VI
Het schoolkind (1)
Als
hetkind
naar school gaat, dan heeft hetal
heel veel gehad.Dan heeft de Heere
het al
verscheidenejaren
gespaard. Dan heeft de Heere datkind al
gebeden om zich met Hem te laten verzoenen.Dan
heefthet kind
een vader gehaden
een moeder,die voor
hetkind
zorgden, zoalswe
gezien hebben. Een vaderen
moeder dievoor hun kind de
Heere aangelopen hebbenals
een waterstroom, zoals GodsWoord dat uitdrukt.
Dan weethet kind, dat
vader de Heere gesmeektheeft om hun kind tot
Godskind te
maken, on- danks alles. Dan heeft hetkind
een moeder gehad. Een moeder vanwie
gezegd mochtworden, "zij wierp mij
reedsop U, in
barens-smarte".
Als we
datniet
gedaan hebben,wat
hebbenwe
dan veel durven verzuimen.Wat
zullenwe
dante
verantwoorden hebben in die Dag der dagen. Dachtu
dat, alser
enig besef, het minste besefvan de
eeuwigheidin
onzeziel
leefde,we
deze zaken verzuimd zouden hebben.Dan heeft het
kind
ondervonden, dat vaderniet
alleenvoor zijn
carrièrewerkte, dat het niet
alleenom zijn
toekomstging in dit leven. Dan
weethet kind, dat
vaderhet
Aangezicht des Heeren gezocht heeft, ook voor hem en ook met hem. Dan weet het, dat als vader datniet
kon vinden, dat dan toch de afgrond geroepen heefttot
de afgrond. Dan heeft hetkind
een moeder gehad, diehet
niet alleen verzorgde, maardie voor het kind tot de
Heereriep.
Wee ontzeÍ, alswij
als ouders datniet
gedaan hebben.Het is
ons kind.Ons eeuwigheidskind.
Het
zalwat zijn voor
ons als ouders, als wedit
verzuimd hebben. En dan kunnenwe
zeggen, weer zeggen: "Jamaar...",
zoalswe altijd
doen. Maar eens zaldat Ja maar'er
nietmeer zijn. Zo
goedgelet op de dingen van dit tijdelijk
leven.Aangelopen als een waterstroom
Vergelijk Ps. 34:3 ber.
Vergelijk Ps. 22:5 ber.
Fen 'thuis'
Gehoor- zaamheid
Hnr
scnoouctNpGekeken wanneer het kind voor het eerst lacht, voor het eerst
zit
en dat misschien opgetekend, alsof dat het belangrijkste was. Bád hetkind. De
Schotse martelaar James Renwick vouwdezijn
handen inde wieg.
Smeek daarom.
Eénkeer. Alt[d. Er zijn
andere zaken dan die vandit tijdelijk
leven.Ons kind
groeideop. Wat
gingenwe toch gemakkelijk
samen een avonduit.
Naar behoorlijke dingen, datwel.
Zou het zo gemak-kelijk
gegaanzijn, als we enig
besef haddenvan de
eeuwigheid.Dan wordt
een oppasniet zo
vanzelfsprekend.Dan hoeft
moederniet,
zodra hetkind
wat opgroeit, weer aan hetwerk
buitenshuis te beginnen.Dan
zal ze aanwezigzijn,
als het kinder is.
Heeft ze danniet
genoegte
doen.Moet niet
alles gedaan worden.Heeft ze
niet genoeg aan haarkind. Zou
datkind bij
het opgroeien niet beseffen dater
eenwezenlijk
verschilis
tussen de moeder dieuit
noodzaak buitenshuis gaat werken ende
moederdie het
doetom wat bij
te verdienen voor extra luxe.Het kind moet een 'thuis'
gehad hebben.Een 'thuis'
hebben.Geleefd hebben
in
een kamer,die voor het kind
een geschiedenis bevat. Waar de dingen aanwezig waren, waarmee het speelde. Waar bepaalde dingenhun
vaste plaats hadden. Waarhet
een sfeer van vertrouwdheidvond. Het kind
moet ouders gehad hebben met wiehet
samen gegetenheeft. Niet
een vaderof
moederdie
onder het boodschappen doen hetkind
eenbolletje in
de hand stopt en het zode maaltijd verschaft. Het schoolkind moet zrjn
herinneringen hebben. Herinneringen aan de oudersin
die periode. Herinneringen ook aan het huis waar het woonde. Aanwat
moeder deed, aan wat vader deed. Aan wat ze samen deden. Gebondenheid er aan.In
dezetijd heeft het kind
onderwezen gekregenwat
gehoor- zaamheidis,
want het was een kind dat opgevoed moest worden. En hoe kaner nu
sprakezijn
van opvoeding, alshet niet heeft
leren gehoorzamen; alser
geen gezag uitgeoefendis in het
gezin; als er alleen maar toegeeflijkheid heeft geheerst. Toegeeflijkheid, die menvoor
liefdehield. Het
kind heeft moeten leren gehoorzamen, omdat vader en moederdat zelf
geleerd hebben. Gehoorzamen omdat er dingenzijn
die veruit
gaan, volkomenuit
gaan boven de dingen diehet
aanschouwde.Het moet
geleerd hebbendat er
normen zijn, waaraan vader en moeder zich onderworpen hebben en waaraan hetkind
zich moet leren onderwerpen. Waar vader en moederzich
aan184
Hnr scnootnup
onderworpen hebben om dat ze niet hun eigen meester en meesteres
zijn. Normen, waar het kind
aanmoet
gehoorzamen, omdat het kind het nietvoor
zichzelfte
zeggen heeft. Gehoorzamen omdat het een schepselis.
Omdat dat de grootste blijdschapis,
enhet
"hoog bevel van den Heere der heren". Ook gehoorzamen omdat vader en moederover hem
gesteldzijn. Dat moet het kind
reeds geleerd hebben alshet
naar school gaat.Dat
moetde
schoolhet kind
niet behoevenbij te
brengen.Dat
doet het gezin.En
weer zeggen we:"Ja
maar...' Dat zullen we net zo lang
ze5gen,tot het van
vooronze
monden weggestormdwordt. Dan zullen we zien, dat
we logen,altijd
weer.Stilstand
en bewegingWe
willen in dit
gedeelte uitgaan van het eenvoudige tekeninge-tje
hieronder.Wat is er
de bedoeling van. We zienwat
horizontale streepjes afgewisseldmet wat verticale krabbels. Het
volgende horizontale streepje staat iets hoger dan het voorgaande.Zo is
het steeds. We zouden dat kunnen voortzetten. Die horizontale streepjes worden van elkaar gescheiden doorgrillige,
verticale streepjes.Vergelijk:
Ps. 9915 ber.
Ps. 81:4 ber.
We
willen
metdit
tekeningetjeduidelijk
maken, dat elkeontwikke-
Rust en onrustling
twee momentenkent.
Steedswordt
een periode vanrust
afge- wisseld met een periode van onrust.Als
we dan delijn
als zodanig zien als een bepaalde menselijke functieof
als een bepaald vermo- gen van de mens, bijvoorbeeldhet leren,
danvalt
onsop, dat
de ontwikkeling van die functie van links naar rechts, steeds onderbro-\
Rustperiode / IntegratieDesintegratie
lntegratie
Hnr
scuoorruNoken
wordt
en toch voortgaat. Voortgaat op een hoger plan.De
ont-wikkeling
van de mens en vanzijn
verschillende functies, verloopt schoksgewijs. Hoe komt dat.We
nemenhet
leren als voorbeeld.De lijn zelf
beduidt dan het leren.Er is
iets geleerd.We
zoudenin
plaats vanover het
leren, het ook kunnen hebben over het beleefde, het ondervondene, het er- varene. Het horizontale streepjewijst
dan op een periode van rust,van stabiliteit en gelijkmatigheid, van stilstand in het leren. Er wordt
niet iets nieuws geleerd.Dan volgen er
grillige,
op en neer springende, verticale strepen.Die
betekenen een periode van onrust, vanverwarring,
van wanor- de. Iets nieuws, van hoger orde dient zich aan. Daardoorwordt
het oude overhoop gehaald.Een tijd van
desoriëntatietreedt in.
