• No results found

No JULI e J AARGANG No. 29 ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE CHEMISCHE VERENIGING. INHOUD Bladz. 525

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "No JULI e J AARGANG No. 29 ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE CHEMISCHE VERENIGING. INHOUD Bladz. 525"

Copied!
16
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

No. 2431 - 19 JULI 1952 - 48e J AARGANG No. 29

CHEMISCH WEEKBLAD ORGAAN VAN DE NEDERLANDSE CHEMISCHE VERENIGING

INHOUD

Verhandelingen, Overzichten, Verslagen Dr. G. B. R. de Graaff, Tropolonchemie I.

Ir. J. H. Förch, Carouselfilters.

Laboratoriummededelingen.

P. J. J. Munster en J. G. Ramakers, Een automatische pipet.

Boekbesprekingen

Allerlei nieuws op chemisch en aanverwant gebied.

Personalia.

Bladz.

525

534

Verenigingsnieuws

Mededelingen van het Secretariaat. — Examens Analyst. -— Secties. -— Commissies.

Mededelingen van verwante verenigingen Mededelingen van verschillende aard 535

537 537

Wij ontvingen.

Vraag en aanbod Aangeboden betrekkingen Agenda van vergaderingen

Bladz.

538 voor

538 538 540 540 540 540

cVerkandelingen, Overzichten, ^Oerôlagen

Tropolon-chemie I *)

door G. B. K. de Graaff. 547.517.724

A survey is given of the literature on the chemistry of the tropolones up to the present.

§ 1. Inleiding.

In dit artikel wordt een overzicht gegeven van de chemie van een belangrijke nieuwe groep carbo- cyclische verbindingen, ni. de derivaten van 2-hy- droxy-A24,6-cycloheptatriën on-1, meestal kortweg tropolon genoemd. (I).

H—O—C—C = O H—C 3

7 C—H H—C-t

\5 6 c—c

H H I H-O-C-

//2

H—C 3

—C — O

O 7 C—H

H- -O-C-C4

^5 c C—O -H H

Hiertoe behoren zowel in de natuur voorkomende als in het laboratorium synthetisch verkregen stoffen,

*) Bewerking van voordrachten, gehouden voor het Org. Chem.

Colloquium (Prof. Havinga, Leiden) en voor de Chemische Kringen te Groningen en Dordrecht.

H H C—C-H ! I

H H I I III

waarvan sommige bijzondere physiologische eigen- schappen vertonen. Bovendien verdienen deze stoffen van theoretisch standpunt de aandacht, wegens hun stabiliteit en merkwaardig „aromatische” karakter.

De ontwikkeling op dit terrein voltrekt zieh in snel tempo, waarbij vooral in Engeland en Amerika be- langrijke resultaten verkregen zijn.

In het hieronder volgende overzicht is niet ge- streefd naar volledige documentatie; wel wordt overal naar de belangrijkste litteratuur verwezen, waarin de lezer meer details zal aantreffen.

Vooraf mögen de overzichten van Loudon4) in Ann. Rep. van 1948 en van Cook en Loudon 2) in Quarterly Revs, van 1951 genoemd worden; ver- gelijking van beide overzichten laat zien, hoe groot de vooruitgang speciaal op synthetisch gebied de laatste 3 jaar geweest is.

§ 2. Historisch overzicht; omvang van het gebied.

In 1945 sprak Dewar3) het vermoeden uit, dat het stipitatinezuur, een stofwisselingsproduct van Peni-

(2)

cillium stipitatum, de structuur II zou hebben. Deze stof was in 1942 door Raistrick4) en medewerkers geïsoleerd en onderzocht, doch zij konden op grond van hun experimentele resultaten geen bevredigende structuurformule opstellen.

Men ziet, dat de door Dewar voorgestelde formule is te beschouwen als die van een hydroxy-carboon- zuur, afgeleid van I. Dewar poneerde verder de Stelling, dat I te beschouwen is als een nieuw soort ,.aromatisch systeem, waarvoor hij, wegens het ver- band met III, het z.g. tropilideen ( A246-cyclohepta- triëen), bekend door de onderzoekingen van Will- staffer5) over het alkaloide tropine, de naam ,,tro- polon” voorstelde.

In een volgende verhandeling in hetzelfde jaar ging Dewar6) nog een stap verder, door de hypothèse op te stellen, dat ditzelfde structuurtype (I) ook voorkomt in het molecuul van het colchicine, een alkaloide uit de herfsttijloos (Colchicum autumnale), Hiertoe kwam hij, doordat hij zekere analogieën op- merkte tussen de physische, en chemische eigen- schappen van stipitatinezuur en colchicine.

Deze revolutionaire, door geen enkel eigen experi- ment gesteunde, onderstellingen wekten aanvankelijk enigszins wrevelig commentaar, doch spoedig bleek, de vruchtbaarheid ervan, doordat allerlei oude, min of meer vastgelopen structuurproblemen nu plotseling tot oplossing konden worden gebracht.

Eerst geven we een kort overzicht van hetgeen door ouder onderzoek bekend was geworden over de stoffen, waarin de tropolonstructuur gebleken is aan- wezig te zijn.

A. Het reeds genoemde colchicine.

Dit alkaloide met bruto-formule C22H25OfiN werd in 1833 door Geiger7) ontdekt en van chemisch standpunt vooral door Zeisels) en Windaus*) be- studeerd, Laatstgenoemde stelde in een samenvattend artikel als resultaat van deze oudere onderzoekingen formule IV op; Windaus vestigde er zelf echter reeds de aandacht op, dat niet alle resultaten van het onderzoek op bevredigende wijze erdoor werden weergegeven; met name wees hij op de 3 volgende zwakke punten:

a. De vorming van barnsteenzuur bij krachtige oxy- datieve afbraak von colchicine (IV; R = H) wordt er niet door verklaard.

H H H I \ /

c c ch3

/ ^ / \ /

H3C—O-C C C—NH . C—CH3

A I B

h3c-o-c o

vy \ / \ C C C-H 0 I

ch1 3 H-C C = C-O-R

\ / I C H o

IV

Colchicine R = CH3

Colchiceme R = H

b. De plaats van de Substituenten in ring C is onzeker; een structuur, waarbij deze groepen

onderling van plaats zijn verwisseld is evenzeer met de resultaten van de afbraak verenigbaar.

c. De structuur van ring C heeft de zeer ongewone gedaante van een tautomere vorm van een aroma- tisch o-hydroxy-aldehyde. (V).

Op de argumenten, die Windaus er toe brachten, om desondanks deze formule aan te nemen, kunnen

B I C

\ / ^

C C-H <-

B I C

\ / ^ C C-H H-C C = C—O—H

\ / I O H O II

H-C C- C-H

\ ^ II c o 0 I

H 1 V

we hier niet verder ingaan; de lezer wordt hiervoor verwezen naar 9 ) en § 4.

Toen in de jaren tussen 1934 en 1937 de merk- waardige physiologische eigenschappen van colchicine de aandacht gingen trekken, herleefde ook de be- langstelling van chemische zijde voor deze stof.

Tevoren kende men het slechts als een vooral voor warmbloedigen zeer giftig alkaloide, waarvan in be- paalde gevallen van jicht en gewrichtsrheuma een beperkt medisch gebruik werd gemaakt.

In genoemde jaren werd evenwel door verschillende onderzoekers gewezen op de invloed, die het alkaloide heeft op de z.g. mitotische celdeling. Bij de hogere Organismen treedt, bij de vorming van de voor de voortplanting bestemde cellen, de z.g. gameten, een reductie-deling of mitose op, waarbij het aantal Chromosomen wordt gehalveerd. Zulks in tegen- stelling tot de gewone celdeling of meiose, ook wel somatische celdeling genoemd, waarbij elk van beide cellen, die bij de deling ontstaan, hetzelfde aantal Chromosomen heeft als de moedercel.

De gameten vloeien bij de bevruchting samen tot een z.g. zygote, die weer het oorspronkelijke aantal Chromosomen heeft, gelijk aan dat van alle lichaams- cellen van de ouders.

Blijft de reductie-deling echter uit, zoals o.a. moge- lijk blijkt te zijn door toepassing van colchicine, dan ontstaat een zygote met het dubbele aantal Chromo- somen, vergeleken met dat van de lichaamscellen der ouders. Uit deze bevruchte cel vormt zieh door ge- wone delingen een individu, waarvan iedere cel het dubbele aantal Chromosomen heeft. Zulke individuen noemt men tetraploied in tegenstelling tot de oor- spronkelijke, die men diploied noemt en de gameten van deze laatste, die haploied heten.

Het is gebleken, dat men de mitotische deling ook op andere wijze dan door colchicine kan bei'nvloeden, zowel door inwerking van bepaalde chemicaliën als door physische middelen, zoals bestraling met röntgen-stralen. Meestal is dan een beschadiging van de erfnlassa het resultaat: er ontwikkelen zieh ver- minkte individuen met verminderde levensvatbaar- heid, die vaak het vermögen tot reproductie missen.

Na behandeling met colchicine ontstaan daar- entegen in vele gevallen normaal ontwikkelde, fertiele individuen, die zieh soms in bepaalde eigenschappen günstig van die met het lagere chromosomen-getal onderscheiden.

(3)

De belangrijkste toepassing van een behandeling met colchicine berust echter op het volgende: men vindt in de natuur soms van dezelfde plant variëteiten met ongelijk chromosomen-aantal. Veel onderzocht is bijv. het geval van de tarwe, waarvan soorten met 7, 14, 21, 28 enz. Chromosomen bekend zijn. De oorzaak van dit verschijnsel ligt in het duister. Ge- bleken is dat fertiele kruisingen tussen variëteiten met ongelijk aantal Chromosomen niet mogelijk zijn.

Verdubbelt men echter door behandeling met colchicine het aantal Chromosomen van een der variëteiten, die men wil kruisen, zodat dit aantal ge- lijk wordt aan dat van de andere variëteit, dan kan wel kruising tot stand worden gebracht en het nieuwe ras vertoont dan soms niet alleen sommige günstige eigenschappen van ieder der oorspronkelijke rassen, doch ook belangrijke nieuwe kwaliteiten (bij grami- neeën bijv. grotere korrelopbrengst, steviger stro, etc.) 10).

