• No results found

Leiderschap intijden van corona

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Leiderschap intijden van corona"

Copied!
17
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Leiderschap in tijden van corona

‘JE HOEFT GEEN CHURCHILL OF OBAMA TE ZIJN’

Hoogleraar staatsrecht Jan Douwe Elzinga:

‘HET IS BEDROEVEND GESTELD MET DE GEMEENTELIJKE VRIJHEID’

Hoogleraar staatsrecht Jan Douwe Elzinga:

‘WAT IS ER MIS MET EEN PROVINCIALE SOCIALE DIENST MET LOKALE BUITENKANTOREN?’

De beperkingen van beschut werk

‘40% VALT TUSSEN WAL EN SCHIP’

VOOR BESLISSERS IN HET SOCIAAL DOMEIN

#03 4.2020

(2)

04 Kort

08 Fatsoenlijke politiek In het sociaal domein staat de lokale autonomie onder druk. Gemeen- ten hebben niet de vrijheid, het budget en de expertise om invloed uit te oefenen op de stortvloed aan nationale taken.

Staatsrechtgeleerde Douwe Jan Elzinga maakt zich zorgen.

13 Gastcolumn Gemeenten, laat de controledrift en inge- wikkelde declaratiesystemen in de jeugdzorg los. Assens

raadslid Martine Deen weet waar ze het over heeft, want ze stond twaalf jaar met de poten in de zorgmodder.

14 Lef en vertrouwen Aalsmeer en Amstelveen helpen bijstandsgerechtig- den niet aan het eerste het beste baantje, maar aan een wensbaan. Hét recept voor duurzame uitstroom.

16 Achter de feiten Waarom is de jeugdzorg zo dramatisch duur? (deel 3)

18 Coronacrisis Het virus houdt ook het sociaal domein in zijn greep. Socioloog Peter Achterberg, Divosa’s Erik Dannenberg en de hooglera- ren Monique Kremer en Arjan Boin delen hun observaties.

24 Wal en schip Te ‘goed’ voor beschut werk, te ‘slecht’ voor een baan bij een reguliere werkgever. De Participatie- wet veroordeelt een grote groep mensen tot thuiszitten.

Gemeenten en sw-bedrijven

pleiten voor een sociale werk- voorziening nieuwe stijl.

22 Niet voor publicatie Van alle kanten voelde ze druk en haar agenda zat tot de laat- ste minuut vol. Katja Boerrigter over haar strijd als curling- leidinggevende in Hengelo, Borne en Haaksbergen.

30 Relatiecheck De relatie tussen burger en gemeente (en haar partners) is vaak voor het leven. Hoe staat het ervoor met de liefde?

Een deel van de verhalen in dit nummer is gemaakt voordat de coronacrisis toesloeg. In het interview met hoogleraar staatsrecht Douwe Jan Elzinga valt het woord virus niet één keer. Journalist Dorine van Kesteren sprak met hem over een ander belangrijk on- derwerp: de kracht van lokale democratie en hoe die onder druk is komen te staan nu gemeenten voor meer dan 70 procent beleid van de rijksoverheid uitvoeren. Met een krap budget en weinig speel- ruimte is van couleur locale nauwelijks sprake en dat is zorgelijk, legt Elzinga uit. ‘Gemeenten komen niet meer toe aan hun belangrijkste werk: het openbaar debat voeren, praten met burgers en hun wen- sen vertalen in lokaal beleid.’

Ook het artikel over beschut werk op pagina 24 was al in gang gezet. De aanleiding is een rekensom waarover we ons het hoofd braken: tot voor kort werkten 90.000 mensen bij een sw-bedrijf.

In 2015 sloot het kabinet daarvan de deuren voor nieuwe mede- werkers. De nieuwe opdracht: creëer garantiebanen en beschutte werkplekken voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Van die beschutte plekken moeten er in 2048 30.000 stuks zijn. Blijven over: 60.000 mensen die geen sw-indicatie meer krijgen. Kunnen zij allemaal met loonkostensubsidie en jobcoaching bij een reguliere werkgever aan de slag? Bepaald niet, betoogt directeur Sjoerd van het Erve van Weener XL. ‘Voor 40 procent van hen is er niets’.

Hoogste tijd voor een verkenning van de sociale werkvoorziening nieuwe stijl. ‘Anders zijn de geraniums het enige alternatief voor hen’, waarschuwt onderzoeker Ellen Offers.

Natuurlijk staan we ook stil bij de impact van de coronacrisis op het sociaal domein. Wat tekent zich al af? En wat betekent dit voor de langere termijn? Vanaf pagina 18 lees je de beschouwingen van cultuursocioloog Peter Achterberg, hoogleraar actief burgerschap Monique Kremer, Divosa-voorzitter Erik Dannenberg en hoogleraar publieke instituties en governance Arjen Boin. Ze zien hoe scheids- lijnen zich verdiepen en hoe mensen in de benardste posities eens te meer het hardst getroffen worden. Ook zien ze hoe de overheid de binnenbocht neemt bij het optuigen van noodmaatregelen en hoe overal in de samenleving de solidariteit opbloeit. Verdriet en hoop.

Stresstest en solidariteit. Zelf heb ik al dagen in mijn hoofd wat Ramses Shaffy zong. Zing, vecht, huil, bid, lach, werk en bewonder.

Jolanda van den Braak, hoofdredacteur

Shaffy

08 16 24 30 18 24

ColofonSprank is hét magazine voor beslissers in het sociaal domein.

Sprank wordt uitgegeven door Divosa, de vereniging van leidinggevenden in het sociaal domein Redactie Jolanda van den Braak (hoofdredactie), Ingrid Huisman (projectleider Divosa), Dorine van Kesteren (eindredactie), Jessica Maas Fotografie en beeld Rolf de Bakker, Niels Blekemolen, Cedris, Merlijn Doomernik, iStock, Katrien Mulder, Weener XL Art direction Veronique Gielissen Druk Senefelder Misset, Doetinchem Aan dit nummer werkten mee Erik Dannenberg, Martine Deen, Sandra Dijkman Dulkes, Marije van Dodeweerd Redactieadres sprank@divosa.nl Advertenties HOEZO projectmanagement en congresorganisatie, Eveline Alho, telefoon 023 - 555 27 20,e-mail e.alho@hoe-zo.nl Prijzen een los nummer kost

€15,30. Een abonnement €127,50 (excl. 9% btw) per jaar. Wijzigingen doorgeven kan via sprank@divosa.nl of 030 - 233 233 7.

Opzeggen kan schriftelijk voor 1 november van het lopende kalenderjaar via sprank@divosa.nl of Divosa / Sprank postbus 2758, 3500 GT Utrecht

© Divosa Sprank verschijnt 10x per jaar Oplage 1.750 ISSN 1875-6069

redactioneel 03

inhoud

sprank* 03.2020

(3)

column Dannenberg

sprank* 03.2020

05

blijven leren

Quarantaine colleges

Onder de vlag van de Universiteit van Nederland bieden docenten en hoogleraren in uiteenlopende disciplines gratis online colleges aan vanuit hun huiskamer. Bijvoorbeeld over online samenwerking en werken op afstand en over de gevolgen van de coronacrisis op de wereldeconomie.

Ook over onderwerpen die niets met covid-19 te maken hebben, kun je bijleren. Zo zijn er colleges te volgen over psychologie (wat is geluk, is het te beïnvloeden en kun je eraan gewend raken?), over taal (hoe proberen we elkaar in gesprekken gezichtsverlies te besparen?), over water in Nederland en over computerwetenschappen. Het aanbod wordt de ko- mende weken verder uitgebreid. Je vindt de colleges op YouTube (zoek:

quarantaine college).

De coronacrisis raast door ons land. Terwijl we in allerijl IC-bedden proberen te regelen en ons schrap zetten voor een economische cri- sis, voltrekt zich op de achtergrond een psychosociale ramp. Kin- deren die thuis niet veilig zijn, worden nu gedwongen juist daar de hele dag te zijn. Kansenongelijkheid in het onderwijs groeit nu grote groepen kinderen geen ondersteuning bij thuisonderwijs krijgen om- dat hun ouders zich in vitale, maar onderbetaalde banen, een slag in de rondte werken. En het wordt pijnlijk duidelijk dat de commis- sie-Borstlap in haar analyse de vinger precies op de zere plek legt.

Flexwerkers, uitzendkrachten en mensen met nulurencontracten ver- liezen massaal hun banen. De crisis legt genadeloos bloot wat er in onze samenleving al scheef zat vóór corona.

Het vraagt van ons in het sociaal domein dat we opstaan en de schouders er samen onder zetten. Deze crisis laat namelijk óók zien dat we dat heel goed kunnen. De Tozo-regeling voor getroffen zzp’ers is binnen twee weken uit de grond gestampt. Gemeenten jagen er dagelijks indrukwekkende aantallen Tozo-aanvragen doorheen. Er worden creatieve digitale oplossingen bedacht om toch met kwets- bare inwoners in contact te zijn. Er is flexibiliteit rond regelgeving en er wordt gestuurd vanuit de uitvoering. Het Rijk neemt regie waar het nodig is en spreekt daarbij vertrouwen uit: de Tozo-regeling is er voor iedereen die haar nodig heeft. Intensieve handhaving laten we nu achterwege. We doen eerst wat nodig is.