Het geleerdewordt betwijfeld, komt
onderkritiek te
staan.De
dingenblijken toch
anderste zijn
dan eentijdlang werd
gedacht. Ogen-schijnlijk wordt
er nu niets geleerd. We zouden kunnen zeggen: een periodevan rust in het leren, wordt
afgewisseld met een periodevan onrust, van
desoriëntatieen
desintegratie,waarin alles
over- hoop gehaaldwordt.
We kunnen zeggen; dat is jammer. Is hetjam:
mer. Zou
hetniet zo zijn
dat deze onrustperiode, deze periode van desintegratieen
desoriëntatieniet
een absolute voorwaardeis
omooit
verder te komenin
deontwikkeling. Door
het nieuwe, dat van een hogere ordeis,
ontstaat er chaos. Maaruit
die chaos vormt zich langzamerhand weer een nieuwe eenheid. Zonder desintegratie, zon- der perioden van onrust, staat de ontwikkeling dus stil.En als we dan tot een
vernieuwdeintegratie
mogen komen, breekt er weer een periode van rust en stabiliteit aan. En die perio-de van
stilstandin het
geleerde heeftook
waarde.Die
periode isjuist
noodzakelijk, onmisbaarvoor het
latenbeklijven
vanhet
ge-leerde, voor het
verwerkenvan het
geleerde.Het
geleerde moettoch ook
overdacht worden, doordacht worden.Er wordt
mee ge- oefendop allerlei wijze. De rivierbedding
verbreedtzich als
hetware. Er vindt niet
zozeer een diepere,maar meer
een bredere doordenkingplaats. Veel
feitelijkhedenkrijgen hun
plaatsin
hetnieuw
geleerde.De groei is er uit. De ontwikkeling is als
eenvolgroeide vrucht die rijpt. En
daarna?Wat rijp is, is nabij
deverdwijning.
Nieuwe onrust kondigt zich aan. Iets wezenlijk nieuws werpt plotselingof
langzamerhand de enigetijd
door ons gekoester- de eenheidomver. En
de gehele cyclus herhaaltzich. Zo
wisselen186
Hzr
scaoou<twoperioden
van rust en onrust, van
integratieen
desintegratie zich steedsaf. Bij
een'normale'
ontwikkeling kandit
zich geruimetijd voortzetten. Steeds weer: integratie, desintegratie,
vernieuwde integratie, desintegratie, enzovoort.En als we dan die verschillende integratieniveaus, de horizontale streepjes, bezien,
zien we gelijk dat de
vernieuwde integratie op steeds een hoger niveauuitkomt.
De tweede integratieis rijker
dan de eerste, en de derde weerrijker
dan de tweede.De
vernieuwde integratie omvat vaak meer dimensies dan devorige. En
danblijkt ook tegelijk, dat zowel de
periodenvan integratie, als die
van desintegratie,niet
gemist kunnenworden. De
periode van onrust, van desintegratieis
nodigom
hogerop,om
verderte
komenin
deontwikkeling, want de
integratieals
zodanig brengt ons geen stap verder.De
voortgangvindt juist
vaak plaatsin
de onrustperioden.Dat
blijkt
ookuit
de tekening. Na degrillige
verticale strepen, staathet
horizontale streepjeop
eenhoger
niveau danhet vorige.
De desintegratieis
dus zekerpositief te
noemen, alser
tenminste een periode van integratie opvolgt.
Want de integratie kan evenmin als de desintegratie gemist worden. De perioden vanrust,
van integra-tie, zijn
noodzakelijk voor het vast zetten van het nieuw geleerde.Zo
geeft de ontwikkelingscurve schoksgewijstoch
een toenamete zien. Er is in de ontwikkeling van de
menselijke vermogens,eigenlijk nooit
sprakevan
een alsmaar doorgaande, stijgendelijn,
van een
lijn
zonder onderbreking.Er
zou geen voetstapzijn,
die be-klijft. Zo
is het in de ontwikkeling van kindtot
mens, van zuigelingtot
volwassene.Zo is het in elk opzicht. Zo is het
metalles.
Hetwildbraad is niet zo
spoedig geschoten.Elke functie kent zo
haartijden
van groei en van stilstand.Er
komt echter ook eentijd in
het.leven, dat de
integratie steedsop
een lager niveau gaat plaatsvin- den.Dat is natuurlijk
een ontzaglijk probleem. Dan gaat de wereld ons ontglippen. Ze overweldigt ons,wordt
onbeheersbaar, daardooronveilig,
beangstigend.Er
kan ook een zekere berusting optreden.We
namenals
voorbeeldhet leren. We
moeten dan bovendien bedenken, datalle
leren slechts een schaduw, een afschaduwing is van het wezenlijke leren: het leren dat de Heereuit
genade schenkt.Heeft het
lerenniet
dèzestructuur: als er als
een onuitsprekelijk wonder iets geleerd mag wordenvan 's
Heeren wegen,volgt
daarDesintegratie en integratie beide nood- zakelijk
Vergelijk Gen.27:20
Een af- schaduwing
Alles wordt nieuw
Hnr
scnoorruNodan ook niet op een
tijd
van stilte, eentijd
van betrachten;in
zekerezin
eentijd
van oefening van het ontvangene.Het is
alsofhet
ont- vangenemiddellijkerwijze
door derust,
door de stilstand vastgezetwordt in de ziel. Alsof het
ontvangene eerstin
de helewijze
vanzijn moet worden
opgenomen,voor er opnieuw iets
geschonkenwordt. Is het niet
zo, dat het ervarene, datgenewat
geleerd mocht worden, daarna-
enik
zeghet met eerbied-
zó vaak beschouwd en besprokenwordt, tot
de krachter uit is.
Zodat als het ware, indienhet mogelijk ware, zelfs
de herinnering eraanverdwijnt.
Zodat er een leegte ontstaat, een nieuwe leegte, eengemis,
een armoede.Maar wel
eennieuw gemis.
Een gemisop
een ander niveau dan voorheen.En
alsnu -
mocht het met eerbied beschouwd worden -het wonder geschieden mocht dat de Heere de mens weer opzoekt, gaat HU dan niet verder waar
Hij
metZijn
werk gebleven was. We zouden kunnen zeggen: na het ontvangen, breekter
langzamerhand een ogenblik aan, dat het oude geennut
meer doen kan, tenminste datlijkt
dan zo.Nu kijken we nog
eens naar ons tekeningetje. Een horizontaal streepjeen dan verticale
streepjesen dan weer
een horizontaal streepje.Maar die horizontale
streepjes,als men ze
aan elkaarverbindt, en in
wezenlijkezin zou
mogen verbinden, vormen dan toch een aaneengeslotenlijn.
Toch eenlijn.
Toch eenlijn
die voert naar hetdoel.
Beidelijnen,
de horizontale en de verticalezijn
dus noodzakelijk.Ze
kunnen geen van beide gemist wordenwil er
ietsgeleerd worden.
We zagen reeds, dat het nieuwe dat geleerd
wordt
nietis: er
ietsbij
leren, maar dat door het geleerde een nieuwe structuur ontstaat.Alles wordt nieuw.
