• No results found

thema 1 – Botten en broers les 1 – Een mammoet in zee

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "thema 1 – Botten en broers les 1 – Een mammoet in zee"

Copied!
14
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

LESDOELEN De kinderen kunnen:

• uitleggen dat hun ouders en grootouders vroeger kind waren en nu volwassen zijn.

• uitleggen dat zij in de toekomst zelf ook volwassen zullen zijn.

• uitleggen dat er heel vroeger (of: ‘lang geleden’) ook al mensen op de wereld/in Nederland woonden.

• de mammoetjagers noemen als voorbeeld van mensen die heel lang geleden in dit gebied leefden.

• twee verschillen noemen tussen de tijd van de mammoetjagers en nu.

• drie kenmerken van een mammoet noemen (leefden lang geleden, aten gras, hadden een dikke vacht en slagtanden).

• de betekenis geven van de woorden vroeger, nu en later en deze woorden juist toepassen.

WOORDENSCHAT Basiswoorden:

• het bot

Doelwoorden:

• de jager

• later

• de mammoet

• het museum

• nu

• vroeger

Extra woorden:

• de ijstijd

• de mammoetjager

MATERIALEN

Voor STAP Introduceren/route 1:

• Plaatjes van een mammoet (op digibordsoftware).

Voor STAP Introduceren/route 2:

• Plaatjes van een mammoet (op digibordsoftware).

• Meetlint of meetlat.

Per kind:

• Tekenpapier.

• Potloden.

Voor STAP Lezen, kijken en verwerken:

• Geen.

VOORBEREIDING

Voor STAP Introduceren/route 1:

• Geen.

Voor STAP Introduceren/route 2:

• Lees de tekst bij route 2 door.

Voor STAP Lezen, kijken en verwerken:

• Geen.

(2)

Route 1: Samen praten

Laat het plaatje van de mammoet zien en voer een gesprek over de mammoet. U kunt de volgende vragen stellen:

• Op welk dier lijkt een mammoet? [Een olifant.]

• Bestaan er nog mammoeten? [Nee.] Zo ja, waar dan?

• Wanneer leefden mammoeten? Lang geleden? Of kort geleden? [Lang geleden.]

• Beschrijf de mammoet eens. [Groot, harig, grote slagtan- den.]

• Hoe groot denk je dat een mammoet was? Vertel dat de mammoet nog groter was dan een olifant.

• Kijk naar zijn vacht. Denk je dat de mammoet in een warme of koude omgeving leefde? [Koud.}

• Had een mammoet vinnen of zwemvliezen? [Nee.]

• Wat at een mammoet? Vertel dat een mammoet een graseter was.

• Leefde een mammoet op land of in zee? [Op land.]

Waarom denk je dat? [Veel te zwaar en te harig voor in het water, hij heeft geen vinnen of zwemvliezen; in de zee groeit geen gras.]

Concludeer dat mammoeten niet in de zee zwommen.

Route 2: Samen doen

Vertel: Jullie gaan een mammoet tekenen. Daarvoor moeten jullie goed luisteren naar hoe ik de mammoet beschrijf.

Een mammoet was een heel groot beest. Nog groter dan een olifant. Hij leefde heel lang geleden, ook in Nederland.

Het was hier toen heel koud. De mammoet had daarom een hele dikke vacht met lange haren. Zelfs op zijn oren zat dik haar. Hij had ook hele grote slagtanden. Daarmee kon hij gras onder de sneeuw vandaan halen. En hij kon ermee vechten. Die slagtanden waren wel vier meter lang.

Dat is net zo lang als twee lange vaders op elkaar.

• Denken jullie nu dat een mammoet kan zwemmen?

• Teken een mammoet die, al dan niet, kan zwemmen.

• Neem een meetlint of meetlat en laat een tweetal in de klas vier meter uittekenen. Geef de kinderen tijd om zich te verbazen: Wat waren die slagtanden groot!

Didactische aanwijzing

Let op dat u hier niet te veel tijd aan besteedt (ongeveer 5 minuten). Laat tot slot enkele kinderen kort uitleggen wat zij getekend hebben en waarom.

Kies één van onderstaande routes voor het vervolg van de inleiding. Kies uit route 1 route 2 STAP Introduceren

Les 1 gaat over de mammoet. Laat het lesboek en werkboek nog dicht.

De ontdekvraag is: Kon een mammoet zwemmen?