Tegelijkertijd komt er door de crisis een ongekende energie uit de sa- menleving vrij. Maatschappelijke vraagstukken zijn ineens van ons al- lemaal. We voelen met elkaar de pijn. En die pijn vraagt lang niet altijd om een formele oplossing, maar vaak om burgerkracht. De burgerini- tiatieven schieten dan ook als paddenstoelen uit de grond. Eenzaam- heid is al jaren een taai maatschappelijk vraagstuk en ineens komen grote groepen mensen in actie voor wie alleen is tijdens de ‘intelligen- te lockdown’. De coronacrisis laat álles zien: wat er niet goed zat in onze samenleving, maar ook waar we sterk in zijn. Het zou me wat waard zijn als we dat laatste ook na deze crisis kunnen vasthouden.

Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa

Mooi werk

De coronacrisis veroorzaakt veel leed, maar brengt ook het mooiste in mensen naar boven. Liefdadig- heid, saamhorigheid, creativiteit.

Bernhard Drost, directeur van FermWerk, gaat voor muzikaliteit en nam voor zijn collega’s een paar liedjes op. Benieuwd? Je kunt ze bekijken en beluisteren op

@bernharddrost (Twitter).

Genadeloos

sprekende cijfers

Bijna

20%

van de Nederlanders ervoer in maart een inkomensterugval door de coronacrisis. 21% verwacht die

terugval ook in april.

Tot deze groep behoren veel jongeren, zelfstandigen en flexwerkers. De meesten gaan

uit van een inkomensdaling tot maximaal

30%

Bron: Nibud.nl

Corporate antropoloog Danielle Braun roept psychiaters en filosofen in haar column op Joop.nl op om alsjeblieft geen nieuwe hokjes te maken, maar het bij radicale nuancering te houden.

‘Hoor ik mensen om mij heen de vraag stellen: ‘Ben jij van ‘dat mensen deugen’ of van het meer negatieve mensbeeld? Geloof jij

in actie of in acceptatie? Houd je van ‘pak je leven in handen’

of ‘het leven doet ook maar wat het wil?’’

Weet ik veel. […] Je hebt toch gewoon dagen dat het leven je overkomt en het een beetje uitcorveeën is. En je hebt dagen dat

je vliegt en je de wereld in je broekzak lijkt te hebben. Er zijn zesjes en tienen. En soms een dikke drie. De ene dag deugt de

buurman. En de andere dag is het een asshole . Ik hou van allebei. Van veel. En van weinig .’

Iedereen thuis

Thuiswerken, zoomen, de kinderen helpen met hun online schoolwerk, hollen, stilstaan, de lieve vrede bewaren, misschien stiekem een keer een glas wijn onder werktijd. Maar een huishouden van Jan Steen ...? Oordeel zelf. Maak een virtuele tour langs dit 'Vrolijk huisgezin' van Jan Steen uit 1668 en vele andere parels uit de collectie van het Rijksmuseum op rijksmuseum.nl/nl/ontdek-meesterwerken.

Zesjes en tienen kort

BEELD RIJKSMUSEUM, iSTOCKBEELD JUDITH JOCKEL

04

(4)

07

sprank* 03.2020

kalender

VU Divosa Collegereeks 2020:

Patronen doorbreken 23-04, 27-05, 10-09, 06-10 16.30-21.00, Utrecht

Let op: de eerste colleges worden online gegeven.

Divosa Vrijdag:

Aanpak kinderarmoede in de gemeentelijke praktijk 15-05 09.00-13.00 Let op: digitale bijeenkomst

Training

Hoe kun je jongeren effectief begeleiden?

23-04, 14-05, 28-05, 11-06, 25-06 Let op: de (eerste) fysieke bijeen- komst gaat niet door.

Deelnemers krijgen bericht over een (digitaal) alternatief.

Benchlearnbijeenkomst Werk en inkomen 23-09 Noord-Holland 25-09 Zuid-Holland 29-09 MIdden-Nederland 01-10 Noord-Nederland 08-10 Zuid-Nederland

Zesdaagse opleiding

Beleidsadviseur sociaal domein 10-09 09.30-16.30, Utrecht (start)

luistertip

Zaaigoed

‘Inspiratie voor het sociaal domein, voor en door Rijk en gemeenten’, dat is de ondertitel van de podcast ‘Zaaigoed’ van het Programma Sociaal Domein. In afleveringen van ongeveer een half uur kom je meer te weten over actuele thema’s als onzeker werkenden (aflevering 1, met Erik Dannenberg), structureel maatwerk (aflevering 6, met Pieter Hilhorst), de organisatie van buurtteams en specialistische jeugdhulp in Utrechtse wijken (aflevering 8) en privacy in het sociaal domein (aflevering 9). ‘Zaaigoed’ is te beluisteren via Spotify of een podcast-app als Castbox.

Mystery burger

John Bijl begeleidt gemeenteraden bij het verbeteren van het debat en het politieke proces en traint en coacht fracties, politici, wethouders en andere politiek bestuurders. Daarnaast zit hij voor Binnenlands Bestuur elke maand op de publieke tribune bij een politiek debat van de gemeenteraad of Provin- ciale Staten. Hoe is het gesteld met de kwaliteit van de lokale democratie?

Dit bespreekt hij in zijn column op binnenlandsbestuur.nl. Heb je even genoeg van je beeldscherm, beluister dan de gesproken versie via soundcloud.

com/binnenlandsbestuur.

Solidariteit en schulden

Torenhoge schulden, tegenvallende klandizie, boodschappen op de pof.

Menig ondernemer zou het bijltje erbij neergooien.

Zo niet de Tilburgse Tonny.

Ondanks de kuilen in de weg blijft ze haar klanten trouw en rijdt ze stapvoets door de straten om hen van een natje, droogje en portie aandacht te voorzien. Solidariteit en compassie in ruil voor onzekerheid en financiële problemen. Leve de vrouw van de SRV is terug te kijken op doc2.nl (zoek: SRV).

kijktip

sprekende cijfers

0 , 8%

van het totale bijstandsvolume bij gemeentenbestond in januari 2020 uit ondernemers

die gebruikmaken van de bijstand voor zelfstandigen.

Dit percentage zal stijgen door de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) die in het leven is geroepen voor zzp'ers die inkomsten derven door coronamaatregelen.

Begin april hadden gemeenten naar schatting al

100.000

aanvragen binnen.

Bron: Divosa Benchmark Werk en Inkomen, ministerie van SZW Socioloog en geograaf Justus Uitermark (UvA) in een interview op socialevraagstukken.nl.

‘Aanbieders van coronahulp blijken vaak incidentele en vrijblijvende hulp te willen geven, terwijl vragers naar mijn

indruk vooral behoefte hebben aan duurzame hulp en een netwerk waarop ze kunnen terugvallen. Zo’n mismatch […]

daarin schuilt een uitdaging voor sociaal werkers .’

Mismatch

Onderzoek UWV: Personeelstekort, maar wie wil werken?

Veel werkgevers kampen met personeelstekorten en zien die tekorten bovendien oplopen. Biedt de groep mensen die nu in deeltijd werkt uitkomst?

Willen deze parttimers meer werken? UWV deed onderzoek.

Uit de analyse van UWV op basis van eigen gege- vens en CBS-data blijkt dat er voor een deel van de tekortberoepen weinig deeltijders zijn die meer uren willen of kunnen draaien; in technische tekortberoe- pen bijvoorbeeld werken veel werknemers al fulltime.

De zorg en het onderwijs laten een ander beeld zien.

In deze sectoren is sprake van flinke tekorten én werken veel mensen in deeltijd. Maar: een groot deel van hen kiest daar bewust voor en is niet beschikbaar voor uitbreiding van het contract. Hoeveel zorg- en onderwijsprofessionals hun uren eventueel wel willen opschroeven, is niet bekend. Het gesprek hierover wordt nog maar weinig gevoerd, constateert UWV.

Een derde categorie zijn de beroepen die weinig uren bieden, maar waarin veel mensen juist meer willen werken. Denk aan schoonmaak-, horeca- en chauf- feurswerk.

Aandacht Uit eerder onderzoek is bekend dat beschikbare onderbenutte deeltijdwerkers voorwaar- den stellen aan het aangaan van een groter contract, waaronder financiële vooruitgang en een goede werk-privébalans. Het stimuleren van deeltijders om meer uren te werken vergt dan ook individuele aan- dacht, creativiteit en maatwerk. Tot slot waarschuwt UWV ervoor ook de groep mensen die minder wil werken – en dat is geen gering aantal –, de nodige aandacht te geven. Namelijk, hoe sterker hun wens om minder te werken, hoe groter het risico dat werk- nemers op zeker moment de organisatie verlaten.

Verder lezen? uwv.nl > over uwv > kennis, cijfers en onderzoek (zoek: meer minder werken).

BEELD ISTOCK, DOC2

06 kort

(5)

TEKST DORINE VAN KESTEREN BEELD MERLIJN DOOMERNIK

Staatsrechtgeleerde Douwe Jan Elzinga is geen onbekende in juridi- sche en politieke kringen, maar ook bij veel krantenlezers gaat bij het horen van zijn naam wel een belletje rinkelen. In 2000 leidde hij de staatscommissie die het politieke stelsel van de gemeente hervormde. Er kwam toen een einde aan het systeem waarin de ge- meenteraad uit zijn midden een aantal wethouders koos. Voortaan kwam er een duidelijke tweedeling tussen college en raad, net als tussen kabinet en parlement. Het doel was de levendigheid van het lokale politieke debat te vergroten en de kloof – ja, twintig jaar gele- den was die er ook al – tussen burger en kiezer te verkleinen.