Daarvoor moethet
oudewel
eerst afgebrokenworden. Zonder leegte, zonder gemis, zonder armoe kan
geen nieuw onderwijs ontvangen worden.Om
ietste
mogen leren, moet men'ontledigd' zijn. Zo
geschiedtelk
wezenlijk leren door de dood heen.En in
zekerezin is dit zo met alle leren, ook het leren
in afgeleidezin.
l,evenwordt
alleen gevonden door de dood heen.Al- tijd is het
leren door de dood heen,door
de onmogelijkheid heen.Iemand sprak eens over de gevoelige perioden
in het
leven van de mens.Hier
vindenwe
zewezenlijk.
Steedsis er
sprake van bewe-ging
en vanrust. De
zee kent haar golven, kent eb en vloed.Er
is zomer enwinter,
nacht en dag."Alles
heeft een bestemde tijd. "Pred. 3:1
188
Htr scnoorruuo
Weer
kijken we
even naar de schoolleeftijd. Een merkwaardigetijd in
het leven van hetkind. Ook in
het leven van de ouders vanhet kind.
Bijzondere dingen doenzich voor. We zullen het
zien.Voor het kind is het
een periode vanweinig zelfreflectie, van
na- denken over zichzelf.En voor
de ouders dreigter
dan een gevaar.Omdat het
kind
vaak minder moeilijkheden oplevert dan voorheen, omdat hetkind
het huiswat
verlaat en ook doordat de aandacht af- gewendwordt
vanhet innerlijk, lijkt er
eenin
opvoedkundig op- zichtwat
gemakkelijker periode aan te breken. School en vriendjes nemenhet kind in
beslag.Lichamelijk is het kind
doorgaansfit.
Soms gaat
het zo
goed met onskind,
datwe
zouden vergeten dathet op reis is. Op reis is
naar de eeuwigheid.Het
gaatop in
de schoolwereld,in
het leven enwij
met hem. Maar hetblijft
op reis.De ernst, die de kleuter vaak vertoont in het
sprekenover
de eeuwigheid, verlaathet kind. Het
schoolkind gaatop in het
tijde-lijke.
Hoekomt
dat.WÍj
raken de ernstkwijt. Het
gaat toch goed met onskind. Het
gaat goedop
school.We
rakenhet
bezien van onskind wat kwijt. Het verwijlen bij
onskind. Het
stilstaan met onskind.
En nu weetik wel,
hetzijn uiterlijke
dingen.Dat
zal welzo zijn,
alser
tenminsteuiterlijke
dingenzijn.
Maarwe
moeten er tochwel
aan denken.De periode
Yanhet
memoriserenDe tijd
op schoolis
voor hetkind
detijd
van het leren. Vanhet
Parate kennisuit
het hoofd leren. Van het memoriseren.Nooit
is hetkind in
staat gemakkelijkeruit
het hoofd te leren, danin
deze periode. Laten we daar goed aan denken. Verzuimt de schooldit
en verzuimt het gezindit,
danis
dat nooit meerin
te halen.Dit is
de periode, waarin hetkind de
allernoodzakelijkste kennisder wezenlijke dingen
paraat moetkrijgen.
Paraat? Dan ontdoet\
ze van het belangrijkste,zult
u zeggen. Toch laten we het staan.Dit
is de periode dat hetkind -
en latenwe
een zeer wezenlijke zaak dan maartegelijk
noemen-
de catechismus moet leren, door en dobr moet kennen.En
nu weetik wel,
dat aan dat memoriseren een verduidelijking moet vooraf gaan.Maar
evengoed weetik,
datdie verduidelijking
vergetenwordt
endat het
geleerdeblijft. Het is alsof de
Heerehet
schoolkind het vermogen schenktom op te
nemen,op te
nemenwat
noodzakelijkis. Dit
zo op te nemen dat het het geleerde nooit meer vergeten kan.De mogelijk- heid van meditatie
Spr.22:6
HET SCHaqIXIND
Nu
kijken
we even verder in deontwikkeling.
Op de periode vanhet
schoolkind,volgt de
periodevan de puberteit. En dat is
deperiode
waarin het kind
slecht memoriseren, slechtuit het
hoofd leren kan. Daar kunnen veel oorzaken en omstandighedenzijn,
diedit moeilijk
maken. Dan,juist
dan,in
de puberteit, gaat het kind de dingen toetsen op hun innerlijke waarde. Danvalt
er veelweg,
zultu
zeggen.Zeker,
maar hetgeenin
de periode daarvoor geleerd isblijft. En die stof
schenkthet kind
voedselom
overte
denken, te doorzien.Het
gaathet
geleerde toetsen op haarinnerlijke
waarde.Dan
flitst
alsin
een ogenblik, de betekenis van het geleerde door de puber heen. Daaromis
de periode vanhet
schoolkind, de periode van het memoriseren,zo'n
belangrijke periode. Menricht
blijvende en onherstelbare schade aanin het
leven van hetkind,
als men die periodeniet vult.
Bovenal nietvult
met geestelijke kennis. Overla-ding,
zegtu. Dat
gevaaris
niet zogroot.
Zeker tegenwoordig niet.Nooit
iser
een periode meer waarin hetkind
zo vraagt naar feiten- materiaal, naar kennis. Vaak zonder hette
doorzien. Vaakwil
het schoolkind weten om het weten. Wordt van deze periode en van hetwezenlijke van
dezeperiode - het leren -
onvoldoende gebruik gemaakt, dan onthoudt u hetkind in
later jaren de mogelijkheid van meditatie. En datis
één van de ergste dingen die men hetkind
kan onthouden. Onze kinderen leren tegenwoordig veel te weiniguit
het hoofd. Daarom kunnen onze kinderenook
niet meer citeren. Daar- om kunnen onze kinderen ook niet meer mediteren. Ze hebben geenstof tot
meditatieals ze ouder
gewordenzijn. Die stof is
geenballast.
Latenwe
daar goed aan denken.lres toch
eenshet
boek der Spreuken na, ookover
deze zakenIn
steeds andere bewoordin- gen vinden we daar:"Irer
den jongen de eerste beginselen naar deneis zijns
wegs; alshij ook
oudzal
gewordenzijn,
zalhij
daarvanniet
afwijken."
"Naar de eiszijns
wegs." De Heilige Schrift
wijst ons op meer zaken, diejuist in
dezeleeftijd
gedaan moeten worden.We hebben
er
slechts een enkeleuit willen
lichten.Ons
kind. Het kind dat wij
vande
Heere ontvangen mochten.Het liefste dat wij in het menselijk vlak
ontvangen mochten op aarde. Onskind,
voorwie wij
toch zeer verantwoordelijkzijn.
Hoekomt het dan toch, dat we het zo gemakkelijk
afstaan aan een peuterklasjeof
aan een crèche,ook
alshet niet nodig is. Juist
de peuterheeft zijn
moedernodig. Er moet
een sterke band gelegd worden. Een kind dat nooitin
liefde verbonden is geweest, kan zich190
Her scnootruuo
ook nooit losmaken. Kan
nooit
zichzelf worden. Kan niet uitgroeientot
een eigen persoonlijkheid.Tegenwoordig
lijkt
het welof
allesjuist
gericht is op ontbinding.Moeder g at zo snel mogelijk weer werken. Een
oppasmoederwordt
gevraagd. Toch eenwonderlijke
situatie.De
Heere schenktde
ouders datgenewat
zehet liefste
wensen.En als het
dan ge- schonkenis zijn
de ouderser
opuit,
zicher zo vlug mogelijk
vante
ontdoen. "Jamaar"
zegtu,
"de omstandigheden." Latenwe
datniet te vlug
zeggen.Welke
omstandigheden?De
financiele? Latenwe toch
eens denkenaan onze ontzaglijke
verantwoordelijkheid voor een schepsel Gods. We ontvangen een gelegenheid die spoedigvoorbij is, jaren die snel voorbij
gaan.En ze
komenniet
meerterug. Maar
onze verantwoordelijkheidblijft.