Vraag: Wie heeft er wel eens iets in de grond gevonden: botjes, knikkers, scherven, slakkenhuisjes of geld? Laat een paar kinderen iets vertellen over hoe het in de grond kwam.

Vertel: Een mammoet is een dier dat vroeger leefde. Vroeger leefden er ook al mensen, heel vroeger jaagden ze op mammoe- ten. Van die jagers en dieren worden nog steeds spullen gevonden, bijvoorbeeld botten, potscherven en wapens. Deze dingen worden in de grond gevonden of op de bodem van de zee. Er zijn wel eens botten van mammoeten in zee gevonden. Ze zijn nu te zien in een museum.

Didactische aanwijzing

De introductie op les 1 kunt u op twee manieren aanbieden aan de kinderen. U kiest voor route 1 (Samen praten) of voor route 2 (Samen doen).

Taalsteun

Woorden uit de woordenschat staan vetgedrukt. In het taalkatern vindt u uitleg over taaldidactiek; hoe u woorden uitlegt aan kinderen..

(3)

Een boot vol bot

(Laat de kinderen het lesboek openen op pagina 4-5.)

De opa van Rik heeft een vissersboot. Daarmee vaart hij op de Noordzee om vis te vangen. Het is nu vakantie en Rik mag een dagje mee. Hij staat op het dek en kijkt hoe het grote visnet in zee zakt. Als het net onder water ligt, varen ze een hele tijd door.

Ze varen totdat opa een teken geeft. Dan wordt het net omhoog gehaald. Even later hangt het net boven het achterdek. Rik ziet dat het helemaal vol zit. Maar wat is dat voor een raar uitsteeksel?

Het ziet er niet uit als een vis. Nieuwsgierig komt Rik dichterbij als het net opengaat.

De inhoud van het net valt op het dek. Tussen de vissen en schelpen ligt een heel groot bot. Het is nog langer dan Riks arm.

‘Opa, opa’, roept Rik. ‘Wat is dat voor een bot?’

‘Hé’, zegt opa. ‘Kijk nou! We hebben het bot van een mammoet gevangen.’

‘Een mammoet?’, vraagt Rik.

(Laat de kinderen de pagina omslaan.)

Opa knikt. ‘Vroeger, heel lang geleden was deze zee er nog niet.

Die tijd noemen we de ijstijd. Toen liepen hier mammoeten rond.

Grote dieren met lange slagtanden. Nu bestaan ze niet meer. Er werd op ze gejaagd door mammoetjagers. Die aten het vlees en gebruikten de huid. De botten die ze niet nodig hadden, bleven liggen. En die botten vang ik soms in mijn net.’

‘Wauw, ik zou wel zo’n bot willen hebben’, zegt Rik.

‘We zullen het eerst schoonmaken en dan mag jij het mee naar huis nemen’, zegt opa.

‘Yes!’ Rik springt van blijdschap in de lucht. ‘Als ik later groot ben, ga ik er nog veel meer vangen. Net zolang tot ik er een hele mammoet van kan maken.’

STAP Lezen, kijken en verwerken Vertel: Ik ga een verhaal vertellen over de IJstijd. Kijk maar mee in je lesboek. De plaatjes gaan over het verhaal.

Vertel: Heel lang geleden was het in Nederland eigenlijk altijd winter. Die tijd wordt de ijstijd genoemd. Het was de tijd waarin de mammoetjagers leefden.

Deze mensen probeerden mammoeten te vangen. Maar dat was erg moeilijk. Een mammoet was een enorm groot beest met enorme slagtanden. Zijn vacht was ruig en wollig. Hoe moest een jager nu zo’n groot beest vangen?

Met een groepje sloten ze een mammoet in en staken hem dan met hun speren. Die speren waren van hout en steen.

Van zo’n enorm beest konden ze wel een tijdje eten. Van de huid en het haar maakten ze kleding en schoenen. De botten en de huid konden ze ook goed gebruiken.

Natuurlijk was er niet alleen maar ijs in de ijstijd. Anders zouden die mammoeten niet veel te eten hebben gehad. Het waren namelijk graseters. Ze liepen rond op de plek waar nu de Noordzee ligt. Die zee bestond nog niet, die kwam later pas. Toen de mammoeten leefden, was de zeebodem een heerlijk grasveld.

In onze tijd zijn er geen mammoeten meer. Alle mammoeten zijn uitgestorven.

Hoe dat komt, is niet helemaal zeker. Maar een oorzaak kan zijn dat de mammoetjagers wel erg veel gejaagd hebben.