Maar precies dat, de kracht van de lokale democratie, staat nu onder druk. “De theoretische rolverdeling is helder. De wethouders maken het beleid en worden gecontroleerd door de volksvertegenwoordigers in de gemeenteraad. De raad kan die controletaak alleen uitvoeren als hij keuzevrijheid, bevoegdheden en zeggenschap over de finan- ciën heeft. Maar dat is steeds minder het geval nu gemeenten voor meer dan 70 procent beleid van de rijksoverheid uitvoeren. Want welke invloed kunnen raadsleden daar nog op uitoefenen? Geen en- kele. Politiek bedrijven is dus nagenoeg onmogelijk geworden.”

Willen we dat wel?, vraagt Elzinga zich retorisch af. “Vakdepartemen- ten in Den Haag verzinnen van alles en gemeenten moeten het uitvoe- ren. Eigenlijk kunnen we de gemeente en de gemeenteraadsverkiezin- gen dan net zo goed afschaffen. In Zweden hebben ze dat een tijdje gedaan: de gemeente als kleurloze, uniforme uitvoeringsdienst van de nationale overheid. Nou, daar kwamen ze gauw weer van terug.”

Het beviel niet? “Je moet het belang van een ‘politieke’ gemeente niet onderschatten. Invloed van burgers tot op het laagste politieke niveau is essentieel in een moderne democratie. Een gemeentebestuur dat linksom, rechtsom of door het midden besluiten neemt die passen bij de wens van de burger, dát is politiek bedrijven. Als het bestuur die speelruimte niet heeft, dan valt er de facto niets te kiezen voor de inwoners. Daarnaast is een sterke lokale democratie nodig voor het begrip van het openbaar bestuur in een land. Mensen snappen beter hoe beleid, regels en wetten op provinciaal en landelijk niveau tot stand komen als ze zien hoe dat in hun eigen stad of dorp gaat.”

Medebewind

Van bijstand tot jeugdzorg tot energietransitie: je kan het zo gek niet bedenken of gemeenten moeten het doen, zei Elzinga onlangs in de Volkskrant over het uitdijende takenpakket van de derde bestuurslaag. Het zwaartepunt van de decentralisaties ligt in het sociaal domein: wat in 2004 begon met de bijstand, kreeg zijn voorlopige voltooiing met werk, jeugdzorg en zorg aan langdurig zie- ken en ouderen in 2015. Dit zijn voornamelijk ‘medebewindstaken’:

taken ter uitvoering van nationale wetgeving. “In het sociaal domein hebben gemeenten amper nog marges. Ze kunnen het armoedebe- leid een beetje opplussen, maar dat is het dan wel. Voor het overige zijn gemeentelijke afdelingen werk, inkomen en zorg uitvoerders van de landelijke sociale voorzieningen geworden.”

Gemeenten worden overspoeld door nationale taken. Zeker in het sociaal domein staat de klassieke

lokale autonomie onder druk. Volgens Douwe Jan

Elzinga, hoogleraar staatsrecht aan de

Rijksuniversiteit Groningen, is het hoog tijd voor een nieuw bestuursplan voor

Nederland.

‘Het sociaal domein

heeft niets meer met politiek te

maken ’

HOOGLERAAR DOUWE JAN ELZINGA:

sprank* 03.2020

09

(6)

Bij de drie decentralisaties heeft de rijksoverheid volgens de hoog- leraar misbruik gemaakt van de gemeenten. “Door in te calculeren:

als zij te weinig geld hebben, moeten ze het gewoon zelf oplossen.

In die zin waren de decentralisaties dus een prachtig vehikel voor de noodzakelijk geachte bezuinigingen. Inmiddels zijn de tekorten in het sociaal domein zo opgelopen dat 100 van de 350 gemeenten praktisch failliet zijn. In alle gemeenten nemen de tekorten een steeds grotere hap uit het budget dat zij vrij kunnen besteden. En zonder vrij budget geen politieke keuzes.”

Zit de werkelijke pijn dan niet bij de bezuinigingen an sich? “Nee, het probleem heeft twee kanten. Als je een taak moet uitvoeren, dan heb je daar voldoende geld voor nodig. Dat is één. Maar minstens zo belangrijk is de vraag of deze taken wel geschikt zijn voor de ge- meente. Neem de (gespecialiseerde) jeugdzorg: je weet van tevoren dat de helft van de gemeenten niet de menskracht en expertise heeft om die complexe dossiers het hoofd te bieden. Dan heb ik het zowel over de ambtenaren als over de wethouders en gemeenteraadsle- den. Zeker kleine gemeenten missen de deskundigheid om zich hier überhaupt een oordeel over aan te meten. Dus als het Rijk zo’n taak overhevelt naar gemeenten, moet er in potentie wel de mogelijkheid zijn om daar fatsoenlijke politiek op te bedrijven – niet alleen qua beleids- en budgetvrijheid, maar ook qua verstand van zaken.

Het tweede democratisch lek komt voort uit de schaalvergroting:

weinig kleine en middelgrote gemeenten kunnen de taken in het so- ciaal domein zelfstandig aan. Deze worden dus belegd op (boven) regionaal niveau. Dan gaan ze met meerdere wethouders bij elkaar zitten – een soort Poolse landdagen – en de individuele gemeentera- den verliezen de zaak uit het oog. Dat betekent: nóg minder demo- cratische sturing en controle.”

Je zegt: het is van tweeën één. Als het Rijk uitvoeringskantoren maakt van gemeenten, dan moeten ze ook het vereiste budget krij- gen om hun werk adequaat te kunnen doen. “Kijk naar de Belasting- dienst – niet zo’n goed voorbeeld, dat realiseer ik me – en de Sociale Verzekeringsbank. Als die te weinig geld hebben om hun taken te verrichten, dan worden ze aan het einde van het jaar bijgepast door de rijksoverheid. Nu gemeenten in dezelfde mate nationale taken uitvoeren als deze diensten, zie ik niet in waarom de financieringssy- stematiek anders moet zijn.”

Het idee achter de decentralisaties is dat de gemeente dicht bij de burger staat. “In het sociaal domein is het gelijkheidsbeginsel domi- nant: het Rijk vindt het onaanvaardbaar als de bijstand in Appin- gedam lager is dan in Terneuzen. De centrale vraag is dan of het zinvol is om iets wat overal hetzelfde moet worden uitgevoerd, bij 350 gemeenten neer te leggen. Ruimte voor politieke verschillen en lokaal maatwerk is er niet en in bedrijfskundig opzicht is het ook nog eens buitengewoon ondoelmatig. Wat is dan nog de zin van die gemeentelijke taaktoedeling? De inkomstenbelasting – die ook in het hele land op dezelfde manier wordt geïnd – loopt toch ook niet via de gemeenten? Integraliteit was destijds een ander argument. Wmo en jeugdzorg horen bij elkaar en moeten in één hand worden gehouden, dat idee. Maar is dat nu wel zo? Is de relatie van de jeugdzorg met de gezondheidszorg niet even groot als met de welzijnssector?

Als je zo redeneert, kun je je afvragen wat er mis is met bijvoorbeeld een provinciale sociale dienst met een paar lokale buitenkantoren.

Of met een vorm van functioneel bestuur dat de jeugdzorg uitvoert, naar analogie met de waterschappen. Dan wordt inhoudelijke vak- kennis het belangrijkste criterium en halen we de politiek eruit. Met vormen van toezicht en inspraak kan je derden en inwoners ook een stem geven in zulke ‘zorgschappen’.”

Gemeenten wílden het toch ook graag, al die extra taken? “Op het eerste gezicht is groeien, machtiger en belangrijker worden, altijd wel prettig. De wethouder sociaal domein is een superwethouder ge- worden die over 60 procent van de begroting gaat. Gemeenten dach- ten bijvoorbeeld dat ze de jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdre- classering wel even goedkoper en efficiënter konden organiseren dan de provincies. Maar wat kregen ze? Een veel te krap budget en een jeugdzorg die aan allerlei landelijke regels was gebonden, dus nau- welijks speelruimte. En kijk nu eens: de financiële situatie is alarme- rend, er is een groot gebrek aan personeel in de sector en kwetsbare jongeren krijgen niet of niet op tijd hulp.

Ondertussen grijpt het Rijk voortdurend in als het niet naar zijn zin gaat in het sociaal domein. Denk aan de verplichting voor gemeenten om beschut werk te realiseren, de invoering van het Wmo-abonne- mentstarief, het afdwingen van regionale samenwerking in de jeugd- zorg … Terwijl: als je ervoor kiest om taken te decentraliseren, kan je aan allerlei aspecten van dat beleid geen eisen meer stellen. Je kunt niet blazen en het meel in de mond houden, zoals voormalig Raad van State-voorzitter Piet Hein Donner ooit zei.”