De belangstelling van land- en tuinbouwkundige zijde voor de toepassing van colchicine is stijgende en in verband daarmee is de herleefde interesse der chemici voor het probleem van de structuur van deze stof begrijpelijk, zowel met het oog op een mogelijke synthèse van deze schaarse, moeilijk te zuiveren, en daardoor dure stof, als met betrekking tot de vraag, of een vervangmiddel van eenvoudiger structuur ge- vonden kan worden. De inzichten in de structuur van colchicine verkregen door het moderne onderzoek, zullen in § 4 besproken worden.

B. Het purpurogalline.

In 1869 werd door Girard11) een andere stof ont- dekt, waarvan nu de tropolon-structuur is komen vast te staan, ni. de kleurstof purpurogalline, die gemak- kelijk door oxydatie van pyrogallol ( 1,2,3-trihydroxy- benzeen) ontstaat. De chemie van deze stof werd vooral door Perkin jun.12) en door Willstätter 13) bestudeerd. Door de laatste werden de resultaten van het onderzoek in formule VI samengevat.

O-H

c O I

/ ^ Il

H—O—C C—H C—C—O—H Il I /

H-O-C C C C C-C

I I I H HH

VI.

Door Nierenstein 14 ) werd aangetoond, dat deze stof in sommige plantengallen als glucoside voor- komt.

Evenmin als in het geval van colchicine waren de ohderzoekers destijds door formule VI geheel be- vredigd, zonder dat het nochtans mogelijk was een betere op te stellen.

C. De antibiotica stipitatinezuur, puberulinezuur en puberulonzuur.

Raistrick en medewerkers4), die gedurende vele jaren onderzoekingen verricht hebben over de stof- wisselingsproducten van schimmels, gekweekt op ver- schillende voedingsbodems, isoleerden in 1942 de eerste der hierboven genoemde stoffen uit een cultuur van Pénicillium stipitatum.

Tien jaren tevoren 15) hadden zij uit de cultuur- vloeistof van P. puberulum de beide andere ver-

kregen. Ondanks de betrekkelijk eenvoudige bruto- formules (resp. C8H605, C8H606 en C9H407) en een zorgvuldig onderzoek slaagden zij er niet in, een bruikbare formule voor deze stoffen te geven. Wel bewezen zij door vergelijking met synthetische pre- paraten, dat de stoffen niet de structuur van de in aanmerking komende hydroxy-benzeen-dicarboon- zuren konden hebben, terwijl hun vermoeden, dat puberulinezuur een hydroxy-stipatinezuur zou zijn, later juist is gebleken.

D. De groep van de Thujaplicinen.

In 1933 onderzocht Anderson en Sherrard16) de producten, die men kan verkrijgen door stoomdestil- latie van het fijngemalen kernhout van sommige coniferen, behorende tot de familie der Cupressaceëen (ni. de geslachten Thuja, Chamaecyparis en Thu- jopsis). Uit het destillaat werd enerzijds een car- boonzuur verkregen, het z.g. dehydro-perillazuur (C10H12O2), anderzijds vond men een drietal isomere stoffen met phenolisch karakter, waarvoor wederom geen bevredigende structuurformule was af te leiden.

In 1948 bewezen Erdtmann en Gripenberg 17) 18), dat de moeilijkheden verdwijnen, als men aan de drie be- doelde isomeren, die gewoonlijk a-, jS- en y-thuja- plicine worden genoemd, in plaats van een phenolische structuur die van een tropolon geeft.

§ 3. Synthetisch werk, verband houdende met de chemie der tropolonen.

Cycloheptaan-derivaten komen in natuur en tech- niek weinig voor. De chemie ervan is dan ook nog maar weinig ontwikkeld.

Een enkele maal heeft men de aanwezigheid van een dergelijk ringsysteem vermoed in bepaalde stoffen doch meestal werd deze onderstelling dan later weer verworpen. Een recent voorbeeld levert de chemie van de reukstoffen van het iron-type.

In de azulenen 19 ), een groep van blauw tot groen gekleurde koolwaterstoffen, die ontstaan door dehy- drering van sommige sesquiterpenen en derivaten, en die in bepaalde aetherische oliën ook als zodanig voorkomen, heeft men voor de eerste maal een vrij uitgebreid in de natuur voorkomende groep van stoffen met een carbocyclische zevenring ontdekt.

De bij de studie van de azulenen opgedane ervaringen zijn, zowel in theoretisch als in practisch opzicht, voor de chemie van de tropolonen van belang geweest; te verwachten is, dat een voortgezette ver- gelijkende studie ertoe zal leiden dat de eigen- schappen van laatstgenoemde groep van stoffen beter begrepen worden.

In principe kan men voor de synthèse van tropo- lonen twee wegen inslaan:

le: trachten door ringsluiting van aliphatische ver- bindingen met geschikte ketenlengte tot de ge- wenste zevenring te komen:

2e: méthodes gebruiken, waarbij men kleinere ringen, bijv. zesringen, vergroot.

Hierbij kan men telkens nog een onderverdeling maken in:

a. méthodes, waarbij men eerst verzadigde, of bijna verzadigde, zevenringen laat ontstaan, die men later dehydreert;

b. méthodes, waarbij men zoveel mogelijk recht- streeks de driemaal onverzadigde zevenring tracht te verkrijgen.

(4)

Van alle 4 werkwijzen wordt nu een voorbeeld ge- O geven; andere zullen ter sprake komen, als in § 4 wordt nagegaan, welke invloed de invoering van de tropolon-structuur heeft gehad op de in § 2 besproken structuurproblemen.

Methode la.

Hiervan zijn geen voorbeelden bekend bij de een- voudige monocyclische tropolonen. Wel vindt men ze bij stoffen, waar een benzeenring met genoemde zevenring is gecondenseerd. Hier volgt het schema, volgens hetwelk Cook en Sommerville20) in 1949 voor de eerste maal een tropolon-derivaat syntheti- seerden:

/\ H2 H2 H2 chloride VII J ij— C— C—C—OH -|- malonester

'X / 4 stappen

VIII

H2 h2 h2 h2 -c—c—c—c—c = o

OH I

carbochloride + Al Cl3 *■

2 stappen IX

H2 h2 C-C

\ ch2 c / n SA

II h2

o

oxyd.

met Se02

X

H2 h2

C—C fs/ \ CA /

C-C

ch2 katal.

dehydr o o

H H C = C /V \

ch2

SA / c—c

Il II o o XI a

H H c = c (Y S/\

\ CH C—C

Il I O OH

XI b

Het chloride van #-phenyl-valeriaanzuur (VIII), (welk zuur zelf door een malonester-synthese uit het chloride van y5-phenyl-propanol (VII) 21) is te verkrijgen) werd door ringsluiting met AICL, omgezet in 2,3-benzo-suberon (IX), dat door oxydatie met SeOä overgaat in het dion X. Dit kon met palladium- kool worden gedehydreerd tot XI, een stof met tropolon-structuur en in het bezit van alle eigen- schappen, die men aan natuurlijk voorkomende ver- tegenwoordigers van deze stofklasse had waarge- nomen.

Methode lb.

Merkwaardigerwijze vindt men in tamelijk oude litteratuur reeds enige voorbeelden van Synthesen van cycloheptatriëen-derivaten, waarin dit ring- systeem voorkomt, met één of twee benzeen-kernen gecondenseerd. Zo beschrijft Thiele22) de conden- sate tussen o-phtaalaldehyde en acetondicarboon- zure ester (XII):

H C = O S\/

Ux C = H O

RO-C II

+ ch\ 2

o c = o I II / RO—C-C

H2

OR C = 0 / C = C H I

\ c = V/\ c = c

H I C = O

\ OR XII

O

\

Door Tarbell, Scott en Kemp2^) werd deze methode aangepast aan een tropolonsynthese, door in plaats van de genoemde ester aethers van hydroxy- aceton te gebruiken, volgens het schema XIII:

R H C =

f\'/

v/\ c = H

O

O +

0 1 h2c

\ c = o h3c /

OR C = C H I V\/

c = H

\ <

c / H

a: R = CH3 b: R = C6H5

XIII Methode 2a.

Tot nu toe de meest gebruikelijke wegen om in de chemie van cycloheptaan en zijn derivaten door te dringen zijn ringvergrotingen van cyclohexaanderi- vaten. Van deze vallen twee manieren onder de thans beschouwde categorie, te weten: de inwerking van cLazomethaan op cyclohexanon en afgeleiden en de reactie van Demjanow, waarbij HN02 inwerkt op cyclohexyl-methylamine. Volgens de eerstgenoemde methode kan men met goede opbrengst, en volgens een goed in het laboratorium uitvoerbare werkwijze, cycloheptanon verkrijgen24), terwijl de laatstge- noemde reactie cycloheptanol oplevert, naast het ,.normale” product cyclohexyl-carbinol.

Uitgaande van cycloheptanon werd door oxydatie met Se02 het dion XIV bereid en getracht door dehydrering tot tropolon te komen. Dit bleek niet zo eenvoudig als verwacht werd. Behandeling met zwavel of seleen, zowel als katalytische méthodes, faalden volkomen. Slechts bromering met de juiste hoeveelheid broom onder goed gecontroleerde om- standigheden leidde tot XV, waaruit met NaOH het broom-tropolon XVI ontstaat, dat katalytisch kon worden gedebromeerd tot I25).

(5)

Methode 2b.

Een derde weg die, uitgaande van stoffen met een zesring, door ringvergroting tot zevenringen leidt, is de reactie tussen diazo-azijnester en aromatische verbindingen. In tegenstelling tot de beide vorige ringvergrotingsmethodes leidt deze tot onverzadigde cycloheptaanderivaten van het type van Willstätters koolwaterstof III. Het was te verwachten dat deze reactie een körte weg naar de tropolon-structuur zou opleveren, welke verwachting ook in vervulling is gegaan.