1

2

(4)

De vakantie is alweer voorbij. Rik is nu weer thuis. Hij heeft nog meer botten van de mammoet. Elke keer als opa een bot vangt, krijgt Rik het. Rik weet al veel van mammoeten. Niet alleen van hun botten. Maar ook hoe ze eruitzagen. En wat ze aten. En waar ze leefden. Rik houdt erg van zijn verzameling mammoetbotten.

Later, als Rik groot is, heeft hij vast heel veel botten van mammoeten. Zo veel dat hij er een museum van maakt. Elke dag komen er dan kinderen kijken naar de botten. En elke dag zal Rik over de boot van opa vertellen, en de botten in het net.

STAP Lezen, kijken en verwerken

Taalsteun

Woorden uit de woordenschat staan vetgedrukt. In het taalkatern vindt u uitleg over taaldidactiek; hoe u woorden uitlegt aan kinderen.

(5)

LESBOEK

Lesboek pagina 4-5 Lesboek pagina 6-7

Het net komt omhoog.

Wat zit erin?

Vis natuurlijk.

Maar ook iets anders … De opa van Rik heeft een boot.

Daarmee vist hij op zee.

Rik heeft vakantie.

Hij mag opa helpen.

Rik en opa zijn op zee.

Zij vangen vis.

En iets anders …

les 1 – Een mammoet in zee

thema 1 – Botten en broers

Kon een mammoet zwemmen?

4

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

Lees nu samen met de kinderen de tekstblokjes onder de plaatjes. Geef ze de

gelegenheid de plaatjes goed te bekijken.

Stel – na een tekstblokje of na afl oop – vragen en geef toelichting bij de tekstblokjes en de plaatjes:

Hoe komt het bot van een mammoet in het net van opa?

[Vroeger was de zee nog land.

Toen leefden er mammoeten.]

Bespreek het doelwoord: de mammoet. Een mammoet is een soort grote olifant. Ze zijn al lang geleden doodgegaan.

Taalsteun

Bespreek het basiswoord: het bot. In het lichaam van mensen en dieren zitten botten.

Dat zijn stukjes van het geraamte. Er zit vlees omheen.

1

2

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Hier is nu zee.

Maar vroeger was hier land.

De mammoet at hier gras.

En de jagers jaagden.

Later is Rik groot.

Dan wordt hij de baas van een museum.

Een museum vol botten.

Rik spaart oude botten van de mammoet.

Mammoeten bestaan niet meer.

Maar hun botten nog wel.

6 7

Het net komt omhoog.

Wat zit erin?

Vis natuurlijk.

Maar ook iets anders …

Deze vis is erg raar.

Het is ook geen vis.

Het is een bot van een mammoet.

Hoe komt dat daar?

De opa van Rik heeft een boot.

Daarmee vist hij op zee.

Rik heeft vakantie.

Hij mag opa helpen.

Rik en opa zijn op zee.

Zij vangen vis.

En iets anders …

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Kon een mammoet zwemmen?

4 5

(6)

Werkboek pagina 6-7 Werkboek pagina 8-9

Deze vis is erg raar.

Het is ook geen vis.

Het is een bot van een mammoet.

Hoe komt dat daar?

5

2 Wat hoort bij elkaar?

Trek een lijn.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

1 Vul in.

Kies uit: vroeger – nu – later.

Mijn opa was vroeger kind.

Mijn opa is nu oud.

Ik ben later groot.

vroeger nu later

4 Wat hoort bij een mammoet?

Zet een kring.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

3 Wat hoort bij de jagers?

Zet een kring.

(7)

LESBOEK

les 1 – Een mammoet in zee

thema 1 – Botten en broers

Hier is nu zee.

Maar vroeger was hier land.

De mammoet at hier gras.

En de jagers jaagden.

Rik spaart oude botten van de mammoet.

Mammoeten bestaan niet meer.

Maar hun botten nog wel.

6

Lesboek pagina 4-5 Lesboek pagina 6-7

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

Lees samen ook de volgende tekstblokjes onder de plaatjes.

Geef ook nu de gelegenheid de plaatjes goed te bekijken.

Stel – na een tekstblokje of na afl oop – vragen en geef toelichting bij de tekstblokjes en de plaatjes:

Wat zie je op het plaatje?

[Mammoeten, mammoetja- gers, ijs.] Herhaal nog eens dat het altijd winter was toen de mammoeten en de mam- moetjagers leefden.