‘Is het zinvol om iets wat

overal hetzelfde moet worden uitgevoerd, bij 350 gemeenten neer te leggen?’

sprank* 03.2020

11

(7)

12

sprank* 03.2020

Vrij vertaald zeg je dat het Rijk op de stoel van gemeenten is gaan zitten. De laatste tijd is ook steeds vaker het geluid te horen dat de rechter de stoel van de wetgever heeft ingenomen. “Toegespitst op het sociaal domein: inwoners van diverse gemeenten zijn al met succes naar de rechter gedaan om af te dwingen dat zij recht kre- gen op een voorziening als huishoudelijke hulp, met een beroep op het gelijkheidsbeginsel. Want waarom krijgt mijn broer in een nabijgelegen plaats het wel en ik niet? Rechters hebben dus in het algemeen de neiging om te interveniëren in beleid en wetgeving.

Maar wat er in de Urgenda-zaak is gebeurd, gaat veel verder. Daar doet de Hoge Raad een beroep op het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, het EVRM, dat algemene criteria bevat om het leven en de veiligheid van burgers te beschermen. Als de rege- ring de klimaatdoelstellingen niet haalt, is dat een inbreuk op de mensenrechten in Nederland, is de redenering. In mijn ogen is dit een gekunstelde route, een vrijmoedige interpretatie van het EVRM.

Als je geïsoleerd kijkt – ik draag het klimaat een warm hart toe – kan je vrede hebben met het gebod van de rechter om de CO2-uit- stoot met 25 procent te verminderen. Maar het is noodzakelijk om verder te kijken dan dit dossier en goed na te denken over de ver- houding tussen politiek en rechter. De Nederlandse Grondwet ver- biedt dat rechters wetten van de nationale overheid toetsen aan de Grondwet. De reden daarvan is dat wij kiezen voor het primaat van de wetgever: in belangrijke kwesties heeft niet de rechter maar de – democratisch gekozen – politiek het laatste woord.”

Wordt het nog wat, met het openbaar bestuur in Nederland? “Ik ben optimistisch, want het verzet groeit. Gemeenten en commissarissen van de Koning versturen de ene brandbrief na de andere, de Tweede en Eerste Kamer zijn ongerust. De commissie-Remkes, die de rege- ring adviseert over modernisering van het parlementair stelsel, uit stevige kritiek op de werkwijze van politiek Den Haag tijdens de decentralisaties in het sociaal domein en op de niet-aflatende be- moeienis sindsdien. De Raad van State en de Raad voor het Open- baar Bestuur vertolken vergelijkbare standpunten. De minister van Binnenlandse Zaken sluit nu niet uit dat er een wet op de decentrali- satie komt, waarin de interbestuurlijke verhoudingen met decentrale overheden opnieuw worden gedefinieerd. Hopelijk leidt dit alles ertoe dat de toekomst van het openbaar bestuur een thema wordt bij de komende Tweede Kamerverkiezingen en kabinetsformatie.”

Douwe Jan Elzinga (1950) studeerde geschiedenis en Nederlands recht aan de Rijksuniver- siteit Groningen.

Hij promoveerde in 1982 met een proefschrift over de politieke partij en het constitutio- neel recht. In 1986 werd hij benoemd tot hoogleraar staatsrecht. Hij is gespecialiseerd in grondrechten, lagere overheden, de verhouding tussen parlement en regering en de positie van politieke partijen.

‘Gemeenteraden komen aan het belangrijkste niet toe:

praten met burgers en hun wensen vertalen in lokaal

beleid – dat is tragisch’

De jeugdzorg is voor veel gemeenten een zorgenkindje. De rijksoverheid heeft de zorg voor onze kwetsbare jonge men- sen over de schutting gegooid. Gemeenten staan dichter bij de burgers en kunnen beter en goedkoper zorg leveren, was de gedachte. De praktijk is echter dat gemeenten wei- nig sturingsmechanismen hebben, maar wel de rekening moeten betalen. Komt een verwijzing naar de jeugdzorg via bijvoorbeeld de huisarts? Betalen. De reflex is dan om meer te gaan controleren. Dit is begrijpelijk, maar absoluut niet de oplossing. Controle kost altijd geld. Heb liever ver- trouwen in de professionals in de jeugdzorg. Mensen gaan de jeugdzorg in met een missie. De verantwoordelijkheid is groot en de lonen reiken niet tot de hemel.

Een andere reflex is om de wijkteams de opdracht te geven niet te snel door te verwijzen naar de jeugdzorg of jeugd- ggz. Dit lijkt goedkoper, maar als een kind of jongere te laat wordt doorverwezen, is de te verlenen zorg alleen maar duurder en dan hebben we het nog niet eens over het leed dat is geleden. Het zou ook goed zijn als wijkteams verder kijken dan de opvoedproblemen: is er sprake van armoede, trauma bij een ouder of een zeer klein netwerk? Door het gezinssysteem aan te pakken, is het risico op een uithuis- plaatsing vele malen kleiner. Uithuisplaatsingen zijn niet al- leen zeer traumatiserend voor de jongere – in twaalf jaar als pedagogisch medewerker bij Elker Jeugdhulp & onderwijs in Groningen heb ik veel schrijnende verhalen gehoord –

maar ook erg duur. Want veel pleeggezinnen zijn er niet en een plek in een residentiële instelling kost minimaal een ton per kind of jongere per jaar.

Kijk ook naar het declaratiesysteem: hoe ingewikkelder dit is, hoe meer geld er naar administratieve processen gaat in plaats van naar de daad- werkelijke zorg. Dat willen we toch niet? Goed om hierover als gemeente in overleg te blijven met de zorgaanbieders. Een onderzoek van de ge- meentelijke rekenkamercommissie kan een geschikt middel zijn om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de besteding van de zorggelden. Blijf als gemeente ook vooral in gesprek met instellingen. Zo scheid je het kaf van het koren. Dit contact is alleen mogelijk als je bij niet te veel instellingen zorg inkoopt. Ook voor de inwoners is dit niet nodig. Zij willen niet kunnen kiezen uit veel zorgaanbieders, maar in de eerste plaats goede zorg voor hun kind of puber.

Tot slot is het belangrijk om zorgcontracten voor meerdere jaren aan te be- steden. Dit voorkomt dat jeugdzorginstellingen permanent in de overleef- modus staan en genoodzaakt zijn een flexibele schil te hanteren. Mede- werkers krijgen dan geen vaste, maar alleen tijdelijke contracten. Dit heeft twee nadelen: jeugdzorgmedewerkers worden er helemaal gallisch van dat ze steeds nieuwe collega’s moeten inwerken. En voor de jongeren is het niet te behappen dat ze alweer een nieuwe mentor krijgen. Vergeet niet dat zij vaak al veel hebben meegemaakt. Uit onderzoek blijkt dat de geboden hulp vooral effectief is als er een vertrouwensband is met de jongere. Maar daar is wel tijd en vast personeel voor nodig.

Martine Deen,

gemeenteraadslid in Assen en voormalig jeugdzorgmedewerker

Help de jeugdzorg overleven

Het animo en enthousiasme van (potentië- le) raadsleden nemen ook af, merk je. “Mensen gaan in de raad omdat ze invloed willen hebben op de veiligheid, ruimtelijke inrichting, scholen, sportclubs en culturele faciliteiten in hun woon- plaats, maar daar is geen tijd en geen geld voor omdat gemeenten worden overspoeld met mede- bewindstaken. Het sociaal domein heeft al hele- maal niets meer met politiek te maken. Raadsle- den sturen hier niet op, dat willen en kunnen ze niet. Het enige wat ze doen, is discussiëren over de rijksbezuinigingen en deze een beetje netjes proberen te verwerken. Gemeenteraden komen dus niet meer toe aan hun belangrijkste werk:

het openbaar debat voeren, praten met burgers en hun wensen vertalen in lokaal beleid. Dat is tragisch en zorgt voor frustratie.”

Wat nu? “We moeten fundamenteel nadenken over wie welke taken het beste kan verrichten.

Ik pleit voor een bestuursplan voor Nederland dat heldere criteria geeft voor de taaktoedeling per bestuurslaag. Kan er een politieke invulling worden gegeven aan een taak, is er sprake van vrije keuze en budget? Zo ja, dan kan deze aan de gemeente worden gegeven. Zo nee, dan ligt een vorm van functioneel bestuur meer voor de hand. Zo’n plan kennen bijvoorbeeld Duitsland en Zwitserland ook. Als een departement ver- volgens niet in overeenstemming met het plan handelt, wordt het door de minister van Bin- nenlandse Zaken ter verantwoording geroepen.

Dan is er regie en duidelijkheid.”

Je vestigt je hoop op de Raad van Europa. “Het Europees handvest voor lokale autonomie bepaalt dat de lokale autonomie in iedere lid- staat ‘substantieel’ moet zijn. Een delegatie van de Raad van Europa bezoekt alle lidstaten periodiek om te kijken of dat in de gemeente- lijke praktijk ook zo is. En als men dan ziet dat het hier bedroevend is gesteld met de vrijheid om beleid en budgetten vast te stellen, kan Nederland lastige vragen verwachten.”

gastcolumn

sprank* 03.2020

13

(8)

TEKST SANDRA DIJKMAN DULKES BEELD KATRIEN MULDER

De gemeenten Amstelveen en Aalsmeer streven ernaar mensen binnen twee weken aan het werk te krijgen, zodat ze snel weer meedoen aan het arbeidsproces. Daarna kunnen ze een programma volgen om stap twee – naar de wensbaan – te zetten. “En dat lukt goed”, zegt Eelco Tolsma, afdelingshoofd Werk en Inkomen van de gemeente Amstelveen. “Althans, tot een paar weken geleden. Door de coronacrisis is alles opeens anders.”

