• No results found

Advies bezwarencommissie

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Advies bezwarencommissie"

Copied!
10
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Commissie van advies voor de bezwaarschriften

Advies van de Commissie van advies voor de bezwaarschriften aan het college van burgemeester en wethouders van Asten alsmede aan de gemeenteraad van de gemeente Asten met betrekking tot het door de heer mr. S. Oord namens de heer L.F.M. Vlemmix ingediende bezwaarschrift.

Datum: 13 december 2012 Het bezwaar

Besluit I weigering bouwvergunning tweede bedrijfswoning

Op 24 januari 2012 besloot het college van burgemeester en wethouders van Asten (hierna: het college) om een bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning op het perceel, kadastraal bekend gemeente Asten, sectie P, nummer(s) 1081, plaatselijk bekend Voorste Heusden 6, te weigeren.

Tegen dit besluit diende de heer mr. S. Oord namens de heer L.F.M. Vlemmix (hierna: Vlemmix) op 2 maart 2012 een pro-forma bezwaarschrift in. Dit bezwaarschrift is ontvangen op 5 maart 2012.

De aanvullende gronden van het bezwaar werden ontvangen op 4 april 2012.

Besluit II weigering bouwvergunning garage

Op 24 januari 2012 besloot het college van burgemeester en wethouders van Asten (hierna: het college) om een bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een garage op het perceel, kadastraal bekend gemeente Asten, sectie P, nummer(s) 1081, plaatselijk bekend Voorste Heusden 6, te weigeren.

Tegen dit besluit diende de heer mr. S. Oord namens de heer L.F.M. Vlemmix (hierna: Vlemmix) op 2 maart 2012 een pro-forma bezwaarschrift in. Dit bezwaarschrift is ontvangen op 5 maart 2012.

De aanvullende gronden van het bezwaar werden ontvangen op 4 april 2012.

De gevolgde procedure

De ingediende bezwaarschriften zijn op 13 december 2012 behandeld door de commissie van advies voor de bezwaarschriften. Vlemmix en het college zijn overeenkomstig het bepaalde in de verordening “Behandeling bezwaarschriften”

in de gelegenheid gesteld hun standpunten voor de commissie toe te lichten. Zie voor het verslag de bijlage.

De ontvankelijkheid

De bestreden besluiten zijn aan te merken als een besluit als bedoeld in artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb).

Nu beide bestreden besluiten op 24 januari 2012 zijn bekend gemaakt door toezending ervan aan Vlemmix en de bezwaarschriften op 5 maart 2012 zijn ontvangen, zijn de bezwaarschriften tijdig ingediend. De bezwaarschriften voldoen ook aan de overige in de Awb gestelde vereisten.

(2)

De overwegingen

Feiten en omstandigheden

Vlemmix diende op 17 augustus 2010 een aanvraag in voor een bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning.

Op 27 september 2010 diende Vlemmix een aanvraag in voor een bouwvergun- ning 1e fase voor de oprichting van een garage.

De bestreden besluiten en de gronden van het bezwaar

Het college besloot op 24 januari 2012 beide aanvragen af te wijzen.

Besluit I weigering bouwvergunning tweede bedrijfswoning

De bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning werd geweigerd om de volgende redenen:

- de aanvraag voldoet niet aan de regels van de bestemming “agrarisch bedrijf” in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008; het realiseren van een tweede bedrijfswoning is volgens de bestemmingsplan- voorschriften niet mogelijk;

- de aanvraag bouwvergunning wordt op grond van artikel 46 lid 3 Woningwet tevens aangemerkt als een aanvraag om een projectbesluit zoals omschreven in artikel 3.10 Wet ruimtelijke ordening;

- de aanvraag bouwvergunning is in strijd met artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening omdat het realiseren van een tweede agrarische bedrijfswoning in strijd is met het provinciaal beleid zoals vastgesteld op 17 december 2010.

