De meeste respondenten kunnen zich vinden in het besluit. Een respondent is van mening dat de samenwerkingsrelatie en de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de klinisch technoloog en andere beroepsbeoefenaren voldoende zijn verankerd in de toelichting op het besluit maar onvoldoende in de tekst van het besluit zelf tot uiting komen. De samenwerkingsrelatie en verantwoordelijkheidsverdeling zijn zowel in het besluit zelf als in de toelichting beschreven.
De samenwerking staat verwoord in artikel 4, derde lid en in artikel 5, tweede lid, onder e.
Daarnaast vormen de van richtlijnen afgeleide protocollen, genoemd in artikel 5, derde lid, het juiste medium voor een uitwerking van de samenwerking en verantwoordelijkheidsverdeling tussen de klinisch technoloog en andere beroepsbeoefenaren. Een verdere uitwerking in de artikelen van het besluit is dan ook niet de aangewezen plek.
Daarnaast geeft deze respondent aan dat onvoldoende helder was wat complexe technische- medische handelingen zijn en in hoeverre zelfstandige bevoegdheid wordt begrensd door de mate van genoemde complexiteit. Alsmede werd opgemerkt in hoeverre complexe medisch- technische handelingen gangbaar zijn, daar waar sprake is van de ontwikkeling van nieuwe diagnostische methoden en behandelingen. Deze vragen hebben geleid tot verduidelijking van de toelichting op genoemde punten.