Opstapbaan Tolsma legt uit hoe ze bij de twee Noord-Hollandse gemeen- ten te werk gaan. “Een zogeheten opstapbaan vinden, is normaal gespro- ken niet het probleem. Banen genoeg, bijvoorbeeld op Schiphol of de vei- ling. Voor anderstaligen is dat wel iets lastiger, omdat er taaleisen worden gesteld en personeel meestal een veiligheidscertificaat moet hebben. Deze groep vindt zijn opstapbaan vaak in productie–, schoonmaak–, inpak– en montagewerkzaamheden.”

Mensen die eenmaal aan het werk zijn en hun wensbaan willen nastreven, krijgen hulp van werkmakelaars van de gemeente die onderzoeken wat ze drijft, welke kant ze op willen en welke stappen ze moeten zetten. Vervol- gens kunnen ze trainingen of korte opleidingen volgen of stagelopen. “Nu is scholing nog beperkt tot maximaal één jaar, maar dat willen we uitbreiden, want we zien dat sommigen meer nodig hebben.”

Goede cijfers De wensbaan moet wel realistisch zijn. “Er was eens iemand die als piloot wilde werken, maar daarvoor niet was opgeleid. Dat wordt

‘m dan niet, maar we kunnen wel bemiddelen naar een baan op Schiphol.”

Mooie voorbeelden zijn er genoeg. Van de vrouw die als opstapbaan licht administratief werk deed en nu een wensbaan heeft in de financiële admi- nistratieve sector. Of van de man uit Ethiopië die met behoud van uitkering voor de VN werkte en nu projectmanager is bij een ngo.

Ook de benchmarkcijfers van Divosa laten zien dat de aanpak in Amstelveen en Aalsmeer werkt. Het aantal mensen dat na twaalf maanden opnieuw een beroep op bijstand doet, ligt er veel lager dan het landelijk gemiddelde;

de laatste drie maanden van 2019 was dat circa 7 procent tegenover 16 procent gemiddeld in de benchmarkgemeenten. “Goed voor de mensen zelf en een grote besparing voor de gemeente.”

Relatieonderhoud Tolsma maakt zich momenteel wel zorgen over de in- vloed van de coronacrisis op het project. “We kunnen nu niet bij werk- gevers aankloppen; die hebben wel wat anders aan hun hoofd. Maar we laten onze inwoners niet in de steek. De gesprekken gaan gewoon door.

Alleen kunnen we nu helaas de stap niet zetten naar een werkervarings- plaats of een baan. Gelukkig hebben we in goede tijden geïnvesteerd in de relatie met werkgevers. Hopelijk kunnen we een beroep op hen blijven doen om onze klanten een kans te geven.”

Wat? Mensen helpen aan wensbaan. Voor wie? Inwoners Amstelveen en Aalsmeer. Waarom? Zorgen dat ze kunnen doen wat ze leuk vinden.

Doel? Duurzame uitstroom uit de bijstand.

MENSEN AAN WERK HELPEN DAT BIJ HEN PAST. SINDS ANDERHALF JAAR HELPEN AMSTELVEEN EN AALSMEER BIJSTANDSGERECHTIGDEN BIJ HET VINDEN VAN HUN WENSBAAN. WANT ALLEEN DAN IS DE UITSTROOM UIT DE UITKERING DUURZAAM.

‘Op naar die wensbaan ’

lef en vertrouwen

sprank* 03.2020

15

Eelco Tolsma, tijdelijk op zijn thuiswerklocatie.

(9)

D

#Hoedan? Lijkt mij waanzinnig moeilijk. Ga maar eens concreet maken wat je als gemeente met de jeugdzorg wilt terwijl het hele veld in beweging is. Bovendien kan de wetenschap maar beperkt richting geven: in de jeugdzorg is de kennis over wat werkt nog volop in ontwikkeling, aldus het Nederlands Jeugdinstituut. Van veel interventies is niet eens bekend of ze überhaupt effect sorte- ren. En dan spelen de financiële tekorten er ook nog doorheen. Die schaarste dwingt gemeenten om vaker ‘nee’ te verkopen. Dat is nooit een dankbare rol. En bovendien supereng. Want waar je de grens ook trekt, hoeveel maatwerk je ook mogelijk maakt, er staan altijd schrijnende gevallen aan de verkeerde kant van de lijn.

Lekker dan. Kun je wel zeggen. Het helpt ook niet dat er in het systeem van jeugdzorg een aantal zaken zó geregeld zijn dat het ge- meenten wel erg lastig wordt gemaakt om te sturen. Het helpt niet dat zorgvragers die bij de gemeente een ‘nee’ krijgen, bij de huisarts een

‘ja’ kunnen halen. Het helpt niet dat de wetsteksten zo geformuleerd zijn dat in feite alles onder jeugdzorg kan vallen en je als gemeente nauwelijks wettelijke grond hebt om grenzen te trekken. Het helpt niet dat het Rijk de beleidsruimte van gemeenten steeds verder inperkt.

Moeten gemeenten niet een andere bekostigingssystema- tiek invoeren? Dat is te simpel gedacht. Uit een benchmarkonder- zoek bleek vorig jaar dat een bepaald inkoop- of bekostigingsmodel

geen invloed heeft op de financiële resultaten van een gemeente. Wel hebben gemeenten die consequent een bepaald model kiezen en dat fijn slijpen, meer grip op hun uitvoering en de kosten daarvan dan andere gemeenten. Zo constateert de VNG Visitatiecommissie dat sommige gemeenten wel heel veel zorgaanbieders hebben. Daarin snoeien is natuurlijk nadelig voor innovatie en de keuzevrijheid van inwoners, zo stelt de Visitatiecommissie, maar aan de andere kant houdt een gemeente meer tijd en energie over om de samenwerking met de resterende zorgaanbieders goed van de grond te tillen.

Is er echt geen simpele oplossing? Nee. Lees het advies maar van het door de VNG ingestelde expertiseteam naar de reikwijdte van de jeugdhulp. We moeten door de zure appel bijten, stelt deze groep experts, en de jeugdzorg veranderen door op de tast met tientallen partijen tegelijkertijd aan tientallen knoppen te draaien. Een soort van geblinddoekt Twister voor gevorderden.

Ik had ook graag een kant-en-klare oplossing gezien, een makkelijke weg, één knop waar je op kunt drukken en dat het dan goed komt.

Maar die is er dus niet. Deze beleidsthriller kent geen duidelijke schurk, alleen maar mensen die het goede willen doen en dan ont- dekken dat hun acties onbedoeld tot een financieel fiasco leiden. Dat maakt het zo ingewikkeld en zo interessant tegelijkertijd.

En kijk: daar meldt zich de volgende gemeente met een tekort dat miljoenen hoger uitvalt dan verwacht. De volgende aflevering start over 10, 9, 8, ….

De jeugdzorg is wat mij betreft een beleidsthriller van de bovenste plank. Ik móet gewoon volgen hoe gemeenten op de tast door een diepe en donkere jeugdzorgjungle lopen. Ze hebben een gebrekkig kompas, hun rantsoenen zijn op en het pad lijkt onvindbaar. ‘Hou vol, gemeenten!’, roep ik vanachter mijn scherm als ik ze weer eens vertwijfeld langs een afgrond zie balanceren. En dus tik ik hier weer een stukje over de vraag hoe de kosten van de jeugdzorg in drie jaar tijd met 42 procent konden stijgen.

Steek van wal! Divosa kwam vrij recent met een overzicht van een flink aantal Rekenkameronderzoeken. De rode draad is dat ge- meenten nog stappen kunnen zetten in de sturing en organisatie van de jeugdzorg. Het gaat dan bijvoorbeeld om de samenwerking met zorgaanbieders, de toegang tot de zorg, de monitoring van wat er gebeurt en daar dan op acteren. Eigenlijk het hele proces van:

wat wil je als gemeente, hoe ga je dat uitvoeren en monitoren en hoe zet je de verbeterstappen?

Hoe begin je daarmee? Met een heldere visie: waar is de ge- meente van en waarvan niet? Dat hoorden we de Raad voor het Openbaar Bestuur laatst ook al roepen en de VNG Visitatiecommissie sociaal domein schrijft dat nu ook nadat zij tien gemeenten heeft doorgelicht. Kortom: de lokale politiek moet meer richtinggevende uitspraken doen.

Marije van Dodeweerd is procesmanager bij Divosa en belicht in Sprank recente onderzoeken in het sociaal domein.

Verder lezen?

PBLQ (2020)

‘Rekenkamers over het sociaal domein’

(in opdracht van Divosa) VNG (2020)

‘Tweede tussen- rapportage visitatie- commissie sociaal domein’

NJi (2019)

‘Het groeiend jeugdzorggebruik:

duiding en aanpak’

Significant (2019)

‘Benchmarkanalyse uitgaven jeugdhulp in 26 gemeenten.