Besluit II weigering bouwvergunning garage

De bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een garage werd geweigerd om de volgende redenen:

- de aanvraag voldoet niet aan de regels van de bestemming “agrarisch bedrijf” in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 omdat de garage binnen 25 meter van de (bestaande) bedrijfswoning dient te worden gerealiseerd;

- de aanvraag bouwvergunning wordt op grond van artikel 46 lid 3 Woningwet tevens aangemerkt als een aanvraag om een projectbesluit zoals omschreven in artikel 3.10 Wet ruimtelijke ordening;

- de aanvraag bouwvergunning is in strijd met artikel 3.10 van de Wet ruimtelijke ordening omdat het realiseren van een bijgebouw ten behoeve van privédoeleinden op zulke afstand van de bedrijfswoning niet leidt tot

geconcentreerde privébebouwing.

Bezwaargronden besluit I tweede bedrijfswoning

Tegen het besluit tot weigering van de bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning worden de volgende bezwaargronden

aangevoerd:

1. het besluit is in strijd met het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel:

- de aanvraag d.d. 17 augustus 2010 is in behandeling genomen; daarbij werd bij brief d.d. 1 oktober 2010 gesteld dat door de provincie geen verordening is vastgesteld waarin regels worden gesteld omtrent de inhoud van het bestem- mingsplan en dat ontheffing op grond van artikel 4.1. lid 3 derhalve niet aan de orde is;

- door het college werd de Agrarische Adviescommissie (hierna: AAB) om advies gevraagd. Deze adviescommissie concludeerde dat er ten tijde van het

(3)

advies d.d. 10 november 2010 geen noodzaak zou zijn voor een tweede

bedrijfswoning. AAB gaf daarbij aan dat in de toekomst, na verdere ontwikkeling van het bedrijf, een nadere afweging van de noodzaak van de tweede

bedrijfswoning kan plaatsvinden;

- de besluitvorming liet vervolgens meer dan een jaar op zich wachten om onduidelijke redenen;

- het besluit tot weigering is gestoeld op de stelling dat er strijd is met het provinciaal beleid zoals dat is vastgesteld op 17 december 2010. Dit wordt verder op geen enkele manier aangeduid;

- uit het besluit blijkt op geen enkele manier waarom het college geen gebruik maakt van de bevoegdheid om gebruik te maken van de uitzonderings- regel van de ex nunc toetsing zoals die door de Raad van State is geformuleerd in haar uitspraak van 2 november 2011, LJN: BU3123.

2. Het besluit refereert niet aan het AAB-advies van 10 november 2010. Dit AAB-advies is inmiddels niet meer actueel voor wat betreft de conclusie en de gegevens die tot die conclusie hebben geleid. Gelet op de inmiddels

doorgemaakte bedrijfsontwikkeling is er nu wel noodzaak voor een tweede bedrijfswoning. Gelet hierop is het aangewezen AAB hierover nader advies te laten uitbrengen.

Gevraagd wordt om een vergoeding in de proceskosten.

Bezwaargronden besluit II garage

1. Vlemmix vraagt om de bezwaargronden gericht tegen het besluit tot weigering bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning, als hier herhaald en ingelast te beschouwen.

2. De afstand van de garage tot de op te richten bedrijfswoning valt binnen 25 meter. Het verlenen van een bouwvergunning met betrekking tot de tweede bedrijfswoning in heroverweging dient te leiden tot het verlenen van een bouwvergunning m.b.t. de garage.

Ook nu wordt gevraagd om een vergoeding in de proceskosten.

Toepasselijke regelgeving

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna:

Wabo) in werking getreden. Bij de invoering van deze wet is een aantal andere wetten gewijzigd. Uit het overgangsrecht, zoals dat is opgenomen in artikel 1.2 lid 2 van de Invoeringswet Wabo, volgt dat de wetswijzigingen niet van

toepassing zijn op dit geding, omdat beide aanvragen om een vergunning voor de inwerkingtreding van de Wabo is ingediend.