Bovendien, moederberooft zich en haar kind van vele kleine
vreugden.Van
ogen-blikken
vanliefdevol
samenzijn, van groteintimiteit. Het is
waar, we kunnen nietaltijd
met ons kind bezigzijn,
maarwe zijn er
tochaltijd
mee bezig.En we
moetener toch altijd
meebezig zijn. Het kind is
toch een Goddelijke gave en een uiterste blijdschap.En
de opvoedingblijft
een Goddelijke opdracht.Als we
eenkind
zouden moeten missen, dan zoudenwe
onze schuld vaakwel
zeerpijnlijk
ervaren. Mocht het dan worden een schuld voor God.
De peuter hoort, indien het maar
enigszinsmogelijk is, bij
moederthuis. Dat is ook te
zien aanhet
spelvan de
peuter. Depeuter kan nog niet met
andere peuters spelen.Hij
speelt nogalleen. De peuter kent nog
geen samenspel.Daar moet het
eenkleuter voor zijn. De kleuter
kanwel met
andere kleuters samen spelen.De kleuter raakt thuis ook
uitgespeelden is
gezien zijn ontwikkeling toe aan contacten met andere kinderen. Daaromis
een kleuterschoolwel
te verantwoorden.Het
eigenevan het schoolkind
Zoals we
zagenin
hoofdstukIII, kondigt de periode van
hetschoolkind zich aan door de 'Gestaltwandel'. De
lichaamsbouw verandert.Een
nieuwe periode breekt aan.Ook in
psychisch op-zicht. Als we
daaropletten,
zouhet
zekerte
verantwoordenzijn
geweest als de kleuterschoolin
sterkere mate zelfstandig was geble- ven ten opzichte van de lagere school, dan nu het gevalis. De
ge-Bij moeder thuis
De'Gestalt- wandel'
Een periode van stabilisatie
Tot alles in staat
Hzr scnootxtNp
leidelijke
overgang waarvan mennu
uitgaat bestaatin
wezen niet.Het schoolkind
is
een ander kind dan de kleuter. De onnvikkelings- fase van dekleuter
vereist een andere pedagogische en onderwijs-kundige
aanpak. Daaromdient de
kleuterschool onderwijskundig een ander karakter te hebben dan de 'lagere school'.De
'lagere-school-leeftijd'begint wel op
eenwonderlijk
ogen-blik.
Omstreeks zesjaar.
Vroeger kwam men danin
de eerste klas,nu in
groepdrie. Op dat
moment zetjuist
een periodevan
snellegroei in. Dat wijst
vaakop
afbraakvan de
bestaande structuren.Het kleuter-zijn wordt
afgelegd.Het
schoolkinddoet zijn
intree.Een nieuwe periode. Dus een
tijd
van onzekerheidin het
kinderle-ven. We
letten ook evenop
deleeftijd
wanneerhet kind
de basis- school verlaat. Dankondigt
zich weer een periode van lengtegroei aan. Dus opnieuw een periode van onevenwichtigheid, van onzeker- heid. De puberteit zetin. De
'lagere-school-leeftijd' bevindt zich nujuist
tussen die twee perioden. Tussen die perioden van sterke groei en onzekerheid.De
schoolleeftijdligt
daar tussenin als een periode vanrust,
van stabilisatie. Van rustin
de lichamelijke ontwikkeling, van gezondheid doorgaans. Daarom noemt mende
'lagere-school-leeftijd'
wel een positieve periode.In
dezeleeftijd
voelt hetkind
zich sterk.Het
voelt zichtot
allesin
staat.Het
kent geen vermoeidheid en erkent geen vermoeidheid.Zeker
niet
alshet zo
langzamerhand eenjaar of tien
geworden is.Het vindt
dan dat het alleskan,
dat hettot
allesin
staatis,
dat hetalles
moet doenwaarbij kracht vereist is.
Geen inspanningis
hetkind te groot,
geen krachtpatserijonmogelijk. Het kind
kan alles,wil
alles en doet alles. Vaak op een levensgevaarlijkewijze.
Waag-halzerij komt in
deleeftijd
vanl0 tot l?jaar
veelvuldigvoor.
Hetkind fietst
als een dwaas.Het
houdtvol tot het
onmogelijke. Het bezeertzich, het loopt
even kreupel enhet
gaat weerverder.
Hettart pijn. Het is
niet bang. Hetdurft
veel. Enwie
nietdurft,
is een lafaard; een scheldwoord, datvoor in
de mondligt bij het
school-kind. Aan
de andere kantwordt
hetwoord
'opschepper' vaak ge-bruikt. En
terecht, hetkind in die
leeftUdís
een opschepper. Hetbluft
graagover zijn
prestaties. Deze periodeis
dusjuist voor
het lichamelijk gehandicaptekind
een bijzonder moeilijke periode.t:
t'
È1:
a-
E E:
:=-=j È
:
7-
=':='
É:
u
t92
HET ScHooLKIND
Het
schoolkind denktniet
veel na over hetgeen het doet.Het
is een doe-type. Geen denktype. Men heeftwel
gezegd: het schoolkindheeft wel bewustzijn, maar het heeft nog geen
zelf-bewustzijn.Althans het denkt nog niet na over zichzelf. Het
peinstnog
nietover zichzelf. Het
schoolkind handelt.Het
handelt spontaan. Het handeltdirect. Het
zetdoor. In
deze periodeis, zo lijkt het
wel, allesuiterlijk.
De aanhankelijkheid van het kindverdwijnt wat.
Hetkind
gaat dewereld in, krijgt
vriendjes.Het
heeft haast geentijd
meer voor
thuis.
Het neemt wat afstand van moeder en is niet meer zo aanhankelijk.Het
gaat zichwat
schamen voor tederheid.Nu is het voor te
stellen, datwe
als ouders dan ongerust wor- den.Er verdwijnt
toch ietsbij
hetkind. En
dan gaathet niet
overde
aanhankelijkneid.Dan
gaathet over
anderedingen. Het
kindwordt minder
gevoelig.Minder
gevoeligook ten
opzichtevan
dereligie.
Het gaat levenin
het heden. Hetlijkt wel in
de jaren van deschoolleeftijd
of
hetkind
slechts'uiterlijkheid' is. Het lijkt wel of
hetinnerlijk,
dat soms tochwel
aanwezig was, grotendeels voorbijis
gegaanen of het
religieus besef verminderdis. Het kind lijkt enkel
zakelijkheid,uiterlijkheid. Het lijkt wel
uitsluitend bezig tezijn
met de dingen van deze wereld.Maar
alswe er zo over
nadenken dan moetenwe toch wel
be- seffen,dat we zuiver
ontwikkelingspsychologischbezig zijn.
Het religieuze besef,dat we
waarnamenbij de kleuter, komt
meestalwel
weerterug in
de puberteitsleeftijd.En het
spreekt soms heel sterk als een geworden vastheidin
de adolescentie, de periode dievolgt
op de puberteit. Heel vaakziet
men dat hetkind
op de cate- chisatie,in de
beginnendepuberteit, gruwelijk
vervelendis.
Ziet menhet
enkelejaren later,
danis het
soms de degelijkheid zelve.Dan
lijkt
hetof er
iets bijzonders met datkind
gebeurdis.