Bespreek het doelwoord: de jager. Een jager zit dieren achterna om ze dood te maken.

Op welk plaatje zie je vroeger?

[Het eerste plaatje.]

Bespreek het doelwoord:

vroeger. Vroeger is een lange tijd geleden. Het kan vijf jaar geleden zijn, maar ook honderd jaar geleden.

Op welk plaatje zie je nu? [Op het tweede plaatje.] Wat zie je daar? [Rik op zijn kamer; hij pakt zijn mammoetbot uit het papier.]

Bespreek het doelwoord: nu.

Nu is op dit moment.

Op welk plaatje zie je later?

[Op het derde plaatje.] Wat zie je daar? [Rik is groot. Hij is de baas van een museum.]

Bespreek het doelwoord: later.

Later is over een tijdje.

Bespreek het doelwoord: het museum. Een museum is een gebouw waar je schilderijen en andere interessante dingen kunt bekijken.

1

2

3 4

5

6 7

8 9

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Hier is nu zee.

Maar vroeger was hier land.

De mammoet at hier gras.

En de jagers jaagden.

Later is Rik groot.

Dan wordt hij de baas van een museum.

Een museum vol botten.

Rik spaart oude botten van de mammoet.

Mammoeten bestaan niet meer.

Maar hun botten nog wel.

6 7

Het net komt omhoog.

Wat zit erin?

Vis natuurlijk.

Maar ook iets anders …

Deze vis is erg raar.

Het is ook geen vis.

Het is een bot van een mammoet.

Hoe komt dat daar?

De opa van Rik heeft een boot.

Daarmee vist hij op zee.

Rik heeft vakantie.

Hij mag opa helpen.

Rik en opa zijn op zee.

Zij vangen vis.

En iets anders …

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Kon een mammoet zwemmen?

4 5

(8)

Later is Rik groot.

Dan wordt hij de baas van een museum.

Een museum vol botten.

7

Werkboek pagina 6-7 Werkboek pagina 8-9

Verdieping

Bespreek het extra woord: de mammoetjager. Een mam- moetjager is iemand die probeert een mammoet te vangen.

Bespreek het extra woord: de ijstijd. In de ijstijd lag er ijs op de meeste plekken van de aarde.

1

2

2 Wat hoort bij elkaar?

Trek een lijn.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

1 Vul in.

Kies uit: vroeger – nu – later.

Mijn opa was vroeger kind.

Mijn opa is nu oud.

Ik ben later groot.

vroeger nu later

4 Wat hoort bij een mammoet?

Zet een kring.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

3 Wat hoort bij de jagers?

Zet een kring.

(9)

WERKBOEK

les 1 – Een mammoet in zee

thema 1 – Botten en broers

1 Vul in.

Kies uit: vroeger – nu – later.

Mijn opa was

vroeger

kind.

Mijn opa is

nu

oud.

Ik ben

later

groot.

6

Lesboek pagina 4-5 Lesboek pagina 6-7

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

De kinderen kunnen de opdrachten in het werkboek individueel of in groepjes maken. Bespreek de opdrach- ten vooraf klassikaal en leg uit wat de kinderen moeten doen.

Lees de opdrachten eventueel voor.

Wijs de kinderen op de pictogrammen. Die vertellen al wat de kinderen moeten doen.

Indien de kinderen de

opdrachten zelfstandig maken, bespreek ze dan kort na.

De kindereren moeten het goede woord in de zin zetten.

Ze kunnen uit de volgende woorden kiezen: vroeger - nu - later.

Diff erentiatie

Wijs de kinderen op de doolhof rechts bovenin. Die kunnen ze maken als ze klaar zijn met de opdrachten.

1

2

3

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Hier is nu zee.

Maar vroeger was hier land.

De mammoet at hier gras.

En de jagers jaagden.

Later is Rik groot.

Dan wordt hij de baas van een museum.

Een museum vol botten.

Rik spaart oude botten van de mammoet.

Mammoeten bestaan niet meer.

Maar hun botten nog wel.

6 7

Het net komt omhoog.

Wat zit erin?

Vis natuurlijk.

Maar ook iets anders …

Deze vis is erg raar.

Het is ook geen vis.

Het is een bot van een mammoet.

Hoe komt dat daar?

De opa van Rik heeft een boot.

Daarmee vist hij op zee.

Rik heeft vakantie.

Hij mag opa helpen.

Rik en opa zijn op zee.

Zij vangen vis.

En iets anders …

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Kon een mammoet zwemmen?