In deze zaak is de aanvraag bouwvergunning 1e fase voor de tweede bedrijfs- woning ingediend op 17 augustus 2010 en de aanvraag bouwvergunning 1e fase voor de garage ingediend op 27 september 2010.

In dit advies worden dan ook de wetten aangehaald, zoals zij luidden voordat zij bij invoering van de Wabo werden gewijzigd.

Artikel 44 lid 1 Woningwet bepaalt dat de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien:

c. het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld dan wel met een projectbesluit als bedoeld in artikel

(4)

3.10, 3.27 of 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening of met een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet;

f. het bouwen in strijd is met de regels, gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3, derde lid, van die wet;

Artikel 3.10 lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat de gemeenteraad ten behoeve van de verwezenlijking van een project van gemeentelijk belang een projectbesluit kan nemen.

Artikel 4.1 lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt – voorzover hier van belang - dat - indien provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken - bij of krachtens provinciale verordening regels kunnen worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, daaraan voorafgaande projectbesluiten daaronder begrepen, omtrent de daarbij behorende toelichting of onderbouwing, alsmede omtrent de inhoud van beheersverordeningen. Daarbij kan worden bepaald dat een regel slechts geldt voor een daarbij aangegeven gedeelte van het grondgebied van de provincie. De kennisgeving van een besluit tot vaststelling van de verordening geschiedt tevens langs elektronische weg.

Artikel 4.1 lid 3 Wet ruimtelijke ordening bepaalt dat bij of krachtens een verordening als bedoeld in het eerste lid regels kunnen worden gesteld die noodzakelijk zijn om te voorkomen dat in de verordening begrepen gronden of bouwwerken minder geschikt worden voor de verwezenlijking van het doel van de verordening zolang geen bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in het tweede lid in werking is getreden. Bij de verordening kan worden bepaald dat gedeputeerde staten met inachtneming van de bij de verordening te geven regels ontheffing kunnen verlenen van bij die verordening aan te geven regels.

Artikel 4.1. van de Planregels Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 bepaalt – voor zover hier van belang - dat de voor “agrarisch- landschappelijke waarden”

aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf.

Artikel 4.3.1. van de Planregels Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 bepaalt dat op de tot “agrarisch – landschappelijke waarden” bestemde gronden uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van doeleinden omschreven in 4.1.

en nader gedetailleerd in 4.2.

Artikel 4.3.2. aanhef en onder c van de Planregels Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 bepaalt dat binnen het agrarisch bouwblok uitsluitend mogen worden opgericht: één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bouwblok, met dien verstande dat:

- voor zover op de kaart de aanduiding “2bw” is opgenomen, op het betreffende bouwblok maximaal twee bedrijfswoningen zijn toegestaan;

- voor zover op de kaart de aanduiding “-bw” is opgenomen, op het betreffende bouwblok geen bedrijfswoning is toegestaan.

Artikel 4.3.3. van de Planregels bepaalt dat de maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het agrarisch bouwblok als volgt is:

(5)

- vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning: de afstand van de bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt minimaal 1,5 meter en maximaal 25 meter.

Artikel 3.8.2 lid 1 onder a van de ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in het agrarisch gebied of in de groenblauwe mantel niet voorziet in de bouw van een of meer woningen, behoudens in geval het gaat om de bouw van ten hoogste één eerste

bedrijfswoning ten behoeve van een agrarisch bedrijf binnen het bouwblok.

Artikel 11.1. lid 1 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, regels stelt ter voorkoming van:

a. nieuwbouw van één of meer woningen;

b. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen.