Leren van overeen- komsten en verschillen in beleid en uitvoering jeugdhulp’

VNG (2020)

‘De kracht van wijd reiken. Advies om de transformatie van de jeugdhulp te laten slagen.

Eindrapport en advies van het VNG Expertiseteam Rijkwijdte Jeugdhulpplicht’

Ja, ja, het is de vraag der vragen. Het raadsel der raadsels.

Het mysterie der mysteriën. Waarom is de jeugdzorg zo dramatisch duur?

Vers onderzoek biedt ons nieuwe puzzelstukjes.

Waarom is de jeugdzorg zo dramatisch duur? (deel 3)

achter de feiten

16

Prijzige jeugdzorg kent veelvoud aan oorzaken. De stijgende kosten voor de jeugdzorg zijn niet simpel te verklaren. Dit artikel gaat over de sturing van Rijk en gemeenten, maar er speelt nog veel meer en er is nog onvoldoen- de zicht op hoe dat allemaal in elkaar grijpt. Waarschijnlijk verschillen ook de oorzaken per gemeente. Als onderzoekers, uitvoerders, beleidsmakers en data-analisten doorgaan met vragen stellen, antwoorden zoeken en be- vindingen delen, komen we steeds een stapje verder in het ontwarren van dit mysterie. Ik voel deel 4 van deze serie al aankomen.

Vijf aanbevelingen voor gemeenten om de kostenstijging in de jeugdzorg te verhapstukken:

1. Investeer in informatievoorziening over inrichting, voortgang en opbrengsten van sociaal beleid.

2. Maak afspraken met verwijzers.

3. Let op kostenbeheersing bij inkoop en resultaat.

4. Werk beter samen met zorgverleners.

5. Investeer in de relatie met de gemeenteraad.

Bron: PBLQ (2020).

Tekorten jeugdzorg, feiten, cijfers en aanbevelingen Bron: Divosa

BEELD ISTOCK

17

sprank* 03.2020

+ 42% 1 , 4 mljrd + 13%

De gemeentelijke uitgaven aan jeugdzorg stegen tussen 2015 en 2018 met

Het beroep op jeugdzorg steeg tussen 2015 en 2018 met

Het gat tussen uitgaven van gemeenten aan jeugdzorg en de Rijksbijdrage was in 2018

(10)

De coronacrisis drukt ons met de neus op de feiten. Ook in

het sociaal domein. Welke scheidslijnen in de samenleving

en op de arbeidsmarkt worden nu nóg zichtbaarder?

Hoe geef je leiding in deze barre tijden en hoe moeten we straks verder?

Vier visies.

Veerkracht, maar ook

nieuwe

ongelijkheid

HET SOCIAAL DOMEIN IN TIJDEN VAN CORONA PETER ACHTERBERG:

‘Na de crisis gaan we vliegen als nooit tevoren’

TEKST JOLANDA VAN DEN BRAAK EN JESSICA MAAS BEELD ISTOCK Peter Achterberg, cultuursocioloog aan Tilburg University:

“Deze crisis legt onze samenleving onder een vergrootglas. We zijn het in Nederland niet gewend om ons naar allerlei strikte regels te gedragen. We hebben een geschiedenis van non-conformisme, zijn graag heer en meester over onze levensloop. Zodra we merken dat we risico lopen, zoals nu, nu iedereen van de ene op de andere dag ziek, misschien wel doodziek kan worden, raken we een beetje in paniek. We kunnen ons niet goed weren tegen dit virus, het contro- leert ons in plaats van andersom. Dat doet een groot beroep op ons aanpassingsvermogen en vraagt tijd. Want er is weinig zo moeilijk als patronen doorbreken en ons gedrag veranderen. Dat geldt voor iedereen en je kunt het niemand kwalijk nemen als dit niet één- twee-drie lukt.

Maar wat zien we ook gebeuren? Dat mensen het elkaar wél kwalijk nemen. Kijk naar het hamsteren van toiletpapier en blikvoer. Tot voor

kort was je slim bezig als je grote voorraden insloeg. Lekker voordelig.

Goed voor je portemonnee en de eco- nomie. Albert Heijn had nota bene

hamsterweken. Nu ben je ineens asociaal als je hamstert. Terwijl de meeste mensen gewoon even de tijd nodig hebben om te scha- kelen.

De coronacrisis raakt iedereen. Iedereen heeft ermee te maken en weet er dus ‘iets’ van, zoals er tijdens een wedstrijd van het Neder- lands elftal ineens 17 miljoen bondscoaches op de bank zitten. In het gesprek op straat, op sociale media, op internet en ook in som- mige kranten en talkshows lijkt de intuïtie leidend. Gevoel boven ratio. Ik heb al veel beweringen zoals die van Donald Trump gezien en gehoord. Aanvankelijk nam hij het coronavirus niet zo serieus, om daarna te beweren dat hij allang in de gaten had dat er een pandemie op uitbreken stond. Er komt ook zoveel informatie van zoveel kanten op ons af, dat het haast onmogelijk is de zin van de onzin te onderscheiden. Mensen zijn zoekende. Het helpt daarbij niet dat een aantal politici en wereldleiders de wetenschappelijke feiten in twijfel trekt.”

Twee kanten

“Maar laten we niet vergeten dat deze crisis twee kanten heeft. Er komt zoveel solidariteit en creativiteit los. Mensen doen boodschappen voor elkaar en sturen kaartjes naar verpleeg- huizen, het onderwijs probeert van alles om kinderen thuis les te geven, de rijksoverheid en gemeenten stampen in no time tijdelijk nieuw beleid en noodregelingen uit de grond. Natuurlijk gaat dat niet allemaal in één keer goed, maar dat risico nemen we nu voor lief. Nood breekt wet. We zetten grote passen en leren enorm veel.

Het volk schaart zich in tijden van crisis achter de politieke leiding, dat zie je nu gebeuren. We zien politici vanuit huis werken, we zien hoe ze er daar bijzitten, zien hun interieur. De beleefde afstand is daardoor kleiner dan nog maar een paar weken geleden.

Of deze crisis onze samenleving wezenlijk gaat veranderen? Ik denk het eigenlijk niet. Ook dat effect is tijdelijk. Zodra het gewo- ne leven weer los mag, gaan we vliegen als nooit tevoren. Met z’n allen naar buiten, de straat op, de stad in, naar festivals en voor je het weet staan de snelwegen weer vol.”

sprank* 03.2020

(11)

ERIK DANNENBERG:

Erik Dannenberg, voorzitter van Divosa:

“We maken een behoorlijk schokkende periode door. Het coronavi- rus is een gezondheidsdrama met in zijn kielzog een economisch en psychosociaal drama. Het is goed om te zien hoeveel solida- riteit er loskomt. En we staan terecht stil bij alle ondernemers, flexkrachten en uitzendkrachten die nu zonder werk thuiszitten.

Maar de crisis maakt zichtbaar dat bestaanszekerheid voor veel inwoners, waaronder ook de meest kwetsbaren, structureel niet goed zit. Daar heeft onder andere de commissie-Borstlap al terecht op gewezen.

Het dagelijks functioneren is volledig op z’n kop gezet, de druk op de huishoudens is enorm. Mensen zitten binnen, op elkaars lip.

Voor wie fit en gezond is brengt dit al de nodige spanningen met zich mee, laat staan voor de mensen met een fragiele positie in onze samenleving. Denk aan gezinnen met kinderen die speciaal onderwijs volgen, aan gezinnen met twee eigen en vier pleegkin- deren die nu de hele horde thuis hebben zitten. Aan mensen die beschermd wonen in groepsverband en nu meer dan ooit tot el- kaar veroordeeld zijn. Aan mensen met psychische problemen en aan degenen die thuiszitten omdat de dagbesteding gesloten is. Zij zien wekenlang misschien helemaal niemand. Laten we voor hen investeren in ict-middelen, zodat het broodnodige contact met hun begeleiders structureel kan doorgaan. Voor velen van hen is dat écht van levensbelang.

Blijf thuis, is de oproep aan iedereen. Maar hoe moet dat als je geen huis hebt? Gelukkig neemt de aandacht voor de dak- en thuislo- zen toe. Ik weet dat gemeenten keihard werken om hen te onder- steunen, bijvoorbeeld door opvanglocaties te individualiseren en quarantaineplekken in te richten. We vragen hier vanuit Divosa voortdurend aandacht voor en denken mee over oplossingen. Men- sen die nu een familielid in huis nemen zonder vaste verblijfplaats, moeten de garantie krijgen dat zij straks niet gekort worden op hun toeslagen. Dat geldt ook voor bijstandsgerechtigden die bood- schappen doen voor een zieke buurvrouw en het verschuldigde bedrag terugvragen met een Tikkie. Zij mogen straks niet gestraft worden voor hun solidariteit.”

Menselijke maat

“De mana- gers in het sociaal domein staan voor een ingewikkelde klus.

