Basisvaardigheden - Inhoud
1. Inleiding
2. Grootheden en eenheden 3. Significantie
4. Practicum meten
5. Formules en driehoeken 6. Vuistregels
7. Diagrammen 8. Oefentoets
Hoe werkt de Natuurkunde?
Natuurkunde gaat uit van metingen.
Dingen die je kunt meten heten grootheden.
Uit die metingen leidt de natuurkundige een theorie af.
Die theorie is meestal een wiskundige formule.
Onderwerpen/grootheden in de 3
eklas
beweging licht elektriciteit kracht en
energie warmte h k i l
Niet in 2007-2008
tijdsduur
afstand
snelheid lli
hoek van inval, terugkaatsing en breking brekingsindex
brandpunts- afstand voorwerps-
spanning stroomsterkte
weerstand
kracht
massa
versnelling warmtecapaciteit en soortelijke warmte
warmte temperatuur
versnelling voorwerps- afstand beeldafstand
vergroting
vermogen
energie rendement
vermogen
rendement rendement energie energie
vermogen
Waarom basisvaardigheden?
Natuurkunde is heel precies in:
• Grootheden en eenhedenGrootheden en eenheden
• Nauwkeurigheid (significantie)
• Omrekenen van grootheden en eenheden
• Formules
• Rekenen met formules
• Tekenen en aflezen van diagrammeng
Voorbeeld van een formule
a m F = ⋅
kracht massa versnelling
= 2e wet van Newton
Goede grootheden
A M
f = ⋅
Brandpunts-
afstand moment oppervlakte
= ONZIN
Foute grootheden
A m F = ⋅
farad meter ampère
= ONZIN
Fout:
eenheden
• Multomap
• Stencils
• Ruitjespapier
Wat heb je elke les nodig?
• Ruitjespapier
• Pen
• Potlood
• Rekenmachine
• Geodriehoek
Grootheid, meetwaarde, eenheid
Zaken die je kunt meten heten: grootheden Om te meten gebruik je een: meetinstrument
De meet-uitkomst noem je de: meetwaarde
Bijvoorbeeld:
Bij elke meting hoort een: eenheid grootheid = meetwaarde x eenheid
t = 2,5 s (tijdis 2,5keer één seconde)
lengte (l)
tijd (t)
grootheid meet- instrument liniaal
stopwatch
meetwaarde eenheid
7 2,5
meter (m)
seconde (s)
Basisgrootheden
basisgrootheid
Er zijn 7 basisgrootheden
symbool grondeenheid symbool
• symbool
• grondeenheid + symbool met een
lengte massa tijd
stroomsterkte temperatuur
l m t I T
meter kilogram seconde ampère kelvin
m kg s A temperatuur K
lichtsterkte hoeveelheid stof
T I n
kelvin candela mol
K cd mol
Alle andere grootheden zijn: afgeleide grootheden Bijvoorbeeld:
Afgeleide grootheden
tijdsduur afstand )
(afgelegde snelheid
e)
(gemiddeld =
t v s
Δ
=Δ
gem
m
=45 Δs
s 0 ,
=3
Δt 3,0s
m 45
gem =
v =15m/s
of
s .m 3,0
= 45
,
k geen G M
T d c m μ n p
Voorvoegsels
Voorvoegsel
Vóór een eenheid staat vaak een voorvoegsel
tera giga mega Naam
Factor
kilo deci centi milli micronano pico
1012 109 106 103 10−1 10−2 10−3 10−6 10−910−12
10 10 10× ×
=
10 1 10
1 10
1 × ×
=
geen
1
10 10 10 kg
432 ,
5 =5.432g Casio: 5.432 [EXP] 3 =
cm 876 . 9
g 10 432 ,
5 ⋅ 3
=
m 10 876 .
9 ⋅ −2
=
= 98 , 76 m
Casio: 9876 [EXP] -2 =Oppervlakte en inhoud
mm 5 ,
2 = 2 , 5 ⋅ 10
-3m
Lengte:
mm
25 ,
2 = 2 , 5 ⋅ 10
-6m
25
32 2 5 10
9 3Oppervlakte: De machten worden2 x zo groot
De machten worden3 x zo groot Inhoud:
mm
35 ,
2 = 2 , 5 ⋅ 10
-9m
3Waardoor onnauwkeurigheid?
• Geen enkele meting is 100% nauwkeurig
• Dit komt door:
– Instrumenten
– Mensen die onnauwkeurig meten – (Soms komt het door de natuur zelf)
Meetnauwkeurigheid
• Nauwkeurigheid is heel belangrijk
• Natuurkunde vindt dat:
25 – 25 g
• Iets anders is dan:
– 25,00 g
• Cijfers die je opschrijft moet je meten!
• Het laatste cijfer moet je schatten Anders spreek je niet de waarheid
• Anders spreek je niet de waarheid
• Het aantal cijfers heet significantie
6,5 cm
rechthoek
5,5 cm
Wiskunde is meestal 100% nauwkeurig:
breedte = 6 cm betekent in de wiskunde:
Natuurkunde is niet 100% nauwkeurig:
precies 6 cm (niet precies: ≈ 6 cm)
Aflezen van een instrument
Natuurkunde is niet 100% nauwkeurig:
breedte = 6 cm betekent in de natuurkunde:
groter dan 5,5 cm en kleiner dan 6,5 cm Omdat metingen niet 100% nauwkeurig zijn
Natuurkunde is zo nauwkeurig mogelijk:
Deze liniaal heeft een schaalverdeling in cm Dan moet je op 1/10evan een cm nauwkeurig aflezen Het laatste cijfer moet je schatten.