Artikel 11.1. lid 2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 bepaalt dat - in afwijking van het eerste lid een bestemmingsplan kan voorzien in de nieuwbouw van ten hoogste één bedrijfswoning ten behoeve van een op grond van deze verordening toegelaten bedrijf binnen het bij dat bedrijf behorende bouwblok of bestemmingsvlak mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:

a. de noodzaak vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is;

b. de noodzaak van deze nieuwbouw niet het gevolg is van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;

c. het bestemmingsplan de nodige voorwaarden bevat om een goede landschap- pelijke inpassing van de te bouwen woning te verzekeren, onverlet het bepaalde in artikel 2.2 in verband met de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Artikel 11.1 lid 1 Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 bepaalt dat een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel of agrarisch gebied, met inbegrip van een landbouwontwikkelingsgebied of een vestigingsgebied glastuinbouw, regels stelt ter voorkoming van:

a. nieuwbouw van één of meer woningen of solitaire recreatiewoningen;

b. zelfstandige bewoning van bedrijfsgebouwen, al dan niet solitaire recreatiewoningen en andere niet voor bewoning bestemde gebouwen.

Artikel 11.1 lid 2 Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 bepaalt dat - in

afwijking van het eerste lid - een bestemmingsplan kan voorzien in de nieuwbouw van ten hoogste één bedrijfswoning ten behoeve van een op grond van deze verordening toegelaten bedrijf binnen het bij dat bedrijf behorende bouwblok of bestemmingsvlak mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:

a. de noodzaak vanwege de aard van de bedrijfsvoering aanwezig is;

b. de noodzaak van deze nieuwbouw niet het gevolg is van een eerder aanwezig, doch afgestoten bedrijfswoning;

c. het bestemmingsplan de nodige voorwaarden bevat om een goede landschap- pelijke inpassing van de te bouwen woning te verzekeren, overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.2 in verband met de kwaliteitsverbetering van het

landschap.

(6)

Overwegingen

Onbevoegd genomen besluiten

Allereerst merkt de commissie het volgende op.

Door het college is in het verweerschrift d.d. 15 november 2012 aangegeven dat zowel het besluit tot weigering van de bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning als het besluit tot weigering van de bouwver- gunning 1e fase voor het oprichten van een garage onbevoegd is genomen.

Omdat de beide aanvragen voor een bouwvergunning tevens aangemerkt hadden moeten worden als een aanvraag om een ontheffing of een aanvraag om een projectbesluit had niet het college maar de gemeenteraad de besluiten om de bouwvergunningen te weigeren moeten nemen. Vlemmix voert in bezwaar hiertegen geen gronden aan.

De commissie adviseert – in navolging van het standpunt van het college – om de beslissingen op het bezwaarschrift te laten nemen door de gemeenteraad. Om die reden is dit advies tevens aan de gemeenteraad gericht.

Het bouwplan

Het bouwplan ziet op de oprichting van een tweede bedrijfswoning en op de oprichting van een garage op het perceel, kadastraal bekend gemeente Asten, sectie P nummer 1081, plaatselijk bekend Voorste Heusden 6.

Dit perceel valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Asten 2008”.

Ingevolge dit bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming “agrarisch- landschappelijke waarden”.

De tweede bedrijfswoning

Uit het bepaalde in artikel 4.3.2. aanhef en onder c van de Planregels

bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 blijkt – voor zover hier van toepassing - dat binnen het agrarisch bouwblok slechts één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bouwblok, mag worden opgericht. Slechts indien op de kaart de aanduiding “2bw” is opgenomen, zijn op het betreffende bouwblok maximaal twee bedrijfswoningen toegestaan.

Uit de plankaart blijkt dat op het betreffende perceel de aanduiding “2bw” niet is opgenomen. Naar het oordeel van de commissie staat hiermee vast dat op het onderhavige perceel slechts één bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen per agrarisch bouwblok mag worden opgericht.

Het bouwplan is daarmee in strijd met het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008.

Strijd met het bestemmingsplan is ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Woningwet een grond voor weigering van de

bouwvergunning.