Hun medewerkers functioneren op afstand, verschillende kwetsbare doelgroepen verdienen tegelijk alle aandacht, er moet met spoed nieuw beleid gemaakt worden: ga er maar aan staan. Een deel van de bestuurders en leiding- gevenden is goed voorbereid om in crisistijd te kun- nen acteren. Zo worden burgemeesters, wethouders

en managementleden getraind in het omgaan met ongevallen en ram- pen, zij weten hoe het opschalen werkt. Maar we zitten nu al op niveau 4 van de gecoördineerde regionale in- cidentbestrijdingsprocedure, de GRIP. GRIP 4 treedt in werking als het effectgebied van een ramp de grenzen van de gemeente, veilig- heidsregio of provincie overstijgt. Gecoördineerde samenwerking is van het grootste belang. De managers sturen dus niet alleen hun eigen afdeling of organisatie aan, maar moeten handelen in dienst van een groter verband. Een pittige opgave, waarvan het einde nog niet in zicht is.

Hopelijk komt uit dit alles ook iets goeds voort. Als nu blijkt dat we in deze druk wél snel kunnen ontwerpen en handelen, waarom zouden we dat dan niet zo houden? Laten we de mooie en effec- tieve elementen eruit filteren. Laten we meer kijken naar de men- selijke maat en wat minder snel de regels erbij pakken. Zoals je dat nu in de zorg ook ziet. Discussies tussen huisartsen en zie- kenhuizen, of tussen ziekenhuizen onderling, die jarenlang muur- vast zaten, worden zonder meer opzijgeschoven. Ook in het soci- aal domein worden we teruggeworpen op de essentie. Wat hebben onze klanten, onze burgers nu nodig? Bij Divosa werken we uit alle macht om alle kennis uit de uitvoering naar Den Haag te brengen, om als input te dienen voor de noodregelingen die nu ontworpen worden. Daar krijgen we bij het ministerie van SZW gelukkig heel veel ruimte voor. Dat is een mooie ervaring in deze barre tijd. We leveren met elkaar een geweldige inspanning met, naar ik hoop, blijvend resultaat.”

‘Blijf thuis, is de oproep, maar hoe moet dat als je geen huis hebt?’

MONIQUE KREMER:

Monique Kremer, bijzonder hoogleraar Actief burgerschap aan de Universiteit van Amsterdam, voorzitter van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) en medeauteur van het WRR-rapport ‘Het betere werk. De nieuwe maatschappelijke opdracht’:

“Op korte termijn is de samenleving enorm veerkrachtig, blijkt wel.

Overal in het land zien mooie burgerinitiatieven het levenslicht en bruist het van creativiteit en improvisatietalent. We komen erach- ter hoe ingewikkeld het is als je elkaar niet in levenden lijve kunt ontmoeten, maar vinden daar ook razendsnel oplossingen voor.

Het mensbeeld in het overheidsbeleid is ook positiever. Empathie en vertrouwen winnen het van wantrouwen. Je ziet dat aan het moreel appèl dat de overheid doet op ondernemers: ‘Maak geen misbruik van de tijdelijke overbruggingsregeling’. En op werkge- vers: ‘Zet je tijdelijke werknemers niet op straat’. Het zou prachtig zijn als dat aanhoudt.

Deze crisis brengt ook minder fraaie zaken duidelijk in beeld.

Sommige scheidslijnen zijn dieper dan ooit. Tussen kansarm en kansrijk. Tussen mensen mét en zonder of een zeer beperkt soci- aal netwerk – ouderen, alleenstaanden, chronisch zieken, sommige migrantengroepen. En tussen mensen mét en zonder grip op werk, geld en het leven. In het recente WRR-rapport ‘Het betere werk’

zetten we uiteen dat werk voor iedereen zou moeten voldoen aan die drie criteria: een gepast loon met zekerheden, voldoende au- tonomie en een goede werk-privébalans. Dat is ‘de nieuwe maat- schappelijke opdracht’, zoals de ondertitel van het rapport luidt.

Het is de afgelopen weken nóg duidelijker geworden dat bij lange na niet iedereen grip heeft op die drie zaken en dat er dus nog een heleboel werk aan de winkel is. Het zou positief zijn als de corona- crisis dit aanjaagt.”

Lagere middenklasse

“Belangrijk aan- dachtspunt hierbij vind ik onze waardering, of beter gezegd onderwaardering, van de lagere middenklasse. Want we klappen wel voor artsen en verpleegkundigen – en zij dóen ook fantastisch werk –, maar er zijn heel veel mensen werkzaam in de zorg die we niet als professional be- schouwen, maar minstens zo onmisbaar zijn.

Ik denk aan medewerkers in de thuiszorg, ge- handicaptenzorg, jeugdzorg, maar ook aan de kinderopvang en de schoonmaak. Hun lonen blijven enorm achter, ze hebben weinig ruimte om het werk naar eigen inzicht te doen en bo- vendien werkt een deel van hen op basis van tijdelijke, onzekere contracten. Als wij hun werk nu niet gaan herwaarderen, wanneer dan wel?

Met het oog op de gemeenten tot slot: vóór de co- ronacrisis ontvouwden zich een aan- tal kansen en mogelijkheden in het sociaal domein, bijvoorbeeld voor de ondersteuning van bijstandsgerechtig- den. Er leek meer en meer ruimte te ontstaan voor een persoonlijke benadering, face-to-face-contact en actief arbeidsmarktbeleid: aspecten waarvan we uit wetenschap- pelijk onderzoek weten dat ze effectief zijn. En ook de basisbaan – duurzaam werk voor langdurig werklozen met weinig perspectief op de reguliere arbeidsmarkt – was onderwerp van gesprek. Pakken we die draad straks weer op? Zijn de financiële middelen er dan nog om hier opnieuw werk van te maken?

We weten niet wat ons te wachten staat. Het is moeilijk te voor- spellen. Maar ik hoop van harte dat we de feiten waarop we nu met de neus gedrukt worden, niet uit het oog verliezen als deze periode voorbij is. En dat de vaart waarmee de overheid stappen blijkt te kunnen zetten – pijlsnel door de binnenbocht – en de souplesse waarin samenwerkingsverbanden tot stand komen, behouden blij- ven. Improviseren, meer vertrouwen op mensen en pas achteraf verantwoorden, dat zou winst zijn.”

‘Ik hoop dat de vaart waarmee de overheid nu stappen zet, behouden blijft’

sprank* 03.2020

(12)

sprank* 03.2020

ARJEN BOIN:

Arjen Boin, hoogleraar Publieke Instituties en Governance bij het Instituut Politieke Wetenschap van de Universiteit Leiden en mede-

auteur van het ‘Handboek voor strategisch crisismanagement’ (2020):

“In een crisis kun je het niet perfect doen. Als leidinggevende moet je een plotselinge switch maken. Van het normale leidinggeven waarbij het gaat om hoofd- én randzaken, moet je je nu concen- treren op alleen de hoofdzaken. En dat is moeilijk, want met alle kennis die je in huis hebt, weet je in tijden van crisis ook ontzet- tend veel níet. Bovendien: in een werkomgeving als een ziekenhuis zijn de hoofdzaken duidelijk. Maar wat zijn de hoofdzaken voor een gemeentelijke organisatie of afdeling? Hoe ben je relevant in tijden van crisis?

Samen met allerlei andere maatschappelijke organisaties en afde- lingen – ook de jouwe – formuleert de gemeente een antwoord op deze crisis. Als leidinggevende moet je een crisismissie opstellen

die gericht is op het zoveel mogelijk blij- ven doen wat je al deed – business conti- nuity management – én op het vervullen

van je rol in die bredere res- pons – jouw bijdrage aan het crisismanagement van de gemeente. Het nemen van de echt moeilijke beslissingen is vaak maar een klein deel van je rol als leidingge- vende in tijden van crisis; de grootste knopen worden hoger in de boom doorgehakt, door de burgemeester of wethouder. Krijg je van hen een opdracht, dan is het duidelijk, dan is je rol gedefinieerd. Ingewikkel- der is het als je zelf proactief aan de slag moet.”

Orde in de chaos

“Leiders vinden het heel moeilijk om in een crisis goed te be- grijpen wat van hen is en waarvan ze beter kunnen afblijven – omdat het al door andere mensen wordt opge- pakt of geregeld. Aan probleemoplossend vermogen geen gebrek, maar het gevaar is dat ze zoveel urgente problemen zien, dat het niet meer lukt die te prioriteren. Of dat ze zich om zaken gaan bekommeren waarover ze zich nou net niet druk moeten maken.

Dat is door de bank genomen de voornaamste uitdaging. Kijk dus als leidinggevende niet voortdurend over de schouders van je me- dewerkers mee. Laat hen hun werk doen en vertrouw erop dat zij dat goed doen. Wat je wel moet doen? Niets anders dan je mede- werkers door de stappen heen loodsen. Orde in de chaos brengen.

Dat is waar je goed in bent. Specificeer heel duidelijk waar jouw mensen zich mee bezig moeten houden en geef ze die opdracht.

Al met al is crisismanagement geen rocket science. Je hoeft er niet jarenlang ervaring voor te hebben of drie studies voor te volgen.

Je hoeft geen Winston Churchill te zijn, geen Barack Obama. Wat we bij crises nodig hebben, is iemand die de zaak kan beoordelen.