De reactie tussen diazo-azijnester en benzeen en andere aromatische koolwaterstoffen is ontdekt, en in de jaren tussen 1900 en 1910 uitvoerig bestudeerd, door Buchner en medewerkers 26 ).

Indien men de ontleding van diazo-azijnester bij HO—150° C te midden van een grote overmaat kool- waterstof laat plaats hebben, vindt additie van het primair gevormde radicaal plaats onder vorming van een bicydisch systeem, bestaande uit een zesring en een driering, het z.g. nor-caradiëen-systeem.

H2 c

/ \ ch2 diazo

H2C CH2 methaan

\ / C o II

h2

c- H, h2c /

h2c

\ C-C h2 h2

SeP2 (

H2 h2

c—c h2c / h2c I

c—c h2 II o XIV

o

2 Br2

ysazijn

— 1 HBr

2_Bt2_

ysazijn

— 1 HBr

— 1 HBr (NaOH)-^ /\ II

Br H O XV

HC HC I

H Br C-C

C- H XVII

C-OH

O

Hj_

(Pd-C, HC HC I

H H C-C

C—OH C-C H II

O I H O Il II ! C-C u _ ^ \ X" N =N OR

(7) (+)

Reeds bij de reactietemperatuur reageert dit pro- duct geheel of gedeeltelijk verder, waarbij één der drie bindingen a, b, of c (zie XVII) kan opengaan.

HC HC II

H C

CH CH I

H H C=C /V O HC

P I H2 j II

l[ J—C-C HC

\ OR

/

\

CH O C-C-C.

h2 \ O-R XVII

Dit leidt tot derivaten van phenyl-azijnzuur, of, in geval c opengaat, tot een derivaat van cyclohepta- triëen. Vooral de reacties met benzeen 27) 28), m- en p-xyleen29) werden uitvoerig bestudeerd.

Het werk leidde tot enige algemene conclusies 26), die door latere onderzoekers konden worden be- vestigd:

le. de inwerking van het^ radicaal op het molecuul vindt steeds plaats aan die dubbele binding, die zo ver mogelijk van een eventueel aanwezige sub- stituent ligt; dus bijv. bij tolueen ontstaat primair XVIII, daarna door opengaan van de driering, een mengsei van veel 4-methyl-phenylazijnzure ester met een weinig van de 3-methyl-verbinding, terwijl de ortho-verbinding niet kon worden aan- getoond.

2e. De vorming van quaternaire koolstof wordt bij het tot stand komen van de driering steeds ver- meden. Kan dit niet, zoals bij de reactie met mesityleen (XIX), dan vindt men, behalve de cycloheptatriëen-verbinding en het kernsubsti- tutie-product mesitylazijnzuur (2,4,6-trimethyl- phenylazijnzuur) XXa, een stof, die door in- werking van het radicaal op een van de kern- substituenten is gevormd, en wel het /?-(3,5-di- methyl-phenyl-1 )-propionzuur XXb.

XVIII

CH, I C HC CH //\

HC CH

\/ CH

HC OR

(6)

O H

CH, CH,

H3C-

3 V

H2 ^ -C-C

\

O 4

CH, I

^/-CH, XIX

H,C-

O

OR CH2 . ç?

\ OR CH,

I O

H,C-

-ch2-c 4

V XXa

-CH, \ O-H

CH, I 3 5 1 V'

h2 h2 ^ -C-C-C

\ XXb

O OH

3e. Inwerking op polycyclische aromaten, zoals naphtaleen en phenanthreen, levert primaire producten met een driering, die zo bestendig is, dat de stoffen niet door opening hiervan tot producten met een zevenring kunnen worden ge- isomeriseerd. Wei kan men ze oxydatief afbreken tot cyclopropaan-derivaten.

Het is niet bekend of dit ook geldt voor substitutie- producten van deze ringsystemen.

Het lag nu voor de hand te trachten, deze reactie op andere aromatische verbindingen toe te passen dan koolwaterstoffen en in verband met een möge- lijke synthèse van tropolonachtige stoffen werd daar- bij het eerst gedacht aan inwerking van diazo-azijn- ester op aromatische aethers met alifatische zijketen.

Inderdaad gelukte de inwerking op anisool aan schrijver dezes, terwijl Bartels-Keith en Johnson 30) berichten over de inwerking op veratrool (1,2-di- methoxy-benzeen) en op 1,2,4-trimethoxy-benzeen, welke laatste reactie zelfs leidde tot een Synthese van stipitatinezuur, volgens het schema:

H,CO OCH, I

\^\

OCH, I XXIa

OCH, H,CO I H

\P\/ H

C\ /

I >c o c/ \ /p OCH, I H

OR O CH,H

l_ /

H>CCV“\ / I C-C HC / \

^ OR C—CH,

I Br2

— HBr

— CH,Br

CH, O

1 Br2

— HBr

— CH,Br

HO-C H-C II

/ -C O

V * C-C

\

\

OR verzeping C=CH

OCH, I

demethylering

o H

HO-C / H-C II

\

c—c /

\ C-C / o

\ C=C

OH H I I

OH

OH H c=c I I /2 3X

o = c>

H-C 7 I C C OH H I I

O 4 C-C

\ OH

H,CO OCH, Y)

OCH, I

XXIb

OH H2 ^ O-C-C

I \ n ° Y

XXII

O H H-C /

H-C C-H

\ / c=c H H I I XXIII

In geen dezer gevallen verloopt de reactie ondubbel- zinnig. De opbrengsten aan zevenringderivaat komen niet hoger dan 20 à 30 %.

In het geval van anisool werd als zeer merkwaardig nevenproduct phenoxy-azijnzuur (XXII) geïdentifi- ceerd; in plaats van een verlenging van de zijketen, zoals bij mesityleen, werd hier een verdringing van de methyl-groep waargenomen.

Een andere opvallende bijzonderheid is, dat stipi- tatinezuur slechts kan ontstaan uit één der mogelijke Kekulé-configuraties van het 1,2,4-trimethoxy- benzeen, nl. XXIa.

Bij de andere is additie van het radicaal van diazo- azijnester niet mogelijk zonder vorming van quarter- naire koolstof, terwijl bovendien de opensplitsing van een primair gevormde driering bij XXIb slechts kan leiden tot een isomeer van stipitatinezuur. Of we hier te maken hebben met een geval van localisatie van 7i-electronen in de zin zoals Kooyman en Ketelaar31) verondersteld hebben bij de reactie tussen aromaten en ozon, kan pas bij nader onderzoek, vooral van de bijproducten der reactie, blijken.

Van andere aliphatische diazoverbindingen is met succès gebruikt diazomethaan, dat, opgelost in ben- zeen, resp. anisool32), bij bestraling met ultraviolet licht cycloheptatriëen (II) geeft, resp. zijn methoxy- verbinding. Door inwerking van broom ontstaat uit dit laatste, al of niet na voorafgaande demethylering, het cycloheptatriënon XXIII, waarvan merkwaardige

(7)

eigenschappen, die eveneens op een „aromatisch”

karakter wijzen, worden vermeld.

Nadere bevestiging en uitbreiding van deze, slechts uit voorlopige mededelingen bekende, gegevens lijkt zeer gewenst. Het feit, dat de inwerking van broom op de producten van de ringvergroting van aroma- tische verbindingen zo vlot leidt tot verbindingen van het tropolon-type doet verwachten, dat deze weg in de toekomst een practische bereidingswijze zal hlijken te zijn. Het brengt tevens de vlotte aromatisering van sommige onverzadigde cyclohexaan-derivaten door

1) Loudon, J. D„ Ann. Rep. 65, 187 (1948).

2) Cook, J. W. en Loudon, J. D„ Quart. Revs. 5, 99 (1951).

») Dewar, M. J. S., Nature 155, 50 (1945).

4) Birkinshaw, J. H., Chambers, A. R. en Raistrick, B., Biochem. J. 36, 242 (1942).

5) Willstätter, R., Ann. 317, 204 (1901).

8) Dewar, M. J. S„ Nature 155, 141 (1945).

’) Geiger, Ph. L., Ann. 7, 269 (1833).

8) Johanny, S. en Zeisel, S., M. 9, 666 (1888).

») Windaus, A., Ann. 439, 59 (1924).

10) Voor de in de kwestie van be'invloeding van celdeling door chemische en physische middelen (en verwante vraag- stukken) geïnteresseerde lezer noemen we de volgende artikelen: Krijihe, Mej. N. en Wellensiek, S. ]., „Five years of colchicineresearch” in Bibliografia Genetica 14, no. 1 1—132 (1942); Loveless, A. en Revell, S., Nature 164, 938 (1949); Veldstra, H., Chem. Weekblad 46, 320 (1950).

M) Girard, A., Ber. 2, 562 (1896).

12 ) Perkin, A. G. en medewerkers, J. Chem. Soc. 83, 192 (1903);

ibid. 101, 808 (1915).

1S) Willstätter, R. en Heiss, H., Ann. 433, 17 (1923).

14) Nierenstein, M., J. Chem. Soc. 115, 1328 (1919); Nieren- stein, M. en Swanton, A., Biochem. J. 38, 373 ( 1944).

«) Birkinshaw, J. H. en Raistrick, B„ Biochem. J. 26, 441 (1932).

is) Anderson, A. B. en Sherrard, E. C„ J. Am. Chem. Soc.

55, 3813 (1933).

hetzelfde reagens in herinnering.

Samenvattend kan men zeggen, dat binnen afzien- bare tijd de tropolonen tot de niet al te moeilijk in het laboratorium toegankelijke stoffen zullen behoren, zodat een intensieve studie van de physische, chemi- sche en physiologische eigenschappen mogelijk wordt.

(Wordt vervolgd.) Laboratorium voor Organische Chemie der Land- bouwhogeschool, Jan. 1952.

n) Erdtmann, H. en Gripenberg, J., Nature 161, 79 (1948).

18) Erdtmann, H. en Gripenberg, ]., Acta Chim. Scand. 2, 625 (1948).