Omdat het aangevraagde niet past binnen het geldende bestemmingsplan wordt de aanvraag voor een bouwvergunning op grond van het bepaalde in

artikel 46 lid 3 Woningwet tevens aangemerkt als een aanvraag om een ontheffing of een aanvraag om een projectbesluit.

De aanvraag om een ontheffing of de aanvraag om een projectbesluit wordt getoetst aan het gemeentelijke beleid. Het gemeentelijk beleid is verwoord in de toelichting bij het bestemmingsplan.

(7)

Uit de toelichting bij het Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 blijkt dat het gemeentelijk beleid erop is gericht om toename van burgerwoningen in het gehele buitengebied zoveel mogelijk te voorkomen. Nieuwbouw van

bedrijfswoningen wordt binnen het bestemmingsplan niet toegestaan. Hiervoor dient een afzonderlijke bestemmingsplan procedure gevolgd te worden. Dit geldt tevens voor de oprichting van een tweede agrarische bedrijfswoning. In de praktijk heeft het overgrote deel van de tweede agrarische bedrijfswoningen een tijdelijk karakter (periode waarin ouder en kind samen het bedrijf leiden), waarna één van de woningen een burgerwoning wordt. Oprichting van een tweede

agrarische bedrijfswoning wordt in het bestemmingsplan dus ook niet toegestaan, reeds bestaande rechten worden evenwel gerespecteerd.

Gelet hierop is de commissie met het college van mening dat ontheffing of een projectbesluit niet mogelijk is nu de op te richten tweede bedrijfswoning in strijd is met het gemeentelijke beleid.

Aan de weigering bouwvergunning te verlenen heeft het college – zoals nader toegelicht in het verweerschrift – eveneens ten grondslag gelegd dat de

aangevraagde oprichting van een tweede bedrijfswoning ook in strijd is met de ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (op het moment van indienen van de aanvraag), met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (op het moment van beslissing op de aanvraag) alsmede met de Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 (op het moment van beslissing op het bezwaarschrift).

In deze provinciale verordeningen zijn, voor zover hier van belang, regels als bedoeld in artikel 4.1, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening gesteld. Strijd met deze regels is ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel f, van de Woningwet een grond voor weigering van de bouwvergunning.

Ingevolge artikel 11.1 van de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 is het niet toegestaan in het beschermingsgebied groenblauwe zone een tweede bedrijfswoning op te richten.

Immers, het tweede lid formuleert een uitzondering op de basisregel dat de nieuwbouw van een eerste agrarische bedrijfswoning of van een andere eerste bedrijfswoning, behorend bij een niet-agrarisch bedrijf dat toegelaten is op grond van de Verordening ruimte, onder voorwaarden wel is toegelaten. Aldus is een tweede agrarische bedrijfswoning uitgesloten.

Gelet op bovenstaande overwegingen concludeert de commissie dat de oprichting van een tweede bedrijfswoning zowel in strijd is met het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 als met het gemeentelijke beleid als met de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant 2012.

De Woningwet geeft een limitatieve-imperatieve opsomming van de

weigeringsgronden voor de bouwvergunning. Dit houdt in dat de bouwvergunning slechts geweigerd mag en ook moet worden als er – zoals in de onderhavige zaak - sprake is van strijd met het bestemmingsplan en strijd met de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant 2012.

Vlemmix voert als bezwaar aan dat het college ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid om gebruik te maken van de uitzonderingsregel van

(8)

de ex nunc toetsing zoals die door de Raad van State is geformuleerd in haar uitspraak van 2 november 2011, LJN: BU3123.

De commissie overweegt ten aanzien van deze bezwaargrond als volgt.

Bij een beslissing op een aanvraag of een beslissing op bezwaar moet in beginsel het recht worden toegepast dat op dat moment geldt. Alleen als tijdens het besluitvormingstraject het planologisch regime dusdanig wijzigt dat een aanvankelijk begunstigende beschikking niet meer mogelijk is moet een uitzondering op deze regel worden gemaakt.