Een goede voorbereiding helpt daarbij, maar in de praktijk zijn veel leidinggevenden er niet goed of helemaal niet op voorbereid. Die denken: ik zit niet in het crisisteam of in het beleidsteam van de gemeente. Maar neem de Bijlmerramp. In die crisis waren de di- recteuren in het sociaal domein enorm belangrijk, omdat de zwak- keren in de Bijlmer het hardst getroffen waren. En dat zie je vaker bij crises: de zwakste groepen vangen de hardste klappen. Vroeg of laat komen de managers van het sociaal domein dus in beeld en dan is het handig als je er gelijk bovenop kunt zitten, op de voorgrond klaarstaat. Dat is leiderschap. Helemaal niet zo heroïsch dus, maar dat lijkt me alleen maar geruststellend.”

‘In een crisis kun je het niet perfect doen’

BESLISSERS IN HET SOCIAAL DOMEIN STAAN VOOR HETE VUREN EN DUIVELSE DILEMMA’S DIE OM EEN DAADKRACHTIGE REACTIE VRAGEN. OVER DE TWIJFELS EN EMOTIES DIE DAARBIJ KOMEN KIJKEN, WORDT NIET VEEL GESPROKEN. SPRANK VRAAGT LEIDINGGEVENDEN ZICH BLOOT TE GEVEN.

TEKST JESSICA MAAS

“Van oktober 2015 tot januari van dit jaar was ik sectormanager Sociaal bij de gemeente Hengelo. Daarnaast was ik als directeur uitvoeringsorganisatie verantwoordelijk voor Werk en Inkomen – aanvankelijk voor Hengelo en Borne, sinds eind 2016 ook voor Haaksbergen. Drie gemeenten, drie wethouders. Reorganiseren en tegelijkertijd fuseren is niet handig, weet ik inmiddels. Op een ge- geven moment stuurde ik ruim driehonderd mensen aan. Vanuit het idee dat het goed is om het overzicht over het sociaal domein bij één persoon te houden. Ik voel daar nog steeds voor, maar ach- teraf zie ik dat het té omvangrijk was. Werk en Inkomen doet het in Hengelo uitstekend. Maar dan nog is het

belangrijk om de strategische visie helder uit- een te zetten en daar scherp op te sturen. Alle besluiten moeten samenhangen en elkaar ver- sterken. Je moet de basis in het oog houden.

Dat is me onvoldoende gelukt.”

Druk van alle kanten

“Voortdurend pro- beerde ik strategisch te sturen en was – soms op detailniveau, wat eigenlijk niet de bedoeling was – aan het schakelen tussen meerdere onderde- len in het sociaal domein. In de hele ambtelijke organisatie zijn er maar een stuk of drie men- sen die het hele veld overzien. Die schaarste aan sparringpartners maakte de klus nog lastiger.

Van alle kanten voelde ik druk. Om te begin- nen de financiële druk. De tekorten in Hengelo, vooral op jeugd, zijn groot. Dan de bestuurlijke druk – omgaan met de verschillende politieke belangen is behoorlijk ingewikkeld – plus alles wat het Rijk ons in de schoot wierp, met vaak- grote gevolgen voor de uitvoering. Daarboven- op kwamen de uitspraken van de rechter, zoals die in Eindhoven over hulp in de huishouding en de Wmo. Die zetten ook hier het hele juridi- sche circus in gang. Doen we het wel goed? Zo niet, hoe moet het dan wel? En vergeet de ca- susdruk niet. 80 procent verliep goed, maar áls klantmanagers of trajectregisseurs bij mij aan- klopten, dan was er ook echt wat aan de hand.”

Woede en waardering

“Een sectormanager weet veel, is de verwachting. Maar ik ging nergens heen zonder mijn experts, die les heb ik snel geleerd. Ik kon niet doen alsof ik alles wist. Daarvoor werd ik te veel geleefd. Mijn hele dag bestond uit afspraken, ik ging van het ene overleg naar het andere, had geen minuut vrij. Ook ’s avonds ging altijd de computer nog aan. En elke week had ik ook nog twee politieke avonden, met raads- en commissievergaderingen.

Het avondwerk begon er op zeker moment echt in te hakken. Als ik op vrijdag thuiskwam, was ik helemaal klaar, maar zondag om 16 uur zat ik weer achter de computer.

Ik werd slordig en kon de stukken lang niet allemaal helemaal le- zen, maar ik deed wat ik kon. Het stak me dan ook enorm toen mijn loyaliteit in twijfel getrokken werd bij de onderhandelingen voor het nieuwe college. Men wilde nogal rigoureus bezuinigen, waarop mijn collega en ik zeiden dat een aantal van de voorstellen echt niet kon. Op papier wel, maar niet in de praktijk. Dat werd uitgelegd als niet loyaal. Dat heeft me heel erg geraakt. Ik heb zitten janken, woedend was ik. Ik voelde me zo gekwetst door de mensen met wie ik al vier jaar samenwerkte. Toen ik later besloot om te stoppen als sectormanager, heb ik gelukkig ook weer veel waardering gevoeld.

Dat was toch wel bijzonder.”

Het begint met dromen

“Het was de mooiste baan die er is, maar ook slopend. En als ik eerlijk ben, lag dat toch wel aan me- zelf. Ik ben een ‘curlingleidinggevende’, net zoals curlingmoeders, die alle obstakels voor hun kinderen proberen weg te nemen. Dat is niet verstandig, het is niet vol te houden. Aan een stil meer in Canada vorige zomer viel het kwartje. Ik zag in hoe we in het soci- aal domein na de transitie in een sneltrein hebben gezeten. Zoals alle gemeenten in Nederland waren we de eerste tijd enkel aan het overleven. Pas daarna konden we gaan nadenken: hoe richten we het sociaal domein goed in? We zijn daarbij vergeten om de hele organisatie mee te nemen.

Dat zette me op het volgende spoor: ik kan veel meer toegevoegde waarde hebben aan de organisatiekant. Sinds 1 januari ben ik al- leen nog directeur uitvoeringsorganisatie. We hebben de functies uit elkaar getrokken. Mijn opvolger Sociaal werkt alleen voor Hen- gelo. Het is goed dat er na vijf jaar iemand anders zit. Een frisse wind. Ik werk nog steeds voor de drie gemeenten en probeer de verschillende domeinen met elkaar te verbinden. Eindelijk, en dat is me in geen tien jaar gelukt, heb ik ruimte in mijn agenda. Ik be- denk maandag wat ik dinsdag ga doen en dat lukt dan ook.

Mijn passie voor het sociaal domein ben ik niet kwijt. Zeker niet.

We zijn nu in Twente bijvoorbeeld bezig met de vraag: hoe ziet het zorglandschap van 2030 eruit? Dat begint met dromen. We gaan proberen om alles uit te gummen wat we nu hebben. Dat zou ik wel vaker willen. Al die stomme complexe systemen uitgummen en de professionals in de uitvoering veel meer ruimte en vrijheid bieden om te doen wat goed is. De meesten zijn zó goed in hun werk.”

‘Alles uitgummen,

dat zou ik wel vaker willen’

‘Het was slopend’

DIRECTEUR KATJA BOERRIGTER (49):

N I E T V O O R P U B L I C A T I E

[ ]

]

23

Katja Boerrigter 01.2020 heden:

concernmanager organisatie/directeur uitvoeringsorgani- satie Werk en Inkomen Hengelo 10.2015 01.2020:

sectorhoofd Sociaal Hengelo/directeur uitvoeringsorgani- satie Werk en Inkomen Borne, Haaksbergen en Hengelo

09.2013 09.2015:

sectorhoofd Samenleving Hengelo 03.2008 08.2013:

afdelingshoofd Maatschappelijke Ontwikkeling 1999 2008:

teamleider Zorg, participatie, cultuur Zwolle 1995 1999:

beleidsmedewerker Welzijn, Epe Katja Boerrigter woont met man en dochter in Hengelo.

(13)

24

sprank* 03.2020

Gemeenten creëren steeds meer beschutte werkplekken,

maar halen de gewenste aantallen nog niet. Zij kennen de doelgroep onvoldoende en vinden dat ze te weinig geld

krijgen van het Rijk. Een principiëler bezwaar is dat een grote groep mensen met

een arbeidsbeperking in het huidige systeem tussen

wal en schip valt. Tijd voor een sociale werkvoorziening

nieuwe stijl.

Wat doen we met beschut

werk?

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze laatste plekken zijn bedoeld voor mensen die dusdanige begeleiding en/of aanpassingen van de werkplek no- dig hebben, dat die in redelijkheid niet van een reguliere werkge-

En dat het geld oplevert op de lange termijn: als mensen duurzaam aan het werk zijn – in beschut werk en wellicht daarna in een garantie- baan – hebben ze lange tijd geen

Ten tweede het totaal aantal werkenden op peildatum 31 december 2019, ongeacht het moment van afgifte van het positieve advies, dus inclusief de mensen die een positief

Ten tweede het totaal aantal werkenden op peildatum 30 september 2019, ongeacht het moment van afgifte van het positieve advies, dus inclusief de mensen die een positief

• Stel dat beschut werk straks verplicht wordt, wat heeft u dan nodig voor een

Dit geldt niet alleen voor gemeenten die principieel afzien van de voorziening beschut werk, maar ook voor gemeenten die een beperkende volumedoelstelling hebben opgenomen of

Onderstaande tabel toont het aantal werkzame 1 personen met een geldig (positief) advies beschut werk Participatiewet zoals geregistreerd in het doelgroepregister. Dit aantal is

Het gaat bij beschut werk om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanig hoge mate van (structurele) begeleiding of aanpassing van de