektrische velden aan het oppervlak van beide sferen.

• Het “punteffect” komt er op neer dat voor het oppervlak van een me- taal het elektrisch veld het grootst wordt waar de kromtestraal lokaal het kleinst is (aan scherpe punten).

• Voor een metalen sfeer met straal r en lading Q wordt de potentiaal van het oppervlak gegeven door

r V Q

40

(25)

• De twee elektrisch verbonden sferen met verschillende straal r1 en r2 (zie figuur) bevinden zich op dezelfde potentiaal zodat voor de la- dingsdichtheden σ en voor de elektrische velden E geldt dat:

Hierbij hebben we gesteund op het feit dat het elektrisch veld van een sfeer met ladingsdichtheid σ gegeven wordt door E = σ/ε0.

1 2 2

1 2

2 1

1 en

r r E

r E

r   

(26)

4. Het elektrisch veld in het getoonde gebied wordt gegeven door E = (8i + 2yj) N/C waarbij y in meter is. Wat is de grootte van de elektrische flux door het bovenvlak van de kubus in de

figuur?

a. 90 N·m2/C b. 6 N·m2/C c. 54 N·m2/C d. 12 N·m2/C e. 126 N·m2/C

Mijn antwoord: c = 54 N·m2/C

(27)

Mijn verantwoording van het gekozen antwoord:

We gebruiken de definitie van de flux van het elektrisch veld:

 

/C m N 54 m

9 C / N 6 2

2

2 8

2 2

 









z d x d y

z d x d y

z d x d d y

E

E E A i j j

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Uit de symmetrie van het probleem volgt dat het door de stroom gegene- reerde magneetveld enkel een component volgens de z-as kan hebben (denk aan het veld veroorzaakt door een

• De platen van de condensator met evenwijdige platen die een opper- vlakte A hebben en die zich initieel op een afstand x i van mekaar be- vinden, worden tot op een afstand x f

Uit de symmetrie van het probleem volgt dat het door de stroom gegenereerde magneetveld enkel een component volgens de z-as kan hebben (denk aan het veld veroorzaakt door een

• We maken gebruik van de wet van Gauss die een algemeen verband uitdrukt tussen de netto elektrische flux doorheen een gesloten opper- vlak (Gaussisch oppervlak) en de totale

Uit de symmetrie van het probleem volgt dat het door de stroom gegenereerde magneetveld enkel een component volgens de z-as kan hebben (denk aan het veld veroorzaakt door een

We kunnen hier gebruik maken van de voorwaarde voor destructieve interferentie die optreedt bij reflectie van lichtgolven door de boven- en de onderkant van een dunne film

weerstand (de inwendige weerstand van de gelijkspanningsbron mag verwaarloosd worden). Wat is de tijdsconstante van het opladings- proces voor deze RC-keten? Toon aan dat er

Toon aan dat de energie die dan in de weerstand R wordt gedissipeerd, gelijk is aan de energie die in de spoel met inductantie L opgeslagen zat wanneer de schakelaar zich in