19) Voor een recent overzicht over deze groep verbindingen zie men: Haagen Smit, A. J. in „Fortschritte der Chemie organischer Naturstoffe” 5, 40—67 (1950).

20) Cook, J. W. en Sommerville, A. R-, Nature 163, 410 (1949).

2t) Voor een eenvoudige Synthese van deze stof, zie Beets, M. Rec. trav. chim. 70, 23 (,1951).

22) Thiele, J. en Schneider, Ann. 369, 207 (1909).

23 ) Tarbell, D, S., Scott, G. P, en Kemp, A. D„ J. Am. Chem.

Soc. 72, 379 (1950).

24) Kohler, E. P. en medew., J. Am. Chem.Soc. 61, 1059 (1939).

26) Cook, J. W., Gibb, A. R., Raphael, R. A. en Sommerville, A. R., J. Chem. Soc. 1951, 503.

26) Zie een litteratuuroverzicht over deze reactie in J. Org.

Chem. 11, 67 (1946).

27) Buchner, E. en Feldmann, L„ Ber. 36, 3509 (1903).

28 ) Buchner, E. en Schottenhammer, K„ Ber. 53, 865 (1920).

29 ) Buchner, E. en Hediger, S„ Ber. 36, 3502 (1903).

30) Bartels-Keith, J. R, en Johnson, A. W., Chemistry &

Industry 1950, 677; J. Chem. Soc. 1951, 2352.

81) Kooyman, E. C. en Ketelaar, J. A. A., Rec. trav. chiin. 65, 859 (1946).

S2) Doering, W. von E. en Knox, L. J., J. Am. Chem. Soc. 72, 2305 (1950).

Carrouselfilters door J. H. Förch

Een beschrijving wordt gegeven van een roterende, automatisch regenererende ionen- wisselaarinstallatie, welke werkt met geringe laagdikte, hoge doorstroomsnelheid en korte cyclusduur.

Hierdoor wordt bij geringe omvang een grote capaciteit verkregen.

De normale wijze waarop men thans ionenwisse- laars technisch toepast bestaat hieruit, dat men een of twee ketels met de wisselaar vult, hierdoor de te zuiveren vloeistof laat strömen en op gezette tijden de massa regenereert.

Aangezien men om practische redenen bezwaarlijk vaker kan regenereren dan 1 X per 8 uur, is de hoeveelheid wisselaar en dus de grootte van de ketel hiermede vastgelegd. Een volledige installatie wordt daardoor vrij kostbaar, zodat een vergelijkende kostenberekening niet zelden in het voordeel van ver- ouderde méthodes zonder ionenwisselaars uitvalt.

Nemen wij als voorbeeld, dat per dag 600 m3 water met hardheid 15° D onthard moet worden en kiezen wij hiervoor de goedkoopste wisselaar — een gesulfo- neerde koolwisselaar welke voor deze hardheid een capaciteit van 70 m3/m3 vulling (nat) bezit — dan hebben wij bij 3 X regenereren per 24 uur dus nodig 600/3 X 7 = 3 m3 vulling, hetgeen op ca. f 6 000.—

komt.

Schat men de bijbehorendeinstallatie (ketels, pekel- vat, afsluiters, leidingen, montage) op f 14 000.— en

telt hierbij voor bedieningskosten f 1 500.— per jaar, dan komt men, exclusief kosten voor regeneratie zout, voor waterontharding reeds op een aanzienlijk be- drag.

Wil men totale ontharding toepassen, dan komen de kosten op belangrijk meer dan het tweevoud hier- van, omdat de kunstharsionenwisselaars veel duurder zijn.

Met het doel de installatieomvang te drukken, streven fabrikanten van ionenwisselaars er naar, de beladingscapaciteit van hun product zo hoog mogelijk op te voeren. Het noodzakelijk gevolg hiervan is echter, dat de zwelling van de massa tijdens de ionen- belading naar evenredigheid toeneemt en het totale volume soms zelfs het dubbele bereikt van die van de geregenereerde inhoud.

Nu bestaan deze kunstharswisselaars, vooral die met grote capaciteit, uit zeer zachte korrels welke men tussen duim en vinger gemakkelijk tot poeder drukt.

Bij enige laaghoogte in de ketel (normaal 1 meter) treedt dan ook zeer sterke werking van de massa op, hetgeen verpulvering van de korrels en wegspoelen

(8)

of verstopping van de vulling tengevolge heeft. De slijtage en het verlies, door het werken van de vulling, en bij deze zachte korrels mogelijk ook door de directe wrijving met de er langsstromende vloeistof, is groot.

Bovendien reageren de poreuze korrels vrij traag en zijn daardoor, om hun maximum belading te kunnen bereiken, aan een zeer matige doorstroomsnelheid ge- bonden, wat weer een grotere hoeveelheid ionen- wisselaar en dus grotere apparatuur nodig maakt.

Hetgeen men zodoende door grotere capaciteit van de massa heeft gewonnen, verliest men aan de andere kant weer. Grote capaciteit per volume-eenheid be- tekent nog niet altijd winst.

Wij hebben nu getracht het doel, nl. een kleine installatie en geringe kosten längs een andere weg te bereiken en wel door uit te gaan van een mecha- nisch Sterke wisselaar (van matige capaciteit), hierbij vloeistofsnelheden toe te passen die een veelvoud zijn van die, welke door fabrikanten wordt voorgcschreven, met de capaciteits-daling per volume-eenheid, die hiervan het directe gevolg is, genoegen te nemen, doch de cyclus, welke normaal minimaal 8 uur be- draagt, tot een fractie hiervan terug te brengen.

Wij stelden in het laboratorium vast dat de weer- stand van een gesulfoneerde kool recht evenredig is met de laagdikte en dat de doorloopsnelheid recht evenredig is met de totale hoogte der waterkolom (dus inclusief de hoogte van de vulling). Door nu deze laag van normaal 1 m terug te brengen tot bijv.

10 cm kunnen met een waterkolom van slechts 50 cm gemakkelijk filtratiesnelheden worden bereikt van 300 m3/h/m'3 massa, waarbij echter slechts een capaci- teit wordt gehaald van 40 m3 water 15° D/m3 massa in plaats van normaal 70.

Dit betekent dat men voor een capaciteit van 600 m3

per dag ( = 25 m3 per uur) zou kunnen volstaan met

25/300 m3 ionenwisselaar, of ca. 80 liter massa, indien men er slechts in zou kunnen slagen (daar 80 liter bij deze snelheid 2.5 m3 water van 15° D onthardt) om 600/2.5 = 240 maal per dag te regene- reren, d.w.z. iedere 6 min.

Het spreekt vanzelf, dat dit automatisch dient te geschieden.

Dit wordt mogelijk indien men de massa brengt in een in compartimenten verdeelde doos met geper- foreerde bodem, deze op een draaischijf plaatst, aan een zijde de pekel door laat lopen en naspoelt, en de percolaten gescheiden afvoert.

Voor continubedrijven, waar het verbruik slechts weinig fluctueert, kan men een constante draaisnel- heid aan de tafel geven (bijv. met een electro- motortje) ; bij sterk fluctuerend of discontinu ver- bruik als bij vuüen van locomotieftenders enz., dient men de beweging te koppelen aan het water- verbruik.

De aandrijving kan dan direct geschieden, hetzij door middel van de as van een plunjerwatermeter, hetzij schoksgewijs door een electromotortje, dat door electrische contacten op een eenvoudige watermeter wordt gecommandeerd, hetzij door middel van een hevelvat met vlotter en palradbeweging in het afloop- water.

Daar de trommel slechts beweeglijk moet zijn t.o.v.

de aan- en afvoerleidingen, kan men de trommel ook vast opstellen en de leidingen draaibaar uitvoeren.

(Door de geringe omvang maakt dit in kosten vrijwel geen verschil. )

Hoe eenvoudig dit ook lijkt, toch kan men het filter in deze vorm slechts in enkele gevallen met voordeel gebruiken omdat, als men gaat regenereren zodra de laag „doorbreekt” het zoutrendement slecht zou zijn;

en wel des te slechter naarmate een dünnere laag wordt toegepast. Bij de hier beschreven gelijkstroom- zoutspoeling wordt nl. de kalk in de verzadigde bovenlaag verdrongen door Na, doch de bij deze watersnelheden enige centimeters dikke onderlagen, die nog maar weinig met kalk verzadigd zijn, nemen de kalk uit de percolerende spoelvloeistof eerst gretig op, om deze bij overmaat pekel pas weer los te laten.

Met dit gelijkstroomsysteem, waardoor het toestel

(9)

wel de meest simpele constructie krijgt, kan men dus alleen in die gevallen werken waarin:

1. het zoutrendement geen rol speelt, zoals voor zeer läge hardheden, na-ontharding, of indien het toe- stel discontinu en weinig gebruikt wordt en men aan de meest eenvoudige constructie de voorkeur geeft.

2. alleen wordt vooronthard, d.w.z. slechts een ge- deeltelijke reiniging nodig is (bijv. van belang bij dunsapontkalking vôôr de verdampers om in- crustaties te voorkomen). In dat geval werkt men niet tot de laag doorbreekt, doch gaat zolang door tot de hardheid van de afloop die van de inlaat benadert en dus de gehele laag is verzadigd. • Bij deze methode, waarbij men de gemiddelde hardheid totca. 1/3 kan terugbrengen (afhankelijk van de laagdikte), wordt het zoutrendement gelijk aan dat van het normale ketelsysteem.

In de meeste gevallen, zoals voor ketelwater- ontharding, zal men echter een volledige ontkalking wensen en in dat geval is het nodig zoutspoeling in tegenstroom toe te passen; het beste door het water van onder naar boven door te voeren en de zout- en naspoeling van boven naar beneden. Hierdoor wordt nl. tevens het voordeel verkregen dat ingesloten lucht in de laag die zonder terugspoeling vaak niet weg kan, of dichtslaan van de laag voorkomen wordt. Het zoutrendement wordt bij tegenstroomspoeling zelfs ca. 10 à 20 % hoger dan bij het normale systeem met ketels.