4 5

(10)

2 Wat hoort bij elkaar?

Trek een lijn.

vroeger nu later

7

Werkboek pagina 6-7 Werkboek pagina 8-9

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

De kinderen kijken bij welke tijd de plaatjes horen: vroeger, nu of later. De kinderen trekken een lijn van elk plaatje naar het goede woord.

2 Wat hoort bij elkaar?

Trek een lijn.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

1 Vul in.

Kies uit: vroeger – nu – later.

Mijn opa was vroeger kind.

Mijn opa is nu oud.

Ik ben later groot.

vroeger nu later

4 Wat hoort bij een mammoet?

Zet een kring.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

3 Wat hoort bij de jagers?

Zet een kring.

(11)

WERKBOEK

les 1 – Een mammoet in zee

thema 1 – Botten en broers

3 Wat hoort bij de jagers?

Zet een kring.

8

Lesboek pagina 4-5 Lesboek pagina 6-7

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

De kinderen kijken welke plaatjes er bij de tijd van de mammoetjagers horen. De kinderen zetten daar een kring om.

Diff erentiatie

Wijs de kinderen op de puzzel rechts bovenin. Die kunnen ze maken als ze klaar zijn met de opdrachten.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Hier is nu zee.

Maar vroeger was hier land.

De mammoet at hier gras.

En de jagers jaagden.

Later is Rik groot.

Dan wordt hij de baas van een museum.

Een museum vol botten.

Rik spaart oude botten van de mammoet.

Mammoeten bestaan niet meer.

Maar hun botten nog wel.

6 7

Het net komt omhoog.

Wat zit erin?

Vis natuurlijk.

Maar ook iets anders …

Deze vis is erg raar.

Het is ook geen vis.

Het is een bot van een mammoet.

Hoe komt dat daar?

De opa van Rik heeft een boot.

Daarmee vist hij op zee.

Rik heeft vakantie.

Hij mag opa helpen.

Rik en opa zijn op zee.

Zij vangen vis.

En iets anders …

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

Kon een mammoet zwemmen?

4 5

(12)

4 Wat hoort bij een mammoet?

Zet een kring.

9

Werkboek pagina 6-7 Werkboek pagina 8-9

STAP Lezen, kijken en verwerken

Didactische aanwijzing

De kinderen kijken wat bij een mammoet hoort. De kinderen zetten een kring om de goede plaatjes.

2 Wat hoort bij elkaar?

Trek een lijn.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

1 Vul in.

Kies uit: vroeger – nu – later.

Mijn opa was vroeger kind.

Mijn opa is nu oud.

Ik ben later groot.

vroeger nu later

4 Wat hoort bij een mammoet?

Zet een kring.

les 1 – Een mammoet in zee thema 1 – Botten en broers

3 Wat hoort bij de jagers?

Zet een kring.

(13)

Aanvullende informatie bij les 1

Vertel: Vroeger waren opa’s en oma’s kinderen. Ze zijn groot gegroeid (volwassen geworden), net zoals jij dat ook gaat doen. Nog veel en veel langer geleden woonden er ook al mensen op de wereld. Voorbeeld daarvan zijn de

mammoetjagers. Zij zijn de eerste mensen die in Nederland woonden.

Van olifanten is bekend dat ze kunnen zwemmen, zij het het liefst in ondiep water. We gaan ervan uit dat de mammoeten misschien wel een beetje konden zwemmen, maar zeker niet in een grote zee.

Voor kinderen die moeite hebben met de woorden vroeger, nu en later kunt u drie vakken naast elkaar op het bord tekenen. In het eerste vak schrijft u ‘vroeger’, in het tweede vak ‘nu’ en in het derde vak ‘later’. Stel de kinderen onderstaande vragen. Schrijf de onderwerpen in het goede tijdvak op het bord. Vul de lijst eventueel nog aan met suggesties van de kinderen zelf.

• Wanneer leefden mammoeten? [Vroeger.]

• Wanneer vinden mensen hun botten? [Nu.]

• Wanneer is Rik baas van het museum? [Later.]

• Wanneer is hier zee (eventueel aanwijzen op kaart)? [Nu.]

• Wanneer was hier geen zee? [Vroeger.]

• Wanneer ben jij groot? [Later.]

• Wanneer is je broertje/zusje groot? [Later.]

• Wanneer leefden de mammoetjagers? [Vroeger.]

• Wanneer is mama geboren? [Vroeger.]