Toch ishet
vaak niets anders dan een ontwikkelingsverschijnsel. Vaak zijn we erwel blij
mee. Terecht. Maar laten we ons niet vergissen. Hetis
meestal alleen een sociaal gebeuren, een ontwikkelingspyscholo- gisch gebeuren. Een psychisch wattot
rust komen. Een deel nemen aanhet
maatschappelijken ook het kerkelijk leven. Niets
anders.Niets meer. En vaak stellen we er onze verwachtingen op.
Zo
is het ook met het schoolkind, maar danjuist in
tegengesteldezin. In
dezeleeftijd
gaatde religie -
maar danwel de
natuurlijkereligie -
voor een groot deel verloren. En daar kunnen we over ver-Een doo-type
Verminderd religieus besef
De religieuze ontwikkeling en het werk des Heeren
Vergelijk Luk. 5:3ó
I
Sam. 31 Sam. 3:9
"Spreek HEERE, want Uw knecht hoortn
I
Sam. 3:10Her scnootxtuo
ontrust
zijn. Dat
mag ookwel.
Hetis
ookwel
terecht. Maar de re- ligieuzeontwikkeling,
als ontwikkelingspsychologisch verschijnsel,is wezenlijk
anders dan hetwerk
des Heeren.Ze
maaktnooit
alledingen nieuw. Het wordt
hoogstens eennieuwe lap op
een oud kleed. Meerniet.
Het werk des Heeren is wezenlijk volkomen onaf- hankelijk van het natuurlijk ontwikkelingsproces. Gaat er somsjuist
dwars tegen
in.
DeHeilige
Geestgrijpt
de mens, ook hetkind,
on- wederstandelijk.Het
staatveelal los van de ontrvikkeling. Het
is ook heel anders in haar werking. Inderdaad, het schoolkind is veelaluiterluk. Maar
als het wonder des Heerenin het
kinderleven magkomen, dan worden
ondanksalles, toch alle dingen nieuw.
Dat heeft niets metuiterlijkheid of
innerlijkheid te maken.Laten
we
eens een ogenblik lettenop
dejonge
SamuèI.Hij
zalwel in
deleeftijd
vanwat
men tegenwoordig het schoolkind noemt,bij de
oudeEli
gekomenzijn. En de
Heereverschijnt hem. Hij
roept hem. En Samuël gaat naarEli,
die oude man. Pasbij
de derde maal verstaatEli,
datde
Hééretot
datkind
spreekt.Dan
zegthij
tegen Samuël: "Ga heen, leg
u
neder, en het zal geschieden, zoHij
u roept, zo zult gij
zeggen:. SpreekHEERE, want Uw
knechthoort.
"
Daar moet toen tochwel
een wonderlijke ruising des Gees-tes in de
tabernakel geweestzijn. Eli, ook
een dienstknecht des Heeren.Ook
eenprofeet. En nu
moetdie
oude dienstknecht des Heeren,die profeet, tot
eenkind
zeggen:"Als ge die
stem weerhoort,
zeg dan: 'Spreek HEERE, wantUw
knechthoort."'
Hetlijkt wel,
alsof er achter die woorden een diepe smart verborgenis,
alsofEli
zeggenwil:
"Eens sprak de Heeretot mij.
Dan mochtik dit
ant-woord
geven,in
volkomen eerbied,in
volkomen aftrankelijkheid.Dat is nu voorbij. Die
ambtelijke bediening hebik
verzondigd. Nu gaat de Heere naar eenkind.
Zeg danmijn kind:
'Spreek HEERE wantUw
knechthoort'." En
die heilige ruising doorhuivert ook dejonge
SamuëI.Als de Heere hem roept, durft hij niet
zeggen:"Spreek HEERE.
" Hij
zegtalleen:
"Spreek." Het kind
Samuël zalde
ontzaglijke afstand beseft hebben.Het
onuitsprekelijk wonder.Eerbied en grote
schuchterheidkomt over hem. En hij
zegt:"Spreek, want
Uw
knecht hoort." Hier is
geen sprake van religieu- zeontwikkeling. Hier is
sprake van het wonder Gods.De
'lagere-school-leeftijd'.Het kind
wendtzich in
deze periodewat af
van de moeder.Het
zoekt de veiligheid niet meer zo direct.194
Hnr
scnoou<tttp7*ker het
oudere schoolkind, depuer (:
knaap,kind) niet. Ten-
van de minste alshet in
detijd voor
dezeleeftijd, die veiligheid
genotenheeft, want het angstige
kind
mist de moed om er opuit
te trekken.Moeder
blijft wel
de thuishaven als het goedis.
Maar de veiligheidis
meer uitvalsbasis en wederkeer, dan de dagelijkse, voortdurende begeleiding.Men
zou kunnen ze1gen;het kind
gaat van de veilig-heid van
moeder, naarde veiligheid van vader. Het
onderzoekenthuis is min of
meervoorbij,
de wereldis
nu aan debeurt.
Begrij-pelijk
is het danook,
dat de puer, hetkind in
deleeftijd
van 10 totL2 jaar, ruimte voor zichzelf
begeert.Het moet de
gelegenheid hebbenzich te
bewegen.Vaak is er
tegenwoordigdie
gelegenheidthuis niet
meer.Op
straat ookniet in die
mate, dat hetzich in dit opzicht
voldoendekan onnvikkelen. De inrichting van de
woon-wijken
leentzich er niet toe.
Eenflat is
eenonding,
een misdaad voor zulke kinderen.Het
aangeharkte tuindeook.
Degeijkte
speel- plaatsis ook niet wat het
zoekt.Het
schoolkindwil
ontdekkingendoen.
Geheimen oplossen.Het
spelvan het
'lagere-school-kind', verschilt dan ookduidelijk
van het spelin
de voorgaande perioden van kleuter en peuter.Voor
hetkind
vertegenwoordigt vader de verte, dewereld.
Voor moederis dat niet altijd
even gemakkelijk, maarhet kind is
niet tegen te houden. Hetkind
is ook niet meerin
de eigentuin
te hou- den, de buitenwereldlokt
te sterk. Het kind zoekt een wijderehori- zon. Het
'wereldonderzoek' gaat beginnen. Vriendjesen
vriendin- netjes komenin het vizier. De
keuzedie het kind
daarindoet,
is langniet altijd
naar de zin van vader en moeder. Soms terecht. Hetkind
datwat
eenzaamis,
heeft hetin
deze periodemoeilijk. En
als het dan toch een vriendjeof
vriendinnetjevindt,
danvolgt het
dat vriendjeof
vriendinnede vaak slaafs, om het maar niet te verliezen.Dan doet het eenzame kind gedwee alles wat hem gevraagd wordt.
Het kan ook zijn dat het
vriendinnetjeveel te rijp is, en
dan vooral voor het wat verlegenkind.
De ouderszijn
dan vaakblij
dathun kind
iemand gevonden heeft. Soms alleenal,
omdathun
kind nu een kameraadje heeft. Dankijkt
men maar niet al te precies. Het kan eenkind
over een moeilijke periode helpen, denkt men dan. De ellende en de eenzaamheid van het niet hebben van een vriendinne-tje,
kan heelgroot zijn. "Ik
heb geen mens." Toch kan
men wel met zorg vervuldzijn.