Fig. 3. Doorsnede door filtertrommel .Schaal 1 : 15.

De complicatie in apparatuur is van weinig be- tekenis. Het verschil bestaat hierin, dat de bodem van de trommel nu niet geperforeerd is doch slechts één uitstroomopening heeft, afgesloten door een klep (rubberkurk met een doorgestoken klepsteel) waar- van de klepsteel door de draaibeweging van de tafel ter plaatse van de zout- en naspoeling door een leibaan gelicht moet worden. Bij het laatste dient men met de zwelling rekening te houden, zodat het aandrukrooster slechts aangedraaid mag worden bij een natte, verzadigde massa. Teneinde werken van de vulling mogelijk te maken zonder dat deze los komt te liggen en vrij beweeglijk wordt, en tevens om kanaaltjesvorming te voorkomen, wordt de kolom doorschoten met lagen van een veerkrachtig materiaal,

bijv. lagen sisalvezel ter dikte van ca. 1 à 2 cm, af- gewisseld door lagen wisselaar van ca. 3 cm.

Op deze wijze kan de massa werken zonder vrij beweeglijk te worden waardoor de korrels zouden slijten.

De periodieke pekel- en naspoeling kan men op verschallende manieren afleiden van de draaiende tafel; het meest voor de hand liggend volgens een closetspoelsvsteem waarbij de pekel door een centri-

Fig. 4. Detaillering watertoevoerafsluiting.

fugaalpompje uit een voorraadtank wordt gepompt en het spoelwater van de ruwwaterleiding wordt af- geleid.

De berekening van de grootte, draaisnelheid enz.

is voor ieder geval vrij eenvoudig. Uit het volgende voorbeeld kan men voor ieder speciaal geval de juiste waarden direct afleiden, waarbij het nodig is, tevoren voor de gebruikte ionenwisselaar de weerstand te bepalen.

Voorbeeld van berekening.

Bepaling van liltratiesnelheid voor de hier gebruikte gesulfo- neerde koolwisselaar bij 10 cm laagdikte.

bij 2 dm waterkolom 2.4 m3/24 h/dm3

„ 4 „ „ 4.8 m3 24 h/dm3

„ 6 ,, „ 7.2 m3/24 h/dm3

Nemen wij als voorbeeld het geval, dat 60 cm waterkolom ter beschikking Staat en dat 600 m3 water van 15° D per 24 uur moet worden onthard en berekenen wij dit voor deze wisselaar in een laagdikte van 10 cm.

Oppervlak waiersectoren.

Voor 600 m3 per dag is dus nodig 600/7.2 = 83 dm2 of met 10 % reserve 92 dm2.

Pekelhoeveelheid.

1 m3 water met hardheid 15° D correspondeert met 1 kg zout

(10)

of met 5 liter pekel 20 %. Voor 600 m3 zljn dus nodig 3 m3

pekel 20 %.

Voor de pekel noodzakelijk [ilteroppervlak.

Laat men deze zoutoplossing percoleren met een overdruk van 2 dm, dan is de filtratiesnelheid van de zoutoplossing ongeveer 2.4 m3/h/dm2. Er is dus nodig 6/2.4 = 2.5 dm2 oppervlak om de pekel te filtreren.

Voor naspoelen noodzakelijk [ilteroppervlak.

Hiervoor is ongeveer 10 X de pekelhoeveelheid nodig, waar- voor dus aan filteroppervlak vereist is 5 dm2.

Aantal vakjes.

De verhouding tussen waterfilter en zoutcompartiment wordt dus als 92 dm2: 2.5 dm2 = 37:1.

Inclusief het voor naspoelen nodige oppervlak komt men dus theoretisch op ca. 40 vakken.

Totale vulling.

Bij een laagdikte van 10 cm is dus voor ontharding van 600 m3 van 15° D/24 h aan vulling nodig ca. 100 liter

(nat) = 60 kg ionenwisselaar (droog).

Diameter.

De diameter van de draaischijf wordt dan 110 cm.

Vulling zonder regeneratie.

Er wordt bij deze filtratiesnelheid bij een laagdikte van 10 cm 40 liter water 15° D per liter wisselaar onthard. Zonder regeneratie zou dus nodig zijn 600 000/40 = 15 000 liter = 15 m3

ionenwisselaar per 24 h.

Rotatiesnelheid.

Met regeneratie berekenden wij 100 liter vulling. Het aantal omwentelingen van de schijf moet dus bedragen 15 000/100 = 150 per 24 h, dus één omwenteling in 9 minuten.

Samenvatting van dit voorbeeld.

Voor ontharding van 600 m3 water per 24 h met een hardheid van 15° D heeft men bij een totaal laagdikte van de ionenwisselaar van 10 cm, een pekel- sterkte van 20 % en een waterdruk van 60 cm nodig:

Aan vulling 60 kg ionenwisselaar.

Een draaischijf 0 110 cm, verdeeld in 40 vakken, met een rotatiesnelheid van 9 minuten.

Aan pekel 3 m3 20 % per 24 uur.

In de practijk is het echter eenvoudiger (daar het aantal vakjes slechts wordt bepaald door de zout- spoeling) een toestel te nemen met minder (bijv. 12 vakken), in welk geval dus het zoutcompartiment 2/3 van de tijd ongebruikt blijft.

Invloed van de laagdikte op de capaciteit.

Uit het voorgaande blijkt, dat bij grotere laagdikte de filtratiesnelheid afneemt en de rotatiesnelheid eveneens, waardoor het toestel naar evenredigheid groter zou worden. Men dient dus naar een minimum laagdikte te streven.

Äangezien de rotatiesnelheid gemakkelijk kan worden opgevoerd, heeft men hier dus de ogenschijn- lijke tegenstrijdigheid, dat de capaciteit van het toe- stel wordt vergroot door verminderen van de vulling.

De herleiding op andere voorwaarden is uit dit voorbeeld eenvoudig. Kiest men bijv. een waterdruk van 5 meter en een laagdikte van 30 cm (de omstan- digheden waarmee ons proefapparaat werkte) dan wordt het trommeloppervlak 3/50 van het voorbeeld, dus krijgt deze theoretisch een diameter van slechts 30 cm.

Het heeft practisch echter geen enkele zin meer om de trommel kleiner te kiezen dan ca. 50 à 75 cm diameter, waarmee men dus ruim voldoende reserve heeft.

Als voornaamste voordelen van dit systeem tegen- over de bestaande zou ik willen noemen:

1. geringe omvang (ca. 1/20)

2. geringe aanschaffingskosten (ca. 1/10 à 1/20) 3. geheel automatisch en daardoor een besparing aan

arbeidsloon.

Deze voordelen kunnen maken, dat verschillende processen lonend kunnen worden uitgevoerd waar dit voorheen niet mogelijk was, bijv. afvalwaterzuivering, de winning van nitraat en betaine uit dunsap, enz.

^aboratcriummededeilncjen 542.3

Een automatische pipet door P, J. J. van Munster en

L. G. Ramakers

In ons laboratorium was, in verband met enige routinebepalingen, die in grote series moesten worden uitgevoerd, behoefte aan een automatische pipet, waarmede snel en nauwkeurig kan worden gepipet- teerd. De hierbij afgebeelde pipet werd door ons ont- worpen.

Het in gebruik stellen van de pipet geschiedt het eenvoudigst door eerst de hevel te vullen door bij A te zuigen, waarbij de kraan in de in de figuur afge- beelde stand staat. Door de kraan 180° te draaien wordt de pipet uit het reservoir E gevuld. Met een glazen spatel strijkt men bij A de vloeistof af. Draait men de kraan opnieuw 180° dan loopt de pipet leeg tot B. Men late de vloeistof uitlopen längs een behoor- lijk vetvrije glaswand en onder een hoek van ca. 45°.

Bij de constructie dient erop gelet te worden, dat C enige mm onder B komt. Hierdoor wordt bereikt dat de hevel steeds gevuld blijft. Verder moet de lasrand bij D aan de binnenzijde van het maatgedeelte

(11)

■ "'

geheel glad gemaakt worden, daar anders de vloeistof blijft hangen.

De reproduceerbaarheid van het pipetteren bleek zeer behoorlijk te zijn. Bij contrôle van een auto- matische pipet van 5 ml bleek het verschil tussen het kleinste en het grootste volume van een tiental

metingen 0.1 % van de gemiddelde waarde te be- dragen.

April 1952.

Praeklinisch Instituut

R.K. Universiteit te Nijmegen.

<*Ëoekbeôprekincfen 662.764:53.087.44.082.78

A Magnetic Oxygen Recorder for the Automatic Control of a Ca- talytic Purification Plant by R. H. Griffith, B.A., D.Phil. (Senior Research Chemist, North Thames Gas Board), Communi- cation No. 395 of the Institution of Gas Engineers, 17, Grosvenor Crescent, London, S.W. 1, 1951, 13 pp., 2 tab., 7 fig., 14 X 21 cm, (with discussion 2 s. 6 d.).

Deze Studie behandelt regeling van het zuurstofgehalte van koolgas over het traject 0—2 % met behulp van een registrerend instrument van de firma George Kent Ltd.

(Luton), dat berust op de sterk magnetische eigenschap- pen van zuurstof. Dit instrument regelt automatisch een pneumatische afsluiter, waardoor we de hoeveelheid zuur- stof, die nodig is voor de katalytische omzetting der organische zwavelverbindingen, geheel in de hand hebben.

J. P. Dommisse.

* ★ #

615.777 Insect Control by Chemicals.

A. W. A. Brown, M.B.E., B.Sc.F., M.A., Ph.D., Professor and Head of the Department of Zoo- logy, University of Western Ontario, London, Canada, New York, John Wiley & Sons Inc., Lon- don, Chapman & Hall Ltd., 1951, 817 pp., 101 fig., 93 tabellen, 2288 litt, ref., 15 X 22 cm, geb.

$ 12.50.

Door de systematische behandeling van de materie en door de bijna 2300 litteratuurverwijzingen is dit boekwerk een belangrijke gids voor de lezer, die met de snel toe- nemende phytopharmaceutische litteratuur worstelt.