Dat weet je niet 100% zeker.
(breedte kan ook 6,2 cm of 6,4 cm zijn)
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
breedte = 6,3 cm
Met deze liniaal moet je schrijven: betekent in de natuurkunde:
groter dan 6,25 cm en kleiner dan 6,35 cm
breedte = 6 cm is te onnauwkeurig breedte = 6,28 cm is te nauwkeurig Met deze liniaal mag je niet schrijven:
(nietbreedte≈6,3 cm)
Afspraken Meetnauwkeurigheid
Meetnauwkeurigheid kun je weglaten I = 0,39 A betekent: I ≥ 0,385 A
I < 0 395 A
(0,39 A – 0,005 A)
en
Meetnauwkeurigheid kun je noemen V = (36 8 + 0 1) cm3
I < 0,395 A
(0,39 A + 0,005 A)
V ≥ 36,7 cm3
betekent:
(36,8 cm3– 0,1 cm3)
V < 36,9 cm3en
V = (36,8 + 0,1) cm
Meetwaarde Meetnauwkeurigheid
betekent: en
(36,8 cm3+ 0,1 cm3)
Wat is significantie?
Utrecht 12
A28 Veronderstel dat je op de A28 rijdt
En je komt dit ANWB bord tegen
Hoe ver ligt Utrecht dan weg? A28 Hoe ver ligt Utrecht dan weg?
Je rijdt 100 meter verder Hoe ver ligt Utrecht dan weg?
Waarom is 11.900 meter niet goed?
In de natuurkunde schrijf je van een meetwaarde In de natuurkunde schrijf je van een meetwaarde alleen de cijfers op die je (redelijk) zeker weet Dit aantal cijfers noem je de significantie
Vuistregel 1. Bij x en ÷
12,34 m x 9,97 m = 123,0298 m
2= 123 m
24 cijfers significant
3 cijfers f
3 cijfers significant significant
Vuistregel 2. Bij + en -
12,3 5,43
1 decimaal 2 decimalen
, 0,067
+
17,797
3 decimalen
Afronden: 1 decimaal
17,8
Wetenschappelijke notatie
123 m x 94 m = 11562 m
2= 1 2 10
4m
2Casio:
[mode] [mode] [mode] [sci]2
123 m x 94 m = 1,2 ⋅ 10
4m
23 significant
2significant ?
= 11562 m
22 significant
1,2 ⋅ 104intikken op Casio:1.2 [EXP] 4
Formules en driehoeken
t v
s
⋅
verplaatsing (m)
snelheid (m/s) tijd (s)
t v s = ⋅
1.
snelheid (m/s)
t v
s
2.
⋅
t v = s
s s
3.
t v
s
v ⋅
t = s
(Δwerkt nietbij formules met 2 of 4grootheden en bij formules met +)
V
=
mρ
m
van eenheid van De
eenheid
De ρ = = kg
volume) massa (dichtheid =
kg/m
3= Eenheden omrekenen
van
Veenheid van De
eenheid
De ρ =
3= m
m
3= kg
3 6
3
cm 10
g
= 10
3 3cm 10
= g
= kg/m
kg/m
3= 10
−3g/cm
3Dus: 1,293 kg/m3 = 1,293⋅10-3g/cm3 = 1,293 mg/cm3
(Dichtheid van lucht) 1 cm3lucht weegt 1,293 mg
tijd (s) afstand (cm)
Tabellen
Metingen schrijf je meestal op in een tabel
onafhankelijke
grootheid afhankelijke grootheid
naam van de grootheden (+eenheden)
(voorbeeld: valproef)
meestal weet je de eerste rij
0 0
0,05 1
0,10 5
0,15 11
0,20 20
veronderstel dat dit je metingen zijn
0,25 29
Diagrammen
Maak een diagram (ongeveer) vierkant
Neem handige assen (1 2 4 of 5 10… tussen de schaaldelen) Diagram = grafiek
Diagrammen maak je meestal van metingen
Die metingen heb je meestal in een tabel opgeschreven
Neem handige assen (1, 2, 4 of 5 ⋅10… tussen de schaaldelen)
Teken alle punten duidelijk in
Zet grootheden (+eenheden) bij de assen met een
(1ekolom horizontaal, 2ekolom vertikaal)
Liggen de punten duidelijk op een lijn door de oorsprong?
Nee: Trek een vloeiende lijn door alle punten
(Niet: telkens 2 punten met rechte lijnen verbinden)
Ja: Trek dan één rechte lijn door alle punten
Steilheid
6 8 10 12
massa (g)
Van een evenredig verband kun je de steilheid bepalen:
x y Δ
=Δ Steilheid
Δx
(Δ= Difference)
cm3
0 , 5
g 0 ,
= 10 =2,0g/cm3
0 2 4 6
0 1 2 3 4 5
volume (cm3)
(Δ= Difference) Δy
Vergelijk de steilheid met de formule voor massa, volume en dichtheid:
m
x y Δ
= Δ
Steilheid =2,0g/cm3
=
Vρ
Uit de steilheid kun je de dichtheid bepalen
g/cm3
0 ,
=2