Vaakzijn
het ook heel andere eigenschappen van het vriendinnetjeof
vriendjedie
onskind
trekken, dandie wij
veiligheid van moeder, naar de veiligheid van vader
Een wijdere horizon
"Ik heb geen mensn Vergelijk Joh. 5:7
De vrienden- kring
Geheugen en inzicht
Hrr scnoorttuo
gtàag zouden
zien. Bij
de jongensis het vooral de leider in
het doen van ontdekkingen en de kracht,die
bewondering opwekt. BUhet meisje is dat waarschijnlijk weer heel
anders.BU haar
kan hetzijn,
dat het geboeidwordt
door ringedes en armbandjes en der-gelijke
dingen.In
onze kringen gaatin
de periode vanhet
'lagere- school-kind' de kleding vaak een belangrijkerol
spelen. Uitgebetenwordt
dan vaakzij,
die er wat andersuit
ziet.Naast vader en moeder
komt
dusin
deze periodede
vriendjes-kring. Maar
danzal het ook duidelijk zijn,
datdie
vriendjeskring iets te bieden moet hebben.Het
zal nietmoeilijk zijn
aan de weet te komen wat het kind verwacht.In
de vriendenkring zoekt het school-kind
het avontuur. Want nietsis
ergervoor
hetkind in
de school-leeftijd
dan saaiheid. Saaiheid op school, maar ook thuis. Dan komt deverveling.
Verveling treedtop
daar, waar niets geboden wordt.Verveling treedt op in het lege gezin, in het gezin dat niets
te biedenheeft. In
zekerezin is die verveling nog
een zegen, eenwaarschuwing.
Verveling wijst ons er op, dat het leven zo
nietgeleid mag worden. Het wijst aan, dat er
anderedingen
zijn.Dingen die het waard
zijn
geleefd te worden.De
wereld van hetkind wordt groter.
We zeidenhet
reeds: hetkind
moetook
daaromin
deze periode de gelegenheidkrijgen
van veel dingen kenniste
nemen.Het
heeft danstof voor
de volgende ontwikkelingsperiode,voor de puberteit. Het'lagere-school-kind'
wil alles heel
preciesweten.
Gedetailleerdweten.
Wetenhoe
devork in
de steelzit. Vooral in
technisch opzicht. Een schoolof
een gezin, datin
deze periodeweinig
informatie geeft,is
dusfout.
Het gegevene zal materiaalzijn,
waarover de puber later kan nadenken.Daarbij
komt dat verschillende functies, bijvoorbeeld het geheugen,juist in
dezejaren zich
lenentot het
opnemen van veel gegevens.Het
geheugenvoor feiten wordt nooit
meerzo
goedals in
dezejaren.
Daar moeten school en gezin gebruik van maken. Doen zedit niet,
dan makenze zich
schuldig aan een onherstelbaar verzuim.Het kind
vraagtvooral in
het eerste gedeelte van de puerale perio-de, de
periodevan het
schoolkind,niet direct om inzicht,
maareerst om veel materiaal. Het
wil
veel weten. Doordat het geheugen zo uitermate goed functioneert, is het volslagen verkeerddit
geheu- genniet veel stof te
bieden.Nooit zal de
gelegenheidzich
meer voordoenzo
veel kennis opte
nemen. Vanzelfsprekend houden we196
Hrr scnootxtNp
geen
pleidooi voor
overlading van het geheugen.We willen
alleen benadrukken, dat gebruik gemaakt dientte
worden van de ontwik- kelingsmogelijkheden die zichin
een bepaalde ontwikkelingsperiode voordoen.[,ater,
aanhet
eindevan
deze periodeen bij het
zich aankondigen van de puberteit ontstaat dan hetinnerlijk,
het bewust-zijn van zichzelf. Heeft het kind nu in de
voorafgaande 'lagere- school-periode'weinig
aangeboden gekregen,dan heeft het
ookweinig
stoftot
nadenken,tot
verheldering,tot
doorzien.Het is
dusook
vanzelfsprekend dat het kindjuist in
deze perio-de, door dit omvangrijke,
sterke geheugen,de mogelijkheid
ont- vangt veeluit
het hoofdte leren.
'Feitenleren',
kan mendit
spot-tend
noemen. Tegenwoordigis het al 'inzicht' wat de klok
slaat.Feiten leren. Het
ligt
er maar aan hoe men het doet. Feitenzijn
eenneerslag. Een neerslag
van het
ervarene.Niet
eerstde feiten;
en nogminder:
alleen maarfeiten. Maar
defeiten
als een heel korte samenvatting van het gehoorde, van het geleerde. Dan gaat het feitin
derichting
van de waarde.Het feit
staat danniet
meerop
zich-zelf. Achter het feit zit
dan eenheel
verhaal.Dan wijst het feit
terug naar iets dat beleefdis.
Naar iets dat mooi gevondenis.
Waarwe over
verwonderdzijn
geweest.Dat we
misschien met eerbied aanschouwd hebben. Dankrijgt het feit
waarde.Het feit wordt
zo een herinneringsmogelijkheid. Het kan de mogelijkheid van een ver- nieuwde opneming schenken. Tegenwoordiglegt
men sterk de na-druk
opinzicht. Zou
het nietjuister zijn,
met namein
deze periode heel sterk de nadrukte
leggen op parate kennis.Het
kanhet
kind eenrijk innerlijk
leven schenken. Was het geen ze5en, dat de kin- deren der Waldenzenvrijwel
de geheleBijbel uit
het hoofd kenden.Nu
kunnen wewel
zeg5en: dat was tijdens de vervolging,in
detijd dat
menzijn
boekenniet tot zijn
beschikkinghad. Maar zou
het vanuit psychologisch oogpunt ook nietjuist zijn
gezien en zou mendie
kinderendaar
geengrote dienst
mee bewezen hebben. Nog- maals, deze gelegenheid komt niet meerterug. Nooit
zal het geheu- gen die mogelijkheid meer ontvangen, om zo veel te kunnen verga- ren. En daarom moet van de mogelijkheid gebruik worden gemaakt.Het zal voor het verdere leven van groot belang zljn.
De puerale periode is ook de periode van het verzamelen. Yerza- melen van alles
wat
zich daartoe leent. En ook daarinzit
een grote ontwikkelingsmogelijkheid.Zo
gaat het oudere schoolkindbijvoor-
Het feit als herinnerings- mogelijkheid
De periode van het verzamelen
t97
Rechwaardige regels
Het lichaam als instrument
Hnr scnootxtNp
beeld letten
op
postzegels. Vreemde landen komenzo
nader. Hetkind
verzamelt eerstnog over de
gehelelinie.
Postzegelsvan
de ganse wereld. Meestal specialiseert hetkind
zich nog niet.Zoals we
zagenis de wereld van de puer,
doorgaansop
hetuiterlijke
gericht. Het eigen nadenken over de dingenis er
nog nietzo zeeÍ. Gericht op het uiterlijke,
daaromook
gelden uiterlijke gedragsregels. Aan die regels moet sterk de hand worden gehouden.Het
kindwil
ook die regelswel
naleven. Het verzet zichniet
tegen rechtvaardige regels. Daar is het nog niet aan toe.Dat
is weggelegdvoor
de puber,die
een eigen wereldwil
creëren. Daaromis er bij de puer nog geen
sprakevan een wezenlijke
gezagscrisis. Het schoolkind vraagt om regels. Tochtreft
tegenwoordig vaakjuist
deonhandelbaarheid van het schoolkind.
Zou
men zich danniet
moe-ten
afvragen,of
men hetkind in
de voorgaande perioden,die
van de zuigeling en de kleuter,wel
aan vaste regels heeft doen gewen- nen. Heeft men hetkind in
de voorafgaande perioden psychisch nietteveel
aan zichzelf overgelaten.Zijn
eigenweg laten
gaan.Zijn
eigenwil
laten heersen,terwijl
hetkind
daar nogniet
aan toe was,er niet om
vroeg ener ook
nogniet rijp voor was.
Deze leeftijdvraagt niet om
gezagsloosheid. Integendeel.Het kind houdt
van vaste regels.Het
schoolkindook.
Men zou kunnen zeggeni de puer wenstrustige,
zakelijkeleiding.
Geen aarzeling. Geen onvastheid.Eigenlijk is
de puerale periode de periode van de'dictatuur'. lrtten
we maar eens op de leider van de club.