De schrijver is entomoloog en de chemische insecten- bestrijding wordt door hem dan ook van een biologisch standpunt uit beschouwd. Niettemin vindt de chemicus of de pharmaceut, die zieh op de hoogte wenst te stellen van de moderne insecticiden, hierdoor juist in dit werk datgene, wat hij zoekt, zoals hoofdstukken over het ver- band tussen chemische structuur en biologische activiteit, het aangrijpingsmechanisme en de pharmacologie van in- secticiden. Dit gedeelte maakt ongeveer een derde van het boek uit. De stof is uitstekend verwerkt en de enkele chemische foutjes worden de schrijver gaarne vergeven.

(bijv. vermeende identiteit van Pestox en Systox, foutieve structuurformules van EPN en parathion).

In het practische gedeelte wordt aan de insecten-be- strijding met behulp van vliegtuigen en hélicoptères een afzonderlijk hoofdstuk gewijd. Voor de bioloog en de landbouwkundige is de indeling van de hoofdstukken over de insecticide phytopharmaceutische middelen en de vété- rinaire insecticiden van meer nut dan voor de chemicus en de pharmaceut, die aan een meer practische receptuur de behoefte zullen voelen.

Aan de phytoxiteit is een hoofdstuk besteed, evenals aan de giftigheid van de insecticiden voor mens en huis- dier.

Hierbij wordt ingegaan op een actueel probleem, nl. de wettelijke voorschriften voor de toepassing van deze be- strijdingsmiddelen, teneinde de gevaren voor het optreden

van toxische residuen van deze stoffen op consumptie- gewassen te beperken. Een hoofdstuk over de verstoring van het biologisch evenwicht tengevolge van de toepas- sing van insecticiden, waarin o.m. de bekende resistentie- verschijnselen worden behandeld van sommige insecten- generaties t.o.v. de toegepaste toxica, besluit dit zeer lezenswaardige boek, dat men tot de beste kan rekenen, die op dit gebied zijn versehenen en dat ieder, die met phytopharmacie te maken heeft, kan worden aanbevolen.

J. A. Kuyper.

* ★

541.124:662.763 Fifth Arthur Duckham Research Fellowship Report: 1 9 4 9-— 195 0, Some Aspects of the Mechanism of the Gasifi- cation of Carbon by Carbon Dioxide and Steam.

by J. D. F. Marsh, B.A., B.Sc. (Arthur Duckham Research Fellow), Communication No. 393 of the Institution of Gas Engineers, 17, Grosvenor Cres- cent, London, S.W. 1, 1951, 21 pp., 4 tab., 3 fig., 14 X 21 cm, geen prijs.

Proeven over de vorming en het weer doen verdwijnen van een laagje zuurstof op een koolstofoppervlak (chemi- sorptie). Deze zuurstof brengen we er op door er kool- zuur over te laten strijken bij lagere temperaturen dan waarbij vergassing optreedt. Dit zuurstoflaagje verdwijnt weer als wij er waterstof of koolmonoxyde over leiden, resp. onder vorming van waterdamp of koolzuur. Fun- damenteel werk dus, met de opzet het watergasevenwicht te bestuderen.

J. P. Dommisse.

* * *

615.1 M. /. Schröder en Dr. H. G. de Zaayer, Handlei-

ding bij het onderwijs in de receptuur:

le. M. J. Schröder, Natuur künde, 10e druk, herzien door Dr. F. H. L. van Os; J. B.

Wolters, Groningen-Djakarta, 1951, 13 X 20 cm, IV + 352 pp., 248 fig., geb. 7.50.

2e. H. J. Spitzen, L a t ij n, 10e druk. herzien door Dr. W. van der Wielen; J. B. Wolters, Groningen-Djakarta, 1951, 13 X 20 cm, 155 pp., geb. f 3.90.

Beide boekjes kunnen nog steeds worden aanbevolen bij de opleiding tot apoth.-adsistent. In het le deeltje zijn enige onvolkomenheden en oudere figuren uit een vorige druk verbeterd. Nog steeds wordt vermeld, dat Vecht- water te Amsterdam als spoeZwater wordt gebruikt, hoe- wel er slechts één leidinywatet is, bestaande uit een meng- sel van duinwater, Vechtwater en water afkomstig van de Loosdrechtse plassen. Bij de sg-bepaling wordt voor tem- peratuurcorrectie vergeefs naar de uitzett.-coëfficiënt ver- wezen. Het wetenschappelijke sg 15°/4° had bij de defini- ties op blz. 149 kunnen staan. Deze opmerkingen doen echter aan de practische waarde van het boekje niets af.

Het 2e deeltje (Latijn) heeft weinig verandering onder- gaan, alleen is de stof over paragrafen verdeeld, wat het overzicht vergemakkelijkt.

W. F. Woutman.

(12)

576.851.48.093 E. M. Olsen, On coliform bacteria.

With special reference to the detection. Skandina- visk Bladforslag, Kopenhagen, 1952, 16 X 24 cm,

184 pp., ing., prijs?

Olsen nam vergelijkende proeven met alle vloeibare en vaste voedingsbodems die gebruikt worden voor het aantonen van coli-aërogenesbacteriën in melk. Op grond hiervan geeft hij de voorkeur aan de formiaat-ricinoleaat- vloeistof en de eosine-methyleenblauwagar. De laatstge- noemde agar kan nog selectiever worden gemaakt door pénicilline toevoeging. Tenslotte ontwikkelt de auteur nog een aantal nieuwe vloeibare selectieve voedingsvloeistof- fen met behulp van antibiotica.

Voor degenen, die betrokken zijn bij het coli-aërogenes onderzoek van melk een lezenswaardig boekje.

Th. E. Galesloot.

* * *

637.1.002.67 Byproducts from milk by Earle O.

Whittier and Byron H. Webb. Uitgave Reinhold Publishing Corporation, New York, 1950, 16 X 24 cm, VIII + 317 pp., 23 fig., geb. $ 6.00.

Het boek geeft een uitvoerig overzicht van de produc- ten, welke uit melk verkregen worden en van de pro- cedé’s, welke in de practijk worden toegepast.

De in dit boek behandelde onderwerpen waren uit af- zonderlijke publicaties en uit boekwerken over bepaalde producten bekend. Het is de Verdienste van deze schrij- vers, dat zij deze onderwerpen hebben verzameld in een relatief klein boekwerk.

Het boek bevat elf hoofdstukken met een totaal van 317 paginas. Aan het einde van elk hoofdstuk is een uitvoerige litteratuurlijst toegevoegd.

Voor de zuiveldeskundige körnen er geen nieuwe ge- zichtspunten naar voren. Het boek heeft echter voor hem als verzamelwerk een belangrijke waarde,

In het tweede hoofdstuk zijn de zure producten, karne- melk, yoghurt, kefir e.d. behandeld.

In hoofdstuk vier wordt het condenseren besproken.

Hierbij zijn de mogelijkheden besproken van het ge- bruik maken bij condenseren van latente wärmte van samengeperste ammoniak en van het condenseren door middel van uitvriezen.

Bij de poederbereiding worden de veranderingen be- handeld, welke optreden bij het bewaren van melkpoeder.

Bij de sterilisatie worden het Hofius-procédé, de che- mische en de electronische sterilisatie even besproken.

De enige practische sterilisatie, ni. door middel van verhitting, wordt uitvoerig behandeld.

De uitvoering en druk van het boek zijn goed verzorgd.

H. Franken.

* ★ ★

612.015:577.1 A. Burger, Medicinal Chemistry.

Chemistry, Biochemistry, Thera- peutic and pharmacological action of natural and synthetic drugs. Volume II. Interscience Publishers Inc.

New York, London, 1951, 15 X 24 cm, XV + 505 pp., geb. $ 10.00.

De chemotherapeutica en hun werkingsmechanismen vormen de hoofdschotel van dit tweede deel van „Medi- cinal Chemistry”. Daarnaast zijn nog vrij uitvoerig be- handeld de hormonen en de antiseptica.

Ofschoon in de hoofdstukken van het eerste deel van dit werk de geneesmiddelen geclassificeerd zijn op grond van hun medische toepassing, heeft de schrijver deze wijze van classificatie voor de chemotherapeutica niet steeds

gevolgd. Zo ziet men in dit tweede deel door elkaar hoofdstukken over geneesmiddelen tegen malaria, tegen infecties met zuurvaste microörganismen, tegen tropische ziekten, tegen schimmel- en tegen worm-infecties naast hoofdstukken over sulfonamiden, over organische metaal- verbindingen en over antibiotica.

Nu is natuurlijk een dergelijke indeling op grond van de historische ontwikkeling en de toepassing in de practijk zeer wel te verdedigen, maar toch meen ik dat, waar de chemie zo sterk haar Stempel op dit werk drukt, het — mede in verband met de snelle ontwikkeling op dit gebied der wetenschap — niet zonder voordeel zou zijn geweest, indien een indeling zou zijn gevolgd uitsluitend berustend op de verwantschap in chemische structuur.

Deze opmerking doet overigens niets af aan het feit, dat dit boek als oriënterend werk zeer geslaagd is te noe- men. De talloze verwijzingen naar de oorspronkelijke litte- ratuur maken het des te belangrijker.

De uitvoering en druk zijn voortreffelijk.

P. Schlemper.

* * *

677.463 Dr. Kurt Götze, Chemiefasern nach dem Viskoseverfahren (Reyon und Zellwolle), zweite Auflage von „Kunstseide und Zellwolle". Springer-Verlag, Berlin/Göttingen/Hei- delberg, 1951, 16 X 24j^ cm., 739 pp„ 479 afb., geb. DM. 78,—.

Dit druktechnisch voortreffelijk verzorgde werk is in zijn 2e, aanmerkelijk vergrote, druk nog steeds het enige, dat de viscose-industrie enigszins diepgaand behandelt. Het bezit eigenschappen, die het in de gehele wereld ongetwij- feld een grote verspreiding zullen bezorgen.