In de onderhavige zaak was ook ten tijde van de aanvraag een begunstigende beschikking niet mogelijk. Immers op het moment van de aanvraag van de bouwvergunning voor de oprichting van de tweede bedrijfswoning (d.d. 17 augustus 2010) was de ontwerp Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 (d.d. 22 juni 2010) van kracht. Ook binnen deze ontwerp Verordening was het oprichten van een tweede bedrijfswoning niet mogelijk. Gelet hierop is de commissie met het college van mening dat deze uitzonderingsregel in de onderhavige zaak niet van toepassing is.

Vlemmix voert verder in zijn bezwaarschrift aan dat het besluit ten onrechte niet refereert aan het AAB advies van 10 november 2010. Dit AAB advies is volgens Vlemmix inmiddels niet meer actueel voor wat betreft de conclusie en de gegevens die tot die conclusie hebben geleid. Gelet op de inmiddels

doorgemaakte bedrijfsontwikkeling is er nu wel een noodzaak voor een tweede bedrijfswoning. Gelet hierop acht Vlemmix het aangewezen AAB hierover nader advies te laten uitbrengen.

De commissie is van mening dat ook deze bezwaargrond niet slaagt.

Immers, zowel het bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008, als het

gemeentelijke beleid, als de provinciale Verordening ruimte Noord-Brabant 2012 staan het oprichten van een tweede bedrijfswoning niet toe. Een eventuele doorgemaakte bedrijfsontwikkeling maakt dat niet anders en kan dan ook niet tot een andere conclusie leiden.

Gelet op hetgeen hierboven is overwogen komt de commissie tot de conclusie dat het dwingend bepaalde in artikel 44, lid 1 aanhef en onder c en f, Woningwet aan de verlening van de gevraagde bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning in de weg staat.

De commissie adviseert om het bestreden besluit in stand te laten onder aanpassing van de motivering van het besluit - zoals door het college ook al aangegeven in het verweerschrift - in bovengenoemde zin.

De garage

De commissie stelt allereerst vast dat – nu de bouwvergunning 1e fase voor de tweede bedrijfswoning is geweigerd - de aanvraag voor een bouwvergunning voor het oprichten van de garage dient te worden aangemerkt als een aanvraag voor een bouwvergunning voor het oprichten van een garage behorende bij de eerste bedrijfswoning.

Uit de dossierstukken blijkt dat de op te richten garage op meer dan 25 meter afstand van de eerste bedrijfswoning is gepland.

(9)

Uit artikel 4.3.3. van de Planregels Bestemmingsplan Buitengebied Asten 2008 blijkt dat de maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op het agrarisch bouwblok als volgt is:

- vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning: de afstand van de bijgebouwen tot de bedrijfswoning bedraagt minimaal 1,5 meter en maximaal 25 meter.

Naar het oordeel van de commissie staat hiermee vast dat de op te richten garage niet past binnen de bepalingen van het bestemmingsplan.

Strijd met het bestemmingsplan is ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Woningwet een grond voor weigering van de

bouwvergunning.

Omdat het aangevraagde niet past binnen het geldende bestemmingsplan wordt op grond van het bepaalde in artikel 46 lid 3 Woningwet de aanvraag voor een bouwvergunning tevens aangemerkt als een aanvraag om een ontheffing of een aanvraag om een projectbesluit.

De aanvraag om een ontheffing of de aanvraag om een projectbesluit wordt getoetst aan het gemeentelijke beleid.

Uit het verweerschrift blijkt dat het gemeentelijk beleid erop is gericht om de relatie tussen de bedrijfswoning en het bijbehorende bijgebouw (in de

onderhavige zaak dus de garage) voor privé gebruik te bewerkstelligen.

De gemeente heeft getracht deze koppeling te maken door de afstandsmaat van 25 meter op te nemen in de bestemmingsplanregels.