Hij
moet gehoorzaamd wor- den. De leden hebben zich te schikken en ze schikken zich ook.Samenvattend zou men kunnen zeggen: de
puer, het
schoolkinddus, is een 'feiten-kind',
eenweetgierig en leergierig kind.
Het denkt nog niet naover
zichzelf en over de dingen. Het gebruiktzijn
lichaam nog als instrument.Als
instrument dathij tot zijn
beschik-king
heeft. Waarmeehij
iets bereiken kan. Het lichaam is nog geenvoorwerp van reflectie, van
beschouwing.Hrj denlr niet na
overzijn
lichaam, overzijn uiterlijk. Het is
als op latereleeftijd bij
het gezondzijn. Het
lichaam wordt pas lichaambij het
ziek-zijn van de volwassene.En
de puer verkeertjuist in
een gezonde periode. Depuer ís vrijwel zonder reflectie. En verder: het
geziene wordt waargenomenen
opgenomen, maarnog niet
beschouwden
over- dacht.Er is
nog geen innerlUkheid. Het hele leven istot
op zekere hoogteuiterlijkheid. De puer, het
schoolkind, streeft nog naar het198
I I
I I
Hnr scnootxttto
nut van de dingen,
naarwat het er
aanheeft. Het kind in
dezeleeftijd is
doorgaanszeer vitaal. En sterk op de
werkelijkheid gericht. Deze periodeis
een periode van kracht. Terechtwordt
vandit
kindwel
gezegd: hetkind is 'af .
rWezenlijk en optimaal kind.De
schoolOns
kind op
school. Doorgaans zaldit wel
een reformatorische basisschoolzijn, of
althans een school met een behoudende stnrc-tuur.
Een reformatorische school.Wel
eenvrij
povere benaming.Maar toch houdt het
wel
watin.
'Reformatorisch', datwijst
naar de Reformatie.En bij
de Reformatieging
het omdrie
zaken,om
driekeer 'alleen'.
Dezedrie: "Alleen
door genade-
solagratia.
Alleendoor het geloof -
solafïde. Alleen door de Heilige Schrift -
sola Scriptura."
Opdat alles zou mogen uitlopen op hetSoli
Deo Gloria, alleen God de eer.We citeren in
verband hiermee,de reformator Luther.
Steeds slechts met een zin.Sola
gratia -
alleendoor
genade.Luther
zegter van: "Dit is
eenheerlijk
ding, dat de genade bestaatuit
gericht en gerechtigheid. "Sola fide
-
alleen door het geloof.Luther
zegt ervan:
"De onverge-lijkelijke
heerlijkheid van het geloof is deze, dat het de ziel verbindt met Christus als debruid
met haar Bruidegom.Al
hetZijne is
hetmijne
enal
hetmijne is het Zijne. Mijn Liefste is mijn,
enik
benZijn."
Sola Scriptura
-
alleen door deHeilige Schrift. Luther
zegt ervan:"Ze
komentot mij
met een Kerkvader.Ik
vraag naarde Zon, zij wijzen
me op een lantaarn."
Twee dagenvoor zijn
doodschrijft hij nog in het
boekvan
eenvriend
dezetekst uit het
Evangelie van Johannes:"Zo
iemandMijn
Woord zal bewaard hebben, die zal den dood niet zienin
der eeuwigheid. "Deze dingen
zullen we als
reformatorische scholen hebben te bedenken. Daarnaarons onderwijs
hebbente richten. Om tot
de slotsomte komen: "Wij
hebbenGod op 't
hoogst misdaan."
Alsonze reformatorische scholen hiertoe gebracht mogen
worden,
danzullen ze
mogen bestaan.Als
zehiervan afivijken, dan
moge de Heere ons genadig zijn.Sola gratia, sola fide, sola Scriptura
Joh. 8:51
Ps. 106:4 ber.
199
De openbare school met de Bijbel
fohannes van Noort
nLiever sterwen'
Hnr scnootntto
Onze reformatorische scholen.
We kijken er nog
een ogenblik naar. Daar was eentijd, dat
ons landde
openbare schoolmet
deBijbel
kende.We
gaanin
de geschiedeniswat terug. Te
Honswijk (gemeenteTull en 't Waal) was er zo'n
openbare schoolmet
deBijbel.
Het hoofd vandie
school was Johannes vanNoort. Hij
was daarin
1850al
meer dan 20jaar
werkzaam. Toen moesthij
zich te Utrechtop
'het Gouvernementshuis' verÍmtwoordenover
"het gevenvan
godsdienstigonderwijs in de school en 't gebruik van
deBijbel". Op alle
mogeluke manieren probeerde men hemover
te halenzijn
ontslagin
te dienen. Toen men hem vroegom
de Bijbeluit
de schoolte
doen antwoorddehij:
"Neen, veelliever
sterven!"Tot
de schoolopziener die hem overhalenwilde
zeihij: "U is
reeds meer dan 20jaren mijn
schoolopziener geweest, maar hebtgij
welooit
gevraagd, hoe het met de zielstoestand der kinderen stond, enzijn
dieu
enmij
niet toevertrouwd?"Zijn
vriend en leraar dominee I-edeboer,droeg op het graf van zijn vriend en broeder
onder andere deze door hem zelf gedichte verzen voor:Hier
rust een Christenuit,
die stichtte doorzijn
wandel,Die
bad en sprak en deed en toondein
álzijn
handel, Dat Christus in hem was enhij in
zijnen Heer,Die
rusthier in dit graf,
en komttot
ons niet weer.Doch eenmaal zal
dit
grafzijn
dode wedergeven, Dan zal ookdit zijn stof,
verheerlijkt, eeuwig leven,Enzal hij
Christus zien, met een ontsloten oog, Verenigd metzijn
geest, verrijzen straks omhoog.Een woord
tot
u enmij,
verguntmij
nog te spreken, Eens zal voor ons het uur van scheiden ras aanbreken;Maar hoe?
Gelijk
alshij,
diestierf in
zijnen Heer?Of:
stervenin
de schuld, of: juichentot
Gods eer?Wat buiten God en Christus is, Daar
zijn wij
enkel duisternis;In
Jezus is het leven.De
openbare school met deBijbel. Zou er
toenniet
gebedenzijn
voor de kinderen, die deze school bezochten. Enwat
is daar nu van over.200
Hrr scnootxtt'to
Eens
was daar een Christelijke school.
Ongeveervijftig jaar
geleden vertelde
mij
een oude man, dathij op
school gegaan wasbU
meesterBloot in Gorinchem. Men
noemdehem
'MonsieurBloot'.
Deze meester Bloot hadin
1880, toenzijn
school opgeheven zou worden-
de christelijke scholen werden toen nogniet door
de overheid bekostigd-
de ouders vanzijn
leerlingen samengeroepen.Hij
zou de schoolvoor
eigen rekening voortzetten:"De
welgestel- den zouden betalen,wat
zetot
heden betaalden,de
minvermogen-den, wat ze
missen konden,voor de
armen betaalde God."
Ieder moestmÍnr voor zijn
eigen geweten uitmaken,tot
welke groephij
behoorde.Het
salarisvan
meesterBloot,
bedroeghet
eerste jaar'nul,
kommanul!'Eens
moester
eenbehoorlijk
bedragzijn
en meesterBloot
hadhet niet. Hij
maaktezijn
dagelijkse wandeling over de Westwagenstraat, toen door de poort en door de Arkelstraat weer naarzijn
school enhuis in
de Zustersteeg. Toenhij
de deur vanzijn
huis opendeed lag op de matin
een enveloppe, het bedrag dathij nodig
had,tot op
de cent nauwkeurig.De
Heerewist
welwat Zijn kind
nodighad. Hij gaf het hem. Niet
teveelen niet
teweinig. Toen na
31jaar
eenwet verruiming bracht kon
meesterBloot verklaren,
"dat het hem aan niets had ontbroken".Het
zullenzijn
bestejaren wel
geweestzijn. Zou er
toenvoor
de Christelijke school niet gebedenzijn.