Het is echter zeer te betreuren, dat de auteur, die zelf de viscoseindustrie al zo vele jaren verlaten heeft en daarom uiteraard niet in Staat is de litteratuur, en zeker niet de octrooilitteratuur, critisch te beoordelen, gemeend heeft dit standaardwerk alleen te kunnen schrijven.

Naast vele goede eigenschappen, die vooral in de weer- gave en niet in het minst in de afbeeldingen van de ge- bruikte technische processen gevonden worden, bevat het werk voor de insider zeer vele blijken van het als ernst opnemen van allerlei hoogst verouderde octrooien en be- weringen uit de litteratuur.

Daar bij de besproken octrooien het jaartal nooit ge- noemd wordt, valt dit niet zo direct op.

Ook waar de schrijver ingaat op physisch-chemische Problemen bijv. betreffende de structuur van cellulose, blijkt hij de litteratuur niet geheel te kennen en niet vol- ledig in Staat te zijn rijp en groen te onderscheiden.

Men kan groot respect hebben voor de schrijver, die het waagde dat zo moeilijke gebied geheel alleen weten- schappelijk en technisch te bewerken en daarmede een inderdaad zeer nuttig werk deed, maar het toch betreurden, dat hij zieh niet beperkte tot zijn eigen vakgebied en zieh niet met voldoende ter zake kundige vaklieden omgaf voor het bewerken van de onderscheiden onderdelen van zijn taak, desnoods slechts voor een diepgaande critiek op deze delen. Dan had bijv. ook meer aandacht gegeven kunnen worden aan de textielprocessen in de rayonfabrieken en aan de moderne continu-spinprocessen.

Toch zal dit boek ongetwijfeld op vele plaatsen wel- kom zijn wat het ook, ondanks alle critiek, verdient. Al ware het slechts door het ontbreken van een ander werk dat even hoog grijpt.

Mögen schrijver en uitgever bij een derde druk, die wij het werk gaarne toewensen, er werkelijk een betrouwbaar handboek voor de viscose-industrie van maken.

Tenslotte bestaat deze ontzaglijk grote industrie meer dan een halve eeuw en is een standaardwerk erover geen overbodige luxe meer.

R. Levison.

(13)

cAllerlei nieuwo

op ckemiôcU en aanverwant çjebieeL Decliema-monogratieën, Band 21.

De voordrachten, welke van 18—25 Mei 1952 in Frank- furt a.M. op de Europese bijeenkomsten voor Chemische Tech- niek, het 25, Congrès international de Chimie Industrielle en de Achema X werden gehouden, zullen binnenkort in druk ver- schijnen.

Prijs bij bestelling voor 31 Augustus 1952 DM 27.0 voor leden van de Dechema, DM 33.75 voor niet-leden, daarna DM 30.—, resp. DM 37.50.

De omvang zal ongeveer 500 biz. zijn, met 225 afbeeldingen.

De voordrachten omvatten:

Grundlagen chemischer Verfahrenstechnik.

Automatisches Messen und Regeln im Laboratorium und Betrieb.

Kontinuierliche Durchführung chemischer Operationen.

Verwirklichung extremer Bedingungen in der Chemischen Technik.

Werkstoffe und Korrosion.

Bestellingen kunnen opgegeven worden aan:

Dechema, Deutsche Gesellschaft für chemisches Apparate- wesen, Frankfurt am Main-13, Postfach.

Nieuwe röntgenbuis 4.5 X 1*4 cm.

Bij Philips is — voorlopig alleen voor experimenteel onder- zoek — een nieuw röntgenbuisje ontwikkeld, dat waarschijnlijk het kleinste buisje is, dat ooit werd geconstrueerd. Het is met het omhulsel mee, 4.5 cm lang en 1.4 cm dik, kan in een lucifersdoosje worden opgeborgen en is „KT”-Buisje (Kleinste Therapiebuisje) genoemd. De spanning is variabel van 10—25 kV, bij ca. 0.15 mA. Het leent zieh behalve voor talrijke medische doeleinden bijzonder voor röntgenopnamen van allerlei biologische objecten.

Afdeling Chemische Techniek MTS Groningen, De Gemeentelijke Middelbare School te Groningen is uitge- breid met een Afdeling Chemische Techniek.

Nieuwe kraakinstallatie te Antwerpen.

De Belgische raffinaderij S. A. Albatros zal in Antwerpen met een Houdriflow katalytische kraakinstallatie worden uit- gebreid met een capaciteit van 3600 barrels per dag.

De uitbreiding en modernisering van deze Antwerpse raffi- naderij zal o.a. ook installaties omvatten voor het polimeriseren van lichte olefinen en voor het behandelen van rechtstreeks en katalytisch gewonnen gasolines.

Publicatie van de voordrachten gehouden op de Conference on Fluidization Technology op 12 en 13 Juni te Londen.

De bovengenoemde voordrachten zullen in een speciaal num- mer (Supplementary Issue no. 1, 1952) van het tijdschrift

„Journal of Applied Chemistry" worden gepubliceerd. Dit nummer (9 voordrachten op 68 pagina's omvattend), wordt gratis aan de leden van de Society of Chemical Industry toe- gezonden. Extra exemplaren zijn te verkrijgen tegen 10 s. per stuk bij de Society of Chemical Industry, Conjoint Chemical Office, 9—10 Sa vile Row, London W. 1.

<~P &r6ona.liot

Dr. Th. Brouwer te ’s-Gravenhage, scheikundige aan het Rijksbureau voor Onderzoek van Handelswaren, is benoemd tot adjunct-directeur aan de Keuringsdienst van Waren te 's-Gravenhage. * * ★

Met ingang van 1 Augustus a.s. zal Dr. H. C. J. de Decker optreden als plaatsvervangend Directeur van het Indonesisch Instituut voor Rubberonderzoek (I.N.I.R.O.) te Bogor, zulks tijdens het Europese verlof van de huidige Directeur Dr. Ir.

G. J. van der Bie.

Dr. de Decker is sedert 1949 Verbünden aan de Rubber- Stichting, waar hij sedert 1 Januari 1950 Directeur van de Afdeling Research is; hij blijft verbonden aan de Rubber- Stichting en hoopt zijn werkzaamheden te Delft in het voorjaar 1953 te hervatten.

Ir. P. Kooiman te Wageningen is bij beschikking van de Minister van Onderwijs, Künsten en Wetenschappen met ingang van 1 October 1952 benoemd tot wetenschappelijk ambtenaar bij de technische botanie aan de Technische Hogeschool te Delft. ★ * ★ Aan de Universiteit van Amsterdam is bevorderd tot doctor in de wis- en natuurkunde op proefschrift „Synthese en phy- sische constanten van enige 2. n-alkylnaphtalenen” de heer J. Stofberg, geboren te Amsterdam; idem, op proefschrift

„Pectine-omzettingen en pectine-fermenten in doyenne Bousock peren”, de heer C. Weurman, geboren te Surabaia; idem, met lof, op proefschrift „Theoretical aspects of X-ray crystal structure analysis”, de heer J. A. Goedkoop, geboren te Velzen. ★ * * Aan de Universiteit van Amsterdam zijn geslaagd voor het doctoraalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak scheikunde de heren J. Agterdenbos en H. R. Gravestein. * ★ *

Aan de Vrije Universiteit te Amsterdam zijn geslaagd voor het doctoraalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak scheikunde de heren R. Cirkel en B. W. Drost.

* * *

Aan de Technische Hoogeschool te Delft is bevorderd tot doctor in de technische wetenschap, op proefschrift „De molé- culaire destillatie als hulpmiddel bij het onderzoek van aard- olieresiduën”, de heer H. Booy, scheikundig ingénieur.

* * *

Aan de Technische Hogeschool te Delft zijn geslaagd voor het ingenieursexamen voor scheikundig ingénieur, mejuffrouw C. D. de Kruyff en de heren J. Alberts, J. M. van Assen, G. M. Baars, P. J. Bakker, A. G. van den Berg, W. B, A. Bod- laender, M. J. Brabers, C. A. M. van den Broek, J. Caspers, A. W. Drijfhout van Hoof, P. R. Dijksterhuis, J. Felsbourg, F. J. H. Fontein, H. de Iongh, W. A. de Jong (met lof), E. G.

Kill, W. L. L. M. Luijckx, J. W. A. M. Mulder, A. van Namen, J. Nijman, Ong Tjan Lie, H. Reens, F. A. de Roos, J. Stam, J. F. Stoutjesdijk, J. van der Sijs, C. B. H. Verbruggen, K. R.

Westerterp en C. F. Wijnman.

* * *

Aan de Technische Hogeschool te Delft zijn geslaagd voor het candidaatsexamen voor scheikundig ingénieur, de dames A. A. Knape, C. L. D. Kooy, L. A. Roos en M. A. van Weele en de heren J. Alberts, J. M. van Assen, P. van Berk, A. Bezemer, J. Biesot, H. Boekamp, J. J. Bruggemans, J. Brun, J. P. van Es, H. J. Fontein, J. M. H. Fortuin, J. Groot Wassink, J. J.

Hasselo, M. E. A. Hermans, L. W. Hessel (met lof), J. A. M.

ten Houte de Lange, E. H. Houwink, W. A. Klaassen, L. N.

Klinge, J. Koning, D. E. L. Kruyt, G. van Laar, Ng Tet Soei, A. Nilsson (met lof), Ong Tjing Gie, M. Oosting, H. Piso, J. A. Potting Simpelvelt, G. G. A. Punt, N. Rodenburg, S.

Rövekamp, J. Schippers, H. Schukking, E. H. Sielcken, A. P.

van Steenis, F. L. Steenks, J. J. Steggerda (met lof), L. A.

Stierman, S. K. Tamminga, Tn Eng Kie, F. Veenhof, J. A. van der Veken, C. G. Vermeulen, G. A. W. Vermeulen, H. J. A.