• Wanneer zit jij in groep 4? [Nu.]

• Wanneer zit jij in groep 8? [Later.]

• Wanneer zat papa in groep 4? [Vroeger.]

STAP Refl ecteren

Bespreek de opdrachten kort na. Vraag: Welke opdracht was moeilijk? En welke makkelijk?

Grijp terug op de ontdekvraag: Kon een mammoet zwemmen? Herhaal in een gesprek de lesdoelen en de woordenschat (doelwoorden). Vraag: Het verschil tussen land en zee is een groot verschil tussen onze tijd en de tijd van de jagers. Wat is nog een verschil? Benoem in elk geval dat het in de tijd van de jagers altijd winter was, en dat we nu jaargetijden hebben. Ook leven er geen mammoeten meer.

Concludeer dat een mammoet niet kon zwemmen.

Omdat de mammoet zo groot was en zo veel haar had, zou hij zinken. De mammoet had bijvoorbeeld ook geen zwemvliezen of vinnen. De botten van een mammoet worden in de Noordzee gevonden, omdat die plek in de tijd van de jagers land was.

Taalsteun

Schrijf het basiswoord (het bot) en de doelwoorden (de jager, later, de mammoet, het museum, nu, vroeger) nog eens op het bord. Laat de kinderen de woorden (aan elkaar) uitleggen.

Verbreding

Herhaal de extra woorden. Wat is er zo bijzonder aan de ijstijd? [Op de meeste plekken van de aarde lag ijs.] Hoe noem je de mensen die op mammoeten jaagden?

[Mammoetjagers.]

1 2

(14)

Tips bij les 1

Vertel de kinderen dat ze een mammoet als huisdier krijgen. Laat ze bedenken wat ze moeten doen om goed voor het dier te zorgen. Denk aan eten, een slaapplek, et cetera. Ze kunnen dit opschrijven of tekenen.

Laat een fossiel zien aan de groep. Er zijn bijvoorbeeld vrij veel fossielen van slakken. Laat zo mogelijk ook een plaatje zien van hoe het dier er vroeger heeft uitgezien.

Stel er vragen over:

• Jullie zien hier iets heel ouds. Wat was het, denk je?

• Zo zag dit beest er vroeger uit. Herkennen jullie het?

• Voel maar eens hoe zwaar het is. Weten jullie hoe dat komt? Was het beest vroeger ook zo zwaar, denk je?

Maak met de kinderen een ‘vroeger-nu-later’-museum. De kinderen leggen oude spullen en foto’s van opa en oma bij vroeger. Ze leggen hun foto’s, speelgoed en kleding bij nu.

En ze leggen zelf ontworpen machines (van dozen en aluminiumfolie) bij later. U kunt ook een thema kiezen zoals kleding of speelgoed.

Laat de kinderen een schema van vroeger-nu-later maken van hun eigen leven. Dat kan er als volgt uitzien:

Vroeger ... Nu ... Later ...

was ik baby.

was ik kleuter. ben ik zeven jaar.

zit ik in groep 4.

ga ik bij Ajax.

had ik geen zusje. is mijn zusje al

vier jaar. rijd ik in een auto.

vond ik spinazie vies.

vind ik spinazie lekker.

hoef ik niet meer naar school.

kon ik niet lezen. kan ik goed voetballen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor een gipsbehandeling wordt gekozen als de botstukken niet of slechts weinig van hun plaats zijn gegaan en bij kinderen.. Nadeel van een gipsbehandeling is dat behalve

De arts heeft nu met u besproken dat dit materiaal weer verwijderd gaat worden tijdens een operatie.. In deze folder leest u hier

Bijna alle botten in het lichaam kunnen door kankercellen aangetast worden.. Vaak zijn dat de botten van de wervelkolom, de ribben en de pijpbeenderen zoals het bovenbeen en

Uitzaaiingen zijn kankercellen die vanuit een andere plaats in uw lichaam naar de botten zijn verspreid..

[r]

merel kleur: zwart snavel: geel woont: in een struik houdt van: mooie liedjes fl uiten.. kleur: bruin en grijs snavel: zwart woont:

Vertel de kinderen dat ze gaan ontdekken waar het regenwater blijft als het heeft geregend en waarom er op sommige plekken plassen blijven staan en op andere niet..

In de Bijbel vinden we niet alleen de maatstaven voor een echte moraal, in plaats dat we het zouden moeten stellen met sociologische gemiddelden, maar we krijgen ook inzicht om