Gelet hierop is de commissie met het college van mening dat ontheffing of een projectbesluit niet mogelijk is nu de op te richten garage in strijd is met het gemeentelijke beleid.

De Woningwet geeft een limitatieve-imperatieve opsomming van de

weigeringsgronden voor de bouwvergunning. Dit houdt in dat de bouwvergunning slechts geweigerd mag en ook moet worden als er sprake is van strijd met het bestemmingsplan.

Gelet op hetgeen hierboven is overwogen komt de commissie tot de conclusie dat het dwingend bepaalde in artikel 44, lid 1 aanhef en onder c Woningwet aan de verlening van de gevraagde bouwvergunning 1e fase voor het oprichten van een garage in de weg staat.

De commissie adviseert dan ook het bestreden besluit in stand te laten.

Verzoek om vergoeding in de proceskosten

Artikel 7:15 lid 2 eerste volzin Awb bepaalt dat de kosten die de belanghebbende in verband met de behandeling van het bezwaar redelijkerwijs heeft moeten maken, door het bestuursorgaan uitsluitend worden vergoed op verzoek van de belanghebbende voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Artikel 7:15 lid 3 tweede volzin Awb bepaalt dat het bestuursorgaan op het verzoek bij de beslissing op het bezwaar beslist.

(10)

Vlemmix heeft de verzoeken om vergoeding van de kosten van de

bezwaarprocedure in de (aanvullende) bezwaarschriften van 2 april 2012, en dus tijdig, gedaan.

Vervolgens dient beoordeeld te worden of de besluiten van 24 januari 2012 herroepen dienen te worden wegens aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid.

Zoals door de commissie hierboven overwogen, is er bij geen van de bestreden besluiten sprake van een te herroepen besluit.

Uit het voorgaande volgt dat aan Vlemmix geen vergoeding in de kosten van behandeling van de bezwaarschriften hoeft te worden toegekend.

Het advies

De commissie adviseert het college van burgemeester en wethouders van Asten en de gemeenteraad van Asten om:

1. de gemeenteraad de beslissingen op de ingediende bezwaarschriften te laten nemen;

2. de ingediende bezwaren ontvankelijk en ongegrond te verklaren,

3. de bestreden besluiten in stand te laten onder aanvulling van de motivering zoals hierboven overwogen en

4. de gevraagde vergoedingen in de proceskosten af te wijzen.

Someren/Asten,

De commissie van advies voor de bezwaarschriften,

de secretaris, de voorzitter,

mevrouw mr. G.C.J.M. Meulensteen de heer mr. E.J.A.M. Bakermans

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Deze bepalingen komen in feite neer op een machtiging tot beperkte toegang verleend aan personen aan wie ofwel elke toegang tot het Rijksregister is ontzegd (zoals de

In artikel 41 zijn deze uitzonderingen voor de goedkeuringsprocedure opgenomen: koop bij een terugkoopplicht, herstructurering op eigen grond of erfpachtgrond, transacties tussen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 4 van het Besluit indieningsvereisten en letter e van paragraaf 1.2.5 van de bij dit

met toepassing van artikel 19 lid 2 WRO vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor de realisatie van 11 appartementen op het perceel Herenweg 66, Egmond-Binnen;. de 5

Ook voor de Natura 2000-gebieden die niet zijn opgenomen in de PAS moet, in het kader van het vaststellen van een bestemmingsplan, worden nagegaan of de toename van de

Op basis van dit besluit dient degene een bouwwerk gebruikt, tenzij het betreft een gebruik uitsluitend als woonfunctie als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van het Bouwbesluit

De kerndoelen ter voorbereiding op dagbesteding zijn erop gericht dat leerlingen hun competenties voor de praktijk van hun dagelijkse activiteiten optimaal kunnen

De zorgaanbieder stelt de zorgverleners die zorg verlenen aan zijn cliënten, in de gelegenheid invloed uit te oefenen op zijn beleid ter uitvoering van het eerste lid, voor zover