Vermijs, W. Versluijs, A. P. Vervaart, S. A. D. Visser, K. S.

de Vries (met lof), H. K. Vuijk, J. N. J. Winkens, A. J. Wubbe en P. H. W. Wijnands. * * *

Aan de Universiteit te Groningen is bevorderd tot doctor in de wis- en natuurkunde, op proefschrift „Structure and function of the sulphonyl group", de heer H. Kloosterziel, geboren te

Hattem. * * ★

Aan de Universiteit te Groningen is geslaagd voor het docto- raalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak scheikunde, de heer J. Hornstra (cum laude); idem, voor het candidaatsexamen wis- en natuurkunde, letetr f, de heer Y. de Feikema.

• * *

Aan de Universiteit te Groningen is geslaagd voor het candi- daatsexamen wis- en natuurkunde, letter 1, de heer J. Koekoek.

★ * ★

Aan de Universiteit te Leiden zijn geslaagd voor het docto- raalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak pharmacie, de dames M. van Noort en E. S. Troost (cum laude) en de heren J. Bos- nian en J. Vermet; idem, hoofdvak scheikunde, de heren P. L.

de Reeder, J. Schrama en J. L. J. Vliervoet.

* * *

Aan de Universiteit te Leiden is geslaagd voor het candi- daatsexamen wis- en natuurkunde, letter e, mejuffrouw E. J.

Boterenbrood; idem, zijn geslaagd, leter f, mejuffrouw B. van

(14)

Straaten en de heren M. S. Brouwer, J. A. Cras en F. van Dorp; idem, letter 1, mejuffrouw J. C. Iburg en de heren Han Giok Nion en Tan Boen Hie.

* * ★

Aan de Universiteit te Leiden zijn geslaagd voor het candi- daatsexamen wis- en natuurkunde, letter f, de heren R. E.

Adney, C. P. Auwerda, J. J. J. Drost, J. P. Goddijn, K. A. van Immerzaal en H. W. Kouwenhoven.

Aan de Universiteit te Utrecht is bevorderd tot doctor in de wis- en natuurkunde op proefschrift „Het ladingsnulpunt van zilverjodide , de heer J. A. W. van Laar, geboren te Terborg;

idem, cum laude, op proefschrift „Directe metingen van van der Waals-krachten , de heer M. J. Sparnaay, geboren te Amers- foort.

Aan de Universiteit te Utrecht is bevorderd tot apotheker de heer Kho Kie Bo.

* * *

Aan de Universiteit te Utrecht zijn geslaagd voor het docto- raalexamen wis- en natuurkunde, hoofdvak scheikunde, de heren J. M. Hoekman en I. Mulder (cum laude); idem, is geslaagd voor het candidaatsexamen wis- en natuurkunde, letter e, de heer J. J. P. v. d. Kind; idem, letter 1, de dames G. K. N. Ie en E. Puister en de heer H. J. G. den Boer.

<rÜer&nicfinqi4ni&uwö Mededelingen van het Secretariat ( s-Gravenhage, Lange Voorhout 5, tel. 110744,

postrekening 7680).

Nieuwe leden.

Het in het Chemisch Weekblad van 17 Mei 1952 onder 256 genoemde candidaat-lid is thans aangenomen als buitengewoon lid van de Nederlandse Chemische Vereniging.

Examens voor Analyst Botanisch Analystexamen, eerste en tweede gedeelte (I en II F).

Voor de oproep voor bovengenoemde examens wordt ver- wezen naar Chem. Weekblad van 28 Juni, biz. 466 en 467.

Secties

Sectie voor Physische Chemie en Kolloïdchemie.

Op 31 December 1952 treden als secretarissen van de Sectie voor Physische Chemie en Kolloïdchemie af Dr. C. La Lau en Dr. J. H. van Santen.

Het bestuur stelt voor op de vergadering van 30 Juli a.s. als opvolgers te benoemen:

Drs. H. J. Tadema te Amsterdam en Dr. J. L. Meijering te Eindhoven.

Commissies

Commissie voor Uitgebreidere Theoretische Kennis (Commissie U.T.K.).

De opgaven van de in Juni 1952 gehouden tentamens in Uitgebreidere Theoretische Kennis zijn, voor zover de voorraad strekt, voor belanghebbenden verkrijgbaar na ontvangst van / 0.15 per exemplaar op postrekening 7680 van de Nederlandse Chemische Vereniging te ’s-Gravenhage. S.v.p. duidelijk opgeven welk vak men wenst te ontvangen.

Mededelingen van verwante verenigingen Students' essay prize competition 1952,

De prijs van 20 guineas voor de „Students’ essay prize competition 1952”, is gewonnen door de heer John C. Wright (student lid). De bekroonde verhandeling zal in het September- nummer van het Bulletin worden gepubliceerd.

Students' essay prize competition 1953.

Voor 1953 worden twee prijzen van 20 guineas uitgeloofd.

Aan deze prijsvraag kunnen aile student-leden en geassocieer- de leden van 17 tot 25 jaar, van plaatselijke secties, deelnemen.

Verhandelingen moeten in de Engelse taal met dubbele regel- tussenruimte zijn getypt en 2500 tot max. 3500 woorden om- vatten.

Het onderwerp is ter keuze van de mededingers, behoudens dat onderwerpen uitsluitend betrekking hebben op extractie en ijzermetallurgie zijn uitgesloten. Verhandelingen dienen te Wor- den ingezonden aan: The Secretary, The Institute of Metals, 4 Grosvenor Gardens, London S.W. 1 en uiterlijk Donderdag 1 Januari 1953 te zijn ontvangen. Zij dienen vergezeld te gaan van een door de mededing(st)er getekende verklaring, dat de verhandeling geheel haar of zijn eigen werk is, terwijl duidelijk vermeld moet worden welke tekeningen, foto’s etc., uit naam van haar of hem zijn gemaakt.

De prijswinnaars zullen als gasten van de Council worden uitgenodigd aan een lunch welke in Maart 1953 in Londen zal plaats vinden.

Zij ontvangen hun prijzen uit handen van de President bij de uitreiking der door het Instituut toegekende médaillés.

Union Internationale de Chimie pure et appliqué.

Bijeenkomst Analytische Sectie Oxford 4—9 September 1952.

De eerstvolgende bijeenkomst van bovengenoemde Sectie, het Sectiecomité en de Commissies *) zal blijkens een zo juist ont- vangen voorlopige mededeling van de Sectie-secretaris tegelijk met het Congres over Analytische Chemie (4—9 September 1952) in Oxford worden gehouden.

*) Voor nadere gegevens over deze commissies zie Chem.

Weekblad blz. 517.

Gesellschaft Deutscher Chemiker.

Chemie-Dozenten-Tagungen 1952.

De Gesellschaft Deutscher Chemiker zal de regionale „Do- zententagungen”, welke vroeger geregeld plaats vonden, weer in ere herstellen.

Van 26 tot 28 September zal in Brunswijk een Nordwest- deutsche Chemie-Dozenten-Tagung worden gehouden waarbij op 26 September des middags een van ’t Hoff-herdenking plaats heeft.

Van 6 tot 8 October zal in Freiburg een Südwestdeutsche Chemie-Dozenten-Tagung worden gehouden.

Deze bijeenkomsten zullen een intiem karakter hebben, waar- voor samenvattende voordrachten minder gewenst zijn, doch bij voorkeur körte mededelingen in aanmerking komen.

Nederlandse chemici worden vriendelijk uitgenodigd aan deze bijeenkomsten deel te nemen, ook indien zij niet van plan zijn mededelingen te doen.

Over ev. mededelingen wordt verzocht voor 1 Augustus 1952 bericht te zenden aan Prof. Dr. R. Suhrmann, Physikal.-Chem.

Institut der Technische Hochschule, (20b) Braunschweig, Wodanstrasse 42, resp. aan Prof. Dr. R. Mecke, Physikal.-Chem.

Institut der Universität, (17b) Freiburg i. Br., Hebelstrasse 38.

Mededelingen van verschillende aard 4e Internationaal Kunststoffencongres.

27 September—9 October 1952 te Turijn.

Het vierde Internationale Kunststoffencongres, dat van 27 September tot 9 October 1952 te Turijn zal worden gehouden, zal wederom gewijd zijn aan „De standaardisatie van Kunst- stoffen”, terwijl bijzondere aandacht aan de practische toepas- singen zal worden gegeven.

Dit congres valt samen met een vijftal internationale tentoon- stellingen over Kunststoffen, „Engineering”, „Agricultural Engi- neering”, Kinematografische en fotografische techniek en Foto- grafische kunst.

Het adres van het Secretariaat is: Salone Internazionale della Technica. IV Congresso Internazionale delle Materie Plastiche, 20 via Massena, Torino, Italia.

De inschrijvingsprijs is 10000 lire en voor ieder familielid 6000 lire.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Ook in Engeland heeft men ervaring op technische schaal (ICI). In de laatste tien jaar is de belangstelling in Ame- rika sterk toegenomen en is door het Bureau of Mines

Ik heb getracht U te schetsen hoe in de achttiende eeuw deze vier elementen stuk voor stuk van hun ereplaats werden afgestoten, hoe Black aantoonde dat er niet één aarde was, maar

lijkheid.. Fourier-synthese F vervangen is door F'. waarbij F&#34; de structuurfactor voor de ge- inverteerde structuur voorstelt. Chemische over- wegingen moeten dan

Sommige verbindingen zullen een uitgesproken covalent karakter hebben, andere kunnen nagenoeg volledig ionisch (ook wel &#34;heteropolair&#34;) zijn. Jammer genoeg is

hyde kunsthars · of albertol (in olie oplosbaar) zoals in de verftechniek wel gebruikt wordt en waaraan een bepaalde hoeveelheid colophonium is · toegevoegd, werd

Niet alleen op deze terreinen maar ook geologisch , a rcheologisch en botanisch is Limburg geheel ver- schillend van de overige gewesten , terwijl Zuid- Limburg

dat het Hare Majesteit de Koningin heeft behaagd aan de Nederlandse Chemische Vereniging toestemming te verlenen tot het voeren van het praedicaat &#34;Koninklijke&#34;, zodat de

Met afgeschermde kabels kunnen zowel meet- cellen voor het meten van vloeistoffen als van vaste stoffen worden aangesloten.. Koninklijke/Shen~