En nu?Nu
hebben we onze reformatorische scholen.En we zijn er blij
mee.Zou er
nog een gebed gevonden worden, een wezenhjk, ge- schonken gebed voor onze kinderen op deze scholen.Als
dat er nog zou mogenzijn,
wat zou dat een ontzaglijk Wonder zijn.Eens vertelde iemand een
kort
verhaal.Het ging
over een auto-mobilist.
Deze automobilist deed mee aan een puzzekit. Het ging er om,wie
de minste fouten gemaakt had.Hij
kwam aan definish. Hij
meende geen fouten gemaaktte
hebben.Alle officiële
punten hadhij
goed doorstaan. En toch bleekhij
veel fouten gemaakt te hebbenen de rit verloren te
hebben.Hij wist niet, dat er ook op
niet-officiële
plaatsen gecontroleerdwerd. Is
hetbij
ons, op onze refor- matorische scholen, ook niet vaak zo.Bij
deofficiele
gelegenhedenlijkt
het nog heelwat.
Maar verder.Op
twee zaken betreffendede
schoolin het
algemeen, gaan we nogkort in:
op de school als evangelisatie-of
bekeringsinstituut en als pedagogisch instituut.De Christe- lijke school
Meester Bloot
Aan niets ontbroken
De reformato rische school
201
De school als evangelisatie- instituut
De school als pedagogisch instituut
De school:
een over- gangsgebied
Her scnootxtt'to
In
een oude, overigensvoortreffelijke
handleiding, stond, dat de school geen bekeringsinstituutis. Nu willen we vooraf
opmerken, datwe
een bekeringsinstituut als zodanigal niet
kennen. Gelukkigniet. De
school behoeftdie
taakook niet op zich te
nemen, want dat is hetwerk
niet van de school. Maar het zouwel
een ontzaglijk Wonderzijn
als de school, het onderwijs daar gegeven, het middelin
Gods hand zou mogen wezen om een kindtot
de Heere te leiden.De
schoolals
opvoedkundiginstituut. Natuurlijk
hebben onze scholen een opvoedkundige taak, alleen al door dewijze
waarop hetonderwijs
gegevenwordt. Maar laten de
scholenverder wel
be- scheidenblijven.
Laten ze nietaltud,
als er iets mis gaat, de schuldbij
de ouders leggen.Als
het goedis,
hebben de ouders dat zelf al gedaan. Opvoeden is tochaltijd
een gebeuren dat plaatsvindt op on- ze uiterste grenzen.Het
doet toch een beroepop
onze totale inzet.Het brengt ons toch vaak
in
een onmogelijke situatie. En deze situa-tie
kent toch alleen de vader en de moeder van hetkind.
Laten onze scholenook
eens beseffen,waarin zÍj te kort
geschotenzijn.
Zouniet juist voor het werk op
onze scholen,het
dierbaarBloed
van Christustot
vergiffenis zeer noodzakelijk zijn.De
schoolals
overgangsgebiedDe
school is een overgangsgebied, heeft Langeveld eens gezegd.Het is ook zo. En
alswe
dan uitgaan vande
reedshiervoor
ge- noemde begrippen, dan kunnenwe
zeggen: de schoolis het
over- gangsgebiedvan de veiligheid thuis naar het
onbekendevan
de maatschappU.De
school heeft enerzijdsin
zekerezin
noghet
in- tieme van thuis en anderzijdsleidt
zeop voor het
maatschappelijk leven.Men
zouook
kunnen zeggen:ze leidt
vanhet veilige
naar het avontuur. Van het bekende naar het onbekende. We zouden ookkunnen
zeggen:de
schoolbereidt voor het kind de weg
naar de maatschappij.De
schoolis
dus een overgangsgebied.Maar als
zedat
is,
dan moet ze tochwel
een heel vastelijn
volgen.Als
ze debrug is
naar de maatschappij, dan moet de weg van de school tochwel
een helder overdachte wegzijn. Dan
laadt de school toch weleen heel grote
verantwoordelijkheidop zich. Want er is
meer, oneindig meer dan de maatschappij.De
schoollegt ook
beslag op detijd
van hetkind.
Op de eeuwigheidstijd van hetkind.
En als we daar aan denken, hoe moet het dan met onze verantwoordelijkheid.202
Hnr scnootl<lttn
Die is
dan toch niet meer te dragen.Als
de school een overgang is naaren
een voorbereidingop
hetgeendat komt,
danis
haar taak bijzondergroot. En
ze heeft die taakte vervullen.
Wanthet is
eennoodzakelijke
taak,
omdatde
oudershun kind niet meer in
elk opzicht kunnen begeleiden. Wat moet dan de school goed weten wat ze te doen heeft.Iemand heeft eens gezegd: "Een
der
belangrijkste takenvan
de school is dat ze goed geordend is ên ordenendwerkt. Zij
is degene, die hetkind
moet leren werken. Ze komt met het opleggen van een taak.En
die taak moet afgemaakt worden. Daarom moet de school doelgericht werken."
De onderwijzer(es) mag maarniet zo'n
beetje doen waarhij zin in
heeft.Hij of zij
heeft hetkind
een arbeidshou-ding bij te
brengen, eenjuiste
houdingten
opzichte vanhet
werk dathij
te doen heeft. En datis
zo belangrijk. De onderwijzer moet het kind een toegewijd-zijn aan hetwerk
leren.Hij
heeft het kind teleren, dat het het werk niet in
de eerste plaats moet doenom
de meesterof
dejuffrouw, niet
vanwege debinding
aan de onderwij- zer, maar door de binding aan hetwerk.
Maar de onderwijzer heeft verderte
gaan.Hij
heeft de kinderente leren
dat ze hunwerk
zo getrouw hebben te verrichten als de engelenin
de hemel.Zo
wordt de plaats en taak van de onderwijzer een heel belangrijke. Maar ookzijn werk. Hij
moetzelf
die toegewijde zorg hebben. Daarom maghij niet
slordigzijn in zijn
werkof
zichlui
aanstellen. HU mag ook geenslordig werk
vande
kinderen tolereren.Wat
gedaan wordt,moet
goed gedaanworden. Daar rijpt de
persoonlijkheidvan
de kinderendoor. De
onderwijzer zal daarin moeten voorgaan.Hij
isplaatsvervanger.
Hij is
eenChristelijke
opvoeder.Hij heeft
eens rekenschap afte
leggen. Te arbeiden zoals de engelenin
de hemel.En
dan een mens. Een gevallen schepsel.Daar
zal tochook in dit
opzichtwel
een ontzaglijk Wonder moeten geschieden,wil
eens tot hem gezegd worden: "Overweinig zijt gij
getrouw geweest. "Getrouw
zijn werk
verrichten. Mocht hetzijn tot
Gods eer. Hoe kan dat? En weerligt
daar het Goddelijk mysterie. Daardoor wordt de mensvrij.
Alleen daardoor.Vrij
ten opzichte van de medemens.Door zo te
mogenwerken, verdwijnt het persoonlijke naar
deachtergrond,
komt men los van de
omstandighedenen
speelt de persoon geenrol. Door
die getrouwe arbeid kan veel goed gemaakt worden. Een groot gebrek aan aanleg, kan door toewijding verdwij-Geordend en ordenend werken
Zo getrouw als de engelen in de hemel Heid. Cat.
antw. 124
Matth